No. 16053 LEIDSCH DAGBLAD, Zaterdag* 22 Juni. Eerste Blad, Anno 1912. Brieven Yan een Leidenaar. PERSOVERZICHT. Tweede Kamer. OCGCV. Ik had mij voorgenomen in het geheel niet te spreken over de open-lucht-kermis, welke dezer dagen, op een terrein bij ,,'t Posthof" .wordt gehouden. Het ia een partiouliere on derneming en, voor zoover het algemeen be lang daarbij niet betrokken is, heeft het pu bliek daarmede niet te maken. Ik kan mij echter best voorstellen, dat de neringdoen den in de omgeving van de vroegere kermis terreinen deze kermis met een scheel oog aanzien, en dat ook menigeen, die niet door eigenbelang wordt gedreven, zich de vraag heeft voorgelegd, of het dan maar niet be ter ware geweest, dat de gemeente de kermis had gehandhaafdeen vraag, die evenwel bij èenig nadenken niet toestem mend beantwoord kan worden. Als de Ge meenteraad in zijn meerderheid de kermis niet noodig, niet wenschelijk achtte, zooals uit de stemming is gebleken, mocht hij niet ait "de overweging, dat een particulier wel licht een imitatie-kermis in het leven zou roepen, met deze overtuiging de hand lich ten. Maar of het gemeentebestuur met het oog daarop verstandig heeft gedaan, af to stem men de verordening, regelende een belasting op de publieke vermakelijkheden, is, in dit verband beschouwd, een andere vraag. De gemeente had dan in elk geval ook van deze kermis een aardig sommetje binnen gehaald en zij had te gelijk den lust tot het organi- sooren van iets dergelijks, eenigszins getem perd. Want men moot nu niet gelooven, dab zoo'n Posthof "-kerm is voor den onderne mer of de ondernemers zulk een buitenge woon goed zaakje is. En wanneer de winst 'de moeite er niet voor loont, dan houdt men er natuurlijk mee op. Zoo'n zaak wordt niet op het getouw gezet met het oogmerk het volk aangename dagen en avonden te be zorgen, doch om zaken tc doen. „Maar het gemeentebestuur, of liever dn burgemeester, als hoofd der politie, moest tot deze kermis toch toestemming geven, *n die had hij kunnen weigeren", is er gezegd. De gemeente heeft er, wat politie-toezicht betreft, bijv., toch wel mee uit te staau. Ilc geloof echter, dat de burgemeester, waar hij geen storing der openbare orde kon ver wachten en met aansprakelijkheid voor do goede regeling van de ondernemers, moeilijk kon weigeren. Maar voor een ander bezwaar, dat dezer dagen op den voorgrond wordt ge bracht, voel ik weL Daar is opgemerkt, dat bij de regeling een der hoofdambtenaren, de algemeene markt- en havenmeester, zijn hier natuurlijk zeer gewaardeerde diensten heeft gepresteerd. Men heeft daarop zelfs quasi of gemeend de veronderstelling ge bouwd, dat de gemeente in deze „kermesso d'été" de hand had. Nu geloof ik wel, dat de ondernemer de 'diensten van den markt- en havenmeester «eer op prijs stelde. Deze heeft: jaren de of ficieel e kermis op uitstekende wijze geregeld, én is met heb eigenaardig soort' „kermis volk" bekend en heeft er bovendien bijzon der den slag van er moe om te springen. Het was derhalve den ondernemer heel wat waard op dien gullen steun en medewerking te mogen rekenen, zooals die dan ook ver leend schijnt te zijn. Maar ik ben het met de vragers in het „Leidsch Dagblad" eens, dat dit toch niet preoies in den haak is. Hebben B. en Ws. den havenmeester daartoe vrijheid gege ven, dan vind ik dat, vooral ook met het oog op de prikkelbaarheid der voorstanders van de officieel© kermis, op heb zachtst uitgedrukt, niet bijzonder tactisch. Deed de man het op zijn eigen houtje en onge vraagd, dan acht ik het van hem als hoofdambtenaar niet bijster verstandig, vooral ook, omdat zijn medewerking zich niet tot ik zal maar zeggen de archi tectuur der kermis bepaald heeft. Nu zal men kunnen opmerken, dab menig gemeente-ambtenaar toch in zijn vrijen tijd ook wel diensten, zelfs betaalde