No. 16053
LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 22 Juni. Eerste Blad,
Anno 1912.
Brieven Yan een Leidenaar.
PERSOVERZICHT.
Tweede Kamer.
OCGCV.
Ik had mij voorgenomen in het geheel niet
te spreken over de open-lucht-kermis, welke
dezer dagen, op een terrein bij ,,'t Posthof"
.wordt gehouden. Het ia een partiouliere on
derneming en, voor zoover het algemeen be
lang daarbij niet betrokken is, heeft het pu
bliek daarmede niet te maken. Ik kan mij
echter best voorstellen, dat de neringdoen
den in de omgeving van de vroegere kermis
terreinen deze kermis met een scheel oog
aanzien, en dat ook menigeen, die niet door
eigenbelang wordt gedreven, zich de vraag
heeft voorgelegd, of het dan maar niet be
ter ware geweest, dat de gemeente de
kermis had gehandhaafdeen vraag, die
evenwel bij èenig nadenken niet toestem
mend beantwoord kan worden. Als de Ge
meenteraad in zijn meerderheid de kermis
niet noodig, niet wenschelijk achtte, zooals
uit de stemming is gebleken, mocht hij niet
ait "de overweging, dat een particulier wel
licht een imitatie-kermis in het leven zou
roepen, met deze overtuiging de hand lich
ten.
Maar of het gemeentebestuur met het oog
daarop verstandig heeft gedaan, af to stem
men de verordening, regelende een belasting
op de publieke vermakelijkheden, is, in dit
verband beschouwd, een andere vraag. De
gemeente had dan in elk geval ook van deze
kermis een aardig sommetje binnen gehaald
en zij had te gelijk den lust tot het organi-
sooren van iets dergelijks, eenigszins getem
perd. Want men moot nu niet gelooven, dab
zoo'n Posthof "-kerm is voor den onderne
mer of de ondernemers zulk een buitenge
woon goed zaakje is. En wanneer de winst
'de moeite er niet voor loont, dan houdt
men er natuurlijk mee op. Zoo'n zaak wordt
niet op het getouw gezet met het oogmerk
het volk aangename dagen en avonden te be
zorgen, doch om zaken tc doen.
„Maar het gemeentebestuur, of liever dn
burgemeester, als hoofd der politie, moest
tot deze kermis toch toestemming geven, *n
die had hij kunnen weigeren", is er gezegd.
De gemeente heeft er, wat politie-toezicht
betreft, bijv., toch wel mee uit te staau. Ilc
geloof echter, dat de burgemeester, waar
hij geen storing der openbare orde kon ver
wachten en met aansprakelijkheid voor do
goede regeling van de ondernemers, moeilijk
kon weigeren. Maar voor een ander bezwaar,
dat dezer dagen op den voorgrond wordt ge
bracht, voel ik weL Daar is opgemerkt, dat
bij de regeling een der hoofdambtenaren, de
algemeene markt- en havenmeester, zijn hier
natuurlijk zeer gewaardeerde diensten heeft
gepresteerd. Men heeft daarop zelfs
quasi of gemeend de veronderstelling ge
bouwd, dat de gemeente in deze „kermesso
d'été" de hand had.
Nu geloof ik wel, dat de ondernemer de
'diensten van den markt- en havenmeester
«eer op prijs stelde. Deze heeft: jaren de of
ficieel e kermis op uitstekende wijze geregeld,
én is met heb eigenaardig soort' „kermis
volk" bekend en heeft er bovendien bijzon
der den slag van er moe om te springen. Het
was derhalve den ondernemer heel wat
waard op dien gullen steun en medewerking
te mogen rekenen, zooals die dan ook ver
leend schijnt te zijn.
