LEIDSÖH DAGBLAD, Donderdag- 28 November. Tweede Blad. Anno 1912. Buitenlandseh Overzicht. Tweeae Kamer, Kunst, letteren, enz. Faillissementen. FEUILLETON. De Ridder van „De Diepe Helle." jffo. 16189. De Duitsohe Rijksdagis weer bijeen. Langen tijd zijn de afgevaardigden niet bij elkaar geweest omdat het der Duitsche bureaucratie het beet dunkt om alleen de zaken op te knappen. Ook de meest belangrijke kwesties zooals de vleéschnood o. m. 't Is legrijpélijk, dat een interpellatie hieromtrent zal worden ge houden. Da Luitenlandsehe politiek zal een niet Onbelangrijk d'eel der besprekingen uit maken, Sociaal-demooraten ©n nationaal- Jiberalen hebben hierover den minister ge ïnterpelleerd en gisteren heeft de rijkskan selier antwoord op die vragen gegeven. If ij verklaarde: ,.Ik ben bereid, de interpellaties in de eerste dagen van de volgende week te be antwoordden. Ook ik hecht er waarde aan, om den Rijksdag zoo spoedig mógelijk uit- duitsel te geven." Op de interpellatie der sociaal-democra ten nopens de duurte, heeft de rijkskanse lier geantwoord: „De regeering erkent volkomen, dat het bmnogelijk is de duurte, die op een inter nationaal versoliijnsel berust, weg te né men. Wij blijven van meening, dat wij de iVoorziening van heb Duitsche volk van le vensmiddelen die door het binnenland ^ijn geproduceerd, als iets wat noodwendig is moeten in stand ouden, zoowel in het be lang van onze politieke onafhankelijkheid als om den bloea van onzen landbouw te bevorderen en duurzaam te maken, en dat .wij derhalve in geen enkele handelwijze kunnen treden, die den Duitschen land bouw in gevaar brengt. Deze voorden lokten applaus, uit aan de rechterzijde, waar de aanhang der land jonkers zit, dooh links deed een luid gesie •hooren. De sociaal-democraten stelden daarop een motie voor, dat de behandeling van het vraagstuk der duurte door den rijks-, kanselier niet in overeenstemming was met <le zienswijze van den Rijksdag. Na een lang debat over de kwestie of het reglement van orde een zoodanige motie toeliet werd de stemming over die kwestie verdaagd. De Marokk o-g esohiedenis be hoort nu geheel tot het verleden. Ook Spanje en Frankrijk hebben thans het ver drag geteekend. Gistermiddag heeft de «aak haar beslag gekregen. Nu is aan Frankrijk het werk van het herstel der orde. Daar zijn ze al lang mee bezig en of het veel opschiet is de vraag. Ze hebben thans weer eens een overwdn- niükje behaald. Te Mazagan heeft de ken lonne van Mangin den vijand, die ter sterkte van" 7000 man samengesohoold was, uiteengejaagd. Er werden vier man aan o'Fransehen kant gewond, onder wie een officier. l>e Joden hebben het in Rusland nog al tijd zwaar te verantwoorden. Daar is liet zelfs met dubbele consumptie-prijzen niet goedgemaakt. Een poos geleden werd te Kief een knaap vermoord. Dat was, zei de ambtenaar van het openbaar ministerie, het werk van de Joden. Het was bëpaa'd een ritueele moord. In die richting moest dus gezocht. De chef der recherche te Kief Mistjoek, was van andere meening. Volgens hem was de moord bedreven om een J o- d e n v e r v o 1 g i n g uit te lokken. Hij slaagde er zelfs in, bewijzen voor deze op vatting bijeen te brengen. Dat was echte? niet naar den zin van Brandorf, den too* noemden ambtenaar. Dezeh immers was het niet te doen om de waarheid, maar al leen om het koelen van zijn haat jegens ile Joden. En in stede dat de ambtenaar van politie geprezen werd om zijn ijver, die tot de ontdekking van de ware moor denaars kon leiden, werd hij ontslagen en werd tegen