diensten, ,voor particulieren verricht. Een onderwij zer geeft in zijn vrije uren privaatles, een stadsschrijver houdt de boeken van een -zakenman bij, en het wordt hun niet belet. Ik stem dit toe, al kan ik er tegénovér stel len, dat bijv, een stadswerkman niet anders dan ineb verlof van den directeur van ge meentewerken in zijn vrijen tijd diensten voor anderen mag doen. Dooh bovendien is het ambt van markt- en havenmeester van dien aard, dat de scheidingslijn tusschen diensttijd en vrijen tijd moeilijk te trek ken is.. Hij heeft niet een bepaald aantal uren per dag dienst te doen, óm daarna het dienstjasje aan den kapstok te hangen en vrij man te zijn. Men ziet in hem te avond of te morgen den algemeenen markt- en har v e mm e e 8 t e r, den hoofdambte naar der gemeente, en daarom is het dan ook dioor menigeen met eenige ver wondering opgemerkt, dab hij bij de rege ling van de „Posthof'-kermis mee de lakens uitdeelde. Het zou mij niet verwonderen, of de Raad moet er in de eerstvolgende verga dering „hom of kuit" van hebben. Het zou missohien, ook al kwanion, er uit den Baad geen vragen om nadere inlichtingen, goed zijn om de menschen, die er allerlei gis singen over uitspreken, gerust te stellen, althans te bevredigen, dab er van B. en Ws. een kort-e mededeeling uitging hoe de vork hier precies in den steel zit. Van de kermis aan ,,'t Posthof" naar de Volkstuintjes op Sta al wijk, is voor mij, die deze twee zaken reeds eer naast elkaar beschouwde, geen groote overgang. Toen op een mooien avond op ,,'t Posthof"- kermisterrein die verschillende muziekin strumenten door elkaar krasten en het kermisrumoer de stilte der omgeving ver brak, wandelde ik eens naar het terrein dor Volkstuintjes. Ook daar was alles in beweging. De bezitters der tuintjes, de meesben vergezeld van vrouw en kinderen, waren er aan het werk of haalden er van de welig groeiend1© moesgronden voor het middagmaal Voor den volgenden dog. Over het algemeen staan dezo tuintjes er mooi voor. Behalve enkele uitzonderin* gen, zijn ze alle tot moestuinen ingerichte Salade, spinazie, penen, verschillende kool soorten, peulen en boonen en aardappelen, niet te vergeten, groeien er welig en leve ren menigen heerlijken maaltijd, te smake lijker, omdat men ze zelf heeft geteeld. De menschen woekeren met hun lapje grond1. De slakroppen maken onmiddellijk ruimte voor de er tusschen in gezaaide heeren- of snij boonen of wat andera, en zoo wisselt het eene gewas het andere af. Slechts enkele bezitters veroorloven zich de weelde van een bloembed of een priëeltje; verreweg de meesten toonen hun praeti- schen, nuchteren zin en blijken bovendien uitnemende warmoeziers te zijn. Er is dan ook een heilzame wedijver tussoken de verschillende bezitters der tuintjes, en de een spoort den ander tot intensiever teelt aan. Er zijn nu een zeventig tuintjes aan ver- sohillende personen verhuurd; do overige werdén aan één persoon afgestaan; maar het is zoo goed als zeker, dat men een vol gend jaar te kort zal komen. Heel wat menschen, die nu één tuintje hebben, maak ten reeds den wensch kenbaar een volgend jaar er twee te willen nemen. De man werkt er in zijn vrije uren en moeder de vrouw zorgt, als hij het niet af kan, er op den dag voor. Het is voor beiden een gezonde, aan gename beweging en het houdt hen af van dingen op zijn minst van twijfelachtig mie. Een werkman, bezig met het uithalen van een maal mooie pénen, maakte daarbij de leuke opmerking, clat hij, als hij geen tuintje had, gehad, allicht op de kermis ware ge weest, want op een zomeravond in zijn wo ning te zitten, dat kon hij niet. „Nu heb ik de muziek" wij hoorden die er duidelijk „voor niemendal en mijn vrouw krijgt in plaats van een „aangescho ten" man, die platzak is, een heerlijke zooi sappige worteltjes thuis.'' „Want sappig zijn ze", zei hij, terwijl hij zijn tanden er in zette even begeerig als me nig ander een „neutje snapte". Zoo geloof ik, dat het Leidsohe Nutsdepar- tement een goed werk heeft gedaan niet het beschikbaar stellé-n der Volkstuintjes en ik heb er nog geen berouw van, dat ik ze in dertijd met warmte heb aanbevolen, ook als een heilzaam surrogaat voor de kermis. Het ,„W e e k b l ad voorde Vr ij- zinnige Hervormden" haalt uit de „K e r k e 1 ij k e Go u r an t" de vol gende woor -jn van dr. F. van Gheel Gil.demeester, predikant bij d'e Ned.