-ZONDAGSBLAD* IÉID5CH DAGBLAD Ho. 16041. 8 Juni. Anno 1912 jL •♦'^"^'••iiii»i)iiitii;iiiiiii;iiiiiiiii;ii;iiiii:ii;iiifff^**; •v VAN MET lil iii DE DOMME PDBNS. Eet lot van oude bankbiljetten. Ik heb nooit een netter, hoffelijker voorkomender man ontmoet en hij boezem de mij tegelijkertijd sympathie en eerbied in. In den trein tussohen Rotterdamen Parijs ik woonde toen nog te iFarijs hadden wij kehnis gemaakt, doordat wij in een gesprek geraakten. Een prettig on derhoud', waarvan ik een duurzame her innering zal bewaren. Daar heb ik trou wens alle reden toe. Zijn vreemde tongval gaf aan zijn stem een eigenaardige be koring, iets muzikaals. Voornaam als hij was, en sportman, zooals er weinig zijn, ontwikkelde hij over de dingen, die mij ter harte gaan, prachtige}, verstandige ineeningen en denkbeelden. 'i Hoe verwonderd was ik dan ook, toen ik, nadat ik hem verteld had, dat ik mijn auto an vier en twintig paardekracht van de hand wilde doen om een snellere te koopen, hem Lcorde antwoorden, dat hij nooit in een automobiel had gereden. „Niet, dat ik er niet naar verlang," voegde hij er bij; „ik wil u zelf bekennen, dat ik Op uet punt heb gestaan er te Pa rijs een te koopen, maar ik ben terugge schrikt voor de moeite om auto-rijden te leeren; dat lijkt me zoo moeilijk, zoo in gewikkeld..." „Toch niet, toch niet", haastte ik mij hem gerust te stellen; „kom u dezer da^ gen èens naar mijn wagen kijken, dan zal ik u de werking van het mechanisme in een paar woorden uitleggen en u zult zien hoe eenvoudig het is. Misschien komt u dan wel tot andere geaachten." ,,Nu, als ik gelegenheid heb..." Te Parijs stond zijn kamerdienaar, die in denzelfden trein had gereisd als wij, reeds aan het portier van onzen coupé. Het was een heel heer, a'ie kamerdie naar: hij was goed gekleed, droeg nieuwe handschoenen en lakschoenen. Hij noemde zijn heer Excellentie en hielp hem bij het uitstappen. Mijn reisgezel nam uit zijn portefeuille een visite-kaartje en reikte het mij toe, terwijl hij zeide „Nu dat blijft afgesproken: binnen twee dagen kom ik u een bezoek brengen te Montvilliers; u woont in villa Marie," nietwaar? En leg me dan een auto eens uit." Nadat wij afscheid genomen hadden, las ik zijn kaartje: „Prins Metcherski." „Mooi," dacht ik, „de zaak is in orde". En ik wreef in de handen, want in der-, daad, als de zaak niet in orde was geko men, weet ik niet hoe ik uit de moeilijk heden zou zijn geraakt. Buitensporige uit gaven, verliezen bij het spel en andere jeugdige dwaasheden... kortom ik was rut zooals men het noemt. Prins Metcherski verscheen mij dan ook als een redder. "Wat betreft 'fc gebruiken van bedrag, dat de verkoop van mijn auto mij zou opbrengen om een snelleren wagen te koopen, zooals ik hem te verstaan bad gegeven, onnoodig te verzekeren, dat ik..er zelfs niet aan dacht. En ik wachtte. Eén, twee, drie dagen gingen voorbij. Ik begon ongerust te wor den. Maar op den vijfden dag hield een rijtuig stil voor villa „Marie." De prins stapte er uit, vergezeld van zijn kamer dienaar. Hij scheen zeer in zijn humeur en na een wandeling door den tuin, waarvan hij den verwaarloosden toestand niet scheen op te merken, bewonderde hij mijn huis, wat mij in verlegenheid bracht, want het had ;n mijn cog en veel van zijn mooi verloren se dert er hypotheek op stond. Eindelijk zei- de de prins: „Mag ik dé auto nu eens zien?" Wij gingen er heen. Een hoofdknik en een gesmak met de tong bewezen mij, dat, al was de prins on bekend met het mechanisme van eén auto, hij er niettemin de élégance, de fijnheid en de harmonieuze afmetingen van op de juiste waarde wist té schatten. „En leg me nu eens uit," zei hij na een oogenblik. Ik begon zoo duidelijk mogelijk mijn uit; legging, maar dadelijk kreeg ik den in druk, dat hij er niets van begreep en er ook nooit iets Van zou begrijpen. Ik zocht nog eenvoudiger woorden en sprak slechts