Over brieven en pakjes. Het nieuwe Buitsche opera gebouw te Cbariottenbnrg, waarvan de plechtige opening deu Ssten November plaats had. j,Dé poort is open. Worp Hein in den toren en' sluit do deutren. Hij zal den hongerdood stérven." „Genade", beefde de grijsaard- Zij grepen Hom vast/ en duwden Hem voort- Het meisje, dat tot dusver Had gewacht, .bleef een oogwenk maar, roerloos staan. Nog j eenmaal zag zo om'. Toen verdween zij in Üo peillooze 'diepte van Het uitgestrekte woud. Dien zelfden avond zat in de schemering ÏÏOr hooge zaal Claire alleen in den. hoo- gen schemel bij' liet venster. Zij wachtte haar beminde en meende ieder oogenblik, dat zij Hem op den weg zou zien, wuivend met de band. Iedere glinstering, die het late ionlicht nog too ver de over de vlakte, was voor Haar Het glanzen: Van zijn Harnas, en iedëT geluid de klank van paardenhoeven, die, tegelmatig-snel, naderbij! kwamen- Een dienaar trad binnen. „Etr staat een1 Vrouw aan de poort', die u .wil opreken." „Mij iwil spreken?" Zij verhief zioh1 van haar zetel. Gehuld jn een sluier, die haar gelaat bedekte, wankelde een jong meisje naar haar toe, en viel neer op haar knieën- „Genadel Genade!" smeekte ze. „Voor mijn .Vader En' zij vertelde, hoe zij thuisgekomen was, vroeg in den ochtend, en hoe men haar ▼ader mede had gesleurd n&ar den toren, om er den hongerdood te sterven- Doch niet 'eprak zij er over, dat de ridder van Ruur loo een onmeedoogend man was, zonder hart én ztonder gew'eten, die haar trouweloos had .Verlaten, en nu met valsche woorden de liefde van Clairo zocht 'dit geheim verborg ze. En de jonge gïa-vin Zeker van haar macht beloofde haar, dat ze dienzelfden avond, Biet Haar verloofde nog zou spreken- Bij het hooren, Vaax 'dezie woorden dat de ridder komen: zou, 'dienzelfden avond trok ze dén sluier vaster over het donkere hoofd, en zonder knik of groet vluchtte ze Weg- Zij légde zich neer bij een soört berm, •en heu,veltje Waar een hooge beuk stond, wiens' takken al in djen vroegen avond diepe duisternis deden .grenzen aan het weifelend licht rondom. Daar waakte ze, tot ze de stem ,van den Iridder hoorde, die zijn paard aanzette tot meerdelen spoed. Het jonge meisje bleef lig gen lang uitgestrekt, tot alle geluid was ver vaagd en slechts de 'ruischende stilte van den schemer haar omtrilde. „Nu zal ze 'fc hem vragen," dacht ze, „en mijn vader is vrij, morgen als de zon op gaat." Zij verroerde zich' niet. Eindelijk, steeds nog angstig luisterend, stond ze op, en met sluipenden tred ging ze den nacht in, naai de bron Zij zaig, toon, zij 's morgens ontwaakte, uit de vórto, dat de 'dorpelingen er zich' verzamelden," „Ze wachten op mij op mij", peinsde ze. „Laat ik hier blijven.... straks zullen zo mijn vader loslaten." De vrouwen en mannen weken echter niet- Het werd middag, avondnog had de ridder de gevangenisdeur niet geopend. Esther bleef, tot het nacht werd, haar plaats behouden. Slechts naar één gedachte lichtten zich de stroomingen van haar geest haar vader leed dorst en honger, en zij kon hem piet bereiken.. Drie 'dagen en nachten achter elkander verliet ze 'de plek niet dan ?s nachtsZij sloop naar de bron, en schepte water in 't kleine, steenen kruikje, dat ze uit haar huis had gehaaldDen vierden dag begreep ze, 'dat haar vader niet teru^ zou komen en den hongerdood zou sterven. "Wat ze niet wist, was, dat de jonge ridder zijn. bruid had beloofd den ouden man .vrij te laten: uit wreedheid alleen had hij zijn belofte niet Vervuld, en Claire ge loofde jn hem, en op den bruiloftsdag, die aanstonds .was» zou ze hem nog dankbaar ge stemd zijn, dat hij aan haar, verzoek lia;d voldaan. Er ,was bruiloft in Het kasteel