FEUILLETON. In H ofkringen. Anno 1912. Burgerlijke Stand. No. 16140. LEIDSCH DAG-BLAD, Woensdag* 2 October. Tweede Blad. PERSOVERZICHT. Uit de „Staatscourant". '48) „Dat is goed!" zei de Koning. „M. Ie 'duo d'Aumont zal wel voor de reet zorgen. iBinnen vijf a zes dagen zsal de „Le van tin" gereed zijn. De geheime bevelen zijn al op gemaakt en dragen onze koninklijke hand- iteekening. En nu we deze kaart plus aan wijzingen hebben en het particuliere brïef- ge aan den Stuart, alles zoo vriendelijk be- zorgd door madame Lydia, zal de onder- t neming wel gemakkelijk, en, vóór alles enel gaan. Hoe eer de zaak is afgehandeld en het geld uitbetaald, te minder kans be- btaat er dat onze onderdanen er de lucht ivan krijgen. We moeten vaststellen, M. Ie loomte, dat u, aangezien u de jongste deel genoot zijt in deze. onderneming en degeen 'idie het imnst de publieke aandacht trekt, fle bevelen brengt naar de „Levantin". We zouden ons niet veilig voelen als een ander bet deed." „Ik dank Uwe Majesteit voor dat bewijs Van vertrouwen.*' „Als belooning voor die speciale taak en voor uw arbeid van den middag krijgt u twee van de vijftien milhoen, die zijne ge nade van Cumberland beloofd heeft. M. Ie Idiic d'Aumont krijgt er drie, terwijl wij de eer en het genoegen zullen hebben van de rest er van aan de voeten van madame la ïnarquise de Pompadour neer te leggen." Hij wierp madame een verliefden blik toe ■en zij beloonde hen dadelijk met een vrien delijke n glimlach. „Ik geloof dat dat alles is, wat wij voor het oogenblik behoeven te zeggen, M. le oom/te," hervatte zijne Majesteit; „binnen zes dagen moet u op weg zijn naar Brest, waar de „Levantin'' dan geheel gereed moet liggen om na de orders ontvangen te hebben, zee te kiezen. Als weer en wind en de omstandighedien ons begunstigen kan die jonge avonturier een maand daarna over geleverd zijn aan de Engeische overheid en wij die het moeilijke diplomatieke vraag stuk met zooveel zorg hebben uitgewerkt, kunnen die Engeische millioenen dan samen doelen." Met zijn gewoon luchtig gebaar gaf Lo- dewijk nu te kennen dat de audiëntie af- geloopen was. Hij was klaarblijkelijk meer in «zijn schik dan hij Gaston wilde laten merken en verlangde er nhar om de plan nen voor de toekomstige genoegens en bui tensporigheden met de schoone markiezin te bespreken. Madame, die de kunst ver stond om heel veel te zeggen door middel van één enkelen blik, wist Gaston aan het verstand te brengen, dat zij graag nog wat geprofiteerd zou hebben van zijn aange naam gezelschap, maar dat de koninklijke bevelen vóór gingen. En dus stond Gaston op en kuste de trwee handen, die hem zoo genadig werden toegestoken. „Wij zijn ingenomen met wat gij gedaan hebt, monsieur le oomte," voegde Zijne Majesteit er per slot nog bij, „maar zeg me eens, gaf de ongenaakbare Lydia da delijk toe bij den eersten kus, of kwam zij er eerst nog tegen op? hel... brr!... beste graaf, zijn uw lippen niet bevroren door de aanraking met. zoo'n ijskegel1?" „Neen, Uwe Majesteit! Alle ijskegels moeten eens smelten,' zei Gaston de Stain- ville met een glimlach, die Lydia het had doen besterven van schaamte, al6 zij hem gezien had. En met dienzelfden glimlach vol zelfin genomenheid, spelend om zijn lippen, verliet hij al buigend de kamer. XXII. Vaderlijke