i FEUILLETON. Een vrooljjke snaak. De afloop van een Vendetta. Houd je stevig vast aan de kanten van den wagon. Ik zal probeeren den trein te doen gtilhouden." „Doe bet niet, je zult er af vallen", kreun de Ned, wiens moed niet zoo groot was, als bij wel voorgaf. „Het moet 1" bernam zij en zij begon moe- dig den gevaarlijken tocht over den glibbe. rigen inhoud der wagons. kVVat een gevaarlijke reis was dat. Toen zij het uiteinde van haar wagon bereikt had, stek zij één been over den rand. en tastte daiimee tot zij de koppeling ondet zich voel. de, daarop waagde zij den sprong op den .tweeden wagon. „Anny, Annyl" gilden haar broertjes, „wij zullen dood gaan „Ik geloof van niet," antwoordde het dap pere meisje, „ik zal mij echter moeten haas ten om de machine te bereiken, want wij zullen gauw bij de Kreek zijn, en zij kroop weer verder, tot zij bij de locomotief kwam. „Wou je de machine stop zetten, Anny?" yroeg Bill. „Ja, ik zal het ten minste probeeren," zei zij en trachtte door baar kalmeerende stem de jongens gerust te stellen, want zij was aldoor in angst, dat zij uit de wagons zou den springen. De vogels waren verdwenenmisschien had. den zij genoeg of waren zij door den snel len gang van den trein bang gemaakt. Alles was stil op den weg, waar niets te zien was dan de voortijlende trein met de drie doodelijk verschrikte kinderen er op. Maar nu op de locomotief te komen, dat was het moeilijkste van alles: tweemaal pro beerde Anny het en tweemaal mislukte het •haar. Eindelijk ontzonk haar de moed: Neen, het ging heusch nietl Dan moesten zij maar op goed geluk van den trein afspringen met de kans gedood te worden. Zij zou misschien er nog goed afkomen, maar hoe zouden de jongens, die zooveel kleiner waren, het er afbrengen? Hoe verschrikkelijk was het voor haar om tot een besluit te komen! Zij zou het toch nog eens probeeren op de locomotief te springen. Met baar eene voet bereikt» zij de koppeling en tastte in den blinde 'naar een bouvast, want de dichte rookwol ken sloegen baar in het gezicht. Eindelijk, ■daar had zij een stang te pakken! Met een |sprong stond zij bij de machine, dat was ,haar dus gelukt, maar nu begon pas het [eigenlijke reddingswerk. Zij probeerde te '{remmen, maar hetzij dat zij hiervan niet goed op de hoogte was, of dat baar krach- [ten niet toereikend waren, de tem. ;men werkten niet. En zoolang de Tremmen niet werkten, was zij bevreesd den 0) Den volgenden dag, tegen tden uur ver trokken beide vrienden met het karretje waar baas Koppig voor stond. Die mar cheerde geregel a door, want Herbelijn had hem voor bet afrijden op een paar lekkere wortels getracteerd. „Hoe heb je het toch aangelegd, kerel, om den ezel te laten k>open? Alleen blijft het nog de vraag, of hij in het terugkomen even flink zal aanstappen als nul „O, daar sta ik voor in," antwoordde Herbelijn, „het middel daartoe heb ik in de kar!" „Een kranige vent ben je toch," kon Caiman niet nalaten te zeggen. „Weineen, ik ben alleen een beetje uit geslapen „Ja, en een beetje veel ookriep Cai man nu weer, met ongeveinsde verwonde ring. Herbelijn liet intusschen een hoornga schal weerklinken, dat alom luide door de echo's herhaald werd en waardoor baas Koppig slechts fermer aan stapte. De boerderij waar zij wezen moester, was wel een acht kilometer van hun dorpje verwijderd, tenminste als men den grooten weg volgde; men kon echter ook het „rits- pad" volgen, dat, zooals de naam alreeds aanduidt, geheel tusschen de rotsen uitg1* trein