- Herv. .Gemeente in Den Haag, 'aan, geschreven naar aanleiding van de benoeming van d r. N o o r d t z ij „Ik mag nier wel vertellen dat Z. Exc. d'e Minister van Binnenlandsohé Zaken zelf een regeling zou toejuichen, die hem van deze benoemingen en haar verant woordelijkheid onthief. Welk een regeling dat zou kunnen zijn, die zooveel mogelijk alle belangen behartigde, en zich aanpaste aan dé werkelijk bestaande toestanden, kan nader overwogen worden." Deze woorden, zoo schrijft het „W eek blad" „waarbij de Minister van Binnen- landsche Zaken zou worden ontheven van de benoeming van hoogleeraren in de god geleerdheid maken ons een weinig onge rust-. Wij zien den Minister liefst geen veranderingen in die richtingvoorbe reiden. Want hoe zou dat kunnen, zonder dat de theologische faculteit ophield, aan de Rijksuniversiteiten op gelijken voet te staan met de andere fabultei.ten Zou) daarbij het wetenschappelijk karakter der theologische faculteit geen groot gevaar loopen, en zij veranderd moeten worden in een instituut, een seminarie tot oplei ding van predikanten?" „De Beukelaar" schrijft naar aan leiding van de benoeming van prof. Noordtzij o.m. De geesten zijn verwakkerd. Zoo sohreef met ons uit Utrecht: „Heb is niet moge lijk de ontstemming en verontwaardiging te beschrijven, die in vele kringen der Her vormde Kerk (én zelfs.daarbuiten) door do benoeming van dr. Noordtzij gewekt is." Maar nu komt dan ook aanstonds de vraag wat in politicus móet gedaan. En dan staat dit wel vast: een beslist Neder- landsch-Hervormdè politiek is. eisch. In 1913 hebben wij- ook wat onzen Kerk betreft niet stille te zitten. Maar dit voere nu nimmer tot een poli tieke partij, die schier enkel haar steun voor onze Kerk tot punt van program heeft. Zulk een partij mocht al een wijle haar duizenden leden tellen, het werd een wonderboom, die snel verdroogde. Daar voor heeft de historie ons te veel geleerd; geen partij, die straks weer versmolt door gebrek aan innerlijke politieke kracht, onder het hoongelach der coalitie. In zake partij moet aangestuurd op een C h r i s t e I ij k-s ociale p a r t ij, die steun aan onze Protestantsche Volkskerk mede vooropstelt. Maar daarnaast moet gevraagd wat thans moet ^gedaan, waar zoovele orthodoxe leden der Nederl.-Herv. Kerk, die op sociaal gebied weer verre uiteengaan, ook op politiek gebied deze onze Kerk willen steunen. Daarom moet echter, zoo meenen wij, thans nog een wijle gewacht. In zake de verzekeringswetten staan wij ieder oogen- blik voor verrassingen, een spoedig aftre den van minister Talma en dan het minis terie Heemskerk met Grondwetsherziening als laatste bedrijf nog vóór 1913, blijft mogelijk. Staat ©ohter vast, dat na de verkiezin gen van 1913 de Grondwetsherziening vóór alle3 aan de orde komt, dan zou kunnen overwogen worden, of van orthodoxe Ne- derlandseh-Hervormde zijde een samen werking bijzonderlijk voor deze stembus ware te vinden, met dit program: lo. Protest tegen de coalitie. 2o. Verhoogde finanoieele ui'tkeering aan de Ned.-Herv. Kerk. 3o. Mogelijkheid van Kerstening der Overheidssohool, zonder deze mogelijkheid geen algcheele gelijkstelling van bijzon dere- en Overheidsschólen. 4o. Evenredige Vertegenwoordiging. 