ongerustheid. M. le due d'Aumont, eerste minister van Zijne Majesteit, koning Lodewijk XV van Frankrijk, was erg van streek. Hij had zoocven twee particuliere gesprekken ge voerd, ieder een halfuur dfurend en hij wae nu bezig om verschil te vinden tus- schen dat wat. zijn dochter hem verteld had en dat wat M. de Stainville hem in het tweede onderhoud had meegedeeld. En het gelukte hem niet. Die twee verschillende mededeelingen schenen nauw met elkaar verbonden. Lydia was zeer zeker heel vreemd en op gewonden geweest en geheel anders dan gewoonlijk; maar hoe ongewoon dde stem ming ook voor haar was, toch verbaasde M. le due er zich niet over, nu hij de oor zaak er van kende. Het was die oorzaak zelf, die zoo vreemd wae. My lord Eglinton, zijn schoonzoon, had zijn ontslag ingediend als controleur-gene raal der financiën en dat zonder eenige verklaring te geven voor dien plotselingen, beslisten stap. In elk geval deed Lydia, alsof zij ©ven onkundig was van mylords beweegredenen voor deze zeer buitengewo ne handelwijze, als van zijn plannen voor de toekomst. Alles wat zij wist of wat zij haar vader wild© vertellen was, dat haar echtgenoot van plan was haar aan haar lot over te laten: hij zou Versailles onmiddellijk verlaten, aldiis zijn post zon der eenige waarschuwing opgevend, ter wijl zijn vrouw, die meer dan een jaar lang voor hem de staatszaken had bestuurd, nu maar moest zien, hoe zij zich los maakte uit al haar werk en uit haar dub belzinnige positie. De eenige mededeeling, die mylord wel had willen doen, ten opzichte van haar toekomst, was, diat hij van plan was haar zijn kasteel en zijn domeinen van Vincen- nes te schenken, de jaarlijksche opbrengst daarvan bedroeg bijna een millioen pond. dat geschenk wilde zij echter niet aanne men. Ondanks de diplomatieke pogingen van zijn zijdie was het den hertog van Aumont niet gelukt zijn dochter eenige verdere op heldering te ontlokken aangaande die bui tengewone gebeurtenissen. Lydia was absoluut niet van plan om haar vader om den tuin te leiden, en zij had hem dtis naar zij meende een volmaakt getrouw verslag van den toestand gegeven. Alles wat zij hom verzwegen had, was de onmid dellijke aanleiding tot het ernstige misver- standl tussohen haar en haar echtgenoot, en wij moeten haar verdedigen door te verklaren dat zij meende, dat dat van geen invloed was op den einduitslag. Zij had er d!aarenboven meer dan genoeg van om tegen den hertog over den Stuart en zijn zaken te 6preken. Zij wist dat hij het in die zaak niet met haar eens was en zij waa bang om met absolute zekerheid te vernemen dat er verraad werd voorbe reid en dat hij er wellicht d'e hand in zou hebben. Wat Gaston de Stainville veron dersteld,. gezien en afgeluisterd had en In die: voor den tijd van vijf jaren, bij het wapen der infanterie, do 1ste luito. \V. G. M, Gaillard, J. Detmar en J. J. de Man, onderscheidenlijk van het 5de, het 8ste en het 11de reg. infanterie; bij het wapen der artillerie do 1ste luit. P. A. Brouwer, van het korps pantscrfort-artillerievoor den tijd van drie j afren bij het wapen der genie, de 1ste luit. J. J. Roeloffs Valk van den staf der genie; zijn benoemd tot notaris binnen hot ar rondissement: Arnhem, ier standplaats Arn hem, Chr. J. Engdberts, candidaat-notaris aldaar; Arnhem, ter standplaats 's.Hoerai- berg, gemeente Bergh, G. Knot, candidaat. notaris to Drunen; Tiel, ter standplaats Driel, mr. N. C. M. .W. Koch, advocaat en camdidaat-notaris te Kexkdriel is voor het tijdvak van 16 October 1912 tot en met 31 Augustus 1913 benoemd tot leerafres aan de R..H. B.