Filmflits van Londen. STOFGOUD. RECEPT. JLLLEBLBI. metaal niet ia Let glazuur "kan indringen. Bij zonder mooie effecten hebben (ie uitvinders verkregen met Wedgwood-pórsslein. Be zachte, tcero relief dessins zien er na de be werking uit ai> ia zilver gedreven. Ook de metallieke klank en het gewicht van zoo be werkt aardewerk zou eeu leek gemakkelijk in den waan kunnen brengen, dat het stuk geheel van zilver was. Het metalen bekleedsel heeft ook nog het voordeel, dat het het porse lein beschermt voor beschadigingmen kan zulk werk op den grond laten vallen, zon der dat het breekt. Bij het uitnemen van het galvanisch bad zijn de voorwerpen mat; met de gewone mid- len kan men hun een in ooien glans geven. Zeer practisch is voor metalen voorwerpen van dagelijksch gebruik, zooals messen en vorken, een bekleeding gebleken met een legcering van zilver en nikkel in de verhou ding van 10 zilver, tegen 9(1 nikkel. Daarmee krijgt men een harde, duurzame deklaag, die er uitziet als Britannia-metaal. Ook legeerin gen van zilver en tin, en van zilver en cad mium worden met hetzelfde gunstige resul taat toegepast. De zoo behandelde voorwer pen, zooals messen, vorken en lepels, zien er minstens even mooi uit als die van silver en zijn even duurzaam, als die van zuiver tnikkel. Ook voor menig ander industrieel gebied is heft nieuwe prooes van groote be teekenis. Het maakt het bijvoorbeeld mogelijk staal, ijzer, enz. met een willekeurige legeering te bedekken, bijvoorbeeld met tin, met lood, einz. (,^V.bld. H. en I. M-") Men schreef aan „De N. Grt": Het koimt mij voor, dat sommige Neder landers nog altijd een beetje huiverig zijn voor eein reis naar Londen. Maar als men ooit een blinde of laat ik liever zeggen een 'doove alleen op reis zou durven zenden, zou het zijn daarheen. Ten minste als hij niet de straat zou behoeven over te steken (en dan nog). in d» laatste zeS, zeven jaar is de pad van het geweldige verkeer aanmerkelijk ver sneld, en wanneer iemand uit het anti-ben zine-tijdperk, bij het oversteken van den weg inog rekent met het sukkeldrafje der paar- denbussen, kan hij op buitengewoon onzachte manier kennismaken met een walmenden mo torcar. (Ach, hoe is de atmosfeer bedorven I) intusschen helpt u dan een politie-agent of de algemleen Engelsche hulpvaardigheid. Overigens is het reizen in Landen eer gemak kelijker dan bijv. in Amsterdam, ja, bijna automatisch geworden. De „tuba" bjjv. Een opschrift boven een ingang en ge kunt zeg gen, dat gij aan het eind der reis zijt: ,..oin est au fond du precipice- i Dès qu' on mét ua pied sur le bord. Maar in goeden zin. Een automaat verstrekt uw kaartje en ge loopt domweg door een gang zonder hekken of deuren naar een lift, waarin gij wordt opgesloten. Men laat ,u zakken en laat u "uit een hek weer een gang inloopenen geen gans zou op een andere plaats kunnen belanden dan het perron, waar terstond, met .voorwereldlijk gebrul, de allermodernst in- geriohte en mooi verlichte electrische trein komt aanrollen, die alweer in de eenige richting gaat waar gij heen moet. Onder- grondsche spoorwegen voeren naar alle plaatsen, waar een vreemdeling maar ooit ïioodig kan hebben, en waarover de krant, die hij, op het oogenblik, dat 'them' invalt, koopt, alle mogelijke inlichtingen verschaft. Auto's met chauffeurs, die de geweldige stad op hun duimpje kennen, vindt hij overal trams van verschillende kleuren voor ver schillende richtingen. En het eten en drin ken hoeft geen Oostersch vorst uit de sprook jeswereld, die maar op dcu grond behoefde te stampen, vlugger gehad dan wie in Lon don, met hoe beperkte middelen ook, hon ger of dorst krijgt al was het midden in Piccadilly. Niemand spreekt, want bij het gedaver van het ver koer zoudt ge hem niet verstaan: wat gij niet op een opschrift leest, wijst men u. Juist andersom als som mige andeie landen van mijn kennis, waar men u met een omhaal van woordenJ deu verkeerden weg wijst. Zooals de Engelschen een reiziger verzor gen en vertroetelen 1 Nu heeft men op de Harwichbooten onlangs weer een middet" van comfort bedacht. Wanneer tegen aankomst van de boot aan den Hoek-vamHolland, d. i. omstreeks half vijf in den ochtend, reveille geblazen wordt, behoeft de reiziger, die niet voor dag en dauw verder moet reizen, nog niet op te staan, maar hij kan tot het ver trek van den tweeden trein tot omstreeks acht uren aan boord blijven. Men behoeft nog geen langslaper te zijn om dit te jvaar- deeren. Alleen kou deze faciliteit misschien beter ter kennis van alle reizigers gebracht worden op een lijstje, waarop tevens de vertrekuren der aansluitende treinen waren aangegeven. Want uit een Nedexlandschen reisgids wijs worden is voor een vreemdeling niet zoo heel gemakkelijk! J uffermacht. Juffer-blikken stichten brand. Wonden heelt een juffer-hand. Wat een juffer-tong misdoet, Juffer-lippen maken 't goed Maar niets heeft zoo groot vermogen^ Als een traan in juffer-oogen: Mannen-kracht en mannen-moed Brengt bij aan een juffer-voet. N Beeta. Geen grooter smart dan, in het ongeluk, aan een gelukkigen tijd herinnerd te wor den. D a n t e. Wortelmarmelade.. 