FEUILLETON.
In H ofkringen.
Anno 1912.
Burgerlijke Stand.
No. 16140.
LEIDSCH DAG-BLAD, Woensdag* 2 October. Tweede Blad.
PERSOVERZICHT.
Uit de „Staatscourant".
'48)
„Dat is goed!" zei de Koning. „M. Ie
'duo d'Aumont zal wel voor de reet zorgen.
iBinnen vijf a zes dagen zsal de „Le van tin"
gereed zijn. De geheime bevelen zijn al op
gemaakt en dragen onze koninklijke hand-
iteekening. En nu we deze kaart plus aan
wijzingen hebben en het particuliere brïef-
ge aan den Stuart, alles zoo vriendelijk be-
zorgd door madame Lydia, zal de onder-
t neming wel gemakkelijk, en, vóór alles
enel gaan. Hoe eer de zaak is afgehandeld
en het geld uitbetaald, te minder kans be-
btaat er dat onze onderdanen er de lucht
ivan krijgen. We moeten vaststellen, M. Ie
loomte, dat u, aangezien u de jongste deel
genoot zijt in deze. onderneming en degeen
'idie het imnst de publieke aandacht trekt,
fle bevelen brengt naar de „Levantin". We
zouden ons niet veilig voelen als een ander
bet deed."
„Ik dank Uwe Majesteit voor dat bewijs
Van vertrouwen.*'
„Als belooning voor die speciale taak
en voor uw arbeid van den middag krijgt
u twee van de vijftien milhoen, die zijne ge
nade van Cumberland beloofd heeft. M. Ie
Idiic d'Aumont krijgt er drie, terwijl wij de
eer en het genoegen zullen hebben van de
rest er van aan de voeten van madame la
ïnarquise de Pompadour neer te leggen."
Hij wierp madame een verliefden blik toe
■en zij beloonde hen dadelijk met een vrien
delijke n glimlach.
„Ik geloof dat dat alles is, wat wij voor
het oogenblik behoeven te zeggen, M. le
oom/te," hervatte zijne Majesteit; „binnen
zes dagen moet u op weg zijn naar Brest,
waar de „Levantin'' dan geheel gereed
moet liggen om na de orders ontvangen te
hebben, zee te kiezen. Als weer en wind en
de omstandighedien ons begunstigen kan die
jonge avonturier een maand daarna over
geleverd zijn aan de Engeische overheid en
wij die het moeilijke diplomatieke vraag
stuk met zooveel zorg hebben uitgewerkt,
kunnen die Engeische millioenen dan samen
doelen."
Met zijn gewoon luchtig gebaar gaf Lo-
dewijk nu te kennen dat de audiëntie af-
geloopen was. Hij was klaarblijkelijk meer
in «zijn schik dan hij Gaston wilde laten
merken en verlangde er nhar om de plan
nen voor de toekomstige genoegens en bui
tensporigheden met de schoone markiezin
te bespreken. Madame, die de kunst ver
stond om heel veel te zeggen door middel
van één enkelen blik, wist Gaston aan het
verstand te brengen, dat zij graag nog wat
geprofiteerd zou hebben van zijn aange
naam gezelschap, maar dat de koninklijke
bevelen vóór gingen.
En dus stond Gaston op en kuste de
trwee handen, die hem zoo genadig werden
toegestoken.
„Wij zijn ingenomen met wat gij gedaan
hebt, monsieur le oomte," voegde Zijne
Majesteit er per slot nog bij, „maar zeg
me eens, gaf de ongenaakbare Lydia da
delijk toe bij den eersten kus, of kwam
zij er eerst nog tegen op? hel... brr!...
beste graaf, zijn uw lippen niet bevroren
door de aanraking met. zoo'n ijskegel1?"
„Neen, Uwe Majesteit! Alle ijskegels
moeten eens smelten,' zei Gaston de Stain-
ville met een glimlach, die Lydia het had
doen besterven van schaamte, al6 zij hem
gezien had.
En met dienzelfden glimlach vol zelfin
genomenheid, spelend om zijn lippen,
verliet hij al buigend de kamer.
XXII.
Vaderlijke ongerustheid.