-S. te Hearenveen mej. S. J. J. Jonkers, aldaar; is bij het personeel van den geneesk. dienst van het leger in Ned.-Indië tot tijdelijk officier van gezondheid 2de kl. benoemd en aangesteld de arts C. Chr. Meyer; is toegekend de aan de arde van Oranjo- Nassau verbonden eere.medalllein zilver aan mej. A. M. van Ratingen, huishoud ster bij mevr. de wed. M. C. H. Bolsius Stoltzenberg, te Roermond; in brons aan mej. E. iW. J. Schreyner, huishoudster bij do dames A. M. H. on M. C. Ph. do Vassy, te 's.Gravenhage, en aan P. Koppert, veld- arbeider, in dienst van den heer K. Banen- dregt, te Rozenburg. >,H e t Y o 1 k" bevat een schrijven, naar tet zegt „van bevoegde zijde'» ontvangen, over de benoemingvandr. G. fl- Coops tot inspecteur van het middelbaar onderwijs. Deze benoeming verwekt in leeraars- kringen groote verontwaardiging. En zeer [terecht. Wat toch is bet geval1? De heer Coops heeft de verdienste, tot 'de weinig© vromen onder de natuurweten schappelijk gevormde menschen te behoo- [ren. Maar dit is dan ook vrijwel zijn eenige (verdienste. Noch op onderwijsgebied nóch 'op wetenschappelijk gebied heeft de be noemde ooit iets van beteekenis gepres teerd, terwijl onder de leeraren M. O. toch tal van bekwame mannen te vinden zijn. Wat de wetenschappelijke prestaties van den nieuw benoemden inspecteur betreft, eijn weinige wetenschappelijke bijdragen, in tijdschriften verschenen, worden door vakmensohen niet ernstig genomen of heb ben aan ernstige critiek blootgestaan. Of het een óf het ander: óf de Regeering was van een en ander niet op de hoogte en dan benoemt zij er maar op los, èf de Regee ring was dat wel, en dan is bet boven dit 'stukje geplaatste opschrift P a r t ij-b e- n o e ra i n g? maar dan zonder vraagtee- ken, zeer zeker op zijn plaats. r Over de benoeming van den nieu- Iwcn hoogleeraar in het Staats recht te Utrecht zegt de „Nieuwe 'Rotterdamsehe Courant": De benoeming van jhr. mr. B. C. de Bavornin Lohman tot hooglcëraar in het B taats recht, opvolger van prof. Do Louter, fral aan velen wellicht, gelijk aan ons, wat priverwacht zijn gekomen, en hen eaniger- inate hebben verbaasd. Tot nu toe waa het bij juristen niet bekend, dat de hoer De Bavornin Lohman onder de beoefenaren van het staats- en het administratieve recht, van [welke wij er verscheidene uitnemende in ons land hebben, zoo'n op den voorgrond tre dende plaats innam. Naar wij vernemen, js de heer De Savomin Lohman dan ook niet de man geweest, die jde faculteit te Utrecht als bovenal in aan- bier king komend, om een plaats in haar taiddon te vervullen, heeft voorgedragen. [Do aanbeveling van de faculteit moet heb ben bestaan uit mr. 0. J. H. Schepel, vice- president van de aTT.