5o. Herziening, der Grondwet in Anti- Re volutaonnairen of Ch riste li j k-Histori- schen zin. Met dit laatste punt van samenwerking zij dan bedioeld, dat in zake omschijvmg en woordenkeus, bij déze herziening van Anti- Revolutionnair beginsel worde uitgegaan. Voor de komende Grondwetsherziening ware dan op eenige belangrijke hoofdpun ten overeenstemming. Het meeningsver- schil in zake kiesrecht bleef bestaan. Doch men zou in ieder geval bij dergelijke samenwerking voor één sbembus nog meer overeenstemming, nog meer samenhang be zitten, dam een part ij als de Christelijk- Historische Unie. Kwam dan de Grondwetsherziening tot stand en stake ook Evenredige Vertegen woordiging, dan ware voor zuiverder par tijverhoudingen de tijd aangebroken. In ieder geval hebben wij thans voor onze Kerk pal te staan. Nog iets uit een artikel in „D e Beukt- laar": „Wij meenen, dat onsfvolk, ten minste de besten uit ons volk, een parlement wj:i- schen, dat vóór alles 's lands belang behar tigt. Een parlement eii partijleiders, van wier handelingen men iets begrijpt. Een cna- litie-allegaartje, dat de meerderheid heeft en slofje onder speelt, lijkt ons ter verhoo ging van het politieke leven weinig wensche lijk." En verder: „Voor minisbe. Talma zal de toestand ten slotte wel onhoudbaar worden. En dan komt het er op aan of de heer Kuyper aan den heer Lohman of wel de heer Lohman aan den heer Kuyper kan verwijten, dat hij me dewerkte tot minister Talma's val. Waarbij de kansen van den heer Lobman wat slecht staan vanwege de mislukking der amen te menten. En dat alles heet dan nationale wetgeving. Maar ten slotte is dit licht nog in 's lands belang. Want van de dwangverzekering ?.al wel niet veel komen, en de coalitie kon er wel eens om koud mee iijn. In een driestar Moeilijkheden be spreekt ,,D e R o t ter d a m m o r", wat bij d'e behandeling der Z i e kt e w e t," ten aanzien van de bekende a mend e- m e 'n te n-L oli man, gebeurd is. De linkerzijde heeft allerminst redèn zoo betoogt het blad' zich-de rechtvaar digen. De tranen, geplengd in de liberale bladen over het politiek bederf van den heer Lohman, zijn krokodillentranen, want links heeft niet dcor eigen gedragingen getoond, de leer van het parlement hoog te houden. De linkerzijde voerde een pa rasitische politiek. Wij herinneren slechts aldus „D e Rotterdammer" aan de feitem van allerlaatsten datum. Pijnlijk was het onophoudelijk pogen om de vérzekerings- wetgeving naar achteren te schuiven en de behandeling in dit zittingsjaar te ver ijdelen. En verder: En toen Kuyper, gansch begrijpelijk, weigerde, dat looze anti-ministerieele spel mee te spelen en k'oeLweg roet in het Roodhuyzeniaansche (.ten a la Pa tijn wierp barstte links in langdurig tergend hoon gelach bij dr. Kuyper's stemmen uit, waarbij de heer Duys de meest welluiden de vocaal v/as. Ha-re r Majes '.s .loyale oppositie had daarmee weder; haar schuldigheid ge daan. Links zij men alzoo stille en schaam rood Maar de verontwaardiging over het geen hier werd misdreven, r .vg niet 't oog doen sluiten voor menig bedenkelijk verschijnsel, dat in eigen kring viel te be speuren. Daar was in de achter ons liggende we ken geen sterke meerderheid, -die eerbied afdwong door haar welbewust en vast op treden. Veeleer was er weifeling en on vastheid, die veelszinds stuur deed missen. Het scheen alsof men zonder overleg in het wilde 'ondtastte. Gebrek aan princi- pieele overeenstemming op gewichtige punten van sociaal beleid bleef niet ge heel verborgen. Zoo ontstond er in meer dan' één kring in dén lande onrust en vrees, die met bekommernis in do toe komst deed blikken. Niettemin geeft het blad toe, dat er reden is tot droefheid, en schrijft: Allereerst gaat men onzerzijds niet vrij uit in de aanleiding van het Ziektever- zekering-gehaspel. Ongewijfeld was de late