LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag- >2 November. Eerste Blad. Anno 1912. Ko. 16167. Brieven uit Katwijk. FEUILLETON. INeen en Ja. Uit Lisse. - XLVIIL f' Wie mijner lezers heeft de3 zomers jich niet eens neergevlijd aan het Noord- .ee-slrand, en is, zij het dan ook op i m;u ot meer grooten afstand, niet meer- jiialen getuige geweest van de, laat ik 1 den juisten naam zeggen: onbezonnen- heid en roekeloosheid, waarmede dik- i wills baders van beiderlei kunne zich in"zee begeven en ophouden, de waar schuwingen van badpersoneel trotsee- lend, eigen leven en dat van anderen daarbij in de waagschaal stellende? Daar gaat geen seizoen voorbij of men hoort meermalen de klacht van dé badknechts, 'dat alle raadgevingen, op welke jvijze dan ook kenbaar gemaakt, zonder re sultaat blijven, terwijl de waaghalzen te kennen gevenj dat het zoo erg niet was. Maar niettegenstaande het dan, vol gens die baders, .„zoo erg niet was", vallen er bijna ieder jaar meermalen red dingen te constateeren, die niet noodig zouden zijn geweest, wanneer bijtijds ware geluisterd naar meer deskundigen reddingen, die dikwijls niet zonder groot gevaar voor eigen leven door het had- personeel worden bewerkstelligd. Nu zijn er wel bil politie-verordening ten deze voorschriften gegeven, bepa lingen gesteld in het belang van de vei ligheid, en moet bijvoorbeeld iedere on dernemer van een zeebad-inrichting in het bezit zijn van een stel reddingslijncn en twee boeien; zijn verhuurders van badkoetsen verplicht, deze, wanneer zij onvoldoende gemaakt zijn, uit den dienst te verwijderen; zijn zij, die in zee ba dende zijn, gehouden terstond naar hun badkoets terug te keeren, wanneer door een der beambten, met het toezicht be last, op een daarvoor bestemd instru ment, het sein wordt gegeven; is het .verboden in zee te baden, wanneer dit verbod door of namens B. en AVs. is uitgevaardigd. Wel zijn deze verboden bepalingen duidelijk zichtbaar in alle badkoetsen opgehangen; maar, gelijk ik reeds zeide, voor velen schijnen deze .voorschriften als het ware niet te be- Btaan, althans zij volgen ze niet op., iTotdat eindelijk een ongeluk plaats heeft, Ben roekelooze het met den dood bekoopt én dan is ..Leiden in last" en wordt natuurlijk alles geworpen op de onvol doende voorschriften i Tot ver over de Vaderlandsche grenzen wordt dan rond gebazuind, dat net toezicht op ,de baden Voorziening eischt 11 Geen wonder, dat belanghebbenden bij den bloei der badplaats dan ook aandrin gen op strenge handhaving van de zoo- sven gememoreerde regels; ia, dat er zelfs ziin, die nog verder willen gaan. .Onder nen behoort natuurlijk de voor zitter van de Veroeinigmg tot bevorde ring van het Vreemdelingen-verkeer; want niemand, die meer dan een voor zitter van een dergelijke Vereeniging, vooraan heeft te staan in de rijen van hen, die strijden voor den goeden naam, Iden vboruitgang en den bloei van de hadplaats I Zooals mijn lezers zich herinneren, heeft genoemde voorzitter, in zijn kwa liteit als Raadslid, eenige voorstellen ge daan omtrent het baden. De nadere voor schriften, die hij wenscht genomen te zien, laten zich zooals zij in de bla den werden weergegeven splitsen in maatregelen in het belang der veilig heid en de hygiëne. Bekend is, dat van gemeentewege iemand wordt belast met het toezicht 1 op de badende ingezetenen en vreem delingen, voor zoover zij van een bad- koets gebruik maken. Deze persoon is in het bezit van een instrument, waar mede hij waarschuwt, wanneer er ge- i.vaar is; heeft reddingslijnen met boei, Sn vaart, wanneer in zee wordt gebaad, met zijn