hem en eenige zijner beambten zelfs een proces begonnen wegens vervaf- Bcliing van bewijsstukken. -- Mistjoek is thans door de rechtbank 'te Kief van deze beschuldiging vrijgesproken Maar intussehen zit de wegens den moord in hechtenis genomen Jood nog steeds in de gevangenis. Dat zijn Slaviërs, hetzelfde ras dat in Turkije optreedt voor de onderdrukten. Men ziet, dat ze het zelf niet nauw nemen met de rechten van hun medemensch en ev niet tegen op zien, die te pijnigen en te kwellen. Indischebegrooting. In de zitting van "gisteren kwam de heer H u g e n h o 11 z bij de afd. personeel van de arbeidsinspectie en koeliewezen op te gen het niet publiceeren hier te lande van i de verslagen betreffende de arbeidsinspec tie, die in Indië wel verschenen zijn. Spre ker ziet hierin een machinatie. Naar aanleiding van het protest van den heer Hugenholtz tegen het achterhouden van het verslag van de Arbeidsinspectie (uit welk verslag reeds in September de Indische bladen uittreksels bevatten) ant woordde de Minister, dat de Lands drukkerij in Indië verzuimd heeft de noo- dige exemplaren van bedoeld verslag aan het Departement van Koloniën te zenden. Deze mededeeling lokte nogal beweging uit en de heer Hugenholtz oordeelde, dat de Minister aan de Landsdrukkerij voor haar onbegrijpelijk verzuim een ge- duchten uitbrander moest toedienen. Een principieele be&pTeking van het opiumvraagstuk bleef uitgesteld tot behan deling van des heeren Bogaardts vroeger ingediende motie. Hierop kwam aan de orde de reorga nisatie van het Binnen- 1 a ndsoh Bestuur. De heer De Beaufort betoogt, dat de Kamer vrijheid moet behouden ten aan zien van de reorganisatie zelf, wanneer zij thans de gelden toestaat tot voorbereiding daarvan. De heer De Meester is teleurgesteld. Hij had gedacht een reorganisatie te zullen aanschouwen en nu is het slechts de voorbe reiding tot de reorganisatie. Een Regee- ringscommissaris zal worden uitgezonden om de zaak te onderzoeken. Op het oogen- blik valt dus over de zaak zelf niet te spre ken. De heer Bogaardt sluit zich bij den vorigen spreker aan. Spreker hoopte, dat het den Minister moge gelukken de zoozeer gewenschte reor ganisatie tot stand te brengen. De heer V e r h e y verklaart zich niet te vereenigen met de grondslagen van de reor ganisatie zooals die in de Memorie van Toe lichting zijn ontwikkeld. De vergadering werd verdaagd tot 'e avonds te acht uren. Avondvergadering van W o. e n s d a g. J u t i t i e-b e g r o o t i n g. De algemeene beschouwingen werden ge opend door den heer Van Sasseyan Y s s e 11, die den ijver van den Minister prees en vroeg om regeling van het testa mentair bewindvoerderschap bij particu liere wijziging van het B. W. De heer Yan Hamel meende, dat, (zoodra de Kamer eenigszins vrij is, aan de orde moeten komen ontwerpen op het gebied van strafrecht en straf vordering. Hij noemde o.a. de voorwaardelijke veroordee ling en de verzachting van de celstraf en hoopte op een herziening van de berechting van kinderen. Spr. vroeg voorts spoedige invoering van het gewijzigde militaire strafrecht. Wijzende op de voorgekomen vervalschmg van een reiapas, bepleitte hij invoering van de mogelijkheid tot opleg gen van geldboeten in plaats van gevange nisstraf in eenige speciale gevallen. Herzie ning van het B. W. is noodig ten opziohte- van de onrechtmatige daad, het huwelijks- goederenreoht en het erfrecht tusschen eohtgenooten. Voorts moet de Minister de herziening van liet zeereoht aanvatten, zoomede de regeling van de rechtspraak der