6 geraspte groote wortelen, 60 gram sui ker, 6 citroenen, 1 AL. water. Bereiding: De wortelen schilien, wassehen en met een sambaltrekker het roode gedeelte er af raspen. Het gele bin nenste van den wortel mag niet meegeraspt worden. De suiker met het water aan de kook brengen, de wortelen er bij voegen en la ten koken tot zij gaar zijn. Dan het uitge perste sap van de citroenen en de geraspte schil van één citroen er bij voegen en alles opnieuw laten koken tot de marmelade de vcreischte dikte heeft. Dit kan men probee- ren door een druppel van het vocht op een koud bord te gieten; deze mag dan niet meer uitvloeien, maar moet bolrond blijven. De marmelade wordt daarna warm in de goed schoongemaakte potjes gedaan, be dekt met een dun stukje wit papier, dat even in brandewijn gedrenkt is, en geslo ten met een vochtig perkament papier, dat er zoo strak mogelijk om getrokken moet worden. Kinderopme rking. Kleine Annie; „Ma, die R e o o r d is zeker een heel ondeugend ding?" Ma: „Hoezooi" Annie: „Omdat het altijd geslagen wordt." Ook eenkunstenaar. Orgeltrapper tot den organist: „Nu, het is nogal goed gegaan, mijnheer?" Organist: „Ja, waarom ook niet?" Trapper: „Nu, ziet u, om de waarheid te zeggen, was ik wel een beetje zenuwachtig, want die wijs van dat nieuwe gezang had ik nog nooit getrapt." Nietopgerekend Aanstaande schoonvader: „En nu nog één vraag: Kunt u een familie onderhou den?" Aanstaande schoonzoon: „Natuurlijk; ik heb vier duizend gulden salaris." Schoonvader: „Ja, maar denk er om, we zijn met ons zevenen." Kampioen. „Amalia, mijn lieveling, je behoeft met mij nooit bang te wezen op een eenzamen weg of in een donker bosch, als we aange- gevallen worden. Ik ben kampioen in het hardloopen en ben terstond weggesneld om politie te halen I" Handel. Wijnhandelaar: „Als u den wijn niet be talen kunt, geef u me dan ten minste de leege flesschen terug." „Hoeveel betaalt u per stuk?" Het antwoord van den bedelaar. „Hoe durf je mij hier op de publieke straat om een aalmoes vragen?" sprak een net gekleed heer tot een bedelaar. „Je deedt beter, mij om manieren te vragen dan om geld." „Het spijt me, mijnheer" was het scher pe antwoord; „maar ik vroeg u om dat gene, waarvan ik dacht, dat u het meeste hadt." Geen afwisseling. Zij „Men zegt, dat een man zeven ver schillende leeftijden heeft." Hij: „De vrouwen zijn standvastiger. Ze hebben een leeftijd en blijven dien houden." Ge v a a r 1 ij k. Arts (tot schooljongen)„Steek je tong eens uit, ventje." Jongen: „Dank je! Daar heb ik gisteren nog een pak slaag voor gehad. De dierenvriend. Er was eens een man, die het in zijn hoofd kreeg te willen trouwen. Daar hij! echter een warm dierenvriend was, wilde: hij alleen een meisje tot vrouw kiezen, <iat' geen lijkjes van vogels op haar hoede a droeg. De man moest lang zoeken. Eindelijk vond hij zijn ideaal. Een ge heel jaar achtereen sloeg Hij- het in het ge heim gade, maar nooit zag hij dat het meis je een vogeltje of ook maar een veertje op haar hoeden had. Toen vroeg hij de hand van het zeldzaam juweel en zij werden een paar. Acht dagen na de huwelijksvoltrekking kwam de man thuis en vond o schrik I zijn vrouw met een hoed op, waarop twee kolibri's en een meeuw prijkten 1 Die aanblik verlamde 's mans tong, doch zijn zachtzinnige wederhelft zeide trotsch:' „Ja, zie je, schat, vroeger kon ik mij; zoo iets niet permitteeren. Maar thans, nu ik je vrouw ben, moet ik toch volgens de mode gekleed gaan I" List Jongen, breng deze bloemen even bij juffrouw Van Bonen op kamer No. 12." „U bent al de vierde heer, die haar van daag bloemen zendt." „,Wat is dat nu? Wie zond dan de ande-r re?" „O, ze noemen hun namen niet. Ze zeiden allemaal, dat zij wel zou weten waar ze van daan kwamen." „O, neem dan mijn kaartje mee, en zeg dat deze van denzelfden persoon zijn, die de drie andere bouquetten zond." Op de hoogte. Op een sterrenwacht wees de professor een ster aan en gaf daarbdj de verklarlr.g, dat een kanonskogel twee duizend jaar zou noodig hebben, om die Bter te bereiken. Een dame had aandachtig toegeluisterd en vroeg: „Waarom moet die ster beschoten wor den?" Wie is Vissohers? Hendrik: „Ja, zie je, en die opbrengst daarvan komt ten goede van het fonds voor nagelaten betrekkingen van vis schers." Piet: „Vissohers? Vissohers? Wie is dat ook weer?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 18