M. le due d'Aumont, eerste minister van
Zijne Majesteit, koning Lodewijk XV van
Frankrijk, was erg van streek. Hij had
zoocven twee particuliere gesprekken ge
voerd, ieder een halfuur dfurend en hij
wae nu bezig om verschil te vinden tus-
schen dat wat. zijn dochter hem verteld
had en dat wat M. de Stainville hem in
het tweede onderhoud had meegedeeld.
En het gelukte hem niet.
Die twee verschillende mededeelingen
schenen nauw met elkaar verbonden.
Lydia was zeer zeker heel vreemd en op
gewonden geweest en geheel anders dan
gewoonlijk; maar hoe ongewoon dde stem
ming ook voor haar was, toch verbaasde
M. le due er zich niet over, nu hij de oor
zaak er van kende.
Het was die oorzaak zelf, die zoo vreemd
wae.
My lord Eglinton, zijn schoonzoon, had
zijn ontslag ingediend als controleur-gene
raal der financiën en dat zonder eenige
verklaring te geven voor dien plotselingen,
beslisten stap. In elk geval deed Lydia,
alsof zij ©ven onkundig was van mylords
beweegredenen voor deze zeer buitengewo
ne handelwijze, als van zijn plannen voor
de toekomst. Alles wat zij wist of wat
zij haar vader wild© vertellen was, dat
haar echtgenoot van plan was haar aan
haar lot over te laten: hij zou Versailles
onmiddellijk verlaten, aldiis zijn post zon
der eenige waarschuwing opgevend, ter
wijl zijn vrouw, die meer dan een jaar lang
voor hem de staatszaken had bestuurd,
nu maar moest zien, hoe zij zich los
maakte uit al haar werk en uit haar dub
belzinnige positie.
De eenige mededeeling, die mylord wel
had willen doen, ten opzichte van haar
toekomst, was, diat hij van plan was haar
zijn kasteel en zijn domeinen van Vincen-
nes te schenken, de jaarlijksche opbrengst
daarvan bedroeg bijna een millioen pond.
dat geschenk wilde zij echter niet aanne
men.
Ondanks de diplomatieke pogingen van
zijn zijdie was het den hertog van Aumont
niet gelukt zijn dochter eenige verdere op
heldering te ontlokken aangaande die bui
tengewone gebeurtenissen. Lydia was
absoluut niet van plan om haar vader om
den tuin te leiden, en zij had hem dtis
naar zij meende een volmaakt getrouw
verslag van den toestand gegeven. Alles
wat zij hom verzwegen had, was de onmid
dellijke aanleiding tot het ernstige misver-
standl tussohen haar en haar echtgenoot,
en wij moeten haar verdedigen door te
verklaren dat zij meende, dat dat van geen
invloed was op den einduitslag.
Zij had er d!aarenboven meer dan genoeg
van om tegen den hertog over den Stuart
en zijn zaken te 6preken. Zij wist dat hij
het in die zaak niet met haar eens was en
zij waa bang om met absolute zekerheid
te vernemen dat er verraad werd voorbe
reid en dat hij er wellicht d'e hand in zou
hebben. Wat Gaston de Stainville veron
dersteld,. gezien en afgeluisterd had en
In die: voor den tijd van vijf jaren, bij
het wapen der infanterie, do 1ste luito. \V.
G. M, Gaillard, J. Detmar en J. J. de
Man, onderscheidenlijk van het 5de, het 8ste
en het 11de reg. infanterie; bij het wapen
der artillerie do 1ste luit. P. A. Brouwer,
van het korps pantscrfort-artillerievoor
den tijd van drie j afren bij het wapen der
genie, de 1ste luit. J. J. Roeloffs Valk van
den staf der genie;
zijn benoemd tot notaris binnen hot ar
rondissement: Arnhem, ier standplaats Arn
hem, Chr. J. Engdberts, candidaat-notaris
aldaar; Arnhem, ter standplaats 's.Hoerai-
berg, gemeente Bergh, G. Knot, candidaat.
