„Turf in je ransel." PARADIJSVOGELS. liet Zeppelin-Luchtschip „Viktoria Luise", dat de vorige week een tocht boven ons I dam, de Zuiderzee, Friesland en Groningen I „Kieler week" boven het keizerlijke jacht land maakte, van Du&seldorf over Amster- naar Hamburg, ter gelegenheid van de „Hohenzollern." geklinkklank van rijksdaalders klonken. Zij knikte den vogel minzaam toe en zei wel twintigmaal achtereen allerliefst: ,,Dag, I*>rre, wat zegt Lorre dan tegen de vrouw V' Plotseling schudde het dier zenuwachtig zdjtn kop en toen klonk het luid en duide lijk in qnvervalscht plat-Leidsch „Ouwe dui- fcedief Het werd angstig stil op het r 2tte bo-ven- huisje aan de Heerenstraat. „Waar zijn je centjes?" krijschte de vo gel met een satanische knettering in zijn als door een wonder juist op dit oogenblik rich openbarende stem. De stilte verdubbelde. Toen knoopte Tante haar aJitieken man tel dicht en ging zwijgend de kamer uit, de trap af, zonder hulp... Neef, nicht, Stientje en Arie stonden bleek en ontdaan, als versteend en ver stomd. De heer J. W. Enschedé, te Amsterdam, deelde in „Het N. v. d. Dag" het volgen de mede omtrent het ontstaan van den vsd de Grenadiers en Jagers, welke naar men weet, als een vriendelijke attentie onze Koningin onlangs te Parijs door Fransche militaire muziekkorpsen werd ge speeld.. •Uw vraag paA-r de herkomst van het „Turf in je ransel" en het daarbij behoo- rende „Stroo dat is geen mode meer", kan ik tot mijn leedwezen niet docuinenteel op lossen. Dergelijke dingen ontstaan als van eelf en krijgen doortoevallige omstandig heden een groote bekendheid; het „Nearer my God, to thee" strekke er toe ten bewij ze. Het „Turf in je ransel" ook wel de „Gre- nadieramarsch" of de „Dunkler-marsch", is uit den aard der zaak niet oudde factuur der melodie is bepaaldelijk 19de-eeuwsch. Yó<5r 1829 kan de melodie niet gechrono- logiseerd worden, omdat eerst in dat jaar de Grenadiers en Jagers een eigen muziek kapel kregen, onder directie van Francois Dunkier (overL 1861) den vader van Frans Dunkier (overl. 1878)degeen, die de har monie-uitvoeringen van dat korps vermaard heeft gemaakt. Denkelijk zal in 1840 de marschinelodie evenmin nog bestaan heb ben, daar zij niet opgenomen is in de twee stukjes „Musique militaire nationale", in dat jaar uitgegeven te 's-Gravenhage door A. J. van Tetroode, in later jaren ietwat berucht om zijn devote vereering van Wil lem II, en wellce muziekbandjes een be paaldelijk Haagsch karakteT hebben, zoo wel door den uitgever als om het feit, dat op de titelbanden is afgebeeld, een muziek korps, dat op de Groote Markt van die plaats de taptoe speelt. Toch zal het „Turf in je ransel" wel niet veel later gesteld mogen worden. Immers het triolen-figuur in hét trio, dat meer voorkomt in de Duit- - sche militaire muziekmarschen van dien tijd, wordt op de zelfde wijs aangewend door Dunkier in zijn marsch, gespeeld te Amsterdam bij den intocht van Willem II te Amsterdam op 11 Mei 1849, dargs voor diens inhuldiging. Het wil me daarom voor komen, dat er geen bezwaar is geloof te hechten aan de traditie, dat het „Turf in je ransel" afkomstig is van Dunkier Jr. en door hem gemaakt is, kort na 1840, in welk jaar hij reeds tweede kapelmeester der gre nadiers was. Zoo verklaart zich" tevens, waarom deze marsch de „Grenadiersmarsch" heet en waarom het een vast gebruik is geworden, dat deze marsch alleen geblazen mag wor den door de Koninklijke- kapel van de gre nadiers en Jagers, hoewel zulks wettelijk, voor zoover ik weet, aan andere muziek korpsen niet verboden is. De woorden zijn, dunkt me," van jongere dagteekening. In den eersten druk (1895) van den „Liederenbundel voor Janmaat