rr FEUILLETON. Een vroolijke snaak. De klip van Scimbros. „Waar zijt gij? Wat is er toch gebeurd riep Neela roet zoo'11 luidfe stem, dat Blaok verschrikt een zijsprong maakte. „Hierheen 1" riep de stem iets krachtiger tto, alsof de hoop op redding kracht gaf. „Roep telkens wat, dan kan ik u mis schien vinden V' antwoordde Neela, steeg af, trok Black achter zich aan en sloeg een Hrn.A.1 paadje in, dat regelrecht naar de „Heilige Schuilplaats" leidde. Hier ben ik", riep dé stem weer en was na zoo dicht bij, dat Neela eenigszins ver schrikt rondkeek; het was, alsof het geluid uit den grond onder haar voeten scheen te komen. Een oogenblik later zag zij een blanke hand te voorschijn komen, die er stofferig en gekneusd uitzag en die naar een dunnen tak greep, welke over een kuil in het voet pad lag. Zij zag het juist op tijd en duwde Blaok vlug achteruit. „.Sta stil, Black I Wees Verstandig en wacht hier even rustig tot ik dien armen man uit den kuil getrokken heb." Zij sprak van „dien armen man", maar lij was er zeker van, dat het Max moest zijn, die allerlei aanmerkingen over de kof fietafel had gemaakt en haar had uitge lachen over haar beschrijvingen van het huis. a's -feela die hand niet gezien had, zou den zij en de pony hals oyer kop in den kuil zijn gevallen, want de randen waren met mes en bladeren bedekt. „Help l help 1" riep de arme gevangene nogmaals, die niet weten kon, wie hem te hulp was gekomen. „Kunt ge mij niet heel gauw bevrijden?" „Ik zal gauw hulp halen; ik kom vlug terug", zei Neela, die voor het oogenblik geen kans zag hem alleen te redden. „Als ge mij niet spoedig helpen kunt", hernam de gevangene, ,,dan ben ik redde loos verloren; er zijn twee slangen op den bodem van den kuil, die zich gereed maken om mij aan te vallen. Ge begrijpt dus, dat ik in groot gevaar verkeer." „Goede Hemel", riep Neela ontsteld uit, „wat moet ik doen en keek in hot rond, als of zij naar een redmiddel1 zocht." „Ik zal u helpen," riep zij opeens. „Ik weet wat." Zij schreeuwde zoo hard mo gelijk om er bij den ongelukkige den moed in te houden en ook zichzelf aan te moe digen. Zij haalde haar mes te voorschijn en enieed er een langen tak van een kruipende plant mee af, die veel op een touw leek. Zij had eindelijk een stuk in handen, dat 8) „Je mag dus zelf voor alles zorgen, ga gerust naar den slager, en neem daar een lekkere cotelette van zeven a acht stuivers van den bout die moet je maar stoven met een heeleboel aardappels en dan zullen we daar samen eens lekker van smullen." Een cotelette van zeven acht stuivers en die met z'n beiden 1 Daar zal je toch ook niet vet van soppen... maar waaht, hij wist er wel wat op! Gred baasl ik ga nu ook weer aan mijn werk. En om zeven uur als U thuis komt vindt U het diner bereid... dus een lekkere cotelette yan den bout hè?" „Ja, de slager zal 'm voor mijn reke ning opschrijven." „Den bout?... Best begrepen baas Her- pijn. Tot ziens dual" Met een ondeugend gezicht keek Her- belijntje den gierigaard na. „Ja, ja, smullen zullen we van avond en op jouw kosten baasje, wacht maar 1" Aldus in zichzelve mompelend ging Her- belijn naar den slager en vandaar vervol gens naar baas Surino en alle drie kwa men ze terug, schuddend van het lachen, er werd daar iets aardigs gebrouwen, daar kun je van op aan, alleen oordeelde de eenige meters lang was en wikkelde dat octa Black's hals en bevestigde de uiteinden ste vig om den- halster. Met