notaris to Drunen; Tiel, ter standplaats
Driel, mr. N. C. M. .W. Koch, advocaat
en camdidaat-notaris te Kexkdriel
is voor het tijdvak van 16 October 1912
tot en met 31 Augustus 1913 benoemd tot
leerafres aan de R..H. B.-S. te Hearenveen
mej. S. J. J. Jonkers, aldaar;
is bij het personeel van den geneesk. dienst
van het leger in Ned.-Indië tot tijdelijk
officier van gezondheid 2de kl. benoemd
en aangesteld de arts C. Chr. Meyer;
is toegekend de aan de arde van Oranjo-
Nassau verbonden eere.medalllein zilver
aan mej. A. M. van Ratingen, huishoud
ster bij mevr. de wed. M. C. H. Bolsius
Stoltzenberg, te Roermond; in brons aan
mej. E. iW. J. Schreyner, huishoudster bij
do dames A. M. H. on M. C. Ph. do Vassy,
te 's.Gravenhage, en aan P. Koppert, veld-
arbeider, in dienst van den heer K. Banen-
dregt, te Rozenburg.
>,H e t Y o 1 k" bevat een schrijven, naar
tet zegt „van bevoegde zijde'» ontvangen,
over de benoemingvandr. G. fl-
Coops tot inspecteur van het
middelbaar onderwijs.
Deze benoeming verwekt in leeraars-
kringen groote verontwaardiging. En zeer
[terecht. Wat toch is bet geval1?
De heer Coops heeft de verdienste, tot
'de weinig© vromen onder de natuurweten
schappelijk gevormde menschen te behoo-
[ren. Maar dit is dan ook vrijwel zijn eenige
(verdienste. Noch op onderwijsgebied nóch
'op wetenschappelijk gebied heeft de be
noemde ooit iets van beteekenis gepres
teerd, terwijl onder de leeraren M. O. toch
tal van bekwame mannen te vinden zijn.
Wat de wetenschappelijke prestaties van
den nieuw benoemden inspecteur betreft,
eijn weinige wetenschappelijke bijdragen,
in tijdschriften verschenen, worden door
vakmensohen niet ernstig genomen of heb
ben aan ernstige critiek blootgestaan. Of
het een óf het ander: óf de Regeering was
van een en ander niet op de hoogte en dan
benoemt zij er maar op los, èf de Regee
ring was dat wel, en dan is bet boven dit
'stukje geplaatste opschrift P a r t ij-b e-
n o e ra i n g? maar dan zonder vraagtee-
ken, zeer zeker op zijn plaats.
r Over de benoeming van den nieu-
Iwcn hoogleeraar in het Staats
recht te Utrecht zegt de „Nieuwe
'Rotterdamsehe Courant":
De benoeming van jhr. mr. B. C. de
Bavornin Lohman tot hooglcëraar in het
B taats recht, opvolger van prof. Do Louter,
fral aan velen wellicht, gelijk aan ons, wat
priverwacht zijn gekomen, en hen eaniger-
inate hebben verbaasd. Tot nu toe waa het
bij juristen niet bekend, dat de hoer De
Bavornin Lohman onder de beoefenaren van
het staats- en het administratieve recht, van
[welke wij er verscheidene uitnemende in ons
land hebben, zoo'n op den voorgrond tre
dende plaats innam.
Naar wij vernemen, js de heer De Savomin
Lohman dan ook niet de man geweest, die
jde faculteit te Utrecht als bovenal in aan-
bier king komend, om een plaats in haar
taiddon te vervullen, heeft voorgedragen.
[Do aanbeveling van de faculteit moet heb
ben bestaan uit mr. 0. J. H. Schepel, vice-
president van de aTT.-rechtbank te Utrecht,
len mr. G. .W. J. Bruins, hoofdcommies ter
provinciale griffie van Zuid-Holland, bei
den, als wij hot wel hebben, tevens doctor
fcn do Staatswetenschap. Zelfs moet er van
'd© zijde der faculteit, toen daar vernomen
[werd, dat voor een benoeming van den heer
De Savomin Lohman geijverd werd, een
jechrijven zijn uitgegaan, waarin werd mc-
gedoöld, dat, indien /de Regeering geen
keuzo wens ch te te doen uit da twee door
de faculteit aianbevolen.cn, jn elk geval nog
(andere rechtsgeleerden eer voor eon bonoe--
[ining in aanmerking verdienden te komen,
'dan mr. Lohman. Aan wie in de rechtsge
leerde wereld geen leek is, zal dit niet be-
JvToemden.