ambtenaren en eenvoudige redactie van wetten ter hand nemen. Spr. klaagde over het onnoodig lastig vallen door de politie bij de uitvoering der zedelijkheids- wetten en lnj waarschuwde vooral tegen 't lichtvaardig betreden van woningen. De M i n i 3 t e r v a n J u s t i t -i e, er kentelijk voor de hem gebrachte hulde, betreurde, dat niemand hedenavond met open vizier den aanval in het voorloopig verslag op zijn beleid gedaan, had her haald. Over het ontwerp, door den heer Van Sasse van Ysselt bedoeld was de Mi nister met de betrekkelijke commissie van voorbereiding in ge dachten wisseling. Par tieel© herzieningen van het B. W. zouden Lij de werkwijze der Kamer verouderd zijn op het ooDcnblik, waarop zij in behande ling zouden komen. Voor zoover zijn de partement aangaat zorgt de Minister voor continuïteit in de wetgeving. Yoor par- tieele herziening van het strafrecht was de Minister huiverig. In gevallen, als door den heer Yan Hamel bedoeld, heeft de Minister nooit geaarzeld aan de Koningin gratie voor te stellen. De werking van de zedelijkheidswetten is buitengewoon meegevallen. Het hazard spel is neergeslagen; over de „Articles d'Amsterdam'1 kómen uit het buitenland geen klachten meer. De zedelijkheidswet ten waren geen partijwetten; het is 's Mi nisters grootste voldoening geweest, dat •de linkerzijde over de zedelijkheidswetten geen stemming heeft gevraagd, al zou het een politiek fortuintje zijn geweest als tij anders had gehandeld. De heer Limburg achtte zich door hetgeen de Minister zeide, genoopt tot spreken. Hij meende, dat een jurist aJa dezs Minister het toch wel eens moest zijn, dat ons burgerlijk recht met den dag meer veroudert en dat het op menig punt zoo langer niet meer gaat. Waar een eeniga- tzins uitvoerige herziening veel tijd zou koa. ten, moest de Minister maar alvast begin nen met de meest urgente zaken partieel te behandelen. De Minister verklaart daar na, dat er inderdaad voor het Burgerlijk Wetboek iets moet gebeuren; maar hoe? Daarvan weet hij op het oogenblik niets af. Heb -denkbeeld van de commissie wil hij ernstig overwegen. Bij de behandeling der artikelen werd art. 3 aangehouden tot Yrijdagavond, om dat daarbij dan de traktemenbsherriening van de departementsambtenaren zal wor den behandeld. De heer Yan Sasse van Ysselt klaagde over de hooge eischen voor het examen voor rijksklerk gesteld, bij de lage bezoldiging en de onmogelijkheid voor de betrokkenen om een meer behoorlijke positie te krijgen. De heer Duynstee spreekt over het feit, dat de waarnemende griffier van Je kantongerechten 3d© klasse niet voor zijn griffiersdienst wordt beloond. De heer Van Hamel drong er op aan geen jongelieden tot substituut-griffier te benoemen, wanneer men hen niet geschikt acht voor rechter, daar iemand, die eeni- gen tijd naar genoegen substituut-griffier is geweest, meent zekere aanspraak te hebben op de benoeming tot rechter. De Minister zeide, dat in de practijk nog niet gebleken is, dat de examens voor klerk te zwaar zijn en dat de waarneming van liet griffierschap in het algemeen be zoldigd worden moet. wanneer die waarne ming zeer lang duurt, maar dat daarvoor geen regeling is té maken. Het overige zal hij overwegen. Op een klacht van den heer Yan Sft63 0 van Ysselt over de cir culaire, die de uitbetaling van get ui gen- gelden voortaan bij de griffie brengt, wat g-rooten last ter griffie zou brengen, ant woordde de Minister, dat doe oirou- laire haar oorzaak vindt in de vele mis bruiken, die het gevolg waren van de be staande