boot rond. Nu zou de geachte voorsteller willen, dat niet één, maar twee voor dit doei Werden aangewezen, die hij in het bezit zou willen stellen van een instrument, zóó sterk klinkend, dat ook bh krach- tigen wind en ruwe zee het geluid van den hoorn dat der woedende elementen overtrof. Zeer zeker een goede maatre- •gel, al geloof ik niet, dat iemand, die Zich bij dergelijk weer in zee begaf, op eenigen afstand het geluid zou beluis teren. Maar vergeten wordt hier, dat bij dergelijk noodweer liet baden verboden Btot) Het was midden in den zomer. Sedert enkele weken bevond graaf Sigrard zich in een badplaats. Toen hij op een avond een wandeling aan het strand maakte, ont moette hij een jonge dame, wier graoieuze figuur en voorname elegance hem opvielen. Toen zij haar hoofd omdraaide, meende hij op het klaseiek-mooie gelaat een klein blosje te zien komen. Of was het enkel de weerschijn van de ondergaande zon? Hij greep onwillekeurig naar zijn hoed, maar de jonge dame wendde dadelijk met een koelen, onverschilligen blik haar gezicht weer af en keek opnieuw naar de zee. „Waar kan ik die bijzonder knappe dame •er hebben ontmoet?'' vroeg graaf Sig vard aich af. Nog denzelfdea avond zou hij het ant woord op deze vraag ontvangen, dat zijn geheugen hem zonderling gonoeg schuldig gebleven wae. De badgasten verzamelden zioh evenals •been avond in de gvoote zaal. Aan een der namen hadden zich verscheidene heeren gegroepeerd, om een rijke jonge weduwe, •n beraadslaagde met elkaar over een uit stapje op den volgenden dag. Plotseling is, terwijl het verstrekken, van badbe- noodigdheden alsdan eveneens is verbo den. Ieder begrijpt, dat ik voorstander ben van het voorstel om zoowel voor „De Zwaan" als voor het Groot-Badhotel voor te schrijven, dat er badpolitie met vaar tuig tot eventueele redding aanwezig is, dat deze booten zelfs geregeld zich in het waler moeten bevinden, zoolang et gebaad wordt; maar het ligt, volgens mijn meening, niet op den weg van het gemeentebestuur die personen aan te stellen en te bezoldigen. Neen, wanneer die aanstelling wordt voorgeschreven, en daarvan ben ik een warm voorstander, dan moet dat geschieden door de onder nemers der bad-inrichtingen en hebben ook zij die personen te betalen. Ik ge loof niet, dat ook de voorsteller, de heer H. E. de Ruiter Zijlker, dezen weg op wil, althans uit zijn voorstellen was dit volgens mijn meening niet te lezen. Dan werd het wenschelijk geacht, na eiken storm of telkens wanneer veran dering mag worden verwacht, een onder zoek in te stellen door de bootslieden, om te zien waar zicli gevaarlijke plaatsen en muien bevinden. Ongetwijfeld ook weder een prachtige maatregel, mits dit ge schiedt door de vanwege do houders der had-inrichtingen aangestelde bootslie den. De gemeente heeft dus, volgens mijn meening,'de voorgestelde maatrege len slechts te nemen en de uitvoering daarvan op te dragen aan de zooeven genoemde exploitanten en natuurlijk streng toe te zien, dat daaraan de hand wordt gehouden. In meerdere badplaat sen in ons vaderland bestaan, indien ik mij niet vergis, dergelijke voorschriften en zijn het de had-maatschappijen, die hen uitvoeren. x Ik kan niet anders zeggen, dan ditde door den Voorzitter van Vreemdelingen verkeer voorgesteldeveiligheidsmaatre gelen zijn practisch en alleszins waardig om door den Raad in ernstige overwe ging te worden genomen. Jammer, dat ik dezen lot niet mag toezwaaien aan zijn hygiënische maat regelen; onwillekeurig zou men van hem juist het tegenovergestelde hebben ver wacht I Nu houdt deze mijn uitspraak niet in, dat er in zijn