ZONDAGSBLAD*
HID5CH DAGBIAD
VAN MET
v
No. 16059.
29 Juni.
Anno 1912.
^ofwiK t i?i iTi ïit v; ii? i?t iTi •*2St5ks
i|SvJ% 7d|!i.«lf|iTi»;|(,ilili7»l| In ililnil iliTilïh
^nr
r-.;iu;
Tante, „beessie" en familie.
Eiken Zondagnamiddag kwam Tante
eten en eiken Woensdagavond kwam
Tanjte theedrinken. Daar het dan neg
licht was, kwam zij altijd alleen, heele-
maal gewa deld' van haar kamertje op
de Mare naar het nette bovenhuis je op de
Heerenstraat. En als het al donker was,
en Stientje, die zestien, en Arie, die veer
tien jaar was, nog niet vertrouwd waren
met een oud mensch op straat, en het
dagmeisje al lang naar huis was, bracht
neef zelf haar strijk-en-zet eiken Zondag
en Woensdagavond behoedzaam de steile
trap af en met trage stapjes aan zijn ge-
duldigen arm de halve stad door terug naar
de Mare, de twee donkere trappen
op en haar kamertje binnen. Zij ging te
voet door regen en wind, want rijden vond
zij gevaarlijk en neef noch nicht spraken
dit ooit tegen, want het scheelde twee
maal in de week idem zooveel en een zui
nige erftante telt voor twee 1
Tante was bepaald altijd erg lief ondei
het eten, in het schemeruurtje bij de thee,
onder het vreedzame kaarten; allen ver
wenden Tante en vleiden Tante om het
hardst; het beste was steeds voor Tante,
en Tante üet het zich goed smaken, scheen
volmaakt tevreden en werd intussohen
langzaam r -ar zeker eiken dag een dagje
ouder.
Maar in den laatsten tijd scheen het
kostbare humeur van Tante minder zon
nig te worden; zij kon soms bedenkelijk
zuur kijken en langs haar gebrilden neus
vage hatelijkheden zeggen, die loodzwaar
drukten op het kleine gezin van het nette
bovenhuis je aan de Heerenjstraat. Want
Tante had een hei. aardig spaarpotje.
"Vader, moeder^ Stient-je en Arie gisten,
ieder voor zich zelf en ten slotte gezame-
lijk in ernstigen familieraad!, naar de mo
gelijke oorzaak van Tante's ontstemming,
tot men op grond van eenige niet zeer
duidelijke toespelingen der oude juf
frouw, tot de slotsom kwam, dat Tante
„d'r beessie miste."
Tante, moet men weten, had een uit
gesproken zwak voor „beessies" mits zij
ze zelf niet behoefde te onderhouden
(want zij was inderdaad een ideaal-suiker-
tante vanwege d'e zuinigheid). Maar tante
had ook een ingeboren angst .voor honden,
die immers steeds in staat en bereid zijn
om oude dames in de teere kuiten te bij
ten. Fidèl de poedel, was daarom na de
éérste, niet te misduiden aanmaning van
Tante, op zachte^ maar afdoende wijze
van het nette bovenhuis]e weg geëxpe
dieerd en tot Tante's bb_ -Dare geruststel
ling en blijdschap opgevolgd d'oor een Diet
Cypersche kat, die onmiddellijk een zacht
eereplaatsje kreeg in haar zwart laken-
schen schoot. Doch het Noodlot, dat zelfs
een net huisje aan de Heerenstraat niet
spaart* wilde, dat moeder-de-vrouw ze
Ui
nuwziek begon te worden door het glui
perige, onhoorbare rondsluipen van poes,
die haar schrik om schrik om 't hart
in de be enen deed' slaan. Zoodat, na kor
ten familieraad en een welsprekend be
toog van moeder-de-vrouw, eenstemmig
maar niet zonder angstige aarzeling, het
besluit werd genomen, de brave poes
spoorloos te doen verdwijnen. Een ma
noeuvre-met-een-luchtje, waarvan aan
Tante op den eerstvolgenden Woensdag
avond onmiddellijk na haar behouden aan
komst d'oor neef met grafstem mededee-
ling werd gedaan als van een onvoorziene
ramp.
Tante schrok, zuchtte en keek toen haar
vier familieleden één voor één onprettig
scherp aan door haar brilleglazen. Van
dat oogenblik dateerde de knak in Tan
tes goed humeur en de vage hatelijkhe
den.
't Was stilzwijgend een uitgemaakte
zaak, dat er een nieuw beessie" moest
komen en wel zoo gauw mogelijk. Want
Tante zat er warmpjes in en was al diep
in de zestig. Maar géén hond en géén kat
(moeder-de-vrouw schudde energiek het
hoofd, ondanks den spaarpot van Tante).