Maar ik ben het met de vragers in het
„Leidsch Dagblad" eens, dat dit toch niet
preoies in den haak is. Hebben B. en Ws.
den havenmeester daartoe vrijheid gege
ven, dan vind ik dat, vooral ook met het
oog op de prikkelbaarheid der voorstanders
van de officieel© kermis, op heb zachtst
uitgedrukt, niet bijzonder tactisch. Deed
de man het op zijn eigen houtje en onge
vraagd, dan acht ik het van hem als
hoofdambtenaar niet bijster verstandig,
vooral ook, omdat zijn medewerking zich
niet tot ik zal maar zeggen de archi
tectuur der kermis bepaald heeft.
Nu zal men kunnen opmerken, dab menig
gemeente-ambtenaar toch in zijn vrijen tijd
ook wel diensten, zelfs betaalde diensten,
,voor particulieren verricht. Een onderwij
zer geeft in zijn vrije uren privaatles, een
stadsschrijver houdt de boeken van een
-zakenman bij, en het wordt hun niet belet.
Ik stem dit toe, al kan ik er tegénovér stel
len, dat bijv, een stadswerkman niet anders
dan ineb verlof van den directeur van ge
meentewerken in zijn vrijen tijd diensten
voor anderen mag doen. Dooh bovendien is
het ambt van markt- en havenmeester van
dien aard, dat de scheidingslijn tusschen
diensttijd en vrijen tijd moeilijk te trek
ken is.. Hij heeft niet een bepaald aantal
uren per dag dienst te doen, óm daarna
het dienstjasje aan den kapstok te hangen
en vrij man te zijn.
Men ziet in hem te avond of te morgen
den algemeenen markt- en har
v e mm e e 8 t e r, den hoofdambte
naar der gemeente, en daarom is
het dan ook dioor menigeen met eenige ver
wondering opgemerkt, dab hij bij de rege
ling van de „Posthof'-kermis mee de
lakens uitdeelde.
Het zou mij niet verwonderen, of de
Raad moet er in de eerstvolgende verga
dering „hom of kuit" van hebben. Het zou
missohien, ook al kwanion, er uit den Baad
geen vragen om nadere inlichtingen, goed
zijn om de menschen, die er allerlei gis
singen over uitspreken, gerust te stellen,
althans te bevredigen, dab er van B. en
Ws. een kort-e mededeeling uitging hoe de
vork hier precies in den steel zit.
Van de kermis aan ,,'t Posthof" naar de
Volkstuintjes op Sta al wijk, is voor mij,
die deze twee zaken reeds eer naast elkaar
beschouwde, geen groote overgang. Toen
op een mooien avond op ,,'t Posthof"-
kermisterrein die verschillende muziekin
strumenten door elkaar krasten en het
kermisrumoer de stilte der omgeving ver
brak, wandelde ik eens naar het terrein
dor Volkstuintjes. Ook daar was alles in
beweging. De bezitters der tuintjes, de
meesben vergezeld van vrouw en kinderen,
waren er aan het werk of haalden er van de
welig groeiend1© moesgronden voor het
middagmaal Voor den volgenden dog.
Over het algemeen staan dezo tuintjes
er mooi voor. Behalve enkele uitzonderin*
gen, zijn ze alle tot moestuinen ingerichte
Salade, spinazie, penen, verschillende kool
soorten, peulen en boonen en aardappelen,
niet te vergeten, groeien er welig en leve
ren menigen heerlijken maaltijd, te smake
lijker, omdat men ze zelf heeft geteeld. De
menschen woekeren met hun lapje grond1.
De slakroppen maken onmiddellijk ruimte
voor de er tusschen in gezaaide heeren- of
snij boonen of wat andera, en zoo wisselt
het eene gewas het andere af.
Slechts enkele bezitters veroorloven zich de
weelde van een bloembed of een priëeltje;
verreweg de meesten toonen hun praeti-
schen, nuchteren zin en blijken bovendien
uitnemende warmoeziers te zijn. Er is dan
ook een heilzame wedijver tussoken de
verschillende bezitters der tuintjes, en de
een spoort den ander tot intensiever teelt
aan.