regeling, nl. in de kortingen, die werden genomen door de beambten, met de uitbetaling belast. Van den heer Yan Hamel zegde de Mi- nieter alsnog overweging toe van den wensch, om de toelagen aan de procureurs generaal voor diensten, als directeur van politie bewezen, af te schaffen. Op een klacht, door den heer Yan Ha mel geuit over te lage bezoldiging van de rijksveldwachters, antwoordde de Minister, dat de salarissen in 1910 zijn hertien en dat er steeds zeer talrijke sollicitanten zijn, terwijl een opmerking over de beslissing of een gedebineérde een stervende bloed verwant mag bezoeken, door den Minister beantwoord werd met een verwijzing naar zijn memorie van antwoord. Daarna word te twaalf uren, nadat was gebleken dab de lieer Van Hamel nog veel te zeggen had, de vergadering gesloten. Beroepsziektewët. Ingediend is een wetsontwerp tot wette lijke verzekering van arbeiders tegen gel delijke gevolgen van beroepsziekten. De uitslag iu het district Ommen. „De Nieuwe Courant" zegt: Heb meest treffende in den uitslag vah de verkiezing in Ommen is wel, dat hier door binnen een maand voor de tweede maal het beginsel zelf van de rechtsche coalitie in het hart wordt getroffen. Daarvan valt thans niets meer af te doen, nu dr. Kuyper de candidatuur-Bichon op do Scherpste wijze dag aan dag heeft geteekend als aan „het kabineb'j, d. i. aan de ooalitie vijandig; nu de Christelijk-historische Unie en „De Ne derlander" deze pp vatting hebben gesanction- neerd door (zij het tamelijk laat) den anti- revolutionnair Von der Vegte tegen den hun veel nader ©taanden mr. Biolion aan ta be velen en nu de vrijhandels-kwestie, na de eenigszins vage verklaringen van dezen can- didaat, in zijn verkiezing een hoewel niet onbelangrijke, toch secundaire rol heeft ver vuld. De Christelijk-historische Unie heeft althans in Ommen blijkbaar geen maoht hoegenaamd om haar geestverwanten te nopen tot medewerking pan een politiek, welke hun mishaagt. Toch is die politiek do samen werking bij de stembus van Christelijk- Hislorisohen, Roomsohen en Anti-revolution- nairen, de grondslag alzoo, waarop de ge- heelo tegenwoordige meerderheid en het mi nisterie berust. Als toeken des tijds, een halfjaar voor de algemeene verkiezingen, is deze herhaal de „bye-eleotion" van groote betoekonis. Zij bewijst, dat groote s oh aren rechtsche kiezers de coalitie moede zijn, zóó moede, dat zij er niet tegen opzien al an hun weerzin het politieke overwicht der tegenwoordige rech terzijde op te offeren. Voor liberalen had. de candidatuur van, mr, Biehon, vooral na zijn redevoeringen, op zichzelf weinig aantrekkelijks. Als po litiek verschijnsel is zijn verkiezing voor hen .zeer bemoedigend. In de Kamer zal de taak van den gekozene voorshands niet benijdenswaardig zijn. Of zijn boenen sterk genoog zullen zijn ora de hem daar wachtende „weelde" te dragen, daarvan zal reeds binnen korten tijd in het politieke debat iete kunnen blijken. „De Rotterdammer" geeft in de volgende driester zijn oordeel „Ook thans liep Ommen mïs. Hooge politieke betoekenis kan aan don uit slag niet wordon toegekend. Daarvoor ontbrak in dezen kamp te zeer elk serieus element. Evenwel is daarom Bi oh on's victorie niet ionder alle beteekonis. Zij predikt de macht van den haat, van Verdachtmaking »n de politieke klaplooperij. Alle man van de vrije gedachte, alles wat echt vrijzinnig voelde, alle minnaars van maatschappelijke hervorming, vereenigden zich bij eerste stemming op Biehon, die ver klaarde in sociale aangelegenheden heb dichtst