Jlir. ior. De Savomin Lohman is gepro
moveerd- op een dissertatie over: „Do bc-
(Btuursinrichting van gewest, stad en plat
teland van Utrecht, gedurende do Bataaf-
'gclio Republiek." Over het staats., adminis
tratief- of volkenrecht is er vorder van
frijn hand een artikel (oen boekbeoordeeling
Sn „T h o m i s") verschenen. De lieer Lohman
Ss, kort na zijn promotie, in opdracht van
ininister Talma naar Engeland geweest, om
fer een rapport samen te stellen over de
Rriendly Societies.
Dit is zijn staat van dienst. En in de
Rechtsgeleerde tijdschriften wordt, voor zoo
ver ons bekend, zijn naanx verder nog een-
'frnaal genoemd: in de, niet erg warme, aan
kondiging van zijn dissertatie, door prof.
ilW. Kernkamp in hot „Rechtsgeleerd
[M a g a z ij n" (1912 blz. 336 vlgg.).
Er moeten natuurlijk redenen zijn, waar.
f>m de Regeering dozen jeugdigen man boven
[yelc anderen, die hun sporen reeds hebben
[verdiend, voor benoeming heeft uitverkoren.
[Welke Het-slot van prof. Kernkamp's aan
kondiging werpt mogelijk over de henoe-
teoing oenig licht. „De verdienstelijke ar-
\beid (verdienstelijk onder de restricties, te
yören in de aankondiging opgesomd. Red.
i,N. R. 0.") yan den heer De Savomin
Lohman hoeft er in menig opzicht onder
geleden, aldus lezen wij dat hij tegen
over de gebeurtenissen van ons revolutie
tijdvak staat met do felheid van een partij
man. Die gezindheid van den schrijver komt
intusschen zoo onverholen aan den dag, dat
men terstond gewaarschuwd is, naar wol
ken kant zijn oordeel doorslaat."
Prof. Kernkamp's meening 6chijnt door
andere zeer deskundige historici te worden
gedeeld. Hooft de Regeering dit niet gewe
ten? Men zou denken, dat voor een hoog-
loeraar in de eerste plaats noodig is, dat
hij onbevangen tegenover de door hem te
behandelen stof staat, en geen fel partij
man zij. De aankondiging van prof. Kern
kamp, zooeven «genoemd, had der Regeering
de oogen moeten openen. Hoeft zij geen ver
dere navraag gedaan ten aanzien van do
geschiktheid van den heer Lohman ook in
dit opzicht voor het hoogleeraarsambt Of
was de antijovolutionnaire felheid, waar
over prof. Kernkamp schrijft, voor de Re
geering juist eon aanbeveling? Moet lang
zamerhand de Utrechtsche Universiteit wor
den gocalviniseerd
Onder het hoofd Part ij-b e n o e m n-
gen? lezen wij in hot» „Handels
blad":
Part ij benoemingen?
In scheep vaartkringen werd men kon
het in ons blad lezen met groote be
vreemding kennis genomen van de benoe
ming van den heer Landweer tot i n-
spectour der Scheepvaartin
spectie, hoewel deze reeds 12 jaar bui
ten bet scheepvaartbedrijf staat.
„V oorui t", het vrij<zinnige orgaan
voor Hilversum, vermeldt nu, dat die be
noemde is de schoonzoon van het in de
coalitie invloedrijke Christelijk-Historische
Tweede Kamerlid, ds. De Visser.
„De S c h o o 1", sprekende over de
Troonrede, merkt het volgende op
Zij bracht ditmaal iets, voor ons, onder
wijzers, van belang. En wel deze zinnen:
„Een drietal wetsontwerpen naar aan
leiding van het rapport der Ineen-:chake-
lings-commjssi'e zijn in .gereedheid' gebracht
Het rapport der Staatscommissie voor
de Grondwetsherziening heeft onverwijld
een punt van ernstige overweging uitge
maakt. De Regeeringsvoorstellen zullen,
naar ik mij vlei, u nog in den loop van dit
kalenderjaar kunnen bereiken."
