Het horloge van oom Jnlins.
leven en vroolijkheid waren en we er naar
verlangden, onze beenen eens uit te slaan
en een kijkje te gaan nemen in den tu.u
waar de gymnastiek-toestellen altijd 200
uitnoodigend hingen en waar ik mij cok een
heele baas op voelde, tegenover het pochëo
van chauffeur Jan,
Nadat we voldoende gerekstokt, geschom
meld en gewipt hadden, trok ons hart toch
weer naar het glanspunt van ons tochtje
den automobiel
Kalm stond die daar aan den kant van
den weg afwachtende de passagiers, die
weer vertrekken wilden, want zoo modern
was baas Kleppers nog niet, dat hij er een
behoorlijke garage op nahield.
Piet Barbier was net even in! het priëel
gebleven bij zdjn ouders en wijJan en ik
liepen dus even vooruit,
Laten we er eens eVen ingaan, zeg",
sprak onze chauffeur, die blijkbaar verlan
gend was, zijn kunsten nog een9 even te ver-
toonen, „ik zal nu even op de plaats van deu
heer Barbier gaan zitten en kom jij dan
naast mij."
Piet wijdde maj nu in de talrijke gehei
men van de auto en hij had een dankbaar
gehoor, want ik zou hem niet licht tegen
spreken, ook al zei hij de dingen averechts
verkeerd.
„Zie je," eindigde hij „als je nu op dit pe
daal drukt, dan rijdt je onmiddellijk af."
Net kwam de heer Barbier aan. Ik stond
op, maar ziet, ik struikelde over het een
of ander misschien wel over m'n eigen
beenen, want ik ben nog al onhandig en
kwam daardoor net op de linkerknie van
Jan terecht en... met reed de auto af.
Dat was een verrassing! En het ergste
fan het geval was nog, dat de auto vooruit
tufte met een geweldige vaart, en.... dat de
chauffeur niet wist hoe hij stoppen moest.
Het sturen liet ook nog al te wenschen
over en zoo vlogen we van den eenen ksnt
naar den anderen en nog is het een hou-
derst wonder, dat we niets en niemand om
ver reden.
„Goddank," eindelijk wilde het toeval,
dat de auto zijn mart ging Verminderen.
Of het nu kwam dat de benzine langzamer
hand op raakte, dat weet ik niet, het lag
ten minste niet aan de werkzaamheid van
onzen handigen chauffeur.
Net kwam er een auto van den anderen
kant aangereden en dat was die van dokter
Bené.
„En nu
„Ach kom, baas Surino. er is er heusch I
ééntje bij je uit wandelen!" klopte een der
toeschouwers den messenmaker goedmoedig
op den schouder
„Ik ben zeker, dat je kat zooeven nog
in mijn kooi zat; dat is een poets, die men
mij gebakken heeft en Caiman kan je ge
tuigen, dat hij de kat er ook in heeft ge
zien; hij is het zelf geweest, die mij ver
teld heeft, dat de kat aan jou behoorde
„Dat is waar," bevestigde Caiman, zich
héél goed houdend dank zij het aanporren
van Herbelijn, die stilletjes achter hem was
zomen staan: „Maar misschien had het sijsje
zich verscholen achter de kat!"
De heele troep lachte uitbundig.
En om niet zoozeer het mikpunt van aller
spot te worden, nam Surino het kooitje en
haalde het binnen. De kooi zat vol haren
„Neen maar, dat gaat mij nou toch wer
kelijk è.1 te hoogriep de baas.
„Dat is toch anders héél natuurlijk," riep
Herbelijn nu, ,,de vogel heeft de kat opgege
ten, al is het ook de verkeerde wereld!"
Een daverend gejuig.
