No. 16079
Dinsdag 23 Juli,
A0. 1912.
<£teze £ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
Dit nommer bestaat uit
TWEE Bladen.
Eerste Blad.
Officieels Kennisgeving.
FEUILLETON.
"Wonderlijke avonturen.
LEIDSC
PRIJS DRR ADYERTENTIEN:
Van 16 regels ƒ1.05. Iedere regel meer 0.17Orootere letten naar
plaatsruimte. Kleine advertentiën Tan 30 woorden 40 Oents contantelk
tiental woorden meer 10 Oents. Voor het incaBseeren wordt f 0.05 berekend.
PRIJS DEZER COURANT:
Voer Leiden per week 9 Oents j per 3 maanden 2 i f 1.10.
Bnitan Leiden, per looper en waar agenten gevestigd zijn 1 1.30,
Franco per post 1.65.
HINDERWET.
Burgemeester en "Wethouders van Leiden;
Gezien het adres van Ph. MOOTEN, om
irergunning tot plaatsing en in-werkuig-
itelling van 3 electromotoren, waarvan l van
g, 1 van 1 en 1 van i p/k., tot het in bewe
ging brengen van diverse machines in cle
amederij en constructie werkplaats in het
perceel Oude "Vest no. 137, Sectie H no.
8927;
Gelet op de artt. 6 en 7 der Hinder-
Hr e t;
Geven bij deze kennis aan het publiek dat
genoemd verzoek, met de bijlagen op de
Secretarie dezer gemeente ter visie gelegd
Js; alsmede dat op Dinsdag 6 Augustus a.s.
voormiddags te elf uren,, op het' Raad-
Huis, gelegenheid zal worden gegeven om
bezwaren tegen dit verzoek in te brengen,
jterwijl zij er de aandacht op vestigen, dat
met tot beroep gerechtigd zijn zij, die niet
overeenkomstig art. 7 der Hinderwet voor
het' gemeentebestuur of een zijner leden
rijn verschenen ten einde hun bezwaren
mondeling toe te lichten.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. O. DE GIJSELAAR,
Burgemeester.
Q. J. TERPSTRA, Loco-Secretaris.
Leiden, 23 Juli 1912.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 8, 1ste alinea, der Hinderwet;
Brengen bij deze ter algemcene kennis dat
'door hen op heden vergunning is verleend
van de Leidsche Katoenmaatschappij voor
heen DE HEIJDER en Co. en rechtver
krijgenden to£ het uitbreiden van de ka
toenweverij iü het perceel Looierstraat No.
8, Sectie A No. 1030.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. O. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
Q. J. TERPSTRA, Loco-Secretaris.
Leiden, 22 Juli 1912.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gezien art. 8, lst-e alinea, der Hinderwet;
Brengen bij deze ter algemeene kennis,
'dat door hen op heden vergunning is ver
leend aan M. DEN OS en rechtverkrijgen
den tot het uitbreiden van de smederij in
de peroeelen Yolmolengracht Noe 6 en
'6, Sectie B Nos. 2175 en 990
door bij trekking Van het perceel Yolmolen
gracht No. 10, Sectie B No. 2079.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
Q. J. TERPSTRA, Loco-Seoretaris.
Leiden, 22 Juli 1912.
DRANKWET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden;
Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet;
Brengen ter algemeene kennis, dat door
5J. DE ZWART, logementhouder, wonende
te Leiden, een verzoekschrift is ingediend
om verlof voor den verkoop van alcohol
houdenden, anderen dan sterken drank,
voor gebruik ter plaatse van verkoop, in
het benedenvoorhuis van het perceel Oude
Yarkenmarkt No. 7.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
Q. J. TERPSTRA, Loco-Secretaris.
Leiden, 23 Juli 1912.
Gemeentezaken.
De Leidsche Brandweer.
De brandweerkwestie, die tusschen den
oommandant en de brandmeesters - al ge-
ruimen tijd bestond, doch dde voorname
lijk na den brand in de Hooglandsohe
Kerkkoorsteeg publiek domein is géwor
den, ia Donderdag in den Gemeenteraad
wel ampel en breed! besproken, maar tot
een bevredigende oplossing is zij niet ge
komen.
