Oude en nieuwe violen.
RECEPT.
haar chewing gum, en dit vergrijp tegen den
goeden smaak komt ten laste van Adams.
Doch de vele imllioenen, die hij daaraan ver
diend heeft, helpen hem dien last dragen.
Een fabrikant van handdoeken bemerkte,
dat een machine niet in orde was, zoodat de
draden door elkaar liepen en er een ruw en
ruig weefsel ontstond. Toen hij zijn machine
in orde had gebracht, wiesch hij zijn handen
en droogde ze af met een stuk van de bedor
ven stof. Hij bevond, dat die stof om af te
drogen veel aangenamer was dan gewone
stofkortom, zijn machine had den frotteer-
handdoek uitgevonden, die nu allang zijn
zegetocht om de aarde volbracht heeft. En
de eigenaar van die vindingrijke machine
had in korten tijd millioenen op mdllioenen
gestapeld.
Van de reusachtige profijten, die Elias
Howe en "Wilson, die de naaimachines ver
beterden, daarvan hebben getrokken, zullen
wij hier niet spreken. Uit Het bovenstaande
blijkt voldoende hoe dikwijls een eenvoudige
inval, commercieel handig uitgebuit, schat
ten kan inbrengen.
Men heeft te Parijs een proef genomen,
om uit te maken of de violen, de Stradi-
vam, de Guarnerii, de Grancino's e. d.
nog altijd te verkiezen zijn boven eenig
modern fabrikaat.
Reeds eer, nl in 1910 en in 1911, heeft
men dergelijke proeven genomen, welke
beide keeren uitvielen in het voordeel
van de nieuwe violen.
Ditmaal ie door „Le Monde Musical"
een wedstrijd, een concours van oude en
meuwe violen op zeer uitgebreid en voet
georganiseerd..
Zeven en twintig moderne vioolbouwers,
achttien Fransche, twee Belgische, twee
.Duitsohe, twee Italiaansche, één Holland-
eche (de heer Kunze, uit 's-Gravenhage)
één Engelsche en één Russische, hadden
te zamen 42 instrumenten ingezonden, die
tegen een zestal oude Italiaansche violen,
een Stradivarius van groot© schoonheid,
die op 8Q,000 francs geschat wordt, een
Guarnerius del Gesu, een Maggini, een
j Gand, een Joseph Guarnerius en een Gran-
cmo te kampen hadden.
De wedstrijd wae zoo ingericht, dat de
beoordeelaars, samengesteld uit bekende
violisten en luthiers, in het donker zaten,
terwijl eenzelfde artist achtereenvolgens
op al de violen, die bij loting genummerd
waren, eenzelfde muziekstuk speelde. Tus-
echen elke twee nummers werd éven licht
gemaakt, om de hoorders in staat te stel
len op daartoe verstrekte lijsten vergelij
kende cijfers in te vullen.
Den eersten avond werd over de moderne
violen alleen beslist. Eerst werden uit de
42 de twintig genomen, die de meeste
stemmen behaalden. Uit die twintig kooe
men weer de 6 beste.
Als eerste werd daarop aangewezen de
Hollandsche viool met 112 punten; dan
volgden 4 Fransche violen met 87, 73, 67
en 61 punten, en ten slotte een Belgische
en een Fransche met 47 punten.
Den volgenden avond kampten de ze
ven moderne tegen de zes oude violen.
Nu was het resultaat:
1. August© Falisse, uit Brussel, met
423 punten; 2. Chen an tai a-iKaul, uit
Nantes, 422 p., 3. de Stradivarius 401 p.;
4. de Grancino 369 p.6. Deroux, uit Pa
rijs, 351 p.6. Poiason, uit Lyon, 327 p.
Daarna kwamen achtereenvolgen^ de
Guarnerius del Gesu, de Joseph Guarne
rius, de Gana^ de Maggini, Angard, uit
Parijs, Kun ze, uit Den Haag, en Salta-
mainn, uit Lyon. Opnieuw waren het dus
de moderne violen, die een besliste over
winning behaalden.,
De beide eerste violen, die slechts met
één punt verschil ver boven den Stradi
varius aankwamen, zijn beide gebouwd
volgens de principes van den Franschen
physdcus dx. Chenantais. Kaul, zijn leer
ling, is de vriend van Falisse. De viool
van Faflisse, die thans den eersten prijs
heeft behaald, was zoo „versch" moge
lijk.
Bij het violoncel-concours in 1900 be
haalde een Chenantais-Kaul dea verston
prijs, en thans slaat hij opnieur/ met
twee zijner leerlingen, alle oude en
nieuwe mededingers. Dak kan moeilijk
toeval zijn.
Door deze wedstrijden komt het idee,
dat de producteD der klassieke vioolbou
wers nooit verbeterd zijn, in het gedrang.
Bij het roemen op de oude violen komt
veel „idee."
Dit blijkt wel uit de volgende anekdote
van ,,Le Monde Musical".
Een bekend Parijsch violist, die den
.wedstrijd kwam vrolgen, ging vóór het
begin de violen eens bekijken. Hij her
kende onmiddellijk den Stradivarius, nam
op, speelde een oogenblik en zei
enthusiast: „Zóó worden ze toch maar
niet meer gemaakt 1 Hoe kan nu een mo
derne viool daartegen willen concurree-
ren?"
Een oogenblik Later zit hij in de zaal
en hoort in het donker toe. Men komt
aan nommer zeven. „Dat is een Italiaan,
maar hij is erg neuzig", zegt-de kenner,
en hij weigert hem zijn stem. Het was
dezelfde Stradivarius, die hij even te
voren zoo hemelhoog geprezen had 1
In de eerstvolgende jaren zullen deze
wedstrijden herhaald worden in Brussel,
Berlijn, Londen en New-York.