Bij de eerste mededeeling wordt stellig
allereerst de gedachte gewekt: „Waarom
zoo laat?'' Bij de tweede: „Waarom
zoo'n haast?" Te zamen genomen, wekken
ze onze belangstelling, maar tevens eenige
ongerustheid.
De „Nieuwe Rotterdamsohe
Courant" behandelt drie v o o r-
drachbs rechten van de Tweede
Kamer, t.w. voor de benoeming van haar
voorzitter, voor de benoeming van leden
van den Hoog en Raad en voor de benoe
ming vaü' leden van de Algemeene Reken
kamer.
Nu heeft zegt het blad de Kamer
steeds een zeer sterke neiging, om bij zulk
een benoeming zullen wij maar zeggen
allerlei andere overwegingen te laten
gelden, dan die alleen den doorslag be
hoorden te geven. Het is slechts zeer zel
den, dat de politiek in het geheel geen rol
speelt. Dat is, als het de aanwijzing van
den voorzitter betreft, niet zoo erg. Zij
is, om het zoo te noemen, een politieke
benoeming en kan dat zonder schade zijn.
Evenwel, voor de benoeming van leden van
den Hoogen Raad en Rekenkamer behoor
den geen bijoverwegingen te gelden; zij
kunnen niet gelden zonder op den duur
groote schade te doen aan het ambt. In
dividueel voelen de Kamerleden dit wel,
maar als zij met elkaar zijn, is het vleescb.
zrwak, naar het schijnt. Merkwaardig is in
elk geval, dat onder degenen, die tegen
dit benoemingsrecht, met name waar het
de vervulling van plaatsen in den Hoogen
Raad geldt, hebben geschreven, juist Ka
merleden en oud-Kamerleden de krachtig
ste bedenkingen hebben te berde gebracht.
Zij hebben ronduit erkend, dat er bij zul
ke „voordrachten" heel wat achter de
schermen voorvalt.
Bij de komende Grondwetsherziening
zullen, zegt de „Nieuwe Rotter-
damsche Courant" de voordraohts-
rechten van de Kamer zeker niet onbespro
ken bhjven.
En dan redeneert het blad als volgt:
Het recht, om zelve den voorzitter be be
noemen, is Öunkt ons, een recht, dat aan
elke zeUstandige, politieke vergadering
toekomt Zijn onze Kamers zóó min, dat
over dit recht, dat practdsch reeds lang
door de Tweede Kamer wordt uitgeoefend,
formeel nog een soort oontröle moet blij
ven bestaan?
Dis rentegen moge het voordrachts recht
in de practijk: benoemingsrecht voor
de benoeming van leden van den Hoogen
Raad komen te vervallen. Er is geen en
kel voordeel aan verbonden. Tot nu toe
heeft het nog geen kwade gevolgen gehad;
laat er een eind aan gemaakt worden, vóór
dat de gevaren, welke dit recht met zich
voert, tot verweer zullen dwingen. Want
het is zeer bedenkelijk, zooals daar som
tijds onze hoogste rechters worden be
noemd. Wanneer wij zien, dat een ver
dienstelijk lid van de rechterlijke macht
bdjna niet als raadsheer wordt voorgedra
gen, omdat een deel van de Kamer hem
niet streng genoeg Katholiek acht en dus
aan een ander, die beter zijn godsdienst
plichten schijnt waar te nemen, "de voor
keur geeft, dan moet dit bij het volk om
trent onze rechtsbedeeling en wie daaraan
deelhebben, wel zeer zonderlinge gedach
ten opwekken.
Hetzelfde zou eigenlijk gelden voor de
benoeming van leden der Rekenkamer, die
immers tot op zekere hoogte ook als rech
ter fungeert. Toch, hier heeft de zaak nog
een anderen kant. De rekenkamer is de
waakster over de landsbegroofcing. Haar
taak brengt haar dagelijks in contact met,
en dikwijls tegenover de Regeering.