van Bronck- horst. Geen Gcldersch edelman, of hij was genoodigd, ,en luide klonken 'de stemmen en liederen, eu het glas 'werd geheven, en men riep het geluk toe aan bruid en bruidegom. Zonder dat iemand het had gemerkt, was er een vrou,w, gekleed in zwart gewaad, bin nengeslopen, en ze stond tegen den wand, geluidloos, nis ware ze een schrikbeeld. En eensklaps verstomde het woeste feest- gedruiscli, en een stilte daalde neer in de» zaal, en een angst beving allen, De vrouw, naderde en, stond bij het jonge bruidspaar. „Vrees niet," zeide ze en haar stem klonk gesmoord, als was ze ver verwijderd „ik kom Van verre, en heb gehoord' van 't hooge feest, dat hier wordt gevierd. Om dat ik in staat ben hot lot van menschen in hun hand' te lezen, beu ik Hierheen ge komen, en ik vraag u, jonge ridder, uw hand (neder te leggen op de tafel, de palm naar boven." Lachend deed de ridder, wat de vrouw hem had gezegd. Zij boog zich over hem heen- „Nooit hebt gij deu Dood gevreesd," riep ze plechtig, „en de Dood zal u vooreerst spa ren, maar in eenzaamheid zult ge leven- Nooit zult ge met uw jonge vrouw samen gaan, maar nadat ik hier ben vertrokken, zult ge uw paard bestijgen en wegrennen als een razende. Nooit zult ge in dit land terugkomen." De edelman lachte luid- „Dat is wat fraais, wat ge me daar zegt, J wijf. Ik zou niet..," Ze ploeg den sluier van haar gelaat. „Esther", ;riep hij- „Ja, Esther! Je hebt mij verraden pn mijn vader laten, sterven. Nu wacht je mijn wraak." Zij sloeg haar armen om hem heen en kuste hem. „Raak geen menseh meer aan, ridder van Ruurloo! Zadel uw paard, zooals ik heb ge zegd. Ik ben melaatsch en ik heb jou mijn melaatscliheid medegegeven. Zeg je vrouw geen vaarwel, verlaat de zaal- Vloek over jou." Hij stond op, wankelde tot aan de poort. Vóór zijn vrouw tijd had zich te ver. heffen en hem te naderen, vluchtte hij weg en buiten sprong hij op zijn paard. „Alles is uitgékomen, zooals ik 't. heb ge zegd," riep 't jonge meisje. „Zie! geen mensch kan hem inhalen, niemand zal weten, waar hij is gebleven. Als een vergetent zal liij sterven, een melaatsche als ik ook." Niemand durfde haar aanraken. Zwijgend schreed ze uit do poort, en bij 't geluid van haal leprozen-klap weken de menscheó scliuw op zijde- Waar ide ridder van Ruurloo is gestor. ven, weet geen mensch' ter wereld- Welk een rustige tijd was het, aldus M. P. in de ,,Bode der Heldring-gestloh ten" toen men zooveel brieven niei schreef en ze ook niet ontving; toen de porto's zoo hoog waren, dat men er tegen op zag een brief te verzenden. Men fran keerde zijn brieven niet; wie ze ontving, had daarvoor het geltuk, het vrij hooge port te mogen betalen. Een almanak van het jaar 1837 meldt ons, dat de correspou den tie met het buitenland in ons land zeer goed geregeld was. Alle dagen kon men met de gewone post voor Arnhem, cbe daar om 5 uren aankwam,, brieven ver zenden naar Engeland, Frankrijk, Spanje, Portugal, Finland, Oostenrijk, Beieren Duitschland, Zwitserland, Italië, Turkije en de Levant. Dez-e waren aan een ge dwongen frankeering onderworpen. Deze brieven en ook die, welke men verkoos te frankeeren of te doen aanteekenen, moes ten een vol; uur vóór het vertrek van elk'- dagpost, en, voor de nachtposb 's avond- vóór tien uren aan het kantoor be Morgei worden. Geldspeciën mochten niet in de brieven gesloten, maar moesten afzonderlijk Vv 1 zonden worden en „gerecommandeerd" worden. Zij kostten' den afzender dubbel port en 5 pCt. van de afgezonden gelden Het schijnt', dat men ook toen reeds een soort van postwissels had, ten minste 'k vind de volgende bepaling: „Te verzenden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 20