Gehakt in deegkorst
300 Gr. kalfsgehakt, 300 gr. varkensge
hakt, gout, peper, nootmuskaat, 50 gr.
oud brood, 4 eieren, 300 gr. bloem, 3 dL.
lauwe melk. 20 gr. gist, 150 gram boter.
Wat zout. Pa-nee rmeeL
Bereiding: Het oude brood in een
weinig lauw water of melk weeken en
fijnwrijven, zoo droogmogelijk uitdrukken,
en een ei, wat zout, peper en nootmus
kaat er bij voegen en dit met een paar
stevige houten lepels door het gehakt
mengen tot een gelijke massa.
Voor het deeg de bloem in een kom
doen, in het midden een kuiltje maken en
daarin de drie met een weinig zout ge
klopte eieren gieten en de gesmolten bo
ter.
Van het midden uit beginnen te roeren,
zoodat men telkens wat van de omringen
de bloem door de eieren en boter mengt,
en wanneer dit alles dooreen is, er lang
zaam de lauwe melk bijvoegen, tot men
een mooi glad, stevig beslag zonder kluit
jes heeft gekregen. Dit alles flink klop
pen en da-™ de gist, die met 'n weinig van
de lauwe melk is aangemengd, er door
roeren.
Een tulbandvorm dik met boter inwrij-
vc en met een dun laagje paneermeel
bestrooien. Daarin een laagje van het ge
reedgemaakte deeg leggen, dan het ge
hakt en daarop weer deeg.
Men moet zorgen, dat het gjehakt ner
gens den rand van den vorm raakt.
Het deeg een halfuur op een lauwwarme
plaats laten rijzen en daarna ongeveer
anderhalf uur in den oven gaar en bruin
laten worden.
Wanneer men bang is, dat de bovenkant
te donker wordt, kan men er een ver
warmden deksel of een met boter inge
wreven papier op leggen.
Soh rale troost.
„Mijnheer, ik heb geen onderdak", begon
een haveloos uitziend man, „en....."
„Geen belasting te betalen, geen huur,
geen kolen-rekeningen, geen verdriet «"ver
het hooger worden van den melkprijs I
Kerel, laai ik je feliciteeren."
„Ik heb geen werk en...."
„Gelukkig man 1 Geen gevaar van ont
slagen te wordenniets te maken met de
kwesties van onderkruiperij en staking;
kan niet uitgesleten worden. Wat wü je
nog meer?"
„Maar ik meen het ernstig, mijnheer. Ik
heb geen geld en...."
„Dan kom je ook niet in de verzoeking om
het dwaaselijk wég te geven aan menschen
die bedelen en best kunnen werken. Heusch,
jongen, je bent onder een gelukkig gesternte
geboren. Ik zou haast met je willen ruilen.
Bonjour
Concurrentie.
Een paar ooncurreerende Verlofhouders
op een mooien en drukken buitenweg in het
Limburgse he lieten niet© onbeproefd om de
klanten te lokken door allerlei reclame,'
mooie stoelen en tafeltjes buiten, een gra-
mofoon, die aardige deuntjes speelde en
zangen weergaf, schaduwrijke boompjes voor
de deur; enfin, alles wat zij konden verzin
nen werd aangewend.
Eindelijk had Jansens het idee oim een
prachtig uithangbord te laten schilderen.
Vroolijke gasten werden er op afgebeeld
met opgeheven glazen en daaronder las
men:
Nergens is 't bier
Lekkerder dan hier.
Willems, de concurrent, die een paar
huizen verder was gevestigd, bestelde een
schilder en liet 's nachts leukweg aan het
versje toevoegen:
En 'n huis of drie van daan
In den vergulden haan.
BangvoorgevoeL
Iemand had een arbeider werk verschaft
op een boerderij. Na een poosje ontmoette
hij den arbeider en vernam van hem, <iat hij
niet meer op de boerderij was.
„Hoe komt dat?"
„Wel, 't was zoo. Eerst stierf d'r een kip
en de boerin kookte die voor ons. Toen
stierf cFr een varken en wij kregen daar de
heele week vleesch van te eten Toen stierf
de grootmoeder en toen ben ik weggeloo-
pen."
D u i d e 1 ij k.
Jong natuurvorscher (tot jonge dame): „Ik
kan me er op beroemen, in u de mooiste
van alle vlinders te hebben ontdekt."
„Zoo, ik ben blij dat te hooren 1 Maar xl
weet, ontdekkers zijn gewoon hun te
geven aan het voor wem hunner ontdek
king]"
Vernuftig.
Onderwijzer: „Wie kan me een eloctrischen
visch noemen? Nu, Karei?"
Karei: „De kabel-jauw.
Voorzichtige slimmerik.
Agent leidt zijn arrestant naar het
naastbaje politiebureau. Komt een ruk-
wind, die den hoed van arrestant wipt en
hem een eind verder deponeert.
„Daar gaat m'n hoed. Mag ik 'm niet
even naloopen en 'm ophalen
Slimmetjes lachend, de ander: „Dat zou
je nou net van pas komen, hè? Den hoed
naloopen en dan niet meer terugkomme,
hè? Nee waarde heer, dat zal je niet glad
zitten.... Jij blijtft hier op deze plaats
staan, en den hoed, zie je^ dien loop ik
na, en niemand anders..."
Een liohtp u&t
Pietje (een opstel schrijvend): „In Afri
ka is het zeer heet en er zijn heel
veel giftslangen en andere gevaarlijke
dieren, maar schoolmeesters zijn er niet
veel"
Z ij n snor.
„Ziet niets aan me?"
„Neen, mijnheer, heusch
„Ik heb mijn snor laten staan.
„Och, dat 'a jammer, en kunt u je niet
herinneren waar