voorschriften geen goed schuilt; integendeel, maarze zijn doodeenvoudig onuitvoerbaar, nim mer zou him al of niet naleving behoor lijk zijn te controleeren. Hoe ter wereld zal het kunnen wor den nagegaan, ot een badkoets nk ge bruik met een paar emmers water is uitgespoeld, vóór zij weer wordt ge bruikt; daarvoor zou noodig zijn, dat zooal niet bij iedere koets, dan toch zeker bij ieder vijftal, politie werd ge- stationneerd om toe te zien, dat zij werd uitgespoeld, en waar moet de grens ten deze worden getrokken; wanneer is een badkoets behoorlijk uitgespoeld? Een tweede voorschrift, dat ik tot de hygiënische reken, is dit, om aan ieder, groot en klein, het baden te verbieden, wanneer in het uitwateringskanaal van Rijnland wordt gespuid. Aangenomen mag zeker wel worden, dat dit verbod gedacht wordt niet alleen voor do ba ders, die van 'n badkoets gebruik maken, maar ook moet slaan op ben, die voor bij dat uitwateringskanaal, of ten Zuiden van het dorp voorbij den vuurtoren, zon der ontkleedkoets een bad nemen. Hier van zou het. gevolg zijn, dat het politie korps in den badtijd in niet geringe mate met werk werd overladen, zoodat uitbrei ding gebiedend noodzakelijk was. Maar ook betwijfel ik, of de voorsteller wel ernstig heeft gedacht over den omvang van den eisen, die ten deze werd ge steld. Zal men er zich niet op beroe pen, dat men het niet wist, dat er ge spuid werd? Eb en vloed komen dage lijks op geregelde tijden terug, maar dik wijls wordt in weken niet gespuid en de sluizen ziin meermalen reeds uren ge opend vóór en aleer het vóór de bad inrichtingen wordt waargenomen, dat Rijnland spuit. Ik spreek uit ervaring, en velen zullen met mij het eens zijn, zeer vele malen wordt fer gespuid zonder dat men het merkt en ontdekt men het in de zee, dan is meermalen de sluis reeds lang gesloten. Ik ben een groot voorstander van po- litie-maatregelen, mits die kunnen wor den toegepast. Kan dit niet behoorlijk plaats hebben, men regele dan liever trad een jonge man binnen, die opgewon den uitriep: „Graaf Sigrard heeft de Bank weer laten epringen 1 Die kerel heeft den duivel in 't lijf en zal er nog in slagen, ons allen te ruïneeren I" Er volgde een oogenblik stilte. Toen zeide de jonge weduwe, om het gesprek een andere wending te geven: Mijne heeren, ik houd van mensohen, die het geluk weten vast te grijpen; dat is voor mij een bewijs van mannelijke kracht 1" „In het spel mevrouw, is geen 6prake van een vastgrijpen van het geluk, enkel maar van een corriger la fortune", merkte een Poolsche graaf schamper op, wien er veel aan gelegen was een rijke partij te doen en die graaf Sigvard voor een bevoor. rechten concurrent hield. De heeren keken elkaar ontsteld aan. Nog voordat evenwel één hunner een ant woord vond, was een jonge dame, aan een zijtafeltje gezeten, opgestaan. Zij mat den Pool met een verachtelijken blik en zei-Je met snijdenden hoon: „U moogt met uw opmerking gelijk heb ben, mijnheer, wanneer het zekere Pool sche gelukzoekers betreft. Dooh ik zou u aanraden wat voerziohtiger t« zijn, wan neer u spreekt van een graaf van Old au burg met graaf Sigvards onaantastbaar en fier karakter." Allen zagen de jonge dame 7errast aan. De Pool wa» vuurrood geworden en zeide niet. Verordeningen, welker naleving on mogelijk is, zijn oorzaak dat de eerbied,1 yoor nét gezag wordt ondermijnd. Was ik lid van den Raad, nimmer zou ik kunnen medewerken aan dp tot stand-koming van de door mij genoemd© hygiënische voorschriften en in liet be lang van het prestige van den Ra au en de politie smeek ik den Wensoh uit, dat ze niet tot „wet worden