,,Een vogeltje?" opperde Arie. En aller
gelaat verhelderde, 't Zou een vogeltje
zijn, een lief klein vogeltje, veilig in zijn
kooitje. Maar toen het denkbeeld uitge
werkt zou worden, bleken er twee even
sterke partijen te zijn: een mannelijke en
een vrouwelijke partij. Vader en Arie,
die overdag de deur uit waren, stemden
met mannelijke koppigheid voor een lustig
fluitende kanarie.; moeder en Stientje, die
den heelen. dag op het bovenhuisje wa
ren aangewezen, gaven haar votum met
vrouwelijke vasthoudendheid' aan een be
scheidener sijsje. Men kwam niet tot
Overeenstemming.
Toen neef den volgenden avond het
was Zaterdag de stad' inging, om een
extra-sierlijk papieren half-hempje voor
den Zondag te koopen, gebeurde het, dat
hij op de Haarlemmerstraat voor een
vogel winkel kwam te staan, waar hem de
eigenwijze i >nae oogjes van een paar pa
pegaaien biologeerend aanstaarden. Üet
bezit van een suikertante maakt een eer
zaam huisvader, wien de huiselijke vrede
lief is boven alle dingen, geniaal.
En zoo kon men dan neef even later
d'en vogelwinkel zien verlaten met de op
lossing van de puzzle in de hand, in den
vorm van een groote ronde kooi waarin
een groenachtige papegaai zat te domme
len.
De oplossing was niet duur geweest,
want dë vogel was geen bijster exemplaar
de koopman had het eerlijk erkend
en ook geen „prater".
Moeder-de-vrouw en de kinderen waren
verrukt over de geniale oplossing èn over
den vogel, die ondanks het minachtend'
oordeel van den verkooper eenvoudig
mooi werd gevonden. In zijn intelligentie
hadden allen een ongemotiveerd, maar
onverwoestbaar vertrouwen: men zoQ,
Lorre leeren praten, met geduld en liefii
de, die ieder voor zich en dus zeker te za-j
men alles overwinnen; men zou met ver-;
eende krachten het dier leeren iets hééli
beminnelijks te zeggen aan het adres van,
Tante. Want het hart en de spaarpot van-
Tante waren wèl waard met geduld en|
liefde veroverd te worden.
Lorre werd nu van 's morgens tot
's avonds erg verwend en gekopjekrauwd,
en met lekkers gevoerd, en ieder op zijn
beurt zei tot den vogel tot in het onein
dige ,,Dag, lieve taDte." De vogel kraste
van tijd tot tijd' als een kapotte fonograaf;
en men vond dat een bemoedigend teeken;!
doch verder scheen het dier met zijn;
spraakkunst niet te kunnen komen. Voor!
Tante werd Lorre voorloopig veilig in de<
slaapkamer verborgen gehouden; de ver
rassing was schoon genoeg oli Tante't
zure gezicht nog wat te trotseeren.
Eén wanklank was er in de harmonie
der gemoederen op het nette bovenhuisje.
Het dagmeisje, dat eiken morgen neef on
tijdig uit zijn bed kwam bellen, had een fei
len haat opgevat tegen den vogel, die voort
durend met satanisch genot het tapijt rond
om zijn kooi meters ver bevuilde met zand,
etensresten en nog iets. Het kwam zóó ver,
dat de steeds luider mopperende gediensti
ge formeel en in niet te misduiden populaire
uitdrukkingen weigerde langer den vuilen
boel op te ruimen.
Mo e d e h-d e - v rou w was verontwaardigd
over deze dienstweigering; neef in eigen
persoon werd te hulp geroepen en legde het
gewicht van zijn huisheerlijk gebod in de
schaal, die zelfs dédrdoor echter niet door
sloeg. Het werd een wedstrijd in welbe-.
spraaktheid, waarbij het dagmeisje, ondanks
haar jeugd, over verreweg den grootsten
rijkdom van schilderachtige uitdrukkingen
bleek te beschikken. Zij betoogde ten slotte,
dat ze 't „vertikte om den gosganschelijken
dag dien smerigen vogel na te loopen, omdat
een ander op de cents van die oude totebel
zat te azen."
Na dezen volzin hebben man en vrouw
een ondeelbaar oogenblik beraad met de
verschrikte oogen, waarna kort èn krachtig
het vonnis viel; neef zei het brutale (en gh-.,
vaarlijke, wat al te snuggeredagmeisje,
den dienst op; maar netjes, héél netjes,
met veertien dagen.
Het meisje verdween na dien termijn, zon
der teekenen van berouw, en zelfs' met een.'
valsch lachje om den brutalen mond.
Lorre had intusschen nog geen vorderin-i
gen gemaakt in de Nederlandsohe taal en
eindelijk Tantes hatelijkheden begonnen
aan vaagheid bedenkelijk te verliezen
werd besloten, dat men met het „beessie"
■voor den dag zou komen. Toen Tante den
volgenden Woensdagavond opdaagde, werd
zij in blij-plechtigcn optocht naar de kooi
gelsid. Tantes oude gezicht werd nog zon
niger dan de gezichten van haar vier fami
lieleden reeds waren, en zij sprak aange
daan woorden van dank, die als het soete