en Soldaat" van Clocikener Brousson zijn de strofen niet opgenomen; in de jongere edities daarentegen wel. Om daaruit nu te besluiten, dat de woorden ontstaan zijn na 1896 is onjuist. Immers de woorden „Turf in je ransel", als benaming voor dezen marsch, zijn ouder, want vóór mij ligt een klavierarrangement van dezen marsch met deze benaming, verschenen te 's-Gravenhage baj F. J. Weygand Co., met het portret van Dunkier op gevorderden leeftijd in uniform op titel in steenteekening door W. Bekink. Doen men te el was de benaming dus reeds bekend bdj zijn leeftijd en denkelijk zullen de woorden dan ook wel uit dien tijd stammen. Trouwens, daarop wijst eveneens het feit, dat er varianten der woorden in omloop zijn. Naast het „Turf in je ransel, turf in je ransel, Stroo dat is geen mode meer." bij Clockener Brousson publiceerde „De Spaarnebode" van 16 Sept. 1900 als sedert jaren bekend als beurtzang tusschen het kader, de miliciens, den overste en den generaal, aanvangende: „Turf in je ransel, turf in je ransel, Anders maak ik je leelijk beest", Waarschijnlijk is er over wijs en woor den en de varianten, en over het gebruik van de marschmelodie heel wat meer te vertellen en ik zal mij er inderdaad in ver heugen als de vraag der redactie en bet door mij gegeven onvoldoende antwoord an deren moge opwekken hun wetenschap te publiceeren. Het onderwerp is het waard daar het geldt een onzer werkelija levende nationale liederen, dat een langer leven heeft gehicï en nog heeft dan enkele jaren; en het bleek nu weer bij het bezoek van H. M. te Parijs langzaam aan wordt een der kenmerken van onze nationaliteit. Er is een commissie uitgezonden om naar een natuurlijke grens te zoeken tusschen Nederlandsch en Duitsch Nieuw-Guinea Die grens heeft ze niet gevonden, maar in het door haar uitgebracht verslag staan' toch wel merkwaardige dingen. Zoo o.a.« over vogeljacht en vogelhandeL Belangrijk omdat in die streek ook de zeer ge waarde er-'" de paradijsvogels voorkomen. De aamen stellers schijnen het echter niet geheel eens te zijn. Die vogeljacht is het eenige bedrijf, dat iets oplevert zegt de schrijver van het hoofdstuk „Economische Gegevens," terwijl de samensteller van het bericht over de „Middelen van bestaan" ontkent, dat deze jacht een bedrijf is. Hoe het zij: aan oiervogelhuiden wordt jaarlijks van de Hum-' boldtbaai voor een aanzienlijk bedrag uit. gevoerd. De jacht staat onder leiding van Ternataansche en Tidoreesohe jagers, aan wie vier Chineesche en één Nederlandache firma het noodige kapitaal versohaffen. De agenten van deze firma's leveren aan del Ternatonen en Tidoreezen geweren, kruit,' hagel en ruilmiddelen op voorschot, welke schuld deze in vogelhuiden afdoen. Zij trek» ken het binnenland in en knoop en betrek kingen aan met de inlanders, wien zij gewe ren leenesn en munitie verstrekken tegen verplichte levering van een zeker aantal vp- gelhuiden. Deze huiden worden met rüilmicL delen betaald; met snuisterijen, waarop de Papoea oogenblikkelijk zijn zinnen gezet heeft, maar ook met ijzeren kapmessen. In het stroomgebied van de Tami en van de Bewani is de steenen bdjl nergens meer in gebruik. De jacht strekt zich uit over een streek, i begrensd door een lijn, getrokken over Oi- nake, Nieuw-Mosso, Njao en Sekotjaho ten oosten, de Mokkofiang ten zuiden en de meridiaan van Tarfia (140 gr. 7 min. O.L.) ten westen, met uitzondering van het Sen- tani-gebied, ten gevolge van de lastige en veeleischende bewoners, naar de jagers be weren. Voornamelijk, echter wordt gejaagd beoosten de Tanin, niet omdat daar meer vo gels zijn, maar omdat de jagers zich daar

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 8