ZONDAGSBLAD' IEID5CH DAGBIAD VAN HELT -i- No. 16131. 21 September. Anno 1912. DB KLUIS. lie vrouw in de zaak,! Langzaam was de man, die blijkbaar tot de arbeidende klasse behoorde, de breede, met loopers belegde trap van het groote bankiershuis opgeklommen, en stond, nu in zijn eenvoudige;, netjes gebor stelde Zondagsche jas voor den be diende in blauwen livrei, met zilveren tressan afgezet. „Ik zou graag mijnheer den directeur even willen spreken," zei hij en draaide den hoed in zijn hand rond. „Wordt" ge verwacht?" „Neen ik kom om zoo te zeggen, voor -mijn eigen zaak. Of liever in 't belang i'er Bank." „Ja, beste vriend, dat zal niet geven, ï)e directeur heeft het bijzonder druk. Waarover moet ge hem spreken?" „Dat kan ik alleen den uirecteur zelf zeg gen; de zaak is van het grootste gewicht. De bediende lachte. „Dat 2egt iedereen. "Vandaag kan er in geen geval iets van komen. Meld u schrif telijk aan." „Een eenvoudig werkman zooals ik, gaat niet zoo goed met pen en inkrt om." ,,'t Is jammer, maar 't is anders niet mogelijk." Toen liet de bediende den werkman staan, die evenwel den volgenden en den daaropvolgenaen dag terugkwam, zonder resultaat evenwel.. Maar toen gebeurde er iets zonder lings; in de kluis van de BaDk, die met alle middelen der moderne techniek ge sloten was, lag een briefje aan den di recteur gericht. Denzelfden middag was de man er weer, stelde zichzelf als de schrijver van het briefje voor en werd oad'elijk ontvan gen. „Gij kent een onzer bedienden ?"- sprak de directeur, toen het gesprek hauwelijks begonnen was. „Ik ken niemand mijnheer." „Hoe komt ciat briefje dan in de kluis?" „Ik ben hier gekomen om het u te ver tellen „Nu, en...." De directeur werd al ongeduldig; maar de man liet zich niet van zijn stuk bren gen. Hij aarzelde een oogenblik en zei toen: „Ik heb het er zelf neergelegd." De directeur keek verbaasd op en glimlachte ongeloovig. „Gij zult het me nader moeten toe lichten, want dat zal niet gemakkelijk g:-gaan zijn." „Dat is ook zoo, mijnheer de directeur, uiaar dat het gelukt is, ziet u." „Ja, maar..." „En, en daarom kom ik bij u; ik ben lier al meer geweest, maar men liet mij iet toe, en..." „Ja, dat weet ik..." „U hebt daar beneden zeker heel wat waarde aan papieren liggen." „Stellig maar..." ,.Ja, ziet u, ik ben een eerlijk man en zou dat ook gaarne willen blijven." Nu begon de directeur met meer aan dacht te luisteren. „Zoudt ge willen zeggen, dat het u mo gelijk zou zijn daar binnen te dringen en de Bank te bestelen?" „Juist mijnheer, dat wilde ik er mee zeggen." „Mooi. En mag ik u vragen, hoe ge clat klaar denkt te spelen?" „Dat is juist mijn zaak, mijnheer, en als ik ze u toevertrouw, zou ik ook een bewijs van uw welwillendheid willen heb- gen. Dat is, dunkt me, billijk. Want, ziet u, als daar beneden een inoraak gepleegd is zult u ook wel een flinke som moeten vaststellen voor het ontdekken van den inbreker." „Zeker...." De directeur was één en al attentie. „Maar," vervolgde de arbeider, „dat - is het niet alleen. Als de zaak aan de groote klok komt, lijdt de goede naam van uw instelling toch ook sahade." „Hm, en daarom denkt ge?" Ja, daarom denk ik, dat alles in stil te, zoo te zeggen onder vier oogen, kan worden afgedaan, als ge bereid' waart mij èen soort belooning daarvoor te geven. Het is geen afdreiging mijnheer de direc teur, 't is een eerlijke zaak." „Ik vat uw voorstel ook niet op ais af dreiging. De vraag is maar, hoeveel ge vraagt voor uw zoogenaamd geheim." De arbeider aarzelde een oogenblik en zei toen: „Vijfduizend gulden." „Zoo, zoo! Dat is een aardige som." „Voor mij, ja, maar voor het bankiers huis zal het niet veel bettekenen." „Denkt ge?" „Stellig; daar beneden ligt toch zeker honderdmaal meer." „ZekeTj maar hoe stelt ge u nu voor, dat we de zaak verder zullen regelen? Me dunkt, de Bank moet toch zekerheid hebben, dat uw geheim zooveel waard is. En ik vermoed, dat ge het niet zult mee- deelen vóór ge in het bezit van genoem de som rijt." „Heel eenvoudig, mijnheer de direc teur. Ik heb u reeds een bewijs gegeven door do wijze, waarop ik. u mijn brief deed toekomen. Ik had net me zoo voor gesteld; u legt, zoo mogelijk zelf, want hoe minder er van weten hoe beter, de som in een omslag in een kluis. Ik haal het geld en leg daarvoor in do plaats een teekening en een paar woorden ter verklaring, waarbij ik slechts één voor waarde stel: u laat de als gewoonlijk ge sleten kluis niet anders loewaken dan tot nu toe gebruikelijk is." Na eenig nadenken stemde de directeur toe. „Afgesproken dus? Nog dezen nacht?" „Mij zou het den volgenden nacht beter schikken." „Goed." Daarmee was liet onderhoud afgeloopen en db arbeider vertrok. Toen de directeur op den vastgestelden, morgen, nog voordat het overige perso-! neel aanwezig was, met den eersten kas sier de kluis betrad, was het couvert met de 12,000 francs, dat hij er den vorigenj avond had neergelegd, verdwenen, en in! plaats daarvan lagen er een korte brief en een teekening. Tevens echter bemerkten leiden, dat ia het midden van de ruimte, die met groote tegels belegd was, één der vloersteenea! ontbrak; in de open ruimte hoorde menj 't geruisoh van water. De beide mannen begrepen nu alles: \oor enkele dagen was er een nieuw on-: dergrondsch afwateringskanaal gemaakt, en dit liep onder het Bankgebouw door.' Hoe de arbeider dat had bemerkt, begre pen rij niet; maar hij had er partij van getrokken. „Ik vind, dat de goede man zijn 12,000. francs, verdiend heeft," zei de directeur; tot doD kassier, en hij hield nog denzelf- clen dag een vergadering met den raad! van administratie, wc.arm maatregelen, werden getroffen, welke den eenigszins on- gewoché^i' toegang tot de kluis onmogelijk maakten'. Is het aan te bevelen, dat de vrouw van den winkelier in de zaak werkzaam is? ia! een vraag, die het vakblad „De Manufao-j turier" heeft opgeworpen en tevens te| beantwoorden poogt. De voornaamste reden, zegt het blad^ waarom iemand gaarne heeft, dat zijn, vrouw ook in den winkel werkzaam is, iSj deze: dat het zeer veel waarde heeft,' iemand om zich heen te hebben, op wie men- ten volle vertrouwen kan. In andere win kels is de reden voor de aanwezigheid der exhtgenoote gelegen in de soort artikelen, die verkocht worden, of in het erkennen van het feit, dat vele klanten er door ge vleid zijn, dat de vrouw van den winkelier haar zelf ontvangt en komt vragen, wat zij verlangen, om haar daarna zelve te hel pen. Bij andere firma's weder is de vrouw in den winkel, ten einde het salaris van een bediende uit te winnen. Waarin bestaat echter het voordeel van haar mede-werkzaam-zijnbestaat dat voordeel werkelijk of is liet maar denkbeel dig? Het antwoord op deze vraag kan niet anders luiden dan dat de tijdelijke aanwe zigheid van de vrouw in de zaak voor den eigenaar van het hoogste belang kan zijn, vooropgesteld natuurlijk, dat de aard der zaak voor vrouwelijke hulp geschikt is. In de eerste plaats is zulk een vrouw niet alleen een medewerkster, maar ook een medestrijdster, met wie hij alle zake-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 19