Er zijn nu een zeventig tuintjes aan ver-
sohillende personen verhuurd; do overige
werdén aan één persoon afgestaan; maar
het is zoo goed als zeker, dat men een vol
gend jaar te kort zal komen. Heel wat
menschen, die nu één tuintje hebben, maak
ten reeds den wensch kenbaar een volgend
jaar er twee te willen nemen. De man werkt
er in zijn vrije uren en moeder de vrouw
zorgt, als hij het niet af kan, er op den dag
voor. Het is voor beiden een gezonde, aan
gename beweging en het houdt hen af van
dingen op zijn minst van twijfelachtig mie.
Een werkman, bezig met het uithalen van
een maal mooie pénen, maakte daarbij de
leuke opmerking, clat hij, als hij geen tuintje
had, gehad, allicht op de kermis ware ge
weest, want op een zomeravond in zijn wo
ning te zitten, dat kon hij niet.
„Nu heb ik de muziek" wij hoorden die
er duidelijk „voor niemendal en mijn
vrouw krijgt in plaats van een „aangescho
ten" man, die platzak is, een heerlijke zooi
sappige worteltjes thuis.''
„Want sappig zijn ze", zei hij, terwijl hij
zijn tanden er in zette even begeerig als me
nig ander een „neutje snapte".
Zoo geloof ik, dat het Leidsohe Nutsdepar-
tement een goed werk heeft gedaan niet het
beschikbaar stellé-n der Volkstuintjes en ik
heb er nog geen berouw van, dat ik ze in
dertijd met warmte heb aanbevolen, ook als
een heilzaam surrogaat voor de kermis.
Het ,„W e e k b l ad voorde Vr ij-
zinnige Hervormden" haalt uit
de „K e r k e 1 ij k e Go u r an t" de vol
gende woor -jn van dr. F. van Gheel
Gil.demeester, predikant bij d'e Ned.- Herv.
.Gemeente in Den Haag, 'aan, geschreven
naar aanleiding van de benoeming
van d r. N o o r d t z ij
„Ik mag nier wel vertellen dat Z. Exc.
d'e Minister van Binnenlandsohé Zaken
zelf een regeling zou toejuichen, die hem
van deze benoemingen en haar verant
woordelijkheid onthief. Welk een regeling
dat zou kunnen zijn, die zooveel mogelijk
alle belangen behartigde, en zich aanpaste
aan dé werkelijk bestaande toestanden,
kan nader overwogen worden."
Deze woorden, zoo schrijft het „W eek
blad" „waarbij de Minister van Binnen-
landsche Zaken zou worden ontheven van
de benoeming van hoogleeraren in de god
geleerdheid maken ons een weinig onge
rust-. Wij zien den Minister liefst geen
veranderingen in die richtingvoorbe
reiden. Want hoe zou dat kunnen, zonder
dat de theologische faculteit ophield, aan
de Rijksuniversiteiten op gelijken voet te
staan met de andere fabultei.ten Zou)
daarbij het wetenschappelijk karakter der
theologische faculteit geen groot gevaar
loopen, en zij veranderd moeten worden
in een instituut, een seminarie tot oplei
ding van predikanten?"
„De Beukelaar" schrijft naar aan
leiding van de benoeming van prof.
Noordtzij o.m.
De geesten zijn verwakkerd. Zoo sohreef
met ons uit Utrecht: „Heb is niet moge
lijk de ontstemming en verontwaardiging
te beschrijven, die in vele kringen der Her
vormde Kerk (én zelfs.daarbuiten) door do
benoeming van dr. Noordtzij gewekt is."
Maar nu komt dan ook aanstonds de
vraag wat in politicus móet gedaan. En dan
staat dit wel vast: een beslist Neder-
landsch-Hervormdè politiek is. eisch. In
1913 hebben wij- ook wat onzen Kerk betreft
niet stille te zitten.
Maar dit voere nu nimmer tot een poli
tieke partij, die schier enkel haar steun
voor onze Kerk tot punt van program
heeft. Zulk een partij mocht al een wijle
haar duizenden leden tellen, het werd een
wonderboom, die snel verdroogde. Daar
voor heeft de historie ons te veel geleerd;
geen partij, die straks weer versmolt door
gebrek aan innerlijke politieke kracht,
onder het hoongelach der coalitie.
