Zonnesteek. Het villen van palingen. Iemand het water uit den mond loopt? Fai staff, die over de kalk in zijn glas cham pagne te keer gaat, zou tegenwoordig zeg gen: „Jij schurk, waarom heb je ge 3-1 kalk in mdjn champagne gedaan?" Chloor-calcium, in water opgelost, drie maal daags een koffielepel vol: dat is de toekomst. „Smaakt bitter, maar r«iet on aangenaam", zeggen Emmerich en Loew. Een zinnebeeld. Zoo is het leven ook meest al: bitter, maar niet onaangenaam. In zeer warme dagen leest men herhaal delijk in de bladen, dat de menflohen ge troffen zijn door hitte, beroerte of zonne steek. Klaarblijkelijk hangt het soms van een toeval af, welk etiket door d bericht gever op de ziekte geplakt wordt, omdat verreweg de mees ten niet weten, welk groot onderscheid er nog tusschen de beide toe standen bestaat. t In „Moleschott" vindt men het uiteenge zet. De zonnesteek wordt -veroorzaakt door de onmiddellijke inwerking der zonnestralen op de bloote huid, vooral van hoofd en nek de huid is daarbij veelal in lichten graad verbrand, rood en pijnlijk. De zonnesteek treft dus den arbeider in het open veld, den wandelaar, den postbode zoodra zij zich met bloot hoofd aan de zonnestralen blootstellen en vooral wanneer zij daarin gaan slapen. Hebben zij van te voren alco hol gedronken, dan is het gevaar des te g rooter. De zonnesteek is een plotselinge ontste king der hersenen en gaat dus gepaard met de verschijnselen, aan de ziekte verbon den: de patiënten wankelen bij het loópen, ze vallen steeds neer, krijgen krampen. De duizeligheid gaat gepaard met groote suf heid en soms met verlamming; de patiënt vertoont al de teekenen van congestie en verkeert in groot gevaar. Men make bij zoo'n lijder zoo spoedig mogelijk de kleeren los, legge hem op een koele plaats, geve hem te drinkep. en be- dekke het hoofd met ijskoude kóm-pressen. Zonnesteek kan men dus vermijden door bloot te houden en vooral door er niet in te slapen. De Bedoulnen dragen tegen de verzengende zonnestralen een nekdoek. Geheel iets anders is de aandoening, die bekend 9taat onder den naam van hitte- beroerte, bevanging door warmte. Deze is het gevolg van bovenmatige inspanning bij arbeid op bet veld of bij de marschen on der heet en vochtig weer. Zij komt dus ook voor bij bewolkten hemel. De inwerking der stralen heeft hier slechts gedeeltelijk schuld; de belemmering in de afgifte en uit straling van de eigen lichaamswarmte is hierbij hoofdzaak. De lichaamstemperatuur is dus zeer verhoogd en dit werkt nadeelig op verschillende organen, maar 'vooral op het centraal zenuwstelsel. De afwijkingen, die bij deze ziekte wor den gezien, zijn zeer verschillend en afhan kelijk van den duur en den graad der tem- peratuursverhooging, waaraan de patiënt was blootgesteld. In het begin, als de lichaamstemperatuur tot ongeveer 39 is gestegen, wordt bij de- zieken een belangrijke wijziging in de ge moedsstemming waargenomen: zij zijn ge drukt, spreken weinig en langzaam. Stijgt de temperatuur hooger, dan wordt de deel neming aan hetgeen er omgaat nog min der, de gang wordt sleepend, de ademha ling versneld, de huid rood, de zweetaf scheiding overvloedig. Bereikt de tempera tuur van het lichaam 40 graden, dan volgt er duizeligheid, de patiënt tuimelt omver, zakt bewusteloos en gevoelloos in elkaar zelfs. De ademhaling is dan moeilijk en ge iaagd, de pols klein, de huid blauwrood (cyanotisch). In sommige gevallen treden tevens delirium en 6tuipen op. Dergelijke toestanden bedreigen zeker ook ernstig het leven. Een hoofdoorzaak voor het optreden