Het heeft daarom eigenaardige bewaren
de benoeming van de leden dier Kamer
zonder meer aan de Regeering te brengen.
Eigenlijk moest de aanstelling van de le
den der Rekenkamer noch bii de Regee
ring, noch bij de Kamer verblijven. Maar
bij wien dan? Wij weten er geen.
Wellicht zal het beste zijn, bet voorstel
Van de Staatscommissie te aanvaarden die
voor de vervulling van plaatsen in de Re
kenkamer bij de Grondwet bet stelsel wil
voorschrijven, dat nu voor benoeming van
's Hoogen R aarts leden ge lelt: een aan
beveling" Van de Rekenkamer aan de Ka
mer, een „voordracht" van de Kamer aan
de Koningin.
Naar aanleiding van hetgeen bekend is
geworden omtrent den deplorabelen toe
stand, waarin zich het P al eis op den
Dam, te Amsterdam, bevindt, schrijft
„D e (Groenep A m s t e r d a m m e r"
Dat is dan het oude Raadhuis, dat met
alle geweld de glorie moet hebben van ter
wille der Koninklijke visites leeg 'te 6taan,
en dat is dan de liefde der Ilooge Regee
ring voor een Amsterdamsch eigendom,
hetwelk zij evenmin terug wil geven als zij
het behoorlijk in orde houdt.Vijftig duizend
gulden betaalt de Nederlandsche belasting
betaler jaarlijks „voor het onderhoud
d'er Koninklijke verblijven". Daarvan koopt
men voor het nobelst bouwwerk, dat men
onder zijn hoede heeft, houten consoles om
ze in de eerste kroonlijst, grijs geverfd,
voor steen te doen doorgaan, welke aan
koop van grijs geverfd hout blijkbaa-r zulke
gaten slaan in het budget van 50,000 gul
den, dat het daklood verdwijnen moet om
er zink voor in de plaats te doen.
Hadden wij een ander Gemeentebestuur,
het zou nu een aardig officieel briefje tot
de Regeering kunnen richten...
Al verwees het den weinig gegeneerden
NecUerlandschen Staat maar naar den
13den titel van zijn Burgerlijk Wetboek,
2de Boek, waar men in art. 1781 lezen kan:
Die iets ter leen ontvangt is gehouden,
als een goed huisvader, voor de bewaring
en het behoud van heb geleende goed te
zorgen...
Hij mag daarvan geen andier gebruik
maken, dan hetwelk de aard der zaak me
debrengt...
Waar dit laatste toch al helaas met in
stemming geschiedde, daar mocht d'e
bruikleener aan de eerste alinea een meer
speciale aandacht wijden...
Wij hebben tot ons genoegen gemerkt,
dat, ten minste in den raad zelf in 't
nauwe Prinsenhof vergaderend het ter
tafel liggend gruis van het der Hoofdstad
onthouden erfelijk verblijf een begrijpelijk
gevoel van smaad gewekt heeft.
Een der Raadsleden toonde zijn onge
duld over het sleepen met de Paleis-Raad-
huis-kwesti'e, dat door den niet-Amster-
damsch voelenden burgemeester geschiedt.
Wij vertrouwen, dat de burgemeester,
te veel op lijdzaamheid rekenend, over
<zulk goed ongeduld binnenkort eens strui
kelen moge, tot schade van zijn on-Amster-
damsche bedoelingen in zake het Raadhuis
op den Dam.
In een driestar De politieke kod
de b e i er zegt „De Standaard":
De man met het hoefijzer is een „stroo-
per" op het spoor. Een gevaarlijk heer
van waarbenj eme I
Het gaat op 1913 aan, en nu is men aan
den liberalen kant o, zoo pieperig bang,
dat men onder hun duiven zal schieten, en
wil daarom heel hun jachtveld omheinen,
met bij' elke laan een bordje, dat het hun
privatieve jacht is.
Vroeger dacht men zfoh een electoralen
strijd als een ridderkamp met open vizier.
De hekken werden opeDgezet. Ieder kon
binnenkomen. En dan ging het op een lans
stooten man tegen man.
Maar dat durft men van liberale zij thans
niet meer aan.