Tot op zekere hoogte draagt daarvan
het raadslid, die de kwestie aan de orde
stelde, de schuld. Als men over een zaak
wil interpelleeren doet men het best scherp
belijnde vragen te stellen, waarop bepaal
de antwoorden moeten worden gegeven,
zooals bijv. ook geschied is met betrekking
tot het optreden van den marktmeester
bij de „Posthof"-kermis.
De heer Yergouwen deed geen bepaalde
vragen, besprak het optreden van dén
commandant in het algemeen, en vele der
sprekers na hem deden hetzelfde, en het
antwoord van den voorzitter was ook niet
scherp omlijnd en heeft allerminst bevre
digd
Om precies te weten wat er is gesproken
zullen we het stenografisch verslag moeten
afwachten, doch den indruk, dien wij van
het debat hebben gekregen en waarin wij
door de courantenverslagen nog zijn ver
sterkt, is geweest, dat de raadsleden, die
er het woord over hebben gevoerd, en zeer
waarschijnlijk door de brandmeesters wa
ren ingelicht, in de meening verkeerden,
dat er een order was uitgegeven dbor den
oommandant, in strijd met art. 26 der
Yerordening op de Brandweer van 29
April 1909, terwijl de voorzitter, die ver
moedelijk den commandant had geraad
pleegd vrij1 beslist verklaarde dat een zoo
danige order niet bestond, ja dat er
zelfs geen order uitgegeven is.
De kwestie had veel zuiverder gesteld
kunnen worden en het debat veel vrucht
baarder, als de heeren hadden gekend de
inderdaad uitgevaardigde order van den
oommandant, dato 8 Januari 1912, zooals
déze Zaterdagavond door den voorzitter
van het college van brandmeesters, den
heer Jac. J. P. de Graaf, in ons blad: is
medegedeeld.
De brandmeesters die de raadsleden
hebben ingelicht wisten natuurlijk wel dat
er een order bestond zij hadden deze
immers voor gezien geteekend maar nie
mand heeft vermoedelijk er afschrift van
gehad en dit aan de raadsleden getoond.
De raadsleden wisten althans blijkbaar
niet den juisten inhoud, waar zij nogal
eens opmerkten dat volgens die ordér de
brandmeesters geen water mogen geven
vóór de commandant, of wie hem vervangt,
op het terrein van den brand aanwezig is.
De voorzitter kon ook, wanneer hij den
inhoud der order wel kende, antwoorden
dat zulk een order niet bestond. Maar
hij had dan moeten mededéelen wat de
order wel behelsde. En waar hij niet een
maal maar herhaaldelijk heeft gezegd dat
zulk een order niet bestond, is het zeer
waarschijnlijk dat hij er ook niet mee be
kend is geweest en niet heeft geweten dat
zoodanig stuk van den oommandant tot
het kader is uitgegaan. De meest voor de
hand liggende onderstelling is dat hij van
het bestaan van het stuk, dat door den
heer De Graaf is gepubliceerd, op dat
oogenblik onkundig 13 geweest.
De verhouding tusschen den burgemees
ter als hoofd van de Brandweer tot den
commandant of omgekeerd komt daardoor
wel in een zeer eigenaardig licht te staan,
maar wij kunnen niets anders aannemen.
An de r^ toch had hij wel gezegd: ,,de order
waarvan u spreekt luidt zus of zoo en
heeft deze béteekenis.
Vermoedelijk zal in d)e eerstvolgende
vergadering van dén Gemeenteraad de
burgemeester zich wel nader verklaren, of
anders een der Raadsleden een nadere ver
klaring vragen.
Hoe het zij we hebben nu dé order zwart
op wit voor ons en art. 26 van de betrok
ken verordening er naast, en willen nu
eens nagaan of, zij' afgezien van het feit
dat zij niet zonder voorkennis van den
burgemeester had moeten zijn gegeven, be
staanbaar is naast dit artikel.
Art. 26 luidt:
„Zoolang de Burgemeester of wie hem
„vervangt, of de Comman<Tant niet op de
„plaats van den brand aanwezig is, is de
„algemeene leiding der maatregelen tot
„blussching in de navolgende orde opge-
dragen
„lo. aan den commandant; 20. aan een
„der opperbrandmeesters aan de op de
„plaats van den brand aanwezige spuiten;
„3o. aan een der brandmeesters aan de op
„de plaats aanwezige, spuiten."