In zake partij moet aangestuurd op een
C h r i s t e I ij k-s ociale p a r t ij, die
steun aan onze Protestantsche Volkskerk
mede vooropstelt. Maar daarnaast moet
gevraagd wat thans moet ^gedaan, waar
zoovele orthodoxe leden der Nederl.-Herv.
Kerk, die op sociaal gebied weer verre
uiteengaan, ook op politiek gebied deze
onze Kerk willen steunen.
Daarom moet echter, zoo meenen wij,
thans nog een wijle gewacht. In zake de
verzekeringswetten staan wij ieder oogen-
blik voor verrassingen, een spoedig aftre
den van minister Talma en dan het minis
terie Heemskerk met Grondwetsherziening
als laatste bedrijf nog vóór 1913, blijft
mogelijk.
Staat ©ohter vast, dat na de verkiezin
gen van 1913 de Grondwetsherziening vóór
alle3 aan de orde komt, dan zou kunnen
overwogen worden, of van orthodoxe Ne-
derlandseh-Hervormde zijde een samen
werking bijzonderlijk voor deze stembus
ware te vinden, met dit program:
lo. Protest tegen de coalitie.
2o. Verhoogde finanoieele ui'tkeering
aan de Ned.-Herv. Kerk.
3o. Mogelijkheid van Kerstening der
Overheidssohool, zonder deze mogelijkheid
geen algcheele gelijkstelling van bijzon
dere- en Overheidsschólen.
4o. Evenredige Vertegenwoordiging.
5o. Herziening, der Grondwet in Anti-
Re volutaonnairen of Ch riste li j k-Histori-
schen zin.
Met dit laatste punt van samenwerking
zij dan bedioeld, dat in zake omschijvmg en
woordenkeus, bij déze herziening van Anti-
Revolutionnair beginsel worde uitgegaan.
Voor de komende Grondwetsherziening
ware dan op eenige belangrijke hoofdpun
ten overeenstemming. Het meeningsver-
schil in zake kiesrecht bleef bestaan. Doch
men zou in ieder geval bij dergelijke
samenwerking voor één sbembus nog meer
overeenstemming, nog meer samenhang be
zitten, dam een part ij als de Christelijk-
Historische Unie.
Kwam dan de Grondwetsherziening tot
stand en stake ook Evenredige Vertegen
woordiging, dan ware voor zuiverder par
tijverhoudingen de tijd aangebroken.
In ieder geval hebben wij thans voor
onze Kerk pal te staan.
Nog iets uit een artikel in „D e Beukt-
laar":
„Wij meenen, dat onsfvolk, ten minste de
besten uit ons volk, een parlement wj:i-
schen, dat vóór alles 's lands belang behar
tigt. Een parlement eii partijleiders, van
wier handelingen men iets begrijpt. Een cna-
litie-allegaartje, dat de meerderheid heeft
en slofje onder speelt, lijkt ons ter verhoo
ging van het politieke leven weinig wensche
lijk."
En verder:
„Voor minisbe. Talma zal de toestand ten
slotte wel onhoudbaar worden. En dan komt
het er op aan of de heer Kuyper aan den
heer Lohman of wel de heer Lohman aan
den heer Kuyper kan verwijten, dat hij me
dewerkte tot minister Talma's val. Waarbij
de kansen van den heer Lobman wat slecht
staan vanwege de mislukking der amen te
menten. En dat alles heet dan nationale
wetgeving.
Maar ten slotte is dit licht nog in 's lands
belang. Want van de dwangverzekering ?.al
wel niet veel komen, en de coalitie kon er
wel eens om koud mee iijn.
In een driestar Moeilijkheden be
spreekt ,,D e R o t ter d a m m o r", wat
bij d'e behandeling der Z i e kt e w e t,"
ten aanzien van de bekende a mend e-
m e 'n te n-L oli man, gebeurd is.
