Invloed van onweer op melk. STOFGOUD. RECEPT. A1LSELHI. Seine-et-Marne, bestaan int een stuk steen, mee>st vuursteen, ui den vorm van een wig met handvat, en waren blijkbaar be stemd voor allerlei doeleinden. Men heeft er ten minste mee kunnen hakken, steken, boren, snijden, slaan en in den grond wroeten. Het eind, dat men in de hand hield, was rondachtig gemaakt. Behalve deze lompe wiggen had men ook nog kleine werktuigen in den vorm van steensplinters en afgesprongen stukken steen met schui nen en scherpen of op andere wijze voor iets te gebruiken kant. Blijkbaar werden deze splinters verkregen bij het maken van wiggen, en werden zij, in dën vorm, dien het toeval ze schonk, indien deze ze voor iets bruikbaar maakte, onveranderd gebe zigd. Blijkbaar heeft men het vele eeuwen met deze primitieve werktuigen gedaan. Eerst uit lagen van den laatsten ijstijd zijn eenigszins fijner bewerkte wigvormige ge reedschappen te voorschijn gekomen, o.a. in de omgeving van St-Acheul en van Le Moustier. Het is een algemeen erkend feit, dat bij een onweer melk zooveel sneller zuur wordt dan gewoonlijk. Dat dit verschijnsel juist bij onweer optreedt, is aanleiding ge worden, dat men het in verband bracht met de eleotriciteit der lucht. Anderen echter dachten meer aan den invloed der ver hoogde temperatuur en aan den verhoog den vochtigheidsgraad der lucht. Evenwel: op onweervrije warme zomer dagen kan de vochtigheidsgraad der lucht evengoed hoog zijn als op die, waarop een onweer losbarst, en toch heeft men dan niet zoo over zure melk te klagen als in het laatste geval. Blijkbaar zijn er dufl nog andere factoren in het spel. Het „Ned. Tijdschrift voor Melkhygiëne'' deelt in verband hiermede het volgende mee: Trillat, verbonden aan het instituut Pas teur te Parijs, meent er in geslaagd te zijn die factoren te ontdekken en gelooft zelfs vastgesteld te hebben, dat die factoren de hoofdmomenten vormen voor het zuur wor- 'dlen der melk. Allereerst heeft hij talrijke monsters melk aan den invloed van geëlectriseerde lucht onderworpen en de melk toen verge leken met andere monsters derzelfde melk, die in gewone lucht met dezelfde temp ar ratuur en vochtigheidsgraad vertoefd had den. Voorts nam hij proeven met ozon, ammoniak, salpeterzure dampen en oxydee- rende gassen, altemaal stoffen, welke bij onweer ten gevolge der electrische ontla ding zich kunnen vormen. Uit al deze gedurende meerdere maan den voortgezette proeven bleek niets van een versneld'e stremming of zuur-worden der melk; integendeel, de invloed, dien men als er inderdaad van eenigen in vloed sprake zijn kan aan de vrijgeko men gassen kon toeschrijven, was juist tegengesteld; ze vertraagden het zuur- worden veeleer. Trillat zocht de oplossing toen in een andere richting. Hij had opgemerkt, dat buitengewoon kleine hoeveelheden rottings- gassen de ontwikkeling van melkzuurbacte riën zeer begunstigen. Hij ging na welke lactoren het vrij-komen van zoodanige gas sen in de hand zouden kunnen werken, en dacht allereerst aan verminderden lucht druk. Trouwens, het is algemeen bekend, dat een verlaagde atmosferisch© druk het vrijkomen van in den aardbodem, het wa ter, enz., opgesloten gassen bevordert. Zoo is het ieder wel eens opgevallen, dat tijdens een onweer bijzonder sterke geu ren optreden; als de barometer daalt, riekt het water vischachtig; riolen en pri vaten stinken buitengemeen, welk ver schijnsel terecht het volk de conclusie deed! trekken, dat er in dat geval slecht weer in aantocht is. Dit overwegende, ging Trillat na of ver minderde luchtdruk, indien daarmede ge paard gaat het vrijkomen van rottiugs- gassen, de melk zuur d'oet worden. Tot dit doeleinde onderwierp hij met melkzuur bacteriën doordrenkte papierstrooken aan de werking van rottingsgassen, die bijv. uit rottend vleesch opstijgen. Zijn proe ven werden zoo genomen, dat in een ge steriliseerde glazen klok de luchtdruk 5 50 m.M. wisselde, terwijl daarentegen de zelfde temperatuur en vochtigheidstoestand bleven bestaan. Als de papiérstjrooken en kele uren in de glazen klok gelegen had den, dienden zdj tot enting van gesterili seerde melk en 5 k 6 uren later werd dan de zuurgraad nauwkeurig bepaald. Con troleproeven werden genomen in gewone lucht. Welnu, de proeven leefden, dat de melkzuurbacteriën, die bij verminderden luchtdruk aan d© werking der rottingsgas sen blootgesteld geweest waren, zich zeer veel sneller hadden vermenigvuldigd dan die in gewone lucht verbleven hadden; be wijs vormde natuurlijk de zooveel hoogere zuurgraad. Trillat trekt daaruit de con clusie, dat de atmosferische depressies, terwijl zij het vrij worden van de in den bodem, het water en andere voorwerpen ingesloten rottingsgassen bewerken, de instandhouding en vermenigvuldiging der in de lucht aanwezig© melkzuurbacteriën begunstigen en voor deze bacteriën als voedsel