het loshangende stuk ging zij naar den kuil. „Gauw vatl" riep Max. „Ik kan mij niet langer vasthouden; de tak breekt bdjna door 1" Neela kroop naar den rand van den kuil. Het was een zeer gevaarlijke onderneming, want bij den minsten schok zou zij voor over in den kuil vallen bovenop den man en de'heide slangen. Eindelijk bereikte zij den tak en reikte de gretig omhoog gestoken hand den plan tenslinger toe. „Kimt gij dit over uw hoofd slaan?" vroeg zij. „Pas op val niet!" antwoordde de ge vangene. „O, riep hij uit, toen hij bemerkte, dat een kind de poging tot redding waag de. O, ben je nog zoo jong! Je zult mij er rooit kunnen uittrekken." „Ik heb mij paardje bij mijde uiteinden van den slinger zijn aan zijn hals vastge maakt. Ik geloof wel, dat het mij gelukken zal. Ea bovendien is het de eenige kans om gered te worden," zei Neela vol moed, hoe wel zij beefde bij de gedachte, dat alles van haar flinkheid afhing. De man zuchtte, maar sloeg het touw om zijn hals en slaagde er in het onder zijn eenen arm door te halen. Neela merkte dat de knoop zou houden en drukte hem op het hart niet te probeeren er uit te kruipen, voor hij aan den slinger voelde trekken. Zij kroop voorzichtig terug en had na een korte poos haar pony bereikt. „Nu, Black, nu moeten wij goed ons best doen", en zij klopte het dier op zijn hals. „Een, twee, drie 1 daar begint het!" Het paard trok uit al zijn best. Zij durfde niet achter zich kijken uit angst voer - wat zij zien zou. Zij wist, dat de slinger vast zat, want Black bleef doortrekken. „Ho, wacht even!" hoorde zij op eens roepen. „Dit is bijna even akelig als in den kuil te hangen." Neela keek om en bemerkte, dat zij den man langs het pad voorttrok in een hou ding, die op zijn zachtst uitgedrukt, zeer onaangenaam moest zijn. „O, wat ben ik blij, dat ik er u heb kun nen uitrekken!" riep zij opgelucht uit. „Ik ook riep Max uit en greep het dap pere meisje bdj de handen. „Kind, je hebt mij het leven gered, want ik weet zeker, dat ik het geen tien minuten meer had kun nen uithouden 1" Hij vroeg haar hem den weg te wijzen naar Kaapstad en zei haar vaarwel, na slager het veiliger, zich achter onze jon gen verschuilt en sprak dus: „Jawel, maar jij haalt de kastanjes uit het vuur hoor I Jij blijft de verantwoorde lijke persoon hoor, jongmensch." „O best Dus tot van avond hè baas?" Herbelijn keerde in de haast naar de schuur terug en ging weer aan het werk; om zes uur was alles kant en klaar en om zeven uur wachtte hij zijn gastheer Her- pijn af. „Zoo; nou. jij bont goed op tijd dat zie ik wel." En met een ongewoon vriendelijk ge zicht ging de gierige baas onzen jongen vooruit naar binnen maar schrikte daar geweldig van al die toebereidselen, die hij daar zag, op de haard een enorm vuur en een bout stond er te braden naast het kleine coteletje, „Wat beteekent dat?" vroeg hij* „Wel dat is ons diner!" „Maar ezelskop, ik had je immers ge zegd..." „Jawel, dat ik een ootelette zou koopen van zeven a acht stuivers; nu daar is U dan nog goedkoop af want de cotelet kost maar zes stuivers. En daar U den prijs van den bout niet bepaald hadt heb ik er maar een van f 2.25 genomen, omdat U toch gasten hadt." „Gasten? Ik heb niemand genoodigd!" „Ik wist er ook niet van, maar de sla ger vertelde het mij." i r r haar nogmaals hartelijk bedankt te hebben. Neela reed vlug naar de houthakkers toe, bracht hun de boodschap van haar vader over en