De linkerzijde heeft allerminst redèn
zoo betoogt het blad' zich-de rechtvaar
digen. De tranen, geplengd in de liberale
bladen over het politiek bederf van den
heer Lohman, zijn krokodillentranen, want
links heeft niet dcor eigen gedragingen
getoond, de leer van het parlement hoog
te houden. De linkerzijde voerde een pa
rasitische politiek.
Wij herinneren slechts aldus „D e
Rotterdammer" aan de feitem
van allerlaatsten datum. Pijnlijk was het
onophoudelijk pogen om de vérzekerings-
wetgeving naar achteren te schuiven en
de behandeling in dit zittingsjaar te ver
ijdelen. En verder:
En toen Kuyper, gansch begrijpelijk,
weigerde, dat looze anti-ministerieele spel
mee te spelen en k'oeLweg roet in het
Roodhuyzeniaansche (.ten a la Pa tijn wierp
barstte links in langdurig tergend hoon
gelach bij dr. Kuyper's stemmen uit,
waarbij de heer Duys de meest welluiden
de vocaal v/as.
Ha-re r Majes '.s .loyale oppositie had
daarmee weder; haar schuldigheid ge
daan.
Links zij men alzoo stille en schaam
rood Maar de verontwaardiging over het
geen hier werd misdreven, r .vg niet 't
oog doen sluiten voor menig bedenkelijk
verschijnsel, dat in eigen kring viel te be
speuren.
Daar was in de achter ons liggende we
ken geen sterke meerderheid, -die eerbied
afdwong door haar welbewust en vast op
treden. Veeleer was er weifeling en on
vastheid, die veelszinds stuur deed missen.
Het scheen alsof men zonder overleg in
het wilde 'ondtastte. Gebrek aan princi-
pieele overeenstemming op gewichtige
punten van sociaal beleid bleef niet ge
heel verborgen. Zoo ontstond er in meer
dan' één kring in dén lande onrust en
vrees, die met bekommernis in do toe
komst deed blikken.
Niettemin geeft het blad toe, dat er
reden is tot droefheid, en schrijft:
Allereerst gaat men onzerzijds niet vrij
uit in de aanleiding van het Ziektever-
zekering-gehaspel. Ongewijfeld was de late
indiening van de ingrijpende amendemen
ten door den heer Lohman een tactische
fout, terwijl op de gronóéiV in „De N e-
derlander" uiteengezet, evenzeer
valt te betwijfelen of het van de Commis
sie tot Voorbereiding goed gezien was tot
verzending van deze voorstellen naar de
afdeelingen te adviseeren.
Vooral als gevaarlijk precedent was de
daad van mr. Lohman bedenkelijk.
Telegrafische verbinding met
New-York.
Naar „De Tel." verneemt, bestaat ér kans,
dat 'er binnenkort een nieuwe, reohtsbreek*
sclie telegraaflijn tusschen Ncw.Yoxk en ons
land zal worden aangelegd.
Muntwet
Blijkens het verslag van het afdeelings-
onderzoek, omtrent het wetsontwerp tot wij
eiging en aanvulling van de muntwet 1901
werd vrij algemeen het voorstel der regee
ring, waartoe de sterke afneming van don
voorraad zilveren munt bij de Nederland-
sche Bank had geleid met ingenomenheid
begroet, en de wijze waarop ingevolge dit
w.o. waarborgen worden gegeven, tegen
eventueele verliezen, veroorzaakt door ver
nietiging of ontmunting, bad bij vele leden
goedkeuring gevonden.
Nu eohter de regeering zelve van ror
deel is, dat bij het verleenen der bevoegd
heid, om aan te munten uit nieuw zilver de
grootste voorzichtigheid moet worden be
tracht, opdat niet de abnormale toestand
terugkeere, waartoe voorheen de zilver
overvloed aanleiding gaf, rees bij verschei
dene leden de vraag, of wel voldoende on
derzocht is, of niet op andere wijze ware
tegemoet te komen aan de bezwaren, welke
uit mimtschaarschte kunuen ontstaan. Uit
het w.o. blijkt, dat de regeering uitsluiten!
er op bedacht is geweest, in de moeilijk
heid te voorzièn, door vermeerdering van
ruilmiddelen.