„Bij gelijktijdige aanwezigheid van meer
deren van denzelfdén rang 1. de leiding
„opgedragen aan diengene die het eerst op
„de plaats is aangekomen."
De gewraakte order luidt blijkens mede-
deeling van den heer De Graaf:
„Ter voorkoming van latere teleurstel
ling voor de betrokken kaderleden en spuit
gasten, heb ik de eer H. H. opperbrand-
meesters te verzoeken aan allen aan him
spuit geplaatsten te willen mededeelen,
dlat, indien het zich weder mocht voordoen,
gelijk den eersten dezer geschiedde, (bij
den brand in de Booht van Guinea. Red.),
dat er spuiten uitrukken naar een brand,
zonder dat het daarvoor geldende alarm B
is gegeven, er door mij geen werkloonen of
premies voor de geëmployeerden dier spui
ten zullen wortdlen uitgekeerd, terwijl daar
entegen, indien rij zich bij hun spuitberg-
plaats blijven ophouden totdat zij op hun
vraag of him opkomst eventueel nog ver
langd1 mocht worden, bericht hebben gekre
gen, wel een uur werkloon wordt uitbe
taald."
Nu staat in deze order met niet zooveel
woorden dat de opperbrandmeesters,
brandmeesters en adjunct-brandmeesters
de leiding bij een brand niet op zich mo
gen nemen, en als zoodanig is rij niet let
terlijk in strijd met het bepaalde in art.
26. Feitelijk is ze dit echter wel, omdat
zij onmogelijk maakt dat oodt of te immer
een der spuiten eerder op de plaats van
den brand kan aanwezig zijn dan dé com
mandant of wie hem vervangt.
Op straffe van derving van werkloon o£
premie wordt in de order verboden dat
een spuit uitrukt, vóórdat het daarvoor
geldende alam B is gegeven.
Wat is nu alarm B? en wat is alarm Al
Als de telefoonjuffrouw, door wie dan ook,
wordt meegedeeld dat er brand is, geeft
zij daarvan onmiddellijk kennis aan den
commandant, en daarna geeft ze, zonder
diens bevel af te wachten, alarm A, d1. i.
aan de politie en aan hen die de brand-
kranen bedienen. Alarm B evenwel wordt
gegeven door den oommandant of door
wien hem vervangt. Wanneer een spuit
du3 alarm B bereikt is do commandant of
ondercommandant reeds op weg naar den
brand, en het is daarom thans f 0 i t e 1 ij k
onmogelijk dat een der brandmeesters
eerder met rijn spuit op de plaats van den
brand aanwezig kan zijn dan de comman
dant of wie hem vervangt. Zoo kon het dan
ook gebeuren, zooals in den Raad) door een
der leden werd medegedeeld, dat de spuit
der Weesjongens al reeds langer dan een
kwartier klaar stond vóór ze kon uitruk
ken.
Art 26 wordt door deze order dus feite
lijk tot een doflde letter gemaakt, en zoo
is wel niet formeel, maar toch
metterdaad de order in strijd
met art. 26 enhad ze o.i. niet in
dien vorm mogen worden ge
geven.
En zeer zeker zou zij ook niet gegeven
rijn wanneer den oommandant (niet jurist)
er eerst, zooals het had behoord, het hoofd
van de Brandweer (wel jurist) over had ge
raadpleegd.
Maar de order verdraagt zich niet alleen
zeer slecht met de verordening op de
Brandweer, zij is ook allerminst in het
belang van een snel optred'en van de
Brandweer, zooals het geval bij" den brand
in de Hooglandsche Kerkkoorsteeg heeft
geleerd.
Wel besohouwd is het een groot© dwaas
heid, dat een spuit klaar staat en gereed1
om aan het bJusschingswerk te beginnen,
niet mag uitrukken vóórdat de comman
dant of wie hem vervangt daartoe het be
vel geeft.