-rechtbank te Utrecht, len mr. G. .W. J. Bruins, hoofdcommies ter provinciale griffie van Zuid-Holland, bei den, als wij hot wel hebben, tevens doctor fcn do Staatswetenschap. Zelfs moet er van 'd© zijde der faculteit, toen daar vernomen [werd, dat voor een benoeming van den heer De Savomin Lohman geijverd werd, een jechrijven zijn uitgegaan, waarin werd mc- gedoöld, dat, indien /de Regeering geen keuzo wens ch te te doen uit da twee door de faculteit aianbevolen.cn, jn elk geval nog (andere rechtsgeleerden eer voor eon bonoe-- [ining in aanmerking verdienden te komen, 'dan mr. Lohman. Aan wie in de rechtsge leerde wereld geen leek is, zal dit niet be- JvToemden. Jlir. ior. De Savomin Lohman is gepro moveerd- op een dissertatie over: „Do bc- (Btuursinrichting van gewest, stad en plat teland van Utrecht, gedurende do Bataaf- 'gclio Republiek." Over het staats., adminis tratief- of volkenrecht is er vorder van frijn hand een artikel (oen boekbeoordeeling Sn „T h o m i s") verschenen. De lieer Lohman Ss, kort na zijn promotie, in opdracht van ininister Talma naar Engeland geweest, om fer een rapport samen te stellen over de Rriendly Societies. Dit is zijn staat van dienst. En in de Rechtsgeleerde tijdschriften wordt, voor zoo ver ons bekend, zijn naanx verder nog een- 'frnaal genoemd: in de, niet erg warme, aan kondiging van zijn dissertatie, door prof. ilW. Kernkamp in hot „Rechtsgeleerd [M a g a z ij n" (1912 blz. 336 vlgg.). Er moeten natuurlijk redenen zijn, waar. f>m de Regeering dozen jeugdigen man boven [yelc anderen, die hun sporen reeds hebben [verdiend, voor benoeming heeft uitverkoren. [Welke Het-slot van prof. Kernkamp's aan kondiging werpt mogelijk over de henoe- teoing oenig licht. „De verdienstelijke ar- \beid (verdienstelijk onder de restricties, te yören in de aankondiging opgesomd. Red. i,N. R. 0.") yan den heer De Savomin Lohman hoeft er in menig opzicht onder geleden, aldus lezen wij dat hij tegen over de gebeurtenissen van ons revolutie tijdvak staat met do felheid van een partij man. Die gezindheid van den schrijver komt intusschen zoo onverholen aan den dag, dat men terstond gewaarschuwd is, naar wol ken kant zijn oordeel doorslaat." Prof. Kernkamp's meening 6chijnt door andere zeer deskundige historici te worden gedeeld. Hooft de Regeering dit niet gewe ten? Men zou denken, dat voor een hoog- loeraar in de eerste plaats noodig is, dat hij onbevangen tegenover de door hem te behandelen stof staat, en geen fel partij man zij. De aankondiging van prof. Kern kamp, zooeven «genoemd, had der Regeering de oogen moeten openen. Hoeft zij geen ver dere navraag gedaan ten aanzien van do geschiktheid van den heer Lohman ook in dit opzicht voor het hoogleeraarsambt Of was de antijovolutionnaire felheid, waar over prof. Kernkamp schrijft, voor de Re geering juist eon aanbeveling? Moet lang zamerhand de Utrechtsche Universiteit wor den gocalviniseerd Onder het hoofd Part ij-b e n o e m n- gen? lezen wij in hot» „Handels blad": Part ij benoemingen? In scheep vaartkringen werd men kon het in ons blad lezen met groote be vreemding kennis genomen van de benoe ming van den heer Landweer tot i n- spectour der Scheepvaartin spectie, hoewel deze reeds 12 jaar bui ten bet scheepvaartbedrijf staat. „V oorui t", het vrij<zinnige orgaan voor Hilversum, vermeldt nu, dat die be noemde is de schoonzoon van het in de coalitie invloedrijke Christelijk-Historische Tweede Kamerlid, ds. De Visser. „De S c h o o 1", sprekende over de Troonrede, merkt het volgende op Zij bracht ditmaal iets, voor ons, onder wijzers, van