van hitte-beroerte, die vaak voorkomt bij marcheerende troepen, wordt gevormd door de gesloten marschcolonne. De soldaten loopen naast en achter elkaar cn daar door wordt de afgifte van warmte van de te hooge lichaamstemperatuur door uitstra ling sterk belemmerd, soms ze«lf opgeheven. Ook de kleeding, het gewicht, dat men draagt, het vochtverlies gevolg van het zweeten begunstigen dit optreden in hoo ge mate bij iemand, die niet is geoefend en er niet aan is gewend. Het eerste tee- ken daarvan is de groote dorst. De ver schijnselen kennen we dus vrij welmoei lijker is het ze te verklaren, daaromtrent bestaat nog groot verschil van gevoelen. Een deel der geneeskundigen meent, dat de zeer verhoogde temperatuur van het lichaam de regelmatige functie der warm te- regelende zenuwcentra in het organisme verlamt. Een ander deel gelooft, dat door de hooge temperatuur enkele bacteriën bij zonder virulent worden en aldus toxinen vormen, die dan als oorzaak van de vergif tiging van het bloed zouden zijn te be schouwen. Een derde deel eindelijk denkt aan den schadelijken invloed der ultra- violette stralen, der aktinische dus. Een Indisch kolonel, Maude, hecht daar- aaD veel en hij heeft daarom de helmen aan den binnen- en den onderkant met rood laken laten bekleeden. Het gevolg daarVan was schitterend: zijn troepen bleven ver schoond en dat niettegenstaande de buiten gewoon hooge temperaturen, waarin deze in Inidië zijn blootgesteld. Hij meent daarom, dat vooral de chemische stralen oorzaak der ziekte zijn. „Moleschot" kan deze redeneering echter niet juist vinden. Het zijn niet alleen de zonnestralen, die de hitte-beroerte verwekken. Zij komt ook voor bij hen, die in schuren die, om luchtstroom te voorkomen, zijn afgesloten het broeiend hooi omzetten, zooals men het noemt; men ziet ze ook bij stokers op boo ten, die toch zeker niet aan de inwerking der zonnestralen zijn blootgesteld en dus Van aktinisoh Mcht geen last hebben. En het électrisoh licht dan? Kunnen we dus de oorzaak niet weten schappelijk verklaren, dan rest ons toch de vraag: „Wat kunnen we als voorbehoed middel aanwenden?" Algemeen meent men dat onthouding van alcohol en matig vleesch-' gebruik noodig zijn; daarentegen wordt drinken van koude koffie en thee sterk aan geraden. Van vele landbouwers hoort men echter, dat men bij den veldarbeid hooien, dorschen, maaien, schooven-binden den alcohol niet geheel kan ontberen. Valt een patiënt neer, dan legge men hem zoo spoedig mogelijk in de schaduw; het hoofd ietwat omhoog; maakt de kleeren los, wuift hem frissche lucht toe, bespren kelt hem met koud water en legge koude koinpressen op het hoofd. Kan hij drinken, geef hem dan veel koud water in den mond; men passé bij ernstige gevallen de kunstmatige ademhaling toe. Vertoont iemand op marsch of bij den arbeid de eer ste verschijnselen van zwakte, antwoordt hij bijv. langzaam op een vraag, klaagt hij over duizeligheid, staat hij onvast op de beenen. dan is het reeds hoog tijd hem te laten rusten op een schaduwrijke plek. Dat doende kan men zeker nog veel onheil voor komen. T oilei-gew* Setot. Een liefhebber van statistieken in Enge land berekende aan gewicht voor het toilet van de elegante vrouw: hoed 225 scboe- nen 435 G., zajden kousen 42 G., zijden on- derkleeding 100 G., lingerie 298 G., korset 510 G., zomerkostuum 495 G., parasol 3G5 G., lange handschoenen 45 G., taschje 390 G., zoodat de modedame aan kleeding bij elkaar 2 K.G. en 905 G. heeft te dragen. Voor den man ziet het er slechter uit: licht zomerkostuum 1815 