geprocla meerd"..terwjjl ik van de veiligheidsvoor schriften hoop, dat ze weldra in een verordening mogen Worden belichaamd, natuurlijk onder voorbehoud, dat de bij de baders welbekende „Gerrit" en zijn eventueele collega's voortaan worden be noemd en gesalarieerd door de exploi tanten van bad-inrichtingen. Gemeenteraad van Koudekerk. Voorzitter de burgemeester. Alle leden tegenwoordig. Nadat de vergadering is geopend, wordt de secretaris uitgenoodigu het nieuw gekozen Raadslkl den heer .1. v.: d. Berg de Raadszaal binnen to leiden, waarop genoemde heer de vereischte eeden aflegt en daarna door den Voor zitter met zijn benoeming wordt geluk- gewenscht. Hierna worden de notulen gelezen en onveranderd vastgesteld. Ingekomen zijn verschillende stukken, waarbij o.a. een van den Commissaris der Koningin, d.d. 30 September 1912, waarbij de heeren Ph. Qualm en G. Dor re paal Sr. als zetters zijn herbenoemd. Een circulaire van de Ned. Vereeni ging van Schoolartsen wordt op voor stel van B. en Ws. voor kennisgeving aangenomen. B. en Ws. deelen mede. dat na go- houden aanbesteding "de levering van brandstoffen aan de gemeente is gegund aan de firma W. Wille, alhier. Aangenomen wordt de vaststelling Ko hier Schoolgeld 3de kwartaal 19li, tot een bedrag van f 122.15. Aan de orde is de benoeming valt een lid der Commissie tot Wering van. Schoolverzuim wegens periodieke aftre ding van den heer G. Dorrepaal Azn. Met 6 stemmen wordt genoemde heer her kozen. De heer P. de Lignv, die mede op de voordracht stond, verkreeg 1 'stem. Tot het geven van onderwijs op do her halingsschool worden benoemd de hee ren J. M. Pos en J. J. Rozendal en mej. Moens. De rekening van het Burgerl. Arm bestuur 1911 komt nu ter tafel met aan ontvangsten f 2099.747, cn uitgaven £1815.68; batig saldo f284.0672. Deze Tekening is door B. en Ws. nagezien en accoord bevonden, zoodat geadviseerd wordt haar goed le keuren. Met alge- meene stemmen besloten. De Voorzitter brengt hulde aan het Alg. Armbestuur voor de wijze, waarop het deze zaak bestuurt, waarna de begroo- ting dienst 1913, waaronder een subsidie van f300 van de gemeente en de ont vangsten geraamd op f2170, de uitgave op £2160.50, alzoo een batig saldo' van f9.50, op yoorstel van B. en Ws. met algemeene stemmen wordt aangenomen. Aan de orde is vaststelling raming waterleiding dienstjaar- 1913, in ont vangst cn uitgaat geraamd op f 2910. De Voorzitter zegt, dat over 'f afgeloopen jaar de uitkomst niet ongunstig is ge weest. De beer Reyneveta vraagt boe- veel aan de gemeente Boskoop wordt be taald. De Voorzitter zegt, dat 'dit f 1100 bedraagt, terwijl van de verbruikers f2125 wordt ontvangen. Volgens dezo raming kost bet de ge meente nog iets, doch de Voorzitter hoopt cn verwacht, dat nog enkele aan sluitingen zullen volgen, zoodat deze zaak zichzelf kan bedruipen. Zonder hoofdelijke stemming aangeno men. Af- en overschrijving begrooting dienst 1912, waarvan enkele posten worden ge wijzigd, aangenomen. Ten slotte kornt aan de orde vast stelling gemeente-begrooting dienst 1913 in ontvangst op 17,518.697s en uilga ven f 17,334.047»; saldo f 184.65. De heer Reyneveld vraagt ot de post brandblusckmiddelen niet te laag is ge raamd. Hij vindt £100 niet veel, vooral daar hij meent, dat er slangen aange schaft moeten worden. De Voorzitter zegt, dat dit reeds is ge'- bevend van woede: „De verschuldigde eer bied voor een dame verbiedt mij het ant woord te geven, dat hier overigens het meest op zijn plaats zou zijn. U zult mij intusschen veroorloven, op eeu levensperio de van uw held te wijzen, die de onaan tastbaarheid