FEUILLETON,
Een vroolijke snaak.
Die ruiter was Rodrigo: hij wist, dat de
bezetting niet talrijk genoeg was voor zijn
kasteel, om een langdurigen aanval te weer
staan, hij wist, dat zijn vader gevangen was
door de Saracenen en dat zijn levep in ge
vaar was. Als de Cid nu maar ter zijner
bevrijding kon komenEn Rodrigo die niet
wist, dat zijn grootvader toen reeds tachtig
jaar oud was had bij zichzelve overlegd:
ik zal grootvader te hulp roepen.
Te midden eener zonnige vlakte staat het
kasteel Bivar. Daar woont de Cid. Maar
op dien dag was alles doodstil in en om het
slot. Geruischloos gleden de bedienden over
de ingelegde vloeren en spraken fluisterend
tot elkaar. De schildwachten spraken ook
geen woord tegen elkander, want de Cid
was zwaar ziek! In het ziekenvertrek,
waar het donker is, ligt ds bekwame bevel
hebber op het oogenblik ingeslapen, aan
het hoofdeinde van het bed staan twee
mannen fluisterend te spreken.
„Is er geen hoop meer dokter/' vraagt
de schildknaap, „onze heer slaapt nu fcxh
too rustig?"
,,Ja, maar ik ben er niet zeker van, of die
riaap een goed of een slecht teeken is. Als
er echter iets onverwachts gebeurde, zou
dat misschien een gunstige verandering kun
nen teweeg brengen."
Op hetzelfde oogenblik werd er stemmen-
geruisch op het voorplein vernomen. Be
dienden kwajnen toegeloop en.
„Niemand mag hi®,r binnentreden," klonk
het strenge bevel.
„Laat mij door, ik ben Rodrigo, de klein-
«oon van den Cid!"
De poort wordt wagenwijd open gezet.
Het kind treedt binnen met schitterende
oogen en verwarde haren.
„Grootvader!" roept hij uit, „grootva
der!"
Eenige bedienden wilden hem wegtrek
ken van het bed, maar de dokter houdt
hen met een enkele handbeweging tegen en
mompelt bij zichzelf:
„Ik weet niet of ik mij bedrieg, maar het
leek mij toe, of de Cid zich bij het hooren
van die stem bewoog. Dat is misschien zijn
beterschap."
Rodrigo ging naar het bed toe.
„Grootvader!" riep hij met trillende
•tem. „Grootvader, onze soldaten zijn ver
slagen. De Saracenen trekken op ons kas
teel af. Grootvader, wordt wakker en kom
ze verjagen!"
De Cid deed de oogen open; hij was nog
wel moede. Verwonderd keek hij om zich
heenhij ach een noch de plaats waar hij zich
L
Hiélrbolijn en Hèlrpqn.
Hiet jaardige kleine dorpje Norainville in
de omstreken van Nantes in Frankrijk, ia
niet alleen bekend om zijn schilderachtige
ligging, maar ook om zijn beroemden kerk
toren, die eenig is in zijn soort in heel
het land. Het is een hooge toren, in Grieksch-
Romlednschen stijl opgetrokken, met fijne zui
lengalerijen, gelijk kantwerk en dit alles
gekroond met een prachtigen klokke toren.
Hier van uit heeft men een heerlijk ge
zicht over de heele landstreek en de be
woners van Norainville zijn er dan ook
tóet recht trotsoh op; alleen hebben ze nog
meer reden om 'trotsch. te zijn op een jongen
in hun midden, die beslist buitengewone
gaven heeft van verstand en karakter en die
vermaard is om de vele guitenstreken, die
hij al uitgehaald 'heeft. Die jongen heet
;Herbelijn.
1 Op het tijdstip, dat deze geschiedenis be
gint was Herbelijn's moeder al sedert twee
jaren weduwe. Haar man was langen tijd
bedlegerig geweest, zoodat hij zijn familie
in vTij behoeftige omstandigheden had achter
gelaten. Gelukkig had het huisgezin wat
hulp en Piüjderstand gevonden vpn een broe-
bevond, noch de personen die hem omring
den te herkennen. Eindelijk viel zijn blik
op Rodrigo. Hij lachte hem vriendelijk toe
en strekte de armen naar hem uit. Het kind
greep zijn grootvaders hand.