dienen. D© onweersluoht roept dus op plaatsen, waar in ontbinding verkeerende stoffen in rijkelijke hoeveelheid zich bevinden, de beste voorwaarden in het letven om de melk te doen gisten, in zooverre, dat tempera tuur en vochtigheidsgraad der lucht dan gewoonlijk verhoogd zijn. Deze opeenhoo- ping van voor de gisting gunstige factoren is voldoende om de stremming of het zuur- worden der melk ettelijke uren voor den normalen tijd te bewerkstelligen. Brengt men alle factoren, die meewer ken, in rekening, dan komt volgens Trillat aan den verminderden luchtdruk de hoofd werking toe voor het zuur worden der melk; daarnaast bevorderen verhoogde tempera tuur en vochtigheidsgraad dat zuur-worden eveneens, terwijl ozon en ander© exydee- rende stoffen, die dan tevens ontstaan, dat zuur-worden tegengaan. Voor de practijk hebben deze proeven waarde, daar ze t© meer nadruk leggen op de noodzakelijkheid om melk zoo zindelijk mogelijk te winnen en alle slechte luchtjes ver van de melk te houden. Daar de te vroeg© stremming bij het onweer terug te brengen is op een vermeerderd bacteriën- gehalte, is anderzijds het beste voorbe hoedmiddel om aan zoodanige melk een onschadelijk conserveermiddel toe te voe gen; in dit opzicht beveelt Trillat oxydee- rende stoffen als ozon of waterstofsuper- oxyde aan. De beleefdheid is voor de goedheid wat de woorden zijn voor de gedachte. J o u b r t. Bescheidenheid is voor de verdienste wat de schaduw is voor de figuren op een sch'l derij; zij geeft er kracht en relief aan. LaBruyère. Abrikozen t a a r t. 5 eieren, 100 gram suiker, 100 gram bo ter, 120 gram keizersbloem, ongeveer een half potje abrikozenjam. Bereiding: Een taartvorm dik met boter inwrijven en.met een dun laagje poe dersuiker bestrooien. De eierdooiers met de suiker ongeveer vijftien minuten kloppen tot de suiker is opgelost en de eierdooiers in onafgebro ken straal van den lepel loopen. De boter met de blbem op een plank met een tafel mes dooreen hakken, tot de boter in stuk jes ter grootte van een knikker is verdeeld. Het eiwit zeer stijf kloppen en daarna alles luchtig met een paar slagen door de ©ier dooiers mengen. Men raag vooral niet lang roeren, omdat de massa dan zou neerslaan. Daarna alles zoo vlug mogelijk in den vorm doen en deze taart ongeveer een half- of driekwart uur in een warmen oven gaar bakken. 1 De taart na de bekoeling met een groot scherp mes doorsnijden en tusschen de beide helften een laag abrikozenjam doen. De beide lagen daarna weer op elkaar leg gen en desverkiezende het bovenvlak bedek ken met een laagje glazuur en-versderen met geoonfijte vruchten. Cubiou U locanda. De tram, de electrische, glijdt gezellig voort over den Rijnsburgschen weg. 't Is in de tram ook gezellig. Allerlei praatjes Daar ziet één van een paar onder de pas sagiers een bordje met: oubicula locanda. Wat d*at wel beteekent? vraagt zij aan hem. En hij, zichzelf het stempel van niefc- Leidenaar opdrukkend: Dat is een b©j emettelijke ziekte, een soort van kinder verlamming." Bij den tandarts. De patiënt moet onder chloroform ge bracht worden. Terwijl de assistent het verdoovingsmid- del in gereedheid brengt, haalt de patiënt zijn zeer goed gevuld© portefeuille voor den dag. „Neen," zegt voornaam afwerend de tandarts, „u behoeft pas na de operatie te betalen." ,,Och", zegt de .patiënt, „het is mijn be doeling ook niet, nu te betalen. Ik wil maar even, vóór ik verdoofd word, nazien, hoe veel ik bij me heb Ol Dame: „U komt me zoo bekend voor. Is u niet de bontwerker, aan wien ik in het vorige jaar mijn pelsmantel te repareeren gegeven heb?" Heer: „Neen, ik ben beambte bij de Bank-. van-Leening IntwijfeL Politie-agent (die den arrestant verge lijkt met het signalement in het „Politie blad") „Van boven lijkt de kerel op den moordenaar, op wiens aanhouding duizend gulden belooning is gesteld, en de be enen zijn van den gevluchten bankier, die even veel opbrengt. Als wat aal ik den vent nu beschouwen?" Dilemma. Weerkundige: „Er ls een regenperiode op til, maar kondig ik z© aan, dan wil mijn vrouw een nieuwen regenmantel hebben; en doe ik het niet, dan ben ik tegenover de mannen der wetenschap geblameerd 1" Eringeioopen. Kastelein! (tot zijn zoon): „Je bent toch een ezel, dat je je een vaJseh kwartje in je handen hebt laten stoppen 1 Dat kun je nu voor mijn part aan den eersten den besten bedelaar geven." (Den Volgenden dag). Kastelein„Daar ligt het valsche kwartje nog altijd. Heb je het niet weggegeven?" Zoon: „Jawel. Maar de bedelaar heeft er dadelijk vijf glazen bier voor ge dronken." W o o r d e 1 ij k. „De baron heeft een vpetval gedaan voor de dochter van den notaris." „Ja, rijn schulden richtten hem ten gron de." Eersteged achte. Juffrouw (bij den rookenden Vesuvius) „Dat is voor de gordijnen in de buurt ook allesbehalve voordeelig."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 18