Herbelijn ging doodkalm verder:
„Ziezoo, baas Jéróme, nu ben jij het nog
die schadevergoeding heeft te vragen aan
Surino. Laat het sijsje maar den buik open
snijden en dan zal je zien dat daar de kat
in gevonden wordt
En te midden van de toejuichingen der
menigte riep Herbelijn:
„Surino weet heel goed waar Minetje is,
baas Douarddat is nu het koopje, dat
hij leveren wilde 1"
De dokter kon zelve ook sturen en had
nog een chauffeur bij zich, die onze ang
stige gezichten maar behoefde aan te zien,
om onmiddellijk te begrijpen hoe de vork in
den steel zat.
En hoe hij het nu leverde of niet, begrijp
ik nog niet, maar hij stapte in eens op onze
auto over en bracht ens veilig en wel tot
aan „het Plankje" terug.
Ik moet nu eerlijk zeggen, hoe dikwijls
ik Jan onderweg al verwenscht heb, nu be-
bewonderde ik hem toch letterlijk, want ver
beeld je eens, hoe groot dat heer zich hield,
hij zei n.l. dat hij den dokter wag gaan
waarschuwen.
Even later kwam dokter René dan ook
waarlijk aangetuft en door het dringende
van het geval werd er niet meer gerede
neerd over Jant-je's auto-verrassing.
Nu, wat er ook van zij, de heer Barbier
was gelukkig niet booe op hem, nu alleB zoo
goed was afgeloopen en de kleine Arie Klep
pers bleef behouden, dank zij de werking
van het serum.
Onvergetelijk zal mij deze auto-tocht al
tijd blijven, mijn leven lang en Jan met
minder, maar die heeft er waarlijk nog een
blijvend voordeeltje mee op gedaan, want
als hij zich nu maar even aan „het Plankje''
vertoont, komen de baas en Arie om het
hardst aangeloopen, om het heer op z'n
wenken te bedienen!
Sedert een paar weken was Oom Juliua
tot groot genoegen van zijn nichtjes Willy
en Jo en zijn neefje Willem bij de familie
Merens gelogeerd.
Nu moet ge weten, dat oom een prach
tig horloge bezat, dat zoo uitstekend
liep, dat oom lachend zei:
„De zon regelt zich naar mijn horloge!"
Buitendien sloe£ het de heele en halve
uren en de kwartieren, als men aan een
knopje draaide.
Maar oom Julius deed dat niet dikwijls,
want Lij was bang het werk stuk te ma
ken.
Als de kinderen hem vroegen, het hor
loge te laten slaan, zei hij meestal. „Hebt
geduld, kinderenAls je groot bent, Wil
lem, en je je aandeel in mijn erfenis zult
gekregen hebben, kan je het horloge den
heelen dag laten slaan, als je er pleizier
„Waar heb je mijn kat, hèschreeuwde
baas Jéróme den messenmaker toe, „er
mee voor den dag, of ik zal je
„Heeren en dames", riep Herbelijn, die
intusschen de hand vol haren had opgeraapt
die op den grond waren gevallen, „ik ga
deze voorstelling eindigen met een goochel
toer, waar je echt verstomd van zal staan
„Aha, ben jij het weer, die ons deze kool
gestoofd heeft?" riep Surino woedend.
„Leve Herbelijn!" was het eenig ant
woord uit al die kelen.
„Heeren en dames, ik ga U nu nog iets
veel sterkers vertconen. U ziet hier die
hand vol haren ik steek ze onder mijn
blouse, steek ze aan mijn hart en dit is
zóó warm, dat 't het doode haar weer leven
schenkt en er een katje te voorschijn treedt.
„Leve Minet!" Dit zeggende stelde Herbe
lijn Minet aan de menige voor.
„En nu kunt U uw lieveling weer krijgen
baaa Jéróme, maar vergeet niet, dat ik U
beiden binnen acht dagen een nog veel
erger poets bak, als U, baas Douard, Wil
liam niet in de leer wilt hebben om hém
Ket stoelenmattersvak te leeren en U, baas
Surino, Herman niet aanneemt, om dien
te bekwamen in het messenslijpen."
't Was nu hoog tijd, dat Herbelijn zich
voorloopig uit de voeten maakte, want
Surino trad weer te voorschijn met zijn
zweep.