„O, grootvader, sta opsmeekte hij.
„Graaf Alvar, mijn vader, is gevangen
genomen door de Saracenen
Plotseling hief de Cid zich op.
„De Saracenen", riep hij met krachtige
stem.
En de geneesheer fluisterde verrukt:
„Dat is de machtige ontroering! Hij is
gered."
„De Saracenen! Rodrigo, beveel, dat men
mijn wapenrusting brenge en mijn paard
zadeleSchildknapen laat mijn soldaten'
zich tot den strijd gereed maken! Doe mijn
harnas aan. En jij Rodrigo, geef mij rtiijn
zwaardAlleen de kleinzoon van deïi Cid
heeft het recht, dat aan te raken
En allen haastten zich, zijn bevelen op
te volgen. Hij scheen voortdurend in beter
schap toe te nemen. Toen men hem zijn
kuras aangordde, stond hij kaarsrecht fce
midden der zijnen. Zijn oogen fonkelden
onder zijn helm en zijn hand rustte krachtig
op zijn zwaard
Zijn leger verlaat Bivar en trekt voort
over de vlakte. De Cid rijdt aan het hoofd
dezer weinig talrijke troepen en de Cid
alleen is wel een geheel leger waard. De
Saracenen omsingelen in dien tussehentijd
het kasteel Léone. Zij hebben al een aanval
gedaan, maar zijn door den luitenant van
Alvar teruggeslagen en nu strijden zij op
de vlakte. Ook zij zijn niet talrijk; zij ver
trouwen op hun strijdkracht en denken niet
anders dan een tweede overwinning te be
halen En langzamerhand drijven zij hun
tegenstanders terug. En de kleine bezetting
van het slot ziet met wanh-op het einde
van de strijd tegemoet. En eindelijk komt
het lang gevreesde oogenblik aan: De te
rugtocht wordt geblazen en de Saracenen
trekken onder vreugde kreten op het
kasteel toe.
Eenklaps weerklinkt er een fanfare van
krijgstrompetten. Op dit welbekende ge
luid -véreenigen zich op nieuw clmanschap
pen van het kasteel en plotseling staat er
tegenover den vijand een klein leger in
een uitstekende slagorde en in het midden
der troepen rijdt de Cid statig voort
kaarsrecht op zijn strijdros, het visier van
zijn helm opgeheven, zijn langen witten
baard, die over zijn kuras golft, dringt
hij vooruit met het zwaard in de hand. Aan
zijn zijde rijdt, eveneens op een vurig ros,
dér van den overledene, die militair com
mandant was in Afrika. Die hulp had de
moeder in staat gesteld, een klein winkeltje
van garen en band op te zetten, waarmede
zij ten minste in haar dagelijksch onderhoud
kon voorzien.
Nu had men iechter in langen tijd al
niets meer van den oom gehoord.
De moeder van Herbelijn had vier kin
deren: de oudste heette eigenlijk José, maar
volgens een oud gebruik aldaar in de streek
droeg deze, als het een jongen was, altijd
den naam van Herbelijn. Herbelijn was een
guit van veertien jaren. Het was een aardige
snaak om te zien: de schranderheid keek
hem de oogen uit en hij scheen ook altijd
op een nieuwe 'grap bedacht. Toch was hij
nooit bepaald balddadig of gewetenloos, van
daar dat hij dan ook geen vijanden had en
iedereen hem even graag lijden mocht. Her
belijn had twee broers en een zuster: Wil
liam was twaalf jaar, Herman liep tegen
zijn elfde en Thékla, de jongste was pas
acht jaar. Moeder was te arm om Herbelijn
ergens in de leer te doendat was wel
jammer; want het was zoon handige, flinke
jongen, die het wel verdiende, dat hij eenige
leiding had gekregen 'om zijn handen uit
de mouw te leeren stekenHij pakte nu
maar aan, wat hij grijpen en vangen kon
om een stuivertje te kunnen verdienen, dat
hij trouw tot den laatsten oent afgaf.