belang. En wel deze zinnen: „Een drietal wetsontwerpen naar aan leiding van het rapport der Ineen-:chake- lings-commjssi'e zijn in .gereedheid' gebracht Het rapport der Staatscommissie voor de Grondwetsherziening heeft onverwijld een punt van ernstige overweging uitge maakt. De Regeeringsvoorstellen zullen, naar ik mij vlei, u nog in den loop van dit kalenderjaar kunnen bereiken." Bij de eerste mededeeling wordt stellig allereerst de gedachte gewekt: „Waarom zoo laat?'' Bij de tweede: „Waarom zoo'n haast?" Te zamen genomen, wekken ze onze belangstelling, maar tevens eenige ongerustheid. De „Nieuwe Rotterdamsohe Courant" behandelt drie v o o r- drachbs rechten van de Tweede Kamer, t.w. voor de benoeming van haar voorzitter, voor de benoeming van leden van den Hoog en Raad en voor de benoe ming vaü' leden van de Algemeene Reken kamer. Nu heeft zegt het blad de Kamer steeds een zeer sterke neiging, om bij zulk een benoeming zullen wij maar zeggen allerlei andere overwegingen te laten gelden, dan die alleen den doorslag be hoorden te geven. Het is slechts zeer zel den, dat de politiek in het geheel geen rol speelt. Dat is, als het de aanwijzing van den voorzitter betreft, niet zoo erg. Zij is, om het zoo te noemen, een politieke benoeming en kan dat zonder schade zijn. Evenwel, voor de benoeming van leden van den Hoogen Raad en Rekenkamer behoor den geen bijoverwegingen te gelden; zij kunnen niet gelden zonder op den duur groote schade te doen aan het ambt. In dividueel voelen de Kamerleden dit wel, maar als zij met elkaar zijn, is het vleescb. zrwak, naar het schijnt. Merkwaardig is in elk geval, dat onder degenen, die tegen dit benoemingsrecht, met name waar het de vervulling van plaatsen in den Hoogen Raad geldt, hebben geschreven, juist Ka merleden en oud-Kamerleden de krachtig ste bedenkingen hebben te berde gebracht. Zij hebben ronduit erkend, dat er bij zul ke „voordrachten" heel wat achter de schermen voorvalt. Bij de komende Grondwetsherziening zullen, zegt de „Nieuwe Rotter- damsche Courant" de voordraohts- rechten van de Kamer zeker niet onbespro ken bhjven. En dan redeneert het blad als volgt: Het recht, om zelve den voorzitter be be noemen, is Öunkt ons, een recht, dat aan elke zeUstandige, politieke vergadering toekomt Zijn onze Kamers zóó min, dat over dit recht, dat practdsch reeds lang door de Tweede Kamer wordt uitgeoefend, formeel nog een soort oontröle moet blij ven bestaan? Dis rentegen moge het voordrachts recht in de practijk: benoemingsrecht voor de benoeming van leden van den Hoogen Raad komen te vervallen. Er is geen en kel voordeel aan verbonden. Tot nu toe heeft het nog geen kwade gevolgen gehad; laat er een eind aan gemaakt worden, vóór dat de gevaren, welke dit recht met zich voert, tot verweer zullen dwingen. Want het is zeer bedenkelijk, zooals daar som tijds onze hoogste rechters worden be noemd. Wanneer wij zien, dat een ver dienstelijk lid van de rechterlijke macht bdjna niet als raadsheer wordt voorgedra gen, omdat een deel van de Kamer hem niet streng genoeg Katholiek acht en dus aan een ander, die beter zijn godsdienst plichten schijnt waar te nemen, "de voor keur geeft, dan moet dit bij het volk om trent onze rechtsbedeeling en wie daaraan deelhebben, wel zeer zonderlinge gedach