van zijn karakter sterk in twijfel doet trekken. Zooals ik met zeker heid weet, vond deze fiere aristocraat het enkole jaren geleden niet beneden zijn waardigheid, werk te maken van een een voudig burgermeisje dat hij eohter in den letterlijken in van het woord voor het altaar liet staan, toen zijn aanstaande schoonpapa niet een som golds afschuiven wou, die de graaf tot regeling van zekere dringende aangelegenbeden beslist noodig had." Het gezelschap wist heel weinig van dat hnwelijksschandaal af en hoorde het ver haal van den Pool met verbazing aan. De jonge dame, die de partij voor graaf Sig vard opgenomen had, was plotseling doods bleek geworden. Maar zij herstelde zich dadelijk weer en zeide op koelen toon: „U vergist u, mijnheer! De jong» graaf Oldenburg heeft van het door u bedoelde burgermeisje nooit werk gemaakt. Hij was tot de verloving met haar, zonder dat zij het wist., met alle geweld gedwongen door Haar vader en den zijne. En toen hij in het laatste oogenblik nog terugtrad en daarmee den bedden ouden heeren een wel is waar harde, maar niet onverdiends les gaf, toen schied en deze post voornamelijk is uit getrokken, omdat nog een slanpenwagen moet worden aangeschaft. De heer Boer vraagt of de hoomaakt in orde is. De Voorzitter zegt, dat in. de vóórlaatste vergadering reeds door B. en Ws. is meegedeeld, dat deze in orde is. De begrooting wordt met algemeene stemmen aangenomen. Bij de rondvraag verzocht de heer Blonk, dat de weg, vóórdat de vorst in valt, góed wordt nagezien, daar hij door het leggen der gasbuizen verscheidene slechte plaatsen heeft. De Voorzitter zegt, dat de toestand aan B. en Ws. goed bekend is en de gemeente-werklieden druk bezig zijn, zoodat eerstdaags aau bet verzoek zal worden voldaan. De heer Reyneveld vraagt of de gas fabriek al van het onderhoud van den weg af is. De Voorzitter hoopt nog iets van de Directie der gasfabriek terug te krijgen. De heer Van den Berg vraagt inlich tingen, als bewoner van <le Lage waard, naar het branden der lantaarns aldaar; er branden maar enkele en alle zijn nog niet geplaatst. Ook de heer Qualm komt met klach ten hij vindt, dat het gas lang zoo mooi niet brandt als in het begin; ook dei lantaarns branden s oms 's morgens nog en het breken der kousjes is legio. De Voorzitter beantwoordt beide spre kers en zegt, dat in de Lagewaard de oude lantaarns worden gesteld, welke evenwel nog niet alle in orde zijn. Hij zal evenwel bij de Directie der Gasfa briek op spoed aandringen. Wat betreft den langeren brandduur der lantaarns, dit is voor de gemeente geen bezwaar, daar de brandduur dei- lantaarns per uur is geregeld, zoodat de gasfabriek hier de schade lijdt. Gemeenteraad v. Haarlemmermeer. Voorzitter: burgemeester Slob. Aanwezig: alle leden. Medegedeeld wordt, dat tot zetters be noemd zijn de heeren 't Hooft, Biesheuvel en Knaap, en tot gemeente-veldwachter C. v. d. Marei ter standplaats Abbenes. Aan den heer J. F. R. Gevers werd ge bruik toegestaan van een schoollokaal, om daarin les te geven in bouwkundig tee kenen. De heer Knaap wensohte dit toe te staan, indien geen precedent gesteld werd, en men niet in strijd komt met 's Baads be sluit om geen bijbaantjes voor ambtenaren te tolereeren. De Voorzitter zei hierop, dat te Hoofd dorp, niémand ia staat was die lessen te geven en dat dat toon in elk geval maar voor een jaar is. De Baad stemde hierop toe. Tot leden-van de Commissie tot wering van Schoolverzuim werden benoemd de heeren A. A. van Wijk, AV'. Valkenburg on A. van der Stadt. Bij verordening werd de werkkring en samenstelling der vaste commission