indiening van de ingrijpende amendemen ten door den heer Lohman een tactische fout, terwijl op de gronóéiV in „De N e- derlander" uiteengezet, evenzeer valt te betwijfelen of het van de Commis sie tot Voorbereiding goed gezien was tot verzending van deze voorstellen naar de afdeelingen te adviseeren. Vooral als gevaarlijk precedent was de daad van mr. Lohman bedenkelijk. Telegrafische verbinding met New-York. Naar „De Tel." verneemt, bestaat ér kans, dat 'er binnenkort een nieuwe, reohtsbreek* sclie telegraaflijn tusschen Ncw.Yoxk en ons land zal worden aangelegd. Muntwet Blijkens het verslag van het afdeelings- onderzoek, omtrent het wetsontwerp tot wij eiging en aanvulling van de muntwet 1901 werd vrij algemeen het voorstel der regee ring, waartoe de sterke afneming van don voorraad zilveren munt bij de Nederland- sche Bank had geleid met ingenomenheid begroet, en de wijze waarop ingevolge dit w.o. waarborgen worden gegeven, tegen eventueele verliezen, veroorzaakt door ver nietiging of ontmunting, bad bij vele leden goedkeuring gevonden. Nu eohter de regeering zelve van ror deel is, dat bij het verleenen der bevoegd heid, om aan te munten uit nieuw zilver de grootste voorzichtigheid moet worden be tracht, opdat niet de abnormale toestand terugkeere, waartoe voorheen de zilver overvloed aanleiding gaf, rees bij verschei dene leden de vraag, of wel voldoende on derzocht is, of niet op andere wijze ware tegemoet te komen aan de bezwaren, welke uit mimtschaarschte kunuen ontstaan. Uit het w.o. blijkt, dat de regeering uitsluiten! er op bedacht is geweest, in de moeilijk heid te voorzièn, door vermeerdering van ruilmiddelen. Had zij echter niet, zoo vroeg men eerder aandaoht moeten sohenkon, aan maatregelen, welke leiden tot een besparing daarvan? Men dacht daarbij vooraJ aan de invoering van een pasohèque en girodienst, waaromtrent alsnog een motie, /-aorgestold 14 Dec; 1909, bij de Kamer aanhangig is. Zal de regeering, wanneer het oontract met de Nederl Bank moet worden ver nieuwd, overwegen daarin bepalingen op te némen, die liet girovérkeer bevorderen? Dat de regeering de oploss1 ng van het vraagstuk ^oekt in vermee Ier-"ig van den muntvoorraad, blijkt, naast het voorstel om aanmunting uit nieuw zilver mogelijk te maken, ook uit de door haar voorgeno men invoering van een gouden vijf gulden stuk. Verscheidene leden betwijfelden of deze maatregel zal beantwoorden aai het doel, om de aanmunting van zilveren munten uit baren tot het volstrekt noodzakelijke te be perken, en althans de aanmunting van rijksdaalders zóoyeel mogelijk te voorko men. Andere leden waren minder bevreesd, dat het nieuwe muntstuk geen ingang zal vinden; zij achtten het eene gerieflijke munt, die de zware rijksdaalders vervan gende, wel zal worden gewaardeerd. Sommige leden verwachtten van het aan- munten van vijf-gulden-stukken zoo goede uitkomsten, dat zij meenden de wetswijzi ging, die aanmunting van zilveren munten uit. baren beoogt, te kunnen missen. Het denkbeeld werd opgeworpen ook - goudstukken ter waarde van gulden aan te munten. Hiertegen werden echter bezwa ren geopperd. Het voorstel, betreffende den beeldenaar der gouden vijf-gulden-stukken gaf aanlei ding tot de vraag, of er bezwaar bestaat om evenals op de tien-gulden-stukken op de voorzijde de woorden „God zjj met ons" te plaatsen. Voorts vroeg men, of het de bedoeling is, het wapen des Rijks af te beelden met at tributen als schilddragers en mantel. Het voorstel van de regeering om den in 1907 ingevoerden stuiver te vervangen door de in 't ontw. omschreven munt, was niet algemeen met instemming begroet. Eenige leden stelden hierbij vuorop; dat de thans in omloop gebrachte stuiver geens zins zoodanigen tegenstand bij het publiek vindt, dat het noodig zou zijn er een ander muntstuk voor iu de plaats te stellen. Sommige leden die met. den bestaand^n stuiver niet zeer ingenomen waren, ooi", omdat- hij zooveel gelijkenis met het kwartje vertoont, gaven er toch de voorkeur aan boven heb ontworpen vierkant muntstuk. Zij noemden dit weinig fraai en smakeloos en meenden, dat het eer aan een speelpca- ning dan aan een munt doet denken. Andermaal werd door verscheidene leden een nikkelen munt met oentrale opening, als in België wordt gebruikt, aanbevolen. Ook werd in overweging gegeven, de ope ning niet in het midden, doch aan den kant aan te brengen, of een vierkante opening, eveneens werd het maken van acht, des noods veertienkantige muntstukken bepleit Eenige leden merkten op, dat de laatste lijk aangemaakte kwartjes en dubbeltjes hun goedkeuring niet konden wegdragen, zoowel den rand als het midden gedeelte van deze munten vonden zij niet fraai. Gevraagd werd, of de minister bereid is de verschillende proefstukken over te leg gen, welke naar zij meenden, bij het oor- werpen van den nieuwen stuiver waren ver vaardigd. Naar men meende waren daaron der ook bronzen stuivers. Er waren leden, die aan deze de voorkeur zouden schenken boven het voorgestelde muntstuk. Suikeraccijns. Een wijziging wordt voorgesteld van de wet, houdende bepalingen betreffende don accijns op de suiker. De wijziging hooft ten dool een moeilijk heid uit den weg to ruimen voor de appel stroop-industrie. Aan dit product tooh, dat grootendeels door mindorgegoeden ter ver vanging van boter als genotmiddel wordt gebruikt, pleegt een niot onaanzienlijke hoe veelheid ingedikt beetwortelsap ta worden toegevoegd. Indien, naar da letter genomen, bedoeld sap werd belast op den voet van (airfc. 1 1 der duiker web, zqoals dat arti kel luidt volgens art. 1 der wet van 24 Juni 1903 (Staatsblad No. 248) d,an zpu, zooals eenige fabrikanten hebben verzekerd, het gobruiken van dat sap moeten worden opgegeven. DaaTom wordt voorgesteld het ingedikte beetwortelsap, waarvan hier sprake is, van ftooijns vrij te stellen, ïnits zij die hei very vaardigen, zioh gedragen naar de voorschrift ten dio hot belang van d© schatkist eisckij én mits het product zelve in zijn samenstel* ling genoegzaam' waarborg levert tegen inisy bruik. Bij deze gelegenheid wordt een andere wij* ziging aangebracht, hiertoe strekkende, dati in artikel 2 dor Suikerweb de beetwortel* suikerfabrieken, waarin niet geraffineerd' wordt, afzonderlijk worden genoomd, hetgeen' tot voorkoming van misverstand wenschelijk wordt geacht. L a n d s t or m. 1 1 In de Memorie van Antwoord nopens het ontwerp-Landstorm, zeggen do ministers vanj oorlog en marino en van binnenlandsche zaw ken o. a., dat hot ongunstig oordeel van; sommige leden in do afdeelmgen geuit dal toe te schrijven aan liuu onderschatting van den arbeid, die ook buiten het dragen! van de wapenen moet worden verricht bij de landsverdediging. (Wettelijke regeling van de eigenlijke ort ganisatio acht de Regeering evenmin nood* zakelijk als van de gelegenheid tot vrijwil* lige oefening in vredestijd. Die oefening zaj. echter bevorderd worden. De kosten, die door heb wet worden van; dit ontwofp zullen worden gemaakt, bepalen zich tot aanschaffing van sclü et voorraad* Het verschil in behandeling tusschen Beau* ment- en andere geweren is slechts gering. In plaats van uniform is het dragen van, een duidelijk distinctief voor den niei-strij-. denden landstorm voldoende. Diensten in vredestijd zullen aan den land* ptcrm niot zonder goedkeuring by do wet worden opgelegd. Het aanbal 1 andstormpliclitigen zal na gé* hcelo "in werking treding van do wet niotj) veel minder dan 450,000 man bedragen. 