Het liep de laatste stembusjaren voor
hen zoo in-leelijk.
In 1909 de drie groepen Rechts opge-
loopen saam van 343,000 in 1905 tot 376,000
in 1909. En daartegenover de drie libera
le groepen gedaald van 214,000 op 197,000,
en dat wel doordien die ongenietelijko so
ciaal-democraten hun den room van de
melk afslurpten. Zij toch kwamen van
65,000 in 1905 op 83,000 in 1909.
En datzelfde spelletje zal nu weer net
zoo gaan in 1913.
De socialisten tot ten minste 100,000 op
komend. Rechts zeker weer 10,000 man
vooruit.
En alle de drie liberale groepen saam
weer afbrokkelend, we willen het heel zui
nig nemen, zeg met 7000 man.
Dat vindt men nu in den liberalen hoek,
om in hun eigen taal te spreken „deksels
beroerd". Te meer, daar ze er in Belgio
en Duitsohland al even poovertjes bij
staan.
Daarom beginnen ze hun maatregelen te
nemen. Niemand zonder liberalen oooarde
op de muts wordt meer heb geweer
of weitasoh op hun erf toegelaten. Ze gaan
passen op de kleintjes. Er mag geen ziel
tje meer af.
En dit verandert meteen vanzelf hun voca
bulaire.
Wie vroeger een „eerlijk tegenstander"
heette, schelden ze thans voor een „stroo-
per" uit.
En als ge aan de poort aanklopt, uw
vizier oplicht, en toelating voor het groo
te steekspel verlangt, treedt u geen ridlder
meer tegen, die eerlijk 't zwaard kruist,
maar een aangestelde koddebeier, die
met zijn „kodde", alias ranselstok, er luk
raak op inslaat.
Bij Kon. besluit is do directeur van het
post- en telegraafkantoor te Bameveld H.
Lij baart, mot ingang va.n 16 October, op
verzoek, eervol van gemeld beheer ontheven
en benoemd tot commies der telegrafie 1ste
kl. met bepaling, dat hij dien rang zal inne
men onmiddellijk na den commies der tele
grafie 1ste kl. M. T. van Leer;
tis voor het tijdvak van 16 October 1912
tot en met 31 Augustus 1913 benoemd tot
leeraar aan de R. H..B.-S. te Meppol P.
Roeske, aldaar
zijn gedetacheerd hij liet leger in Ned.-
HAARLEMiMERMEER. Ondertrouwd: P.
L. Hekker en A. van der Sluys. J. van der Poi
en D. K. de Gioot.
Getrouwd: A. L. Verlaan en C. Hekman.
B o v a 1 le nM. Dol geb. Groot Z. S. 0 verbeek
geb De.BakkerD.
HILLEG0M. Ondertrouwd: J. W. van der
Reijden en G. H. v.m Dijk. A. Otto en J. C.
van Looij.
Getrouwd: J. H. C. Duwel en M. A. Seijsener
Beval Ion: I. A. Spilker geb Pool Z. J*
Jansen geb. Rusman D. W. van der Veldtgob]
Uiteudaal Z. A. M. de Boer geb. Boot D. C*
Grnnueman geb. Duif Z. J. van der Weiiden geb'
Vau der Meij Z. C. G. Daudeij geb. De Leeuw D*
Overleden: J. Veldhuijzeu vau Zanten 91 j'#
LISSE. Geboren: Cornell's, Z. van C. vai*
Parijs en A. Bulk. Nicolnas Johannes, Z. van J.
H. Maars en E. v. d. Zalm. Margarctha Johanna,
D. van C. Elfeiing en N. C. Hoogkamer.
Overleden: Margaielha üalfschepel H i.
Helena van Elk, wed. v(ln A. van Schie, 76 j.
Joliauna Alk»made, wed. van J. Alosseveld, 73 j.
Maria Kranedijk 6 w. Gijsbertus Gerardus de
Haas 10 m. Theodora vau Leeuwen, echtgen.
van M Warmerdam, 56 j.
NOORD WIJlf. Geboren: Jannoto, P. van P.
van Beel n en G. van Roon. Cornelia. D. van A.
van Duin en J. Plug. Dominica, D. van W. L.