Er moet om die dwaasheid te demon-
streeren aan dien commandant gevraagd
zijn: maar gesteld dat de brand uitbrak
bijv. naast of zelfs in het Weeshuis, mocht
de spuit der Weesburgers dan nog niet uitr
rukken vóór alarm B werd! gegeven1? En 't
antwoord moet beslist ontkennend geluid
hebben, een bewijs dat de commandant de
uiterste consequentie cr van aanvaardde.
Aan te nemen dat een drang tot gezags
uitoefening als motief voor dézen maat
regel zou hebben kunnen gelden kunnen
we niet. Wij willen liefst gelooven dat de
«zucht tot bezuiniging er toe geleid heeft.
Maar dan is het wel een zuinigheid ge
weest die de wijsheid bedriegt.
Wij hopen dan ook dat de order, nu men
weet dat zij bestaat en men haar beteeke-
nis kent, spoedig zal worden ingetrokken.
We hoorden al dat zij bij den brand op
1.1. Zaterdagavond feitelijk al niet meer
heeft gegolden.
Maar nu men, door de openbaarheid die
de voorzitter van het College van Brand
meesters er aan heeft gegeven, waarvoor
wij namens de burgerij hem dank zeggen,
weet, dat zij bestaat en van 12 Jan. 1912 af
van kracht is geweest, nu moet het ter ge
ruststelling der burgerij officieel worden
medegedeeld dat zij weder is ingetrokken.
Laat dit zeer spoedig geschieden.
Leiden, 23 Juli.
Yoor het examen boekhouden, han-
délsrekenen en handelsrecht, „Mereurius-
diploma" afgenomen door do Federatie
van Handela- en Kan too rbeVii p.n den in
Nederland, is geslaagd de heer J. G. W.
Holm, alhier, en voor Engelsche handels
correspondentie de beer T. van Dorp, al
hier, beiden leerling van mej. Actaviu 'I'ar-
memtier.
Voor het examen tot verkrijging van
het Mercurius-diplonm voor Dnitsche Han
delscorrespondentie in de prakt-ijk is ge-
s'aagd dé heer N. A. Sloos, leerling van
den heer B. P. du Croix, alhier.
Tot vertegenwoordiger der Neder-
landsche Regeering in bet Centraal Comité
van den Internationalen Pharmaceuti-
schen Bond is aangewezen prof dr. L vau
Itaille, hoogleeraar te Leiden.
Z. K. H. de Prins der Nederlanden
heeft aanvaard het beschermheerschap
van de Centrale Commissie voor Plan 1913
en het beschermheerschap van het Inter
nationaal Katoencongres, dat in de eerste
helft van Juni 1913 te Scheven,ugen zal
worden gehouden.
Z. K. H. de Prins der Nederlanden
heeft f 50 geschonken aan het bouwfonds
vau het Nederiandsche Sanatorium to
Davos.
Naar de (Doopsgezinde) „Zpndags-
bode" meedeelt, heeft zich to Sappemee*
het eigenaardig© gieval voorgedaan, dat
acht belangstellenden op hun verzoek zon
der doop tot leden der Doopsgezinde ge
rreente zijn aangenomen. Het besluit, oen
-.dergelijke toetreding in dit conoreet go-
val toe, te staan, werd' door de ledenver
gadering mot groote meerderheid van
stemmen goedgekeurd-
Naar men zich herinneren zal; is on
céveer anderhalf jaar geleden een onder
wijzer te 's-Gravenhage veroordéeld tot
een maand gevangenisstraf wegens open
bare oneerbaarheid. De beklaagde, die
zijn onschuld aan het hem ten laste ge
legde volhield,1 wist, mede met behulp
van eenige raadsleden, revisie te verkrij
gen van zijn vonnis. De zaak werd t t
verwezen naar de Amsterdamschc re Zit
bank, die voor enkele dagen eentev hevea
ti.ging van liet vonnis uitsprak en den bC
gehuldigde opnieuw veroordeelde.
Naar „Vooruit" verneemt, zijn B. e?!
Ws. nu voornemens den betrokken onder
wijzer, die al dien tijd verlof met behoud
van salaris heeft gehad', voor ontslag aan
den gemeenteraad voor te dragen.