bij mr. Van Idsinga te staan. De blinde haat tegen de coalitie, tegen do reohterzijde, tegen Kuyper, -leidden tot dit parasitisch bedrijf. Heb is wellicht goed dat wij, met 1913 in 'b zicht, herinnerd worden aan hetgeen on edele passie vermag," „De Tijd" schrijft: De beteekenis dezer verkiezing roikb na tuurlijk over de grenzen van het distriot heen, maar zij zal eerst later kunnen worden vastgesteld. Immers, het is na Ede, maar nu nog meer na Ommen duidelijk geworden, dat op do ...ding der Chris tel ij k-Historische partij by verkiezingen niet meer te rekenen valt en dat bij de nu volgende afspraken hierop dient te worden gerekend. Ook de liberale partijen zullen dat ongetwijfeld doem Dat zij zich zeiven daarmee in de grootete verlegenheid brengen schijnt daar niet te hinderen, „Heb Centrum"! De zwakke aanbeveling, Welke op heb leatsb heb hoofdbestuur en het hoofdorgaan der ckristelijk-historisc'hen voor den anti-re- volutionnolren candidaat ten beste gaven," heefb ook slechte een zwakke uitwerking gehad. De tegenstander, die thans mr. Van dör Vegte den 2)0tel betwistte, kreeg maar 126 stemmen minder, dan baron Mackay op 28 October. Die stemmen kwamen echter niet ten goede öan den anti-revolutiotnnaixen oandidaat die er op tien na evenveel kroag als bij herstemming maar bleven eenvoudig onuit gebracht Vermoedelijk maken die goede honderd dn kern uit der C.-H. krachten in het district, terwijl de overigen zich om organisatie en discipline weinig bekommeren en met niet minder ijver stemmen op een man als den heer Biehon van IJsselmonde, die geheel den indruk maakb van een politieke „wilde" te zijn, dan op een canclidaab als baron Mackay. Dit is een der belangrijkste kantdn van deze verkiezing. En de vraag rijab daarbij vanzelf: of deze gesteltenis der O.-H. fractie zich be paalt tot Ommen, of ook buiten het district wordt gevonden? Eenige zekerheid -zal dienaangaande Ver kregen moeten worden, „De Standaard" zegb aan het slot van haar persoverzicht: Ommen is voorloopig nog niet van de baan; daar is wat gebeurde dan ook te belangrijk voor. School voor K u nstn ij verheid Haarlem. Wegens de voortdurende toename van leerlingen, die voor heb bouwkundig vak wenschen te worden opgeleid, zal het on derwijs der bouwkundige afdeeling voor den cursus 1913 weder een aanzienlijke uit breiding ondergaan. Werden de beicle eerste klassen ten be hoeve vau het voorbereidend onderwijs •dezer afdeeling, reeds over 1912 op dege lijke grondslagen gevestigd, over 1913 zal fciüka eveneens voor de beide daaropvolgen de 3de en 4de klasse, plaats hebben zoodat de leerlingen, die deze vier klassen met vrucht hebben doorloop en, de zeker heid hebben in de praktijk nuttige diensten te kunnen bewijzen, en, ofschoon het aeöthetisch karakter van af heb begin heb onderwijs blijft beheersohen, zal later een vijfde klasse daaraan worden toegevoegd, om in het bijzonder het meer decoratieve interieur en de compositie te behandelen. Tevens zal een praktische werkplaats uit sluitend voor de eerstgenoemde klasse der afdeeling houtbewerking worden ingericht. De directie stelt alle mogelijke pogingen in het werk om da bouwkundige afdeeling op de meest degelijke en praktisch© wijze in te richten en vleit zich daardoor aan de hooge eischen, die men heden ten dage aan de opleiding der bouwkundigen stelt, te gemoet te komen. De nieuwe cursus zal 6 Januari weder beginnen. „Van oude V oy agiën." „Van oude Voyagiëu." Op weg naar Indië, door dr. M. G. de Boer, is een boek met oude prenten, gedrukt vau