1. OgIc de verschillende opmerkingen, naaij) aanleiding van de artikelen gemaakt, wojft; den in de memorie Van antwoord beantii) woord. Do regeering handhaaft liaair slaiid<\ punt cn brengt slechts eenige noodig worden wijzigingein in den tekst. ,Ten aan*\ zien van het bezwaar, ingebracht tegen déj vrijstelling van geestelijken, enz., verwijst I do memorie naar de verdediging welke <1$ bepaling van andere leden ondervond. I Luohtvaartwct. Blijkens do Memorie van Antwoord hooft de Minister van Waterstaat aan de bezwan ren in het Voorloopig Verslag gereleveerd! betreffende de luchtschepen te gomootgeko* men door een wijziging van de artikelen] 6 en 7 van het ontwerp. De nog niet bevoegde bestuurder vo|n een] luchtschip wordt aan de toepasselijkheid van' eerstgenoemd artikel onttrokken, ingeval lijf door oen bevoegde wordt bijgestaan, waaiq bij dan deze laatste voor de toepassing, deïj wet als bestuurder behoort te wórden bek schóuwd en voor haar naleving aansprakelijk moet zijn. Üit artikel 7 hooft do Minister de luohft eohepen gesohpapt. i j Ten aanzien vau gewone luohtballons aohti do Minister ingrijpen dootr de wet voarefc hands niet geweiisoht. Was wettelijke negen ling voor vliegtuigen en luchtschepen niot aan do orde gekomen, dan zou a<an voop* ziening omtreint luohtballons ongetwijfeld inj het geheel niet zijn gedacht, daa;r toch b|ó* hoefte om voor deze in to grijpen i,n bon] rechtstoestand van jaïén heir, inderdaad niet voldoende spreekt. In tusschen bestaat geen. bezwaar omtreint luchtballons gelegenheid tot lalcro voorziening bij gebleken behoefte' te openen, waartoe -de Minister art. 10 hooft aangevuld. De belangen dor landsverdediging zijn bo* tokken bij art. 6 en bij het aan de Mo»* tor- cn Rijwielwot ontleende art. 17. Dq Minister van Oorlog heeft zich met hot wetsontwerp vereonigd. Voor zijn mJede-on- derteekening is evenmin als bij genoemde) wet aanleiding gevonden. Vorderen deze be* -langen op dom duur meor opzettelijke rege ling, dan zal zoodanige voorziening in da eerste plaabs van het Departement vam Oor* log moeten uitgaan. 1>© Znidpool-expediti© yru kapitein Scott. Herbert G. Pointing, die kapitein Scott op zijn Zuidpool-expeditie als fotograaf veri gezelde, is thans te Londen aangekomen. „Ik vergezelde kapitein Scott aldus Pointing tot op eenige mijlen van lea groot-en ijsmuur op den avond, toen hij ver-« trok voor zijn tocht naar de Pool, en toen- ik hem den 2den November 1911, des nachts om 1 uur verliet, had ilc mijn camera m gereedheid gebracht en bij het licht van de middernachtzon heb ik een cinematogra- phische opname gedaan van kapitein Scott, toen hij met zijn tochtgenooten in de uit gestrekte ijswoestijn verdween. Kapiteia Scott was toen op 700 mijlen afstand van de Pool. Na den troep met 't oog gevolgd te hebben tot de mannen als kleine, zwarte vlekjes in de witte oneindigheid waren ver dwenen, ging ik terug naar de overwinte ringskwartieren op Cape Evans, waar ik verscheidene maanden doorbracht met het fotografeeren van de prachtige Pool-land- schappen, vogels en 't dierlijk leven in die streken. Er valt niet aan te twijfelen, of kapitein Soott heeft ongeveer 15 Januari de Pool bereikt, omdat, toen luitenant Evans hem den 4den Januari verliet, hij nog slechts op 145 mijlen afstand van de Pool was, nog ruim voorzien van mondvoorraad en réizend met een snelheid van ongeveer 15 mijlen per dag. Als alles goed gegaan is, heeft Scott de Pool dus 10 dagen later moe ten bereiken. Hij moest den löden Maart terug zijn op de plek, waar zij op hem wachtten met de „Terra Nova", maar de zee vroor zóó snel dicht, dat wij den 5den Maart het niet raadzaam vonden langer to blijven. Dit is de oorzaak, waarom wij niet in staat waren het nieuws dit jaar over te brengen. Nu kan van Scott niet eerder eenige tijding worden verwacht dan in Maart 1913, wanneer de „Terra Nova" van haar laats ten Zuidpooltocht is teruggekeerd.,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5