gore- gold. Vastgesteld werd een staat van oninbare posten over het dienstjaar 1912, en een besluit tot betaling uit den post onvoor ziene uitgaven. Aan de afd. Halfweg van „Het Wit.te Kruis" werd f 50 subsidie toegekend voor den aankoop van een ziekenwagen. Nog eens wordt uitgemaakt, dat drie van de leden der Plaatselijke Schoolcommissie raadsleden zullen zijn. Gevolg daarvan is, dat de heer Joh. Yerkuyl voor die functie zal moeten bedanken. Het gewijzigde voorstel tot. levering van gas aan .deze gemeente door Haarlem wordt thans goedgekeurd. Drie perceeltjes gemeentegrond bij het station te Hoofddorp, ten Noordwesten er van, werden aangewezen om daarop een gashouder met dienstwoning, enz. te bou wen, en tevens werd besloten den Binnen weg daar ter plaatse door te trekken en te verharden tot aan het stations-emplace ment. Een tweede Stationsweg dus. Aangehouden werd een adres van de hoofden van scholen om herziening hun ner jaarwedden. De begrooting van het Burgerlijk Arm bestuur werd goedgekeurd en een gemeen telijke subsidie toegekend van f 18,000. De gcmeente-begrooling voor 1913 werd toen was graaf Oldenburg in zijn volle recht." „De verlaten bruid zal vermoedelijk wel van een ander gevoelen zijn geweestzei de graaf Kovaiizky met een spottend lachje. „De verlaten bruid is niet van een ander gevoelen en heeft de eer voor u te staan." Vervolgens keerde Ella Spitzer den Pool den rug toe en verliet, door een oudere dame gevolgd, met opgericht hoofd de zaal. Graaf Sigvard stond in den hoofdingang en had het tooneel onopgemerkt gadege slagen. Toen hij een poosje later een onderhoud wenschte te hebben met graaf Kovaiizky, was deze spoorloos verdwenen. Ella Spitzer vertrok nog denzelfden avond met haar tante van de badplaats. En pas na aoht maanden gelukte het graaf Sigvard, haar weer op het spoor te komen. Hij vond haar in het slot van zijn voorva ders, dat hij met zeer ongewone gevoelen» binnenging. Boven het portaal had de heer Spitzer, uit woede tegen de aristocratie, naast het ingemetselde wapen het schild van zijn chocoladefabriek laten aanbren gen. De oude heer keek gek op toen de jong» graaf zich bij hem aandienen Het. „Mijnheer oommerzienrat", zoo begon graaf Sigvard na de begroeting zonder omwegen, „ik kom u als beschaamd en b»- vastgesteld tot een totaal bedrag van' f 203,454.24. De beide doodgravers kregen ieder f 2J salarisverhooging. De post gasbedrijf werd pro memorie uitgetrokken. B. en AVs. zullen eerstdaags komen me# een reorganisatie van de brandweer en i:i- fomieeren naar de mogelijkheid van een publieke telefooncel te Nieuw-Vennêp. NU. In de Raadsvergadering van 26 Juli l.L werd o. a. door den Voorzitter medege deeld, dat, hoewel men van de Regeering aanvankelijk de toezegging had gekregen, dat het bestraten van het te verbroeden gedeelte straatweg van af het Vierkant tot het Raadhuis voor rekening van het Rijk eou worden uitgevoerd, men later de mede. deeling had ontvangen, dat het Rijk de be strating wel voor haar rekening wilde ne men, doch alleen voor zoover het de ver breeding van den straatweg zei ven betrof, en dan nog onder voorwaarde, dat niet alleen dit gedeelte, maar ook van af do Ned.