clichés, die genomen zijn van bestaande kopergravures met die typische onde bijschriften.' Vroeger warden van oude journalen, reis beschrijvingen uitgegeven, welke boekjes ech ter firi'ootcndeels vetrdwenen zijn en nog maar in het bezit van enkele liefhebbers. Deze te doan herleven is de badoeling dezer .uitgave. Uitg. H. Meulenhoff, Amsterdam. „Uit de jeugd van Kees Kol vang.'' „Uit de jeugd van Kees Kolvdng", dooir Ch. Krienen, geïllustreerd door J. H. de Bruin, is oen boek voor jongens, en een goed! Natuurlijk vindt men cr do noodigo jon gensstreken in, zooals het behoort. Ma-al* ook andere bewoners van het dorp schijnen behagen te scheppen om zoo nu en dan. eens een jolige streek uit te halen en daar om kan het ook door andere gelezen wqir- den, want het luimige wordt zoo nu ein dan door moer ernstige lectuur varvangeïi^ Uitg. A. W. Bruna Zn., Utrecht. „Marguerite Bianca." „Marguerite Bianoa", doocr A. O. Kuipen, La een uitnemend meisjesboek! Met recht wordt er in den titel op gewezen, dat het de schrijfster van „Anneke" is, die dit boek schreef, omdat het 'n goede aanbeveling is. Het is de geschiedenis van een Hollandse-K meisje, wier moeder van Franscke afkomst is, uitnemend geschrevenA. O. Kuiper heeft een gave om personen te beschrijven en ze als het ware voor ons te doen verschijnen,.: En de noodige humor ontbreekt ook niat! Een boek, dat wij met genoegen laizeft en in vele meisjeshanden hopen te zien.; Uitg. Scheltens Giltay, Amsterdam- Pjren ten b oeken. „In het Speelgoediand", met plaatjes ëU rijmpjes door Signe Aspelin. Ook weer een van die boeken met platen in kleuren en versjes, waarmede men zoo wol jongeni» als meisjes langen tijd „zoet" kan houden, omdat er veel bij ta vertellen valt. Zoo is van hetzelfde genie „Het Pren tenboek der Sporten." In dit prentenboek wordt de sport ver tegenwoordigd, waarvan de vliegmachine wiel het leeuwenaandeel heoft. Ook hiervan zal de jeugd wel pleirior hebban. Zijn deze beide prentenboeken in grootj formaat, van bescheidener omvang is „De Fabelen van La Fontaine." Aangekleede dieren, die in de fabelen voor komen, zijn hier oen welkom onderwerp voor de gekleurde platen. "Wie daarvan houdt, schaffo zich dit boek aan, dab wij voor „meergevorderden" on dei' onze kindertjes zeer geschikt achten. Uitgave dezer drie prentenboeken: J. F. van de Ven, Baam. Wij ontvingen ter recensie: B. Rietman. Strafrecht een Volksrecht. Uitg. C. L. G-. Vcldt, Den Haag. Afschaffing groentijd. „Pro en Contra." J. O. Oetom Vakbeweging en do politieke strijd. Beide uitg. Hollandia-Drukkerij, Baarn. De Naamlooze Vennootschap Bouwmaat schappij „Meleager", directeur J. A. vau Lit, gevestigd te Amsterdam. G. J. Uleman, haarwerker, te Amster dam. A. C. Eversdijk, rentenier, te Voorst. DOOR JOSEF COHEN. (Nadruk verboden Slot) De rijdende ridders waren verborgen achter bosch en struikgewas. Over de hei de snelde nu de drom der edel vrouwen, en écn hare keek op naar den toren. Uit de verte herkende de starende man haar niet. Be gedaante legde wederom de hand op zijn schouder. „Let op die vrouw," beval hij. Ze reed een weinig gescheiden van de anderen, en hij bemerkte, dat zij, onder 't rijden naar hem omkeek. Haar paard bleef achter. De anderen renden vooruit. Zij zette haar ros aan, om de anderen in te halen, en bij den hol struikelde het dier en hals-over-kop viel zij neer, terwijl de jaebtgenooten haar al vele spannen vóór waren, en niet wisten, welk ongeluk er was geschied. „Vorig jaar was heb je zoon, nu ie het je vrouw". „Mijn vrouw?" kreet