niet tot stilstaan te kunnen brengen. Recht voor zich uit zag zij het water van de Kreek en ook kon zij een groepje man nen onderscheiden, die zeker op de komst van den trein stonden te wachten. ^Wat moest zij doen? Weer poogde zij den hefboom neer te drukken en weer mis lukte het haar. De trein ijlde voort; steeds kleiner werd de afstand tusschen de ma chine en de kookschuren. Toch scheen Jiaar poging iets te hebben uit gewerkt: de iirein ging een klein beetje, langzamer, maar toch zou de schok nog hevig zijn. „Jongens!" riep zij, „jongens, legt je plat neer en houdt je stevig vast!" Zij wist niet, of zij het hoorden, want het was een oorverdoovend geraas op de locomotief. Zij keek om en zag haan broer tjes doodsbleek staan op de glibberige massa. „Legt je toch plat neer!" gilde zij en pro beerde door gebaren haar woorden duidelijk te maken. Bill liet zich' neervallen als een arend, die op zijn prooi aanvalt en zij zag tot haar groote voldoening Ned zijn voorbeeld yolgen. De jongens waren nu ten minste zoo vei lig als het mogelijk wasdat was één vol doening voor AnnyMaar als de onver mijdelijke schok zou plaats hebben, zou zij tegen de stookplaats worden gegooid en, daar haar kleeren vettig waren, zou er heel greote kans zijn, dat zij in brand vloog. Zij drong zich zoover mogelijk in een hoekje terug en wachtte af, wat er gebeu ren zou. Daar hoorde zij hoven, al hef ge raas van den ontsnappen den stoom liet ge roep van mannen, maar zij kon niet ver staan, wat zij ha^ar toeriepen. Misschien wilden zij haar iets over de een of andere beweging aan een hefboom toeschreeuwen, maar als zij niet goed begreep, welken, dan was het veiliger niets te doen. Als haar rok vuur vatte», zou zij da!n in de Kreek kunnen springen en de vlammen dooven? Maar zij twijfelde er aan, of het haar gelukken zou. Traan brandde zoo snel en zoo krachtig. Zij had eens een trein in brand gezien, welke op die wijze vlapi ge vat had en zij zou nooit 't versclirikkelijk schouwspel vergeten. Het leek haar, of deze tocht uren duurde. Zou er nooit een einde aan komen? Op Cans merkte zij, dat een man in vuile, vette klee. ren naast haar op de locomotief sprong, die hier en daar een hefboom bewoog en na een paar minuten, stond de trein stil. „Kinderen, wat heb jelui gedaan mét den I trein?" vrceg de man met een zweem van yerwijt in zijn stem. houwen is en dan ook slechte voor voetgan gers toegankelijk. Een kanaal van een meter breed moet overgestoken worden langs een smal vlon dertje en Caiman zou hier nu zoolang met baas Koppig en het karretje blijven wachten, terwijl Herbelijn dezen korten weg nam. Caiman amuseerde zich intusschen met den ezel, die echter balkte als een onge lukkige. „Wat scheelt er toch aan," dacht de vriend. „O, hij heeft zeker honger! Maar wacht, Herbelijn zei immers dat hij wat bij zich in het karretje had, ik zil eens kijken!" Ed jawel, daar vond hij ze al, een twin tigtal heerlijke jonge wortels waar de ezels over het algemeen dol op zijn. Hij begon er met een, vervolgens een tweede, en toen een derde; en het eind van de zaak was, dat baas Koppig ze allemaal achter zijn kiezen had en toen iü slaap viel. Maar daar hoorde Caiman opeens kre ten aan den kant van het bruggetje, het kalf zou nu over het smalle vlondertje ge jaagd worden, maar Herbelijn scheen op eens door een duizeling bevangen en stortte zelf naar beneden. Caiman zijn vriend te hulp.... Maar het kalf viel nu ook en ziet, het was niet gemakkelijk beide drenkelingen te