over de voornaamste deelen. Vergeefsche moeite I Uit zijn vragende blikken bleek mij, dat de meest eenvoudige beginselen der werktuigkunde hem niet bij te bren gen waren. Wanhopig riep hij zijn kamer dienaar. „Kom hier, Jean, misschien ben jij min der dom dan ik." Jean was even dom als zijn heer. De prins barstte in lachen uit. „Neen, jij kunt me niet van dienst zijn. Maar is het eigenlijk wel noodzakelijk er iets van te begrijpen?"Een goeden chauf feur nemen, dat zal net beste zijn." Maar hij moest eerst zien of het rij- tuig gemakkelijk genoeg was. Hij stapte in en ging op de chauffeurs plaats zitten en scheen er zich zeer op zijn gemak te gevoelen. „Prachtig, prachtig", zeide hij, „men zit hier lekker. Maar is er geen kap bij?" „Natuurlijk 1" Jean en ik legden niet zonder moeite de kap op. Daarna moesten alle benoodigd- heden er in: manden parapluie-standaaxd, lantaarns. „En zit men met zijn tweeën niet te nauw? Kom eens bij me zitten, Jean. Mooi, ruimte genoeg voor de ellebogen." Hij bekeek de stuurinrichtingen en de rem en vroeg mij „Dus, om in beweging te komen moet ik eerst zóó en dan zóó doen, zegt u V' „Ja, eerst zóó en dan zóó." Hij deed, zooals ik zei. De wagen zette zich in beweging, maakte een mooien bocht waaruit de bekwaamheid van een uitste kend chauffeur bleek, en reed toes snel heen. Ik bleef onthutst staan. Ik heb Prins Metcherski nooit terugge zien; mijn auto evenmin., Bankbiljetten worden geboren, leven en sterven, precies als een mensch. De volgende opmerkingen hebben wel oe- trekking op den levensloop der Eransche banknoten, maar evenals het verschil tua- schen de wederwaardigheden van een Franschman en, laten wij zeggen een Nederlander slechts op uiterlijke omstan digheden betrekking heeft, zal wat hier van de Gallische waarde-papieren vermeld wordt, volgens mededeelingen in ,.Ds Temps", mutatis mutandis ook voor hun collega's in andere landen gelden. Op de Banque de France wordt hun Bur gerlijke Stand bijgehouden. Daar worden ze geboren, daar wordt het gewatermerkte papier "gemaakt, bestenul om den poly- ehxoomdruk te ontvangen, welke bij het pu bliek de waarde van het papier zal waar borgen. Die Bank regelt hun levensduur. Deze is natuurlijk van verschillende omstandighe den afhankelijk. Aangezien deze immers omgekeerd even redig is met de intensiteit van de circulatie, zijn sommige vóór hun tijd oud. Deze worden dan ook, als zij weder op de Bank terugkee- ren, ingehouden, terwijl andere, die er fm- scher, levenskrachtiger uitzien, hun reis mo gen hervatten. De eerste krijgen een stempel, waaruit hun „seniele aftakeling" blijkt, terwijl er bovendien een gat in wordt gemaakt, om zo voor de ciroulatie onbruikbaar te maken. Dan worden ze opgeborgen, terwijl de bil jetten, die ongeveer terzelfder tijd geboren en vóór of nil hen eveneens aan den dienst worden onttrokken hen daar gezelschap hou den. Als men nu vermoedt, alle biljetten van eenzelfde serie in handen te hebben, is het tijdstip v<x>r de „mort sans frase" aange broken. De wijze, waarop dit tot nog toe ge schiedde, houdt ons op het oogenblik het meeste bezig, omdat op de Fransche Bank een nieuw procédé wordt toegepast, dat ook in den vreemde in gebruik is. Vóór 1870 was het behandelde vraagstuk minder urgent. Er werd minder papiergeld gebruikt, het leefde lang en behoefde dus niet dikwijls vernietigd te worden. Toen kwam de oorlog met Duitschland en den aankleve van dien. Frankrijk moest een enorme schatting opbrengen. Men weet, hoe snel deze bijeen is gebracht, en hoe spoedig het Rijk zich na die aderlating heeft her steld. Doch het gevolg was, dat niet meer alleen biljetten van 1000 tot 50 francs ter beschikking van het publiek werden gesteld, maar dat millioenen „briefjes" van 20 tot 5 francs waarde het land overstroomden. Natuurlijk zal die menigte beperkt wor-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 15