Tweemaal per week liep hij geheel Norain
ville af met artikelen van zijn moeder's ma-
nufaetuurzaakje, dat hij dan vervoerde op
een zeer eigenaardig .wagentje. Herbelijn s
een knaap van dertien jaar: het is Rodrigo,
die trotsch de banier van Bivar in de hand
laat wapperen. Achter deze beiden rijeken
oude legeraanvoerders, overwinnaar» in
talrijke oorlogen. En langzaam rijdt de Oid
met zijn kleinzoon verder; de Saracenen
vluchten op dit schrik aan jagend gezicht,
terwijl graaf Alvar, dien zij als krijgsge
vangene bij zich hadden om üem getuige te
doen zijn van de nederlaag der zijnen, zich
bij 2ijn vader en zijn zoon kwam voegen!
De bezetting van het slot uit levendige
vreugdekretenDe ophaalbrug wordt neer
gelaten, terwijl de poorten geopend wor
den en Donna Isabella treedt onder het
storten van vreugdetranen haar man en
haar zoon tegtemoet.
„Ondeugende jongen!" zei zij zacht, „#at
heb je mij een schrik aangejaagd!"
„Stiltebeval de Cid met ernstige stem.
„Béknor dit kind niet, want zonder hem
zouden mijn oogen zich Voor goed gesloten
hebben. Maar hij is bij mij gekomen, die
kléine, Spaansche leeuwHij heeft mij toe
geroepen: „Grootvader, sta op, de Sara
cenen zijn er!" En ik ben te paard ge
sprongen en heb mijn oude krachten voelen
terugkomen. En ziet nu eéns naar de vijand
Ziet, hoe ze vluchtenIs dat voor mij
zwakken grijsaardZij zijn gevlucht, omdat
zij in Rodrigo, mijn kleinzoon, mij hébben
zien herleven."
„Zij zeggen ongetwijfeld tot zichzelve: de
oude Rodrigo staat met één voet in het
graf, maar een andere Cid staat op. En dit
is de eerste schitterende overwinning van
den tweeden Cid
En ten aanzien van zijn troepen sloeg
de grijsaard zijn kleinzoon tot ridder
Iets over den invloed van bet licht op
verschillende kleuren.
In de Tropen leven donker-bruin gekleur-
de rassen: dus de koperkleurgo Roodhui
den en de bruinzwarte Negers. Blonde
Europeanen zijn door hun lichte huidkleur'
niet bestand tegen den invloed van het zoo
veel sterker licht en menig berghes tijger
heeft moeten kennis maken met een pijn-
lijke „zonnebrand", die blaren deed ont
staan en de opperhuid deed afschilferen.
De bruine kleur schijnt dus het best te be
schermen tegen den invloed der brandende
zonnestralen; daarom ook bewaart men
bijv. het bier in niet-doorzichtige, maar in
bruine flesschenlicht-gevoelige stoffen
worden in bruin papier verpakt, enz.
vader toch was kuiper geweest en de eenige
erfenis der zijnen bestond in een heel ruim
vat. Onze jongen had dit door midden ge
zaagd en de helft daarvan bij wijze van
wagen- gebruikt, waar hij vier wielen onder
aangehecht had, afkomstig van een ouden
wagen, dien een buurman hem welwillend
afstond. Hiervoor werd dan een Deénsche
hond gespannen, die 0,Storm" heette en af
gericht was als een circushand. .Wat Her
belijn ophaalde was echter heel gering; van
daar dat hij dan maar op andere dagen op
wérk uitging.
Zoo werd hij al heel dikwijls gebruikt
door den heer Herpijn, een rijken gierigaard,
die er verbazend goed den slag van had,
om de jonge luidjes van het dorp op hun
vrijen middag voor jzoowat niets in dienst
te ju'ijgen. Hij begon dan altijd met gou
den bergen te beloven, maar kwam het op
betalen aan, dan vond hij wel het een of
ander uitvluohtje om zioh terug te trekken
en beweerde bijvoorbeeld, dat ze zich niet
naar behooren van hun taak gekweten had
den of iets dergelijks! Gewoonlijk bestond
het honorarium dan in een paar half ver
rotte vruchten, waar de heer Herpijn foch
geen ïaad meer mede wist. Zoo had de
oude vrek. Herbelijn op een snikheeten mid
dag in Augustus gebruikt om zijn aardappel
veldje geheel leeg te rooienen toen onze
jongen eerst tegen den avond klaar was,
en dus met recht zijn geld verdiend had
in het zweet zijns aanschijns, vond de heer
Herpijn weer het een of ander uitvlucht je
en scheepte oa^en jonden af voorloopig met