ten opwekken. Hetzelfde zou eigenlijk gelden voor de benoeming van leden der Rekenkamer, die immers tot op zekere hoogte ook als rech ter fungeert. Toch, hier heeft de zaak nog een anderen kant. De rekenkamer is de waakster over de landsbegroofcing. Haar taak brengt haar dagelijks in contact met, en dikwijls tegenover de Regeering. Het heeft daarom eigenaardige bewaren de benoeming van de leden dier Kamer zonder meer aan de Regeering te brengen. Eigenlijk moest de aanstelling van de le den der Rekenkamer noch bii de Regee ring, noch bij de Kamer verblijven. Maar bij wien dan? Wij weten er geen. Wellicht zal het beste zijn, bet voorstel Van de Staatscommissie te aanvaarden die voor de vervulling van plaatsen in de Re kenkamer bij de Grondwet bet stelsel wil voorschrijven, dat nu voor benoeming van 's Hoogen R aarts leden ge lelt: een aan beveling" Van de Rekenkamer aan de Ka mer, een „voordracht" van de Kamer aan de Koningin. Naar aanleiding van hetgeen bekend is geworden omtrent den deplorabelen toe stand, waarin zich het P al eis op den Dam, te Amsterdam, bevindt, schrijft „D e (Groenep A m s t e r d a m m e r" Dat is dan het oude Raadhuis, dat met alle geweld de glorie moet hebben van ter wille der Koninklijke visites leeg 'te 6taan, en dat is dan de liefde der Ilooge Regee ring voor een Amsterdamsch eigendom, hetwelk zij evenmin terug wil geven als zij het behoorlijk in orde houdt.Vijftig duizend gulden betaalt de Nederlandsche belasting betaler jaarlijks „voor het onderhoud d'er Koninklijke verblijven". Daarvan koopt men voor het nobelst bouwwerk, dat men onder zijn hoede heeft, houten consoles om ze in de eerste kroonlijst, grijs geverfd, voor steen te doen doorgaan, welke aan koop van grijs geverfd hout blijkbaa-r zulke gaten slaan in het budget van 50,000 gul den, dat het daklood verdwijnen moet om er zink voor in de plaats te doen. Hadden wij een ander Gemeentebestuur, het zou nu een aardig officieel briefje tot de Regeering kunnen richten... Al verwees het den weinig gegeneerden NecUerlandschen Staat maar naar den 13den titel van zijn Burgerlijk Wetboek, 2de Boek, waar men in art. 1781 lezen kan: Die iets ter leen ontvangt is gehouden, als een goed huisvader, voor de bewaring en het behoud van heb geleende goed te zorgen... Hij mag daarvan geen andier gebruik maken, dan hetwelk de aard der zaak me debrengt... Waar dit laatste toch al helaas met in stemming geschiedde, daar mocht d'e bruikleener aan de eerste alinea een meer speciale aandacht wijden... Wij hebben tot ons genoegen gemerkt, dat, ten minste in den raad zelf in 't nauwe Prinsenhof vergaderend het ter tafel liggend gruis van het der Hoofdstad onthouden erfelijk verblijf een begrijpelijk gevoel van smaad gewekt heeft. Een der Raadsleden toonde zijn onge duld over het sleepen met de Paleis-Raad- huis-kwesti'e, dat door den niet-Amster- damsch voelenden burgemeester geschiedt. Wij vertrouwen, dat de burgemeester, te veel op lijdzaamheid rekenend, over <zulk goed ongeduld binnenkort eens strui kelen moge, tot schade van zijn on-Amster- damsche bedoelingen in zake het Raadhuis op den Dam. In een driestar De politieke kod de b e i er zegt „De Standaard": De man met het hoefijzer is een „stroo- per" op het spoor. Een gevaarlijk heer van waarbenj eme I Het