Had zij echter niet, zoo vroeg men
eerder aandaoht moeten sohenkon, aan
maatregelen, welke leiden tot een besparing
daarvan? Men dacht daarbij vooraJ aan de
invoering van een pasohèque en girodienst,
waaromtrent alsnog een motie, /-aorgestold
14 Dec; 1909, bij de Kamer aanhangig is.
Zal de regeering, wanneer het oontract
met de Nederl Bank moet worden ver
nieuwd, overwegen daarin bepalingen op
te némen, die liet girovérkeer bevorderen?
Dat de regeering de oploss1 ng van het
vraagstuk ^oekt in vermee Ier-"ig van den
muntvoorraad, blijkt, naast het voorstel
om aanmunting uit nieuw zilver mogelijk
te maken, ook uit de door haar voorgeno
men invoering van een gouden vijf gulden
stuk.
Verscheidene leden betwijfelden of deze
maatregel zal beantwoorden aai het doel,
om de aanmunting van zilveren munten uit
baren tot het volstrekt noodzakelijke te be
perken, en althans de aanmunting van
rijksdaalders zóoyeel mogelijk te voorko
men.
Andere leden waren minder bevreesd,
dat het nieuwe muntstuk geen ingang zal
vinden; zij achtten het eene gerieflijke
munt, die de zware rijksdaalders vervan
gende, wel zal worden gewaardeerd.
Sommige leden verwachtten van het aan-
munten van vijf-gulden-stukken zoo goede
uitkomsten, dat zij meenden de wetswijzi
ging, die aanmunting van zilveren munten
uit. baren beoogt, te kunnen missen.
Het denkbeeld werd opgeworpen ook
- goudstukken ter waarde van gulden aan
te munten. Hiertegen werden echter bezwa
ren geopperd.
Het voorstel, betreffende den beeldenaar
der gouden vijf-gulden-stukken gaf aanlei
ding tot de vraag, of er bezwaar bestaat
om evenals op de tien-gulden-stukken op
de voorzijde de woorden „God zjj met ons"
te plaatsen.
Voorts vroeg men, of het de bedoeling is,
het wapen des Rijks af te beelden met at
tributen als schilddragers en mantel.
Het voorstel van de regeering om den in
1907 ingevoerden stuiver te vervangen door
de in 't ontw. omschreven munt, was niet
algemeen met instemming begroet.
Eenige leden stelden hierbij vuorop; dat
de thans in omloop gebrachte stuiver geens
zins zoodanigen tegenstand bij het publiek
vindt, dat het noodig zou zijn er een ander
muntstuk voor iu de plaats te stellen.
Sommige leden die met. den bestaand^n
stuiver niet zeer ingenomen waren, ooi",
omdat- hij zooveel gelijkenis met het kwartje
vertoont, gaven er toch de voorkeur aan
boven heb ontworpen vierkant muntstuk.
Zij noemden dit weinig fraai en smakeloos
en meenden, dat het eer aan een speelpca-
ning dan aan een munt doet denken.
Andermaal werd door verscheidene leden
een nikkelen munt met oentrale opening,
als in België wordt gebruikt, aanbevolen.
Ook werd in overweging gegeven, de ope
ning niet in het midden, doch aan den kant
aan te brengen, of een vierkante opening,
eveneens werd het maken van acht, des
noods veertienkantige muntstukken bepleit
Eenige leden merkten op, dat de laatste
lijk aangemaakte kwartjes en dubbeltjes
hun goedkeuring niet konden wegdragen,
zoowel den rand als het midden gedeelte
van deze munten vonden zij niet fraai.
Gevraagd werd, of de minister bereid is
de verschillende proefstukken over te leg
gen, welke naar zij meenden, bij het oor-
werpen van den nieuwen stuiver waren ver
vaardigd. Naar men meende waren daaron
der ook bronzen stuivers. Er waren leden,
die aan deze de voorkeur zouden schenken
boven het voorgestelde muntstuk.
Suikeraccijns.
Een wijziging wordt voorgesteld van de
wet, houdende bepalingen betreffende don
accijns op de suiker.
De wijziging hooft ten dool een moeilijk
heid uit den weg to ruimen voor de appel
stroop-industrie. Aan dit product tooh, dat
grootendeels door mindorgegoeden ter ver
vanging van boter als genotmiddel wordt
gebruikt, pleegt een niot onaanzienlijke hoe
veelheid ingedikt beetwortelsap ta worden
toegevoegd. Indien, naar da letter genomen,
bedoeld sap werd belast op den voet van
(airfc. 1 1 der duiker web, zqoals dat arti
kel luidt volgens art. 1 der wet van 24
Juni 1903 (Staatsblad No. 248) d,an zpu,
zooals eenige fabrikanten hebben verzekerd,
het gobruiken van dat sap moeten worden
opgegeven.
DaaTom wordt voorgesteld het ingedikte
beetwortelsap, waarvan hier sprake is, van
ftooijns vrij te stellen, ïnits zij die hei very
vaardigen, zioh gedragen naar de voorschrift
ten dio hot belang van d© schatkist eisckij
én mits het product zelve in zijn samenstel*
ling genoegzaam' waarborg levert tegen inisy
bruik.
Bij deze gelegenheid wordt een andere wij*
ziging aangebracht, hiertoe strekkende, dati
in artikel 2 dor Suikerweb de beetwortel*
suikerfabrieken, waarin niet geraffineerd'
wordt, afzonderlijk worden genoomd, hetgeen'
tot voorkoming van misverstand wenschelijk
wordt geacht.
L a n d s t or m. 1 1
In de Memorie van Antwoord nopens het
ontwerp-Landstorm, zeggen do ministers vanj
oorlog en marino en van binnenlandsche zaw
ken o. a., dat hot ongunstig oordeel van;
sommige leden in do afdeelmgen geuit dal
toe te schrijven aan liuu onderschatting van
den arbeid, die ook buiten het dragen!
van de wapenen moet worden verricht bij
de landsverdediging.
(Wettelijke regeling van de eigenlijke ort
ganisatio acht de Regeering evenmin nood*
zakelijk als van de gelegenheid tot vrijwil*
lige oefening in vredestijd. Die oefening zaj.
echter bevorderd worden.
De kosten, die door heb wet worden van;
dit ontwofp zullen worden gemaakt, bepalen
zich tot aanschaffing van sclü et voorraad*
Het verschil in behandeling tusschen Beau*
ment- en andere geweren is slechts gering.
In plaats van uniform is het dragen van,
een duidelijk distinctief voor den niei-strij-.
denden landstorm voldoende.
Diensten in vredestijd zullen aan den land*
ptcrm niot zonder goedkeuring by do wet
worden opgelegd.
Het aanbal 1 andstormpliclitigen zal na gé*
hcelo "in werking treding van do wet niotj)
veel minder dan 450,000 man bedragen. 1.
OgIc de verschillende opmerkingen, naaij)
aanleiding van de artikelen gemaakt, wojft;
den in de memorie Van antwoord beantii)
woord. Do regeering handhaaft liaair slaiid<\
punt cn brengt slechts eenige noodig
worden wijzigingein in den tekst. ,Ten aan*\
zien van het bezwaar, ingebracht tegen déj
vrijstelling van geestelijken, enz., verwijst I
do memorie naar de verdediging welke <1$
bepaling van andere leden ondervond. I
Luohtvaartwct.
Blijkens do Memorie van Antwoord hooft
de Minister van Waterstaat aan de bezwan
ren in het Voorloopig Verslag gereleveerd!
betreffende de luchtschepen te gomootgeko*
men door een wijziging van de artikelen]
6 en 7 van het ontwerp.