G., schoenen 705 G., zijden hemd 210 G., zijden ondergoed 365 G., bretels 45 G., handschoenen 50 G., wandelstok 170 G., strooien hoed 100 G., sokken 85 G., kraag en das 85 G., te zameff dus, wanneer hij de fijnste stoffen en weet-* seis kiest, in het gunstigste geval een wicht van 3630 G., dus bijna 1 K.G. mee? dan de vrouw. Misschien zou dit nog mee?, verschillen, wanneer de hoed van de vrouw, van paardehaar en volgens het kleinste model was berekend. In elk geval is bet voor de vrouw een troost te weten, als zij op een warmen dag zwoegt onder het ge wicht van een reuzenhoed, dat zij aan eigeui gewicht en dat harer kleeding toch altijd minder beeft te torschen dan ha^r weder helft. Bij de meeste menschen is het medege voel nog al te zeer afhankelijk van het aanzien, waarin het lijdetade schepsel staat, en niet van de hevigheid der smart. De afdeeling Zeeland van de Ned. Ver eeniging tot bescherming van dieren wensoht haar moDd te openen voor den stomme, voor een lijdend schepsel, dat niet in aanzien staat, n. L voor de paling. Want eiken paling, dien men eet, ia levend gevild. „Gerechte hemell" (riep Jean Paul uit) „Gedurende hoevele uren worden ren gemarteld, teneinde den mensch een enkele minuut genot voor zijn toog te ver schaffen!" Dat het levend villen dezer dieren een vreeselijke marteling is, kan ieder begrij pen. Palingen eijlQ tfijlnfgeoi^gjaniaeerdö dieren, met een zeer ontwikkeld zenuw stelsel. Ook zonder hun wanhopig wrin gen en kronkelen tijdens de operatie en daarna, kunnen wij weten, dat zij een onbeschrijfelijk lijden ondergaan. En ze zijn taai; ze leven nog lang. Uren later kan men nog de gemartelde, bloederige schepsels in duldelooze pijn zien kronkelen en wie ooit naar die wanhopig-angstige bewegingen keek, zal niet vergeten wat hij zag. Het is echter niet goed mogelijk een paling te afcroopen,. die niet meer leeft; maar er is toch een eenvoudig middel (en daardoor in de practijk uitvoerbaar) om het dier zijn bewustzijn te ontnemen. MeD moet dus eerst de hersenen kwetsen. Daartoe snijdt men met een scherp mes den kop dóór en dóór, in het midden en wel van achteren naar voren tot tusschen de oogen, vervolgens een dwarssnede op de hoogte der oogen (dus loodrecht op de eerste snede) en een tweede dwarssnede een halve vingerbreedte dichter bij den hals. De zenuwtrekkingen van het lichaam blijven dan eveneens plaats hebben en het schijnt den leek alsof de smarten van het dier even hevig zijn; men behoeft zich clan 'echter niet te verontrusten, want het gevoel van pijn is er niet meer. Aan u, koopers, de zorg, dat dit gebeurt Gij kunt eischen, gij kimt toezien, dat het werkelijk zoo geschiedt Gij zijt degenen, die de macht hebt deze gruwelijke marte ling te doen verdwijnen, en wel door de opoffering van u zelf te overtuigen, dat de paling, dien gij eet, niet op zulk een onmenschelijke wiize is geslacht. Doch... overtuigt u persoonlijk. Goethe zei terecht; „Wij dienen steeds de mensehheid, wanneer wjj de mensche- lijkheid dienen"immers, koopers èn verkoopers, lijden zedelijk schade, de een door het doen, de ander door bet laten doen. Beiden door het gewend raken aan zulke wreedheden. Kinderen zien het mede nan I Daarom is arbeiden aan de verbete ring van het lot der dieren, arbeiden aan de veredeling van den mensob. Hartelijk hoopt het bestuur van genoem de Vereeniging, dat dit beroep op uw me degevoel niet tevergeefs is gedaan Het bestuur v. d. afd. Zeeland der Ned. Vereeniging tot Bescherming van Dieren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 17