haastte rich toen naar huis. Eenige dogen later kwam er een pekje voor Neela Sohenck uit een groot juwefiere- magazijn het pakje bevatte een gouden horloge met mooie gouden ketting en er lag een kaartje hij, waarop stond: „Yoor mijn boschfee, van haar dankbaren vriend, Max Kaumsterberg". „Zoo!" riep haar vader uit, „dat is de grootste Duitsche geleerde, die er bestaat. Bedenk eens aan, dat wij de eer hebben ge had hem aan onzo tafel te hebben gehad." Maar Neela dacht met schrik er aan, dat alle spijzen niet zoo lekker waren geweest als zij konden zijn. Zij troostte zich echter spoedig met de gedachte, dat zoo'n groot man zulk een kleinigheid zeker gauw zou vergeten zijn en dat zij er heel blij over was, dat zij hem het leven had 0gered. Lang geleden woonde op het eiland ScyrrHa in den Griekschen Archipel, <fe koopman Elesymos, die zijn geld verdiend had met den handel op Klein-Azië. Scyrrha was een gelukkig en welvarend republiekje. Elesymos was rijk en door iedereen gte- acht. Maar op zekeren dag werd de rust verstoordde Perzische koping Xerxes kwam met een groot leger en een talrijke vloot op Griekenland af om de nederlaag yah Darius, zijn vader, te wreken- 1 Hot leger was de Hellespont overgestoken. De vloot, die langs de kusten voer, zette) koers naar Athene en Scyprha. Overal moes ten de eolapden schatting betalen en zichi overgaven. Het eiland Scyrrha, dat noch Legér noch vloot bezat, zou zich moeten overgeven. lederen dag keken de bewoners angstig naar den gezichtseinder om te zien, of de Per zische schepen in aantocht waren. En op zekeTen dag werd er een zeil gezien, dat steeds nader kwam. Mannen, gewapend mét kromme zwaarden en lange lansen, met ijzeren helmen op het hoofd, stapten aan waL De voornaamste bewoners van Scyrrha; gingen hen te gemoet met olijftakken in; de hand, als vredesteeken. Zij wierpen zach ter aarde en smeekten hun het eiland met' zijn bewoners te sparen. Eles3rmos>, die dik wijls Perzisch gesproken had, was de tolk. Da Perzen beloofden hen te sparen, die zich aan Xerxes zouden onderwerpen. Maar s avonds liepen de vijandelijke r sol daten de stad af, plunderden de winkels en deden den bewoners overlast aan. „Jij hebt het op mijn ondergang toege legd jongen, dat begrijp ik heel best." „Weineen baas! Maar toen U sprak van een bout, dacht ik dat het zeker was, om mij schadeloos te stellen voor alle moge lijke maaltijden, die U mij al van uw le-. ven is schuldig gebleven." Baas Herpijn stikte haast van woede en vloekte, „maar je gaat maar den bout te rug brengen naar den slager.... denk je nou dat ik gek ben? Yoor bijna een rijks daalder vleesch op eenmaal 1 Daar had ik wel zes weken genoeg aan gehad." „Terugbrengen? Dat zal toch moeielijk gaan, want de baas verkoopt het vleesah wel rauw maar niet gebakken of gahrar. dcn." In zijn drift was Herpijn op het punt, den bout zooals hij daar reilde en zeilde in het vuur te gooien, toen baas Surino binnentrad met twee flessdhen wijn onder den arm., „Goeden avond, Herpijn I Ben ik mis schien wat laat?" „Wat laat? Hoe bedoel je d&t?" „Wel voor het eten!" „Ja U hadt immers de beleefdheid mij te gast te noodigen voor van avond?" „Ik?.... Ik zou je te gast genood heb ben?" „Dat nare geheugen van je schijnt je, leelijk parten te spelen," merkte de mes senmaker op, „en je ziet ik heb een kleine vergoeding bij me voor je traktatie."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 12