de ridder van „De Diepe Helle." „De vrouw, die je hebt liefgehad, is dood. Wacht het derde jaar". Om zijn kasteel liet de ridder een hoo- gen muur bouwen, hooger dan de toren zoo dat geen oog spieden kon, wat daarachter geschiedde. Een vol jaar liet hij werken aan. de opstapeling der steenen, en honderden knechten sloegen het reusachtig bouwstuk op. Nooit reed de ridder van „De Diepe Helle'' uit. Hij was een grijs man geworden, en hij werd gekweld door vrees. lederen nacht werd hij opgeschrikt door een benauwden droomhij richtte zich op en luisterde naar de roerloosheid van den nacht, die voor hem angstwekkende geluiden en verschij ningen borg. Hij hield zijn gelaat in zijn handen, om niets meer te zien, doch tus schen zijn vingers en zijn gesloten oogen drongen zich de nevelen van zijn vrees, en hjj sidderde, wanneer hij dacht aan den vreeselijken dag, die naderde, als de scha duw van den avond het licht van den dag. Daar hij bemerkte, dat de muur hoog was, werd hij. geleidelijk minder bevreesd, en hij lachte, als hij den angst van zijn wezeu met logica ging peilen... Toch kon hij de plotselinge vrees niet verjagen, al overwon zijn geest de vage droefgeestig heid, die hem zoo langen tijd had bevangen. Die schrik kwam vooral des avonds: dan meende hij, dat zich de hand des vreemde linge op zijn schouder legde, gelijk reeds tweemaal... Weken, maanden gingen voorbij. En de dreigende dag brak eindelijk aan. In den vroegen ochtend beval de ridder van „De Diepe Helle" zijn knechten plaats te nemen op de muren en te spieden in heb land. Wanneer iemand naderde, moesten tij hem met geweld beletten binnen te dringen; zij mochten niet wijken van den muur en in geen geval terugzien. Hijzelf ging naar de zaal, en hij wierp zich plat ter aarde, het gelaat met beide handen bedekkend. De wachters bleven op den muur, en zij riepen met schorre stemmen, dat niemand naderen zou, tot ten laatste rondom het kasteel alles ver laten was, en zij zagen in de leege vlakte, waar geen mensch was. Toch bleef de ridder niet lang eenzaam. Sluipende trad iemand naderbij en knielde naast hem. „Al wil je niet weten, ridder van „De Diepe Helle", dat ik hier ben, en al sluit je je 00gen. voor 't noodlot., dat je wacht, toch zal de vloek, over je uitgesproken, in vervulling komen... vandaag nog". De ridder verhief zioh in zijn volle lengte. „Het kan niet", schreeuwde hij triom fantelijk. „Zie naar de wrrchters op den muur, hoor naar de stilte, geen mensch dringb binnen." „Het kan." En niets anders zeide de ander. En de avond van dezen dag kwam, zoo- als de dag zelf gekomen was. Het licht week uit den hemel en de lucht werd blind. Toen ging do ridder van „De Diepe Helle" uit de zaal, daar lnj dorstig ge worden wasj en aan den vijver wat wilde drinken. Hij liep met langzame passen: eeu oud man. Het was hem, of hem een schaduw volgde. Hij stond stil.Het was het vreem de spel zijner inbeelding. De wachters waakten bij de muren. Zij hadden hem den riig toegewend, zij staar den voor zich uit, niemand kon naderen. De ridder bukte zich om te drinken. De hand legde zich op zijn schouder, on zijn hoofd boog zich tot aan den water* spiegel. En toen vreesde hij, zooals nooit een mensch op aarde. Hij zag in het avondschemerendc water zijn eigen beeltenis, zijn eigen wreed ge laat. „Ge hebt uzèlf ontmoet op dezen dag,'"1 riep plechtig een stem, „en do Dood wacht u." De ridder van „De Diepe Helle" zonk in den vijver. De wachters waakten óp de muren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5