gaat op 1913 aan, en nu is men aan den liberalen kant o, zoo pieperig bang, dat men onder hun duiven zal schieten, en wil daarom heel hun jachtveld omheinen, met bij' elke laan een bordje, dat het hun privatieve jacht is. Vroeger dacht men zfoh een electoralen strijd als een ridderkamp met open vizier. De hekken werden opeDgezet. Ieder kon binnenkomen. En dan ging het op een lans stooten man tegen man. Maar dat durft men van liberale zij thans niet meer aan. Het liep de laatste stembusjaren voor hen zoo in-leelijk. In 1909 de drie groepen Rechts opge- loopen saam van 343,000 in 1905 tot 376,000 in 1909. En daartegenover de drie libera le groepen gedaald van 214,000 op 197,000, en dat wel doordien die ongenietelijko so ciaal-democraten hun den room van de melk afslurpten. Zij toch kwamen van 65,000 in 1905 op 83,000 in 1909. En datzelfde spelletje zal nu weer net zoo gaan in 1913. De socialisten tot ten minste 100,000 op komend. Rechts zeker weer 10,000 man vooruit. En alle de drie liberale groepen saam weer afbrokkelend, we willen het heel zui nig nemen, zeg met 7000 man. Dat vindt men nu in den liberalen hoek, om in hun eigen taal te spreken „deksels beroerd". Te meer, daar ze er in Belgio en Duitsohland al even poovertjes bij staan. Daarom beginnen ze hun maatregelen te nemen. Niemand zonder liberalen oooarde op de muts wordt meer heb geweer of weitasoh op hun erf toegelaten. Ze gaan passen op de kleintjes. Er mag geen ziel tje meer af. En dit verandert meteen vanzelf hun voca bulaire. Wie vroeger een „eerlijk tegenstander" heette, schelden ze thans voor een „stroo- per" uit. En als ge aan de poort aanklopt, uw vizier oplicht, en toelating voor het groo te steekspel verlangt, treedt u geen ridlder meer tegen, die eerlijk 't zwaard kruist, maar een aangestelde koddebeier, die met zijn „kodde", alias ranselstok, er luk raak op inslaat. Bij Kon. besluit is do directeur van het post- en telegraafkantoor te Bameveld H. Lij baart, mot ingang va.n 16 October, op verzoek, eervol van gemeld beheer ontheven en benoemd tot commies der telegrafie 1ste kl. met bepaling, dat hij dien rang zal inne men onmiddellijk na den commies der tele grafie 1ste kl. M. T. van Leer; tis voor het tijdvak van 16 October 1912 tot en met 31 Augustus 1913 benoemd tot leeraar aan de R. H..B.-S. te Meppol P. Roeske, aldaar zijn gedetacheerd hij liet leger in Ned.- HAARLEMiMERMEER. Ondertrouwd: P. L. Hekker en A. van der Sluys. J. van der Poi en D. K. de Gioot. Getrouwd: A. L. Verlaan en C. Hekman. B o v a 1 le nM. Dol geb. Groot Z. S. 0 verbeek geb De.BakkerD. HILLEG0M. Ondertrouwd: J. W. van der Reijden en G. H. v.m Dijk. A. Otto en J. C. van Looij. Getrouwd: J. H. C. Duwel en M. A. Seijsener Beval Ion: I. A. Spilker geb Pool Z. J* Jansen geb. Rusman D. W. van der Veldtgob] Uiteudaal Z. A. M. de Boer geb. Boot D. C* Grnnueman geb. Duif Z. J. van der Weiiden geb' Vau der Meij Z. C. G. Daudeij geb. De Leeuw D* Overleden: J. Veldhuijzeu vau Zanten 91 j'# LISSE. Geboren: Cornell's, Z. van C. vai* Parijs en A. Bulk. Nicolnas Johannes, Z. van J. H. Maars en E. v. d. Zalm. Margarctha Johanna, D. van C. Elfeiing en N. C. Hoogkamer. Overleden: Margaielha üalfschepel H i. Helena van Elk, wed. v(ln A. van Schie, 76 j. Joliauna Alk»made, wed. van J. Alosseveld, 