De toeschouwers lachte echter wat roet
deze looze bedreiging, en... twee of drie
dagen later waren beide broertjes van Her
belijn bij dfe respectievelijke bazen in de
in hebt en dan kunnen je zusjes er naar
luisteren zoolang zij willen."
Doch Willem en zijn zusjes verlangden
cr zoo naar het horloge, alwaa het maar
één kwartiertje, in hun eigen bezit te het*
ben, dat zij graag hun recht er op voor
la-ter voorgoed zouden laten schieten. En
hun wenschen zouden vervuld worden.
Op zekeren dag zei oom Jiliua, dat hij
morgen voor een weekje op reis moest en
toen de kinderen den volgenden morgen
naar beneden gingen om te ontbijten, wa»
oom Julius al weg.
Hij scheen haastig te zijn weggegaan,
want de deur van zijn slaapkamer stond
open en toen de kinderen om het hoekja
gluurden, zogen zij op het standaardje
ooms horloge hangen.
Maar zij wisten dat zij nooit in 001»
Julius' kamer mochten binnenkomen, alt
hij er niet was. Oom had hun echter nooit
verboden het horloge aan te raken.
Eerst aarzelden zij, maar eindelijk werd
hun de verleiding te sterk en Willem, ge
volgd door zijn zusjes, sloop de kamer bin
nen.
Daar was dus het beroemde horloge bin
nen hun bereik. Heel voorzichtig, zooals
hij het oom had zien doen, drukte Willem
op het knopje eD daar begon het te slaan,
eerst regelmatig, maar spoedig daarop
volgden de slagen elkaar zoo snel op, dat
het wel leek, alsof er een ketting werd
afgewionden, terwijl do wijzers als dol,
over de wijzerplaat liepen. Daar hoorden,
de kinderen een gekDars, de wijzers ston
den onbewegelijk, het tikken hield op en
daar was het horloge van oom Julius
dood
Als verstijfd van schrik bleven de kin
deren staan en keken elkaar aan.
Willem was de eerste, die tot bezinning
kwam.
„Wij kunnen hier niet blijven staan, tot
dat iemand' ons hier ziet. Wij rijn de eerste
die in ooms kamer zijn geweest van
morgen en niemand weet dus, dat oom,
zijn horloge niet heeft meegenomen. Ik'
steek het dus voorloopig in mijn zak, dan
kunnen we op ons gemak bedenken, wat'
wij doen moeten.
Er was echter maar één middel, om h»t
bedreven kwaad te herstellenhet hor
loge naar een horlogemaker te brengen.
Willem zei tegen zajn zusjes, dat hij het
bij den besten horlogemaker in de stad zou
leer; nadat Herbeljjn hun natuurlijk «P
zijn eerewoord beloofd had. dat het nu uit»
wae met die grappen 1
HOOFDSTUK IV.
De zolder vanhet „P rinoehof'.
Er was cm bescheiden logementje op de
plaats, waar heel de vlottende bevolking,,
bestaande uit, schippers, kermis gangers
en diergelijke altijd hun intrek namen.,
heel deftig heette diit hotel: „Het Prinoe-
hof".
Meer dan dertig jaren lang was dit her
bergje gehouden door den heer Lanoyette,
een langen, mageren man, en zijn vrouw,
een kleine dikkerfc, net een tonnetje
Het waren brave luidjes, ofschoon de ge
legenheid zelve niet in goeden reuk stond,
vanwege d© vreemde 6cènes, die er som»
voorvielen tusschen die rare bezoekers.
Ofschoon de logementhouders zich tegen
over hun klanten dus dikwijls in vrij
krasse bewoordingen moesten uitlaten, wa
ren ze tegenover elkaar een en al beleefd
heid en vriendtelijkheid en gaven ze elkan
der allerlei lieve bijnaampjes, als: „Kip
petje en Wolf". Dit waren nog de meest
uitverkoren benamingen
Heel het dorp sprak dan ook niet andetrB
dan van: „Kippetje en Wolf" als ze van
het logement spraken.
(Wordt vervolgd.)