Benschop en B. van Konijnenburg. Cornelis
Johannes, Z. van N de Ridder en A. U. van Stein.
Jan. Z. van J. Koiboe en G. Hoek. Jan Pieter, Z.
van D. M. Pnsscbier en N. Barnhoorii. Engel,
Z. van A. van der Meulen en C. Duindam
Ondertrouwd: Theodorus Gerardus van
Went 23 j. en Margaretba Apolon-a Alidavaoder
Plas 26 j. Petrus Vioen2Gj.en Helena Cornelia
Heemskerk 20 i.
Overleden: te'Leiden: Dirk'Grrrit P.ug, 9
m-, Z. van J. Plug en C. de Bruin.
RIJNSBURG. Geboren: Abiahavn, Z, van P.
Vianeo en W. Hogewoning. Jan Willem, Z. van
W. Kraan en D. v. d. Eijkel. Albertus, Z. van G.
v. d. Meij en M. Koekebakker.Ja Z. van G. v.
Egmond en M. v. Kgmonil. Anthoüia Dirkje, D.
van M. A. v. d. Burgh en C. van Waait. IJendorina,
1». van J. Brussee en J. de Mooij. Cornelia Jacoba,
D. van C. de Mooij en J. Bouwmeester.
Gehuwd: A Rodenburg ;ra. 24 j., te Leiden, en
B. M. Mulder jd 23 j., te Rijnsburg.
VOORHOUT. Geboren: Nelly Henr ëtto
Maigaretha, D. van Henncus Albertus Gerardus
Bols en Alargaretha Jolianna Hennëtte van
Schaik. Johannes Maria, Z. vau Johannes
Tbeodorus van Prijfc en Anna Maria Pijst
Petronella, D. van Willem Prins en Pelrone la
Warmerdam. Petrouella Alida, D. van Petrus
Johaunes van der Hulst en Margaretha Marp
Lnngeveld. Josina Anna, D. van Adrianu?
Johaunes van der Poel en Cornelia Kaptijn.
Ondertrouwd: Gerrit Jacob van hbeenen
jm. 21 j., van Sas' enheim, en Wilhe'mina Knoppert
jd. 27 i., vau Voorhout.
WASSENAAR. Geboren: Pieternella Neeltje,
D- van P. Baardse en N. Eveleen.
Ondertrouwd: J. A. Snelderwaard en H.
Wessel.
wat zij zelf gegist had, was voor haar nog
geen bewijs dat haar vader in het plan be
trokken was.
Zij wa6 innig gehecht aan haar vader en
dus kostte het haar geen moeite om een
voldoende aantal argumenten te vinden,
die hem vrij pleitten van de deelname aan
zoo'n gemeene trouweloosheid. In elk ge
val gaf zij hierin de voorkeur aan onwe
tendheid boven hartverscheurende zeker
heid, en aangezien het verraad voorkomen
■zou worden door haar snel handelen en du
tijdige en onverwachte hulp van Gaston,
wilde zy er liever haar vader in het ge
heel niet van verdenken.
En dus ver-telde zij hem niets van mylords
houding in zake den brief van den hertog
van Cumberland. Zij maakte zelfs geen
enkele toespeling op den brief of op den
jongen pretendent; zij bracht haar vadter
alleen aan het verstand, dat haar echtge
noot schijnbaar voortaan zijn bestaan van
bet hare wilde scheiden.
M. le due d'Aumont was erg van streek:
twee mogelijkheden deden zich aan hem
voor en die waren beide even onaange
naam. Het eene betrof het schandaal clab
®ich noodzakelijkerwijze aan den naam
izijner dochter zou heohten, zoodra haar
huwelijksoneenigheid met haar echtgenoot
algemeen bekend werd. En M. le duo
d'Aumont was te goed op de hoogte van
de toestanden aan het hof van Versailles
om niet in te zien dat Lydia's positie als
verlaten vrouw, haar zou onderwerpen
aan een reeks van attenties, die zij slechts
als beleedigingen zou. kunnen beschouwen.
(Wordt vervolgd).