Art. 65. Het is verboden paarden, muilezels, muil dieren of ezels op den openbaren weg door noodeiooze geluiden of bewegingen schrik aan te jagen. Art. 66. Overtreding van de artikelen 8 eerste lid, lilt, e, 9, 13 tweede lid, litt. a en b en 88 wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste één gulden; die van de ar tikelen 8 eerste lid, litt. a en b, 12, 18 eerste lid, litt. b en tweede lid, 19 eerste m tweede lid, 27 litt. a en b, 28, 29 litt, a, b en c, 31 litt. a, 34, 40, 41, 42, 44 eerste, tweede en derde lid, 54 litt. a en b, 55, 57, 58 litt. a en b, 59 en 64 litt, a en b met een geldboete van ten hoogste; drie gulden; die van de airtikelen 2 litt. a cn b, 4, 7, 8 tweede en derde lid, .10 litt. a, b en o, 11, 13 eerste lid, 16 litt. b en c, 17 tweede lid, 18 eerste lid, litt. a, 20, 2i; 22 litt. a, 24, 25 litt. a, K o, d, f, en g, 26 litt. a en b, 30 litt. a, en b, 31 litt. b en c, 32 litt. a en b, 39 litt. a en b, 43 litt. b, 46, 47 litt. a en b, 50, 52, 56 litt. b, 60 en 61 met een geldboete van ten hoogste vijf gulden; die van de artikelen 14 litt. b, 15 eerste lid, 16 litt. a, 22 litt. b, 25 litt. c, 33 litt. b, 35, 36, 37, 56 litt. a en 63 met een geldboete van ten hoogste tien gulden; die van de artikelen 3 litt. a en b, 5j 6, 14 litt. a, 17 eerste lid, 33 litt. a, 43 Htt. a, 45, 48, 62 litt. a en b en 65 met een geldboete van ten hoogste v ij f en twintig gulden; die van artikel 23 litt. b met heohtenis van ten hoogste drie da gen of een geldboete van ten hoogste tien gulden <sn die van de arti kelen 23 /iütt. a, 49, 51 Htt. a, b en c en 53 tmet hechtenis van ten hoogste xeé dagen of een geldboete van ten hoogste vijf en (twintig gulden. Overtreding van de artikelen 17 eerste lid^ 27 litt, a en b, 43 Htt. a en b, 51 lit/te a, b en c cn 61 kan. bovendien gestraft worden met verbeurdverklaring van de voor werpen, waarmede de overtreding is gepleegd, voor zoover zij den vei'oordeelde toebehooren. SI o t bepal i n gen. Art. 67. Do macht, die bij deze verordening be voegd verklaard is vexgunning te vettlee- nen tot het verrichten yan in het algemeen verboden handelingen, mag aan haair ver gunning voorwaarden verbinden. Handelen zander inachtneming van of in strijd met de gestelde voorwaarden wordt gelijkgesteld met handelen zonder vergun ning en „^jloety onverminderd de daarop ge stelde straf, de vergunning zelve vervallen. Alle vergunningen, krachtens deze ver ordening verleend, kunnen ten allen tijde door de macht, welke de vergunning heeft verleend, warden ingetrokken. Art. 68. Hij, die een handeling verricht op grond van een der vergunningen, in deze veror dening vermeld, is verplicht die vergunning op de eerste aanvrage aan de beambten, met het opsporen van overtredingen van bepalingen dezer verordening belast, te ver tonnen. Overtreding van dit gebod wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste v ij f ,n twintig gulden. Art. 69. Wanneer de in artikel 25 genoemde die ren onbeheerd op den openbaren weg warden aangetroffen, warden zij door of vanwege de .politie geschut. In het eerstvolgend nummer van een in de gemeente verschijnend dagblad woirdt van het schutten kennis gegeven. Heeft de eigenaar zich binnen acht dagen daarna niet aangemeld, dan worden de die ren in het openbaar verkocht. De opbrengst wordt na aftrek van alle kosten in de ge meentekas gestort en aan den eigenaar, wan neer deze zich aanmeldt, uitbetaald. Meldt deze zich echter aan vóór den ver koop, dat kan hij tegen betaling der ge blaakte kosten de dieren terugkrijgen. Art. 70. Honden, die in étrijd met artikel 15 of artikel 37 zich op den openbaren weg be vinden, ep die. welke in strijd met artikel 3ö of artikel 36 zonder behoorleken muilr korf loopen, worden door of vanwege do politie opgevangen, of, indien dit niet mo gelijk is, zoo noodïg afgemaakt. De opgevangen .honden worden gedurende drie dagen ter beschikking gehouden van den eigenaar of houder, aan wien zij tegen betaling van 50 cente voor eiken dag der bewaring zullen warden teruggegeven. Meldt noch de eigenaar of houder, noch iemand, van zