ZONDAGSBLAD Ü&ID5CH DAGB1AD J&L. mD Stadsherbergen, enz. RECEPT, STOPGOUD. Ho. 16065. Anno 1912. All lii gens een merkwaardige natuurwet krij gen de dieren, die uit hun oorspronkelijke woonplaats na r Noordelijker landen worden overgebracht lichtere kleuren. De ze wet heeft zioh ook bewaarheid bij de gjoudvisschen, die in 1660 uit China eerst naar St.-Helena en vervolgens naar En geland werden overgebracht., Ook zij heb ben eerst in I koudere Europa hun lichte kleur aangenomen. Dat ook in ons land vanouds door de ste delijke regceringen er voor gezorgd is, dat de reizende man een plaats vond om zijn moede hoofd des avonds ter ruste neer te leggen en overdag een gelegenheid om zijn broze constitutie in evenwicht te houdeu, is algemeen bekend. De Oude- en Nieuwe Stadsherberg te Amsterdam zijn nog n_et aoo lang verdwenen, of sommigen herinne ren zich nog met genoegen de oogen- blikken, die zdj daar doorbrachten aan het „scheeprijk IJ", dat nog niet door een hoogen spoorwegdam van de stad was af gescheiden. En wie maar iets van Nijmegen weet, heeft vernomen, dat onze vroede man nen vroeger hun sociëteit op de Belvedère hadden. Maar zoo erg als vfJe Duiteohe steden maakte men het hier niet en onder die Duit- sche stedelijke ondernemers spant Frank fort a/M. volgens het laatste gemeentever slag van die stad de krodn, want de oude vrije rijksstad heeft niet minder dan 42 herbergen enz. in heel of half bedrijf. En daarmee is de zaak nog niet aan het eind, want er is al besloten, dat in den grooten toren, die aan den Brüokenkopf wordt op gericht, ook een Testaurant zal gevestigd worden, beneden voor de arbeiders aan die daarbij gelegen haven, boven voor het fijne re gezelschap, dat van daar het havenbe drijf kan waarnemen. Dat gezelschap ziet dan aan de overzij van de rivier een buiten, waar alweer een „Wirtechaft" gevestigd is; trekt het den Main op, dan vindt het midden in de rivier een groene oase, ,,die Insel", alweer een stedelijk restaurant. Wij zullen ze niet alle noemen, r -*ar ma ken toch melding van den „Rats- keller", het Steinernes Hans, het „Schauspiel restaurant Faust". Merkwaar dig zijn er nog een paar. In de eerste plaats „die Hauptwache", die in 1846 werkelijk hoofdwacht was, maar later koffiehuis werd; ten tweede het „Oberforsthaus" in het „Stadtwald." Toen Frankfort nog de vrije rijksstad was, kwamen daar de eerste famdliën der stad en de diplomatie tot gezellig on derhoud bijeen; in die dagen was een rit per wagon van de poorten der stad naar het Oberforsthaus nog cxn. gebeurtenis, nu grenst het aan de stad. 't Is er alweer als in ons goede Nijmegen, waar de timmerlui, die, aJs zij bdjv. tor plaatse, waar nu de St. - Annas t raat ligt, moesten werken en dus buiten de stad arbeidden, 's morgens brood moe nomen voor den heelen dag. In Frankfort hebben ook de vroede man nen, die de stad regeeren en helpen regee- -•«ren, een afzonderlijk plekje, dat voor hen desgowenscht wordt vrijgehouden. Dat is de „Ge6chleehteT8tube" in den „alten Romer" Maar slechts ééns in het jaar, zoo tegen Kerstmis, wordt er gebruik van gemaakt. Dan komen hier de leden van het stadsbe stuur en de hoofden van dienst en de voor naamste ambtenaren bijeen om alle kleine en groote kibbelarij en meeningsverschillen die in het jaar zijn voorgekomen, weg te eten en weg te spoelen aan een gemeen- schappelijken disch, die het „Verzoenings- maal" heet. Geen kwade gewoonte. Yeel weet men er niet van, wat daar dan beurt, iwant de bemoeizieke pers wordt thuigge- laten. Men beweert, dat daar de zwijgzaamste leden spraakzaam worden; de droogste re denaars en cijferaars duidelijk bewijzen van geestigheid geven, en dat er telkens weer ge zondigd wordt tegen alle mogelijke wijze en strenge bepalingen van het reglement van orde, waaraan men een jaar lang gebon den was. Maar nog eens: de pers komt er niet bij, de stenograaf is afwezig of mee van de partij en 't is dus alles van „booren zeggen." Aardbei© n-o rême, 1 K.6. aardbeien, 150 gr. poedersuiker, 1 L. slagroom, 2 3 eiwitten. Bereiding; De aardbeien van de groene kroontjes ontdoen, voorzichtig was- schen en daarna door een paardenharen zeef wrijven. Bij deze aardbeien puré de suiker voegen en dit vermengen met den geslagen room. Wanneer men eiwitten over heeft, kan men deze tegelijk met den room mee stijf- kloppen, waardoor de massa luchtiger wordt. Alles wordt daarna in een glazen vlo- schotel gedaan en gepresenteerd met droge biscuits er bij. Vroom is hij, die in het worstelen het oog houdt gericht op het edele levensdoel. A. Piersoa Weeke aandoenlijkheid en schuwe lijdens- vrees maken traag en moedeloos. Hugenholtz. Leer om leer. Juffrouw Rosa: „Kom, meneer Sekuur, koop u nu ook eens bdj möj. Wij hebben van alles: eigen gebakken koekjes, lucifers doosjes, servetbandenv boekenleggers.." Mijnheer Sekuur: „Ik heb al van alles gekocht. Maar veiikoopt u ook kussen?" Rosa (prachtige blondine)„Zeker, mijnheer Kareisen, zeker. Een tientje het stuk." Sekuur (twee tientjes neerlejgg/end) ,,ik neem er twee; goede maat hoop ik"», Ro6a (met een vriendelijken lach): „O, daar kunt u op aan. Juffrouw Hendrik- een heeft de zorg voor dit onderdeel van onzen voorraad." (Mejuffrouw Hendriksen, ndet bepaald jong en schoon, komt lachend naar voren.) Sekuur:' „O, u ia heel vriendelijk" (zich tot den bediende wendende, die hem Ver gezelt en de pakjes torst), „mijn bediende neemt die aankoop en in ontvangst. Joris, twee kussen van deze juffrouw." Taalkennis der Vogels Twee jongens gingen laatst uit vinken. „Geen woord spreken, hoor je!" *ei de eene jongen. Piet gebeeten tot den ande ren, die Karei heette, „anders jaag je ze weg." „Ik zal geen kik geven", oei Karei. Het duurde nogal lang, eer er eenige vinken te voorschijn kwamen. Daar kwamen op 't Laatst een paar aanvliegen en Karei riep: „Les voilAl" De vogels vlogen weg. „Domoor," zei Piet, „waarom deedt je dat?" „Ik wist niet, dat so Fransoh Verston den," was het verschrikte antwoord van Karei. Waarom „Artis"1 „Artis Natura Magistra". „Wist u dan niet, waarom wij onzen Amsterdam 6chen dierentuin kortaf „Artis" noemen r- „Wel, omdat men toch moeilijk tegen iemand zeggen kan: Mag ik het genoegen hebben, u hedenavond in Natura te zien?" Vondel Een plattelands-veldwachter hoorde een getuige over een zaak, waarin een jongen zijn vader mi:." ideld had, en vroeg: „U kent het gezin. Hoe was overigens de verhouding van dien jongen tot zijn va der?" Getuige: „Och, 't was, zooals Viondel zed: De kleinen treen op 't kleed, de grooten op het hart." Veldwachter: „Met wat Vondel zegt hebben we niets te maken. Die zal zelf wel als getuige gehoord worden, als hij iets van 't geval afweet." In den trein. Zenuwachtige oude dame: ,.Ik hoop, dat uw geweer niet geladen is, meneer?" Jager: „'t Spijt me, maar *t is geladen. Maar da's niets 'k zal wel een kurk op den loop doen. Zoo, nu is 't absoluut veilig." De zenuwachtige dame slaakte een zucht van verlichting. De macht der Pers. Wie misschien nog aan de macht dei- pers mocht getwijfeld hebben, zal bekeerd worden door de volgende mede deeling in een weekblad: „Wegens plaats gebrek moeten een aantal geboorten en ge vallen van overlijden tot de volgende week uitgesteld worden." Deel sd e e 1 a De onderwijzer geeft de volzinnen te ma ken met „deels-deels". Japie brengt den volgenden volzin tot stand: „Mijn ouders zijn deels van het manne Kjik, deels van het vrouwelijk geslacht." Uitgebreider praktijk. Vriend; „Ik hoor, dat je praktijk uit gebreider wordt Jonge dokter: „Dat is zoo: möjn patiënt is in de laatste maand twee pond aangeko men!" Geen komediant. „Ik had, toen ik zoo oud was als jij, nog nooit gerookt. Zal jij dat later ook eens tegen je zoon kunnen zeggen, Karei?" vroeg papa met nadruk. Kareltje, openhartig: „In elk geval niet met zulk een ernstig gezioht als u zoo iets kan beweren, papa" Gelezen op een schutting. „De rezeptehus heeft de pollizie meege nomen. De respete brengen op de groove mark Wegens dat de jongens het open ge broken hebben." V rouwènbewegïng. Winkeljuffrouw r „Zoudt u niet eens een modernen rok nemen, mevrouw, nauw van onderen V' Dame (feministe)„Neen, u, ik ben in principe tegen elke beperking van de vrouwenbeweging." Altijd sportman. Sportman (op het stadhuis)„Eindelijk, geliefde, staan wij aan den atari van het huwelijk." 6 Juili. i®» ïTi i*ï ir? i»i |bi éi h(i ui yhc oi g <li t élih t ti ih t ilgil s i - r VAN NET - Eéais öËe M©oii w@er. V/X/W/VN/N/NyWN/V Toen dr. Wolfram van het vroolijke ge zelschap afscheid nam, was hij nog heel goed en wist precies wat hij deed; maar toen hij buiten kvsam in de lucht, was het mis. Alles draaide om hem heen, in dwaze bewegingen, zoodat hij zich moest vasthou den om niet te vallen. Och, dat Salvator, dat verrukkelijke Sal- vator 1 Had hij en* nu maar niet zooveel van gedronken 1 Zij hadden hem wel gewaar schuwd, maar daar had hij om gelachen. En 'nu was het zoover. Radeloos stond hij m 'den stillen nacht buiten en keek rond naar een aapje. Tevergeefs: er was er geen. En dus liep hij maar langs do huizen, tot bij eindelijk met groote moeite in de straat kwam, waar hij woonde, ©n na lang zoeken net huis vond, waarin hij een gemeubileerde kamer bewoonde. Maar toen hij naar den huissleutel zocht, doorliep hem een rilling van schrik. Hij had er geen 1 Hulpeloos stond hij daar, tegen een lan taarnpaal geleund, en wachtte op den nacht waker, opdat die de deur zou kunnen ope nen. Maar hij moest tamelijk lang wachten, daar de wijk van den nachtwaker'groot was. Eindelijk dook de reddende gestalte op. Dr. Wolfram, den Lantaarnpaal kramp achtig vasthoudend, riep zoo goed hij kon: „Hier nachtwacht, deur open maken 1" De nachtwacht kwam nader, sloot de deur van No. 18 open, nam den dokter onder de armen en bracht hem in huis» Daarop sloot hij do deur. Nu was hij bónnen; maar nu begon een nieuw lijden, want hij had geen lucifers meer. En dus ging hij op den tast de trap op naar de eerste étage, waar hij langs deD muur schoof tot hij den deurknop vond. En toen luiden van belang 1 Na een paar minuten werd er binnen le ven gemaakt en vroeg een angstige stem „Nou, ik ben het, maak maar pen." Maar er werd niet opengemaaktinte gendeel, dezelfde stem vroeg, maar nu nog angstiger: ,Ik ken u niet. Wat wilt ge tooh?" „Lieve hemel, ik ben dr. Wolfram. Maak nu toch open. Ik heb geen sleutel bij mij." „Maar, mijnheer, u vergiet u, hier woont geen dr. Wolfram." „Wat? Woon ik hier niet? Bent u heele- maal mal, mevrouw Krause?" „Maar mijnheer, kalmeer tooh. Mevrouw Krauee woont op No. 19. TJ hebt u in het nummer vergist" De dokter was verbaasd. Hij greep naar zijn hoofd; alles draaide voor zijn oogen Toen maakte hij een verontschuldiging en stommelde de trappen weer af. Maar de deur was natuurlijk gesloten. Wat nu? hij dacht na, zoo goed alg het ging. Eindelijk klauterde hij de trap weer op en belde opnieuw aan de eerste étage. „Ooh, wees u *oo goed," smeekte hij, ,^mdj de huisdeur te openen, ik ben inge sloten." De stem aan de andere zijde bromde wat, maar even daarna wérd de deur zoo vtr geopend als de veiligheidsketting toeliet; een kleine hand, waarin een sleutel was, kwam naar buiten en de stem zeide: „Als 't u blieft, ik zal hem morgen bij mevrouw Krause laten halen." Dankend verwijderde zioh de dokter, stommelde opnieuw de trappen af en 6tond na vijf minuten weer buiten. En nu begon opnieuw het zoeken naar den nachtwaker. Ditmaal was de man in de buurt. „Hoor eens," begon de dokter, „je hebt me daar in een verkeerd huis gebracht. Ik woon hier naast." „Ja, mijnheer, als u niet weet waar u woont, dan kan ik u moeilijk thuis brengen, want ik ben vandaag voor de eerste maal hier." Twee minuten later had Wolfram ach weer naar de eerste étage gesleept en begon opnieuw te bellen, alsof er brand was. Ook hier kwam na een paar minuten iemand voor den dag. „Wie is daar?" vroeg een basstem. „Ik, Wolfram. Maakt u open?'' „Wat beteekent dat? Ik ken geen Wolfram. Wat