redden, toch gelukte het onzen wakke ren jongen en na afloop hield Herbelijn Maar Anny rilde van het hoofd tot de voeten en was niet in staat een woord te uiten. Nu het gevaar over was en zij allen gered waren, voelde zij, hoe uitgeput zij was van vermoeienis en angst. De jongens vertelden, te gelijk sprekend, wat er gebeurt was aan. de mannen, die rondom den trein stonden. De man, die de locomotief tot staan had gebracht, Lichtte Anny op en legde haar voorzichtig op een bank in één der schuren neer. „Rust nu eens wat uit, meisje," zei hij op een vriendelijken toon, als niemand nog ooit van hem gehoord had. Je bent een werkelijke heldin geweest, want je hebt niet alleen je broertjes en jezelf het leven gered, maar ook er voor gezorgd, dat de trein gespaard bleef." „Ga, als 't u belieft, den ai-men Karei opzoeken," zei Anny zachtjes en was toen blij, dat zijstil kon liggen, terwijl de lo comotief losgekoppeld werd en denzelfden weg terugging naar -de plaats, waar Karei er af viel. Deze kwam al langzaam aanloop-en, gé kwetst en zéér in angst over het lot van de kinderen en den trein. Anny had later nooit pleizier meer met een walvisch.trein naar Miah-Kreek mee te rijden. En het werd verplichtend gesteld', dat voortaan twee man op de locomotief plaats namen bij dergelijke gelegenheden. Iedereen in Belton was het er over eens, dat Anny zich dapper had gedragen en alleen de herinnering aan den angst, die zij ge durende die verschrikkelijke reis 'had uit gestaan, bewaarde er haar voor, dat zij zich hoogmoedig op deze daad liet voorstaan. „Help! Help!" Deze kreet had plotseling weerklonken langs de helling van een steilen berg dicht bij het dorpje Santa-Croce, op Corsica ge legen. Een meisje van veertien jaar dat haar geiten langs deze berghelling hoedde, had dezen kreet uitgestooten. Terwijl zij om hulp bleef roepen, ver dedigde zij zich moedig, doch hélaas te^ vergeefs, tegen een grooten arend die een van baar geitjes had! aangevallen en het probeerde weg te voeren in zijn sterke klauwen. Het arme geitje blaatte klagelijk, ter- Wijl de andere dieren der kudde naar rechts en links uit elkaar stoven. Met een slag van zijn krachtigen vleugel dan ook een plechtige lofrede op den koenen redder, die zoo eventjes twee drenkelingen tegelijk uit het water hielp.. Natuurlijk had hij zelf echter ook een nat pak opgedaan en het eenige wat er op zat, was dat beide vrienden zich even' in het gras lieten drogen. „Weet je nou wat het leelijke is van de zaak," zei Caiman; „dat ik door dit geval letje nu niet op tijd kan thuis zijn." „Kom, we zullen wel gauw onze schade inhalen. Het kalf moet in het tonnen wa gentje geladen worden en weet ik wel een middel, om den ezel hard te' laten looperu" Om te beginnen gaf Let jonge kalf al heel wat moeite en was er dus al geruimen tijd verloopen eer dat dit zaakje in orde was. „Wat ligt baas Koppig daar zoo te sla pen?" merkte Herbelijn op. „Ja, zoo ligt hij al een heelen tijd, hij heeft eerst zijn buikje rond gegeten." Hemeltjelief! Heb je 'm al die voor raad in eens gegeven?.... Dat was juist mijn truc, ik gaf ze hem altijd één voor één, telkens als hij een vier of vijfhonderd meter had afgelegd, dat hield er dan gang in 1 klaar nu? Ja, het ezeltje weigerde dan ook een voudig om te loopen, wat de jongens er ook aan Reden. „Het kalf moeten We thuis krijgen, zie je, en ik weet er slechts één mindel op," sprak Herbelijn, „dat bestaat daarin, dat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12