De nog niet bevoegde bestuurder vo|n een]
luchtschip wordt aan de toepasselijkheid van'
eerstgenoemd artikel onttrokken, ingeval lijf
door oen bevoegde wordt bijgestaan, waaiq
bij dan deze laatste voor de toepassing, deïj
wet als bestuurder behoort te wórden bek
schóuwd en voor haar naleving aansprakelijk
moet zijn.
Üit artikel 7 hooft do Minister de luohft
eohepen gesohpapt. i j
Ten aanzien vau gewone luohtballons aohti
do Minister ingrijpen dootr de wet voarefc
hands niet geweiisoht. Was wettelijke negen
ling voor vliegtuigen en luchtschepen niot
aan do orde gekomen, dan zou a<an voop*
ziening omtreint luohtballons ongetwijfeld inj
het geheel niet zijn gedacht, daa;r toch b|ó*
hoefte om voor deze in to grijpen i,n bon]
rechtstoestand van jaïén heir, inderdaad niet
voldoende spreekt. In tusschen bestaat geen.
bezwaar omtreint luchtballons gelegenheid
tot lalcro voorziening bij gebleken behoefte'
te openen, waartoe -de Minister art. 10 hooft
aangevuld.
De belangen dor landsverdediging zijn bo*
tokken bij art. 6 en bij het aan de Mo»*
tor- cn Rijwielwot ontleende art. 17. Dq
Minister van Oorlog heeft zich met hot
wetsontwerp vereonigd. Voor zijn mJede-on-
derteekening is evenmin als bij genoemde)
wet aanleiding gevonden. Vorderen deze be*
-langen op dom duur meor opzettelijke rege
ling, dan zal zoodanige voorziening in da
eerste plaabs van het Departement vam Oor*
log moeten uitgaan.
1>© Znidpool-expediti© yru kapitein
Scott.
Herbert G. Pointing, die kapitein Scott
op zijn Zuidpool-expeditie als fotograaf veri
gezelde, is thans te Londen aangekomen.
„Ik vergezelde kapitein Scott aldus
Pointing tot op eenige mijlen van lea
groot-en ijsmuur op den avond, toen hij ver-«
trok voor zijn tocht naar de Pool, en toen-
ik hem den 2den November 1911, des nachts
om 1 uur verliet, had ilc mijn camera m
gereedheid gebracht en bij het licht van de
middernachtzon heb ik een cinematogra-
phische opname gedaan van kapitein Scott,
toen hij met zijn tochtgenooten in de uit
gestrekte ijswoestijn verdween. Kapiteia
Scott was toen op 700 mijlen afstand van de
Pool. Na den troep met 't oog gevolgd te
hebben tot de mannen als kleine, zwarte
vlekjes in de witte oneindigheid waren ver
dwenen, ging ik terug naar de overwinte
ringskwartieren op Cape Evans, waar ik
verscheidene maanden doorbracht met het
fotografeeren van de prachtige Pool-land-
schappen, vogels en 't dierlijk leven in die
streken. Er valt niet aan te twijfelen, of
kapitein Soott heeft ongeveer 15 Januari
de Pool bereikt, omdat, toen luitenant
Evans hem den 4den Januari verliet, hij nog
slechts op 145 mijlen afstand van de Pool
was, nog ruim voorzien van mondvoorraad
en réizend met een snelheid van ongeveer
15 mijlen per dag. Als alles goed gegaan is,
heeft Scott de Pool dus 10 dagen later moe
ten bereiken. Hij moest den löden Maart
terug zijn op de plek, waar zij op hem
wachtten met de „Terra Nova", maar de
zee vroor zóó snel dicht, dat wij den 5den
Maart het niet raadzaam vonden langer to
blijven. Dit is de oorzaak, waarom wij niet
in staat waren het nieuws dit jaar over
te brengen. Nu kan van Scott niet eerder
eenige tijding worden verwacht dan in
Maart 1913, wanneer de „Terra Nova" van
haar laats ten Zuidpooltocht is teruggekeerd.,