Het ligt in dé bedoeling der beide
groote spoorwegmaatschappijen het be
stel- en afhaalloon van ijl- on vraebtgoe-
ren te verhoogen. Als regel van alle
stations zal het worden 5 cent- per 50
lal terwijl voor enkele groote plaatsen
84)
Ledige handen 1 En de lamp danP"
„Heft nemen van de lamp zou hem niet
belet hebben, deze met diamanten bezette
snuifdoos of dit halssnoer van oude opalen
ook mee te nemen. Hij had er slechts twee
bewegingen meer voor behoeven te maken.
Als hij ze niet heeft gemaakt, ligtb de oor
zaak hierin, dat hij het niet heeft gekund."
„Maar de ontdekte sporen1?"
„C-omedieOpzettelijk gemaakt, om de
verdenking af te leiden."
„En dé geschaafde plekken op de balus
trade van het terras'?"
„Schijn! Ze zijn met schuurpapier aange
bracht. Kijk, hier rijn eenige papiervezels,
die ik gevonden heb."
„En de gaten dan, die door de stijlen
Pwm de ladder zijn veroorzaakt
,,Ook al comedieVergelijk eens de twee
rechthoekige gaten ondéraan het terras en
'de twee gaten bij het hek 1 Hun vorm is de
zelfde maar bij het terras loopen ze even
wijdig, bij het hek niet. Meet den afstand,
die ieder gat van het bijbehoorend gat
scheidt. Onderaan het terras bedraagt die
83 centimeter, bij het hek 28 centimeter."
„En wat maakt gij daaruit op?"
„Ik maak er uit op, dat, daar hun vorm
gelijk is, de vier gaten gemaakt zijn met
behulp van eenzelfde stuk hout, dat in den
.Vereischten vorm gesneden was."
}>Het beste argument zou dat stuk hout
zelf zijn."
„Hier is het," zeide Holme-s, „ik heb het
in den tuin opgeraapt, waar het achter
een stmik lag."
De baron gai het op. Nauwelijks veertig
minuten geleden was de Engelschman in
he;t huis gekomen, of er was niets overge
bleven van al hetgeen men tot dusver vol
gens het getuigenis dér feiten zeker had
geacht. De werkelijkheid, maar een andere
werkelijkheid, begon te ontstaan, gegrond
vest op iets veel stevigers: de redeneering
van een Sherlock Holmes.
„De beschuldiging, die gij tegen ons
dienstboden-personeel uitspreekt, is zeer
ernstig, mijnheer," zeide de barones.
„Onze bedienden zijn oude familiedienaren
en geen hunner is in staat, ons te ver
raden."
„Als één hunner u niet verried, hoe wilt
ge dan verklaren, dat déze brief mij heeft
kunnen bereiken op dehzelfden dag en met
diezelfde post, als die, welken gij mij ge
schreven hebt?"
Hij reikte de barones den brief toe, dien
Arsène Lupin hem geschreven had.
Mevrouw d'Imblevalle was ten hoogste
verbaasd.
„Arsène Luipn... hoe ion <Re weten?..."
„Hebt gij niemand iets van dien brief
gezegd
„Niemand," zeide de baron. „De ge
dachte aan u kwam op een avond aan tafel
onverwacht bij ons op."
„In tegenwoordigheid van bedienden?"
„Alleen onze kinderen waren er hij. En,
neen, Sophie en Henriëtte zaten niet meer
aan tafel, nietwaar, Suzanne?"
Mevrouw d'Imblevalle dacht na en be
vestigde
„Inderdaad, zij waren al naar Juf ge
gaan."
„Juf?" vroeg Holmes.
„De gouvernante, juffrouw Alice De-
mun."
„Eet die dame mét bij u aan tafel?"
„Neen, neen, er wordt afzonderlijk voor
haar opgediend, in haar kamer."
Wilson kreeg een ingeving.
„Is de aan mijn vriend Holmes geschre
ven brief naar de post gebracht?"
„Natuurlijk?"
„Wie heeft dat gedaan?"
„Dominique, die sedert twintig jaar
kamerdienaar bij ons is," antwoordde de
baron. „Alle nasporingen in dlie richting
zouden verspilde tijd zijn."
„Men verspilt nooit zijn tijd, als men
zoekt," meende Wilson droog.