73 j. Maria Kranedijk 6 w. Gijsbertus Gerardus de Haas 10 m. Theodora vau Leeuwen, echtgen. van M Warmerdam, 56 j. NOORD WIJlf. Geboren: Jannoto, P. van P. van Beel n en G. van Roon. Cornelia. D. van A. van Duin en J. Plug. Dominica, D. van W. L. Benschop en B. van Konijnenburg. Cornelis Johannes, Z. van N de Ridder en A. U. van Stein. Jan. Z. van J. Koiboe en G. Hoek. Jan Pieter, Z. van D. M. Pnsscbier en N. Barnhoorii. Engel, Z. van A. van der Meulen en C. Duindam Ondertrouwd: Theodorus Gerardus van Went 23 j. en Margaretba Apolon-a Alidavaoder Plas 26 j. Petrus Vioen2Gj.en Helena Cornelia Heemskerk 20 i. Overleden: te'Leiden: Dirk'Grrrit P.ug, 9 m-, Z. van J. Plug en C. de Bruin. RIJNSBURG. Geboren: Abiahavn, Z, van P. Vianeo en W. Hogewoning. Jan Willem, Z. van W. Kraan en D. v. d. Eijkel. Albertus, Z. van G. v. d. Meij en M. Koekebakker.Ja Z. van G. v. Egmond en M. v. Kgmonil. Anthoüia Dirkje, D. van M. A. v. d. Burgh en C. van Waait. IJendorina, 1». van J. Brussee en J. de Mooij. Cornelia Jacoba, D. van C. de Mooij en J. Bouwmeester. Gehuwd: A Rodenburg ;ra. 24 j., te Leiden, en B. M. Mulder jd 23 j., te Rijnsburg. VOORHOUT. Geboren: Nelly Henr ëtto Maigaretha, D. van Henncus Albertus Gerardus Bols en Alargaretha Jolianna Hennëtte van Schaik. Johannes Maria, Z. vau Johannes Tbeodorus van Prijfc en Anna Maria Pijst Petronella, D. van Willem Prins en Pelrone la Warmerdam. Petrouella Alida, D. van Petrus Johaunes van der Hulst en Margaretha Marp Lnngeveld. Josina Anna, D. van Adrianu? Johaunes van der Poel en Cornelia Kaptijn. Ondertrouwd: Gerrit Jacob van hbeenen jm. 21 j., van Sas' enheim, en Wilhe'mina Knoppert jd. 27 i., vau Voorhout. WASSENAAR. Geboren: Pieternella Neeltje, D- van P. Baardse en N. Eveleen. Ondertrouwd: J. A. Snelderwaard en H. Wessel. wat zij zelf gegist had, was voor haar nog geen bewijs dat haar vader in het plan be trokken was. Zij wa6 innig gehecht aan haar vader en dus kostte het haar geen moeite om een voldoende aantal argumenten te vinden, die hem vrij pleitten van de deelname aan zoo'n gemeene trouweloosheid. In elk ge val gaf zij hierin de voorkeur aan onwe tendheid boven hartverscheurende zeker heid, en aangezien het verraad voorkomen ■zou worden door haar snel handelen en du tijdige en onverwachte hulp van Gaston, wilde zy er liever haar vader in het ge heel niet van verdenken. En dus ver-telde zij hem niets van mylords houding in zake den brief van den hertog van Cumberland. Zij maakte zelfs geen enkele toespeling op den brief of op den jongen pretendent; zij bracht haar vadter alleen aan het verstand, dat haar echtge noot schijnbaar voortaan zijn bestaan van bet hare wilde scheiden. M. le due d'Aumont was erg van streek: twee mogelijkheden deden zich aan hem voor en die waren beide even onaange naam. Het eene betrof het schandaal clab ®ich noodzakelijkerwijze aan den naam izijner dochter zou heohten, zoodra haar huwelijksoneenigheid met haar echtgenoot algemeen bekend werd. En M. le duo d'Aumont was te goed op de hoogte van de toestanden aan het hof van Versailles om niet in te zien dat Lydia's positie als verlaten vrouw, haar zou onderwerpen aan een reeks van attenties, die zij slechts als beleedigingen zou. kunnen beschouwen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5