-Herv. Kerk tot den heer Zijp de straat zou worden gebracht op een breedte van 6 Metera, gerekend uit de westelijke tramrails. Bovendien had de Regeering nog enkele voorwaarden, welke "wij ons nu niet goed meer kunnen herinneren, dooh hetgeen ook niets ter zake doet. Door den gemeente-opzichter waren de voorwaarden en de wensohen der Regee ring in deze overwogen, en de financieel© gevolgen hiervan berekend en de uitkom sten hiervan belichaamd in een rapport, hetwelk in bovengenoemde vergadering ter kennis werd gebracht. Den geheelen inhoud van dit rapport kunnen wij ons ook niet meer herinneren; maar het slot van do zaak was, dat de gemeente-opzichter tot de conclusie was gekomen, dat het Rijk voor hetgeen het wenschte te geven, zoo ongeveer het dubbele terug wilde hebben; en daarom adviseerde hij het Rijk maar te bedanken voor zijn oonoessies in deze en het geheele werk maar voor rekening van de gemeente te doen uitvoeren. B. en Ws, konden zich met den inhoud van dit rapport zeer goed vereenigen en stelden dientengevolge den Raad voor om in dien geest te besluiten. Hetgeen ge schiedde. De Voorzitter bracht hieromtrent nog in het midden, dat, als men de straat, ging verbreeden tot op 6 metei's uit de westelijk© tramrails, men te weinig ruimte overhield voor het plaatsen van tenten en dergelij ke met de kermis, enz. Ik zou wel willen, zoo giug de Voorzit ter verder, dat de kermis in de boomen hing, maar zoo lang deze er is, dient men er rekening mee te houden; en, zoo besloot hij, als men het geheele werk voor rekening van de gemeente neemt, blijft "men boven dien baas in zijn eigen huis. Na van het bovenstaande getuige te zijn geweest, stonden wij vreemd te kijken, toen wij bemerkten, dat men, in weerwil van hetgeen er besloten en gezegd was, toch van Rijksweg© bozig was met het ophoogen en verbreeden van het meergenoemde ge deelte straatweg. Zooals men ons mededeel de, zal het gedeelte straat, hetgeen gelegen is tusschen de nu verbreed© straat en do huizen, ook worden opgehoogd en boven dien door middel van palen worden afge sloten voor rij- en voertuigen. Dat men den straatweg daar ter plaat se heeft opgehoogd en verbreed, is zeer zeker een groote verbetering en niet heb minst uit een schoonheidsoogpunb, want bij regenachtig weer was het daar steeds een modderpoel, omdat de straat daar wel een vallei geleek. Maar nogmaals zeggen wij, bij alles, wat wij hieromtrent hebben hooren bespreken en besluiten, vinden wij het zoo vreemd, dat nu dit alles gebeurt alsof er nooit over ware gesprokeu en alsof er nooit een Raadsbesluit in deze ia geweest. Of i3 men in de geheime zitting van 12 September 1. 1. op het desbetreffend Raacis besluit teruggekomen Wij weten het niet, maar bij het lezen der notulen in de eerstvolgende Raadsver gadering zal het wel blijken. rouwvol zondaar de eenige genoegdoening aanbieden die ik te geven heb. Ik heb de eer, de hand van uw dochter te vragen, en geef haar d© vrijheid, mij voor de wereld met hetzelfde wapen te vernietigen, waar mee ik eens dwaas genoeg was den schat, waarvan ik, helaas, te laat de waarde her kend heb, van me te etooten." Papa Spitzer was sprakeloos. Zijn doch ter evenwel, die onopgemerkt in de kamer gekomen was, nam dadelijk het woord en Eeide op kalmen toon: Graaf Oldenburg, ik billijk uw handel wijze en neem de mij aangeboden voldoe ning aan." Nu etonden zij samen weer voor het altaar. Het was weinig anders dan de vo rige maal. Bijna hetzelfde publiek, ditmaal ongenoodigd, vulde weer do slotkapel. Al leen op de plaats van den jongen kapelaan; stond uu een eerwaardige, ernstige grijs aard. Het bruidspaar echter was wèl ver anderd. Graaf Sigvards gezicht gloeide en met van aandoening trillende stem zeide hij de trouwformulo na. Ella Spitzer stond als een marmeren beeld naast hem. Toen de geestelijke zioh echter tot haar wendde, kwam er een -za lige uitdrukking op haar gelaat en mefc vaste, zilveren etem sprak zij haar '„ja".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5