moet u hier?" klonk het barsch terug. „Verduiveld, ik wil naar mijn kamer." „Ga dan daarheen, waar uw kamer is," „Maar roep dan mevrouw Krause, mijn hospita." „Hier woont geen mevrouw Krause." „Maar ik kom van hiernaast en daar zei de men mij, dat op nummer 19...." „Maar u bent hier op 17", brulde de an dere stem. Dat trof den dokter als een slag. Hij was dus verkeerd gegaan, in plaats van naar rechts naar links. Hij kookte van ergernis. Maar er bleef hem niets anders over dan zich te verontschuldigen. Plotseling bedacht hij, dat hij nu weer was ingesloten. En dus Muecl.fc© hij: „Meneer, wilt u de goedheid hebben mij de deur te openen, die domme nachtwaker heeft mij ingesloten." Eerst werd binnen wat gevloekt, maar na een paar minuten, die den dokter een eeuwigheid schenen, kwam een oude heer naar buiten, die den rustverstoorder woe dend aankeek en hem daarna uitliet Nu stond hij weer op straat en kon woer naar den nachtwacht gaan zoeken. Moa»* dit maal had hij geen geluk, want wA4r hij keek, er was er geen te rien. Boo6 ging hij op de stoep van No. 17 zit ten wachten. Maar hij zat er geen minuut of, door vermoeidheid overmand, viel hij in slaap. De fri9sche nachtlucht maakte hem evenwel spoedig weer wakker. En toen hij wakker werd, wreef hij zich verwonderd de oogen uit en keek rond: a! het voorbije was uit zijn herinnering ver dwenen en hij had alleen een brandend ver langen naar huis te komen. Plotseling vond hij m rijn jaszak een sleutel. Hij jubeldenu was hij er dan toch. En dadelijk ging hij de deur, waarvoor hij stond, openmaken. Dat wil zeggen: hij be proefde het, maar het gelukte niet. Ploteeling schemerde er iets door zijn hoofd, dat hij daarnaast woonde. En toen ging hij naar de deur er naast, hervcitte zijn pogingen om de deur open te maken en ditmaal wan hij noo gelukkig, dat de denr openging. AU bevrijd herademde hij. Nu nog een, trap op en don slapen. Lang, hing -lapenl Nu bellen. Een paar minuten verliepen.- Toen klonk binnen weer de angstige stom: „Maar, mijn hemel, wat is er mi weer?" „Ik ben het, mevrouw rrause, ik Wol fram." „Maar, mijnheer, ik heb u toch straks al gezegd, dat die hiernaast woont op 10." En nu werd het Wolfram plotseling dui delijk. Hij had naar 10 willen gaan en wae op 18 terecht gekomen. En due vroeg hij bo, ieefd weer om vergiffen» en ging naar be* nederu Gelukkig was daar de nachtwaker. „Hallo, tweemaal heb je mij in een ver keerd huis gebracht; dat is na toch t? gok." „Neen, mijnbeer, dat was ik niet, dat was een nieuwe wachter, dien ik heb afgelost; ik ken u wel en weet, dab u op 19 woont: ik had reeds vaker de eer." Wolfram meende iets ran ironic hi die wóórden te booren, maar hij trok er rich niets van aan, want hij daobt nu allereerst uit te slapen. En dus nam hij den arm van den nieu wen ouden waker, die hem veilig voor rijn werkelijke deur bracht. Toen werd mevrouw Krause wakker ge beld, die hoogst verwonderd vroeg: „Maar, dokter, wat is u overkomen?" „Dat verw... Salvator,.. dat is eens en nooit weer." t-t W I.T TV. ï-: Aan een causerie over wijn en druif in „Het Hotolbedrijf" onllocnen wij het vol gende: De druiven worden goplukt, in manden vergaard en in een groote kuip geworpen, waarin m worden verpletterd. Vroeger werd dit met de hloote voeten gedaan; tlians langs machinalen weg. Do bloote voeten- dans had dit voor, dat do pitten niet ver pletterd werden, hetgeen aan den smaak van den wijn voel afbreuk doet. Men moest dus zoeken naar een methode, waarbij de pitten niet gebroken werden, en is daar dan ook in geslaagd. Bij sommige wijnboeren wordt nog wel de oude methode gevolgd. De machine heeft het voordeel, dat do pitten direot verwijderd worden. De geplette massa heet most, Onder in werking rai luoht komt er gisting in en de moet gaat wijn worden, welk proces snel ler gaat, indien de temperatuur 20 graden Celsius nadert. Langzamerhand komt de Je. heel» vloeistof in beweging; aan de opper-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 11