Het aanvankelijk onderzoek was geëin
digd. Holmes vroeg vergunning, naar zijn
kamer te mogen gaan.
Een uur later, aan het diner, zag hij
Sophie en Henriëtte, de twee kinderen van
het echtpaar d'Imblevalle, aardige meis
jes van aqht en zes jaar. Holmes antwoord
de op de beminnenlijkheden van den baron
en zijn vrouw met zulk een norsch gelaat,
dat'zij weldra niets meer zeiden. De koffie
werd geschonken. Holmes verzwolg den in
houd van zijn kopje en stond op.
Op dat oogenblik kwam een bediende
binnen met een stadstelegram aan het
adres van Holmes. Deze maakte het open
en las:
„Zend u verzekering geestdriftige be
wondering. Door u in zoo korten tijd be
reikte resultaten inderdaad verbijsterend.
Sta paf.
ARSëNE LUPIN."-
Holmes maakte een ontstemd gebaar, en
terwijl hij het telegram aan den baron liet
zien, zeide hij
„Begint ge nu ook te gelooven, mijnheer,
dat de muren van uw huis oogen en ooren
hebben?"
„Ik begrijp er niets van," mompelde
d'Imblevalle ontsteld.
„Ik ook niet. Maar wat ik wel begrijp,
is, dat hier geen gebaar wordt gemaakt,
dat hem mét bekend wordt; geen woord
gesproken, dat hij niet hoort."
Den avond van dien dag ging Wilson
naar bed met het gerust geweten van
iemand', die zijn plicht heeft gedaan en die
niets béters weet te doen dan te slapen. Hij
viel dan ook al heel spoedig in slaap en hij
had schoone droomen, waarin hij geheel
alleen Lupin achtervolgde en zich gereed
maakte, hem eigenhandig te arresteeren.
En het gevoel van deze achtervolging was
zóó déidelijk, dat hij» wakker werd.
Er stootte iemand tegen zijn bed.
Hij greep zijn Tevolver.
„Nog één beweging, Lupin, en ik schiet."
„Sa-pperloott ge laat er geen gras over
groeien, oude jongen 1"
„Wat! Holmes, zijt gij het? Hebt ge
mij noodig
„Ik heb uw oogen noodig. Sta op..."
Hij bracht hem naar het venster.
„Kijk... naar den anderen kant van het
hek..."
„In het park?"
„Ja. Ziet ge niets?"
,,Ik zie niéts."
„Ja, gij moet iets zien."
„Ja, inderdaad... een gedaante... twee
zelf s..."-
Juist. Tegen het hek... Kijk, zij bewe
gen... Laten we geen tijd verliezen
Op het gevoel, terwijl zij zich aan de leu
ning vasthielden, gingen zij de trap af en
kwamen in een vertrek, dat op de stoep
van den tuin uitkwam. Door de ruiten van
de deur bemerkten zij de twee gedaanten
nog op dezelfde plek.
„Hét is merkwaardig," zeide Holmes,
„het lijkt me, of ik leven in huis hoor."
„In huis? Dat kan niet! Iedereen
slaapt."
„Maar luister dan..."
Op dit oogenblik weerklonk een zacht
gefluit van de zijde van het hek en zij
zagen een flauw licht, dlat uit het huis
scheen te komen.
„De heer d'Imblevalle heeft zeker het
licht opgedraaid. Zijn slaapkamer bevindt
zich hier boven ons."
„Dan hebben we ongetwijfeld hem en
zijn vrouw gehoord," zeide Wilson. „Mis
schien zijn zij bezig het hek te-bespieden."
Een tweede gefluit, zachter nog dan het
eerste, weerklonk.
„Ik begrijp er niets van, ik begrijp er
niets van," mompelde Holmes boos.
„Ik ook niet," bekende Wilson.
Holmes draaide den sleutel in de deur
om, schoof den grendel weg en duwde
zachtjes de deur open.
Een derde gefluit, nu iets harder en
schrillerEn boven hun hoofden werd het
gedlruisch sterker en haastiger.
„Men zou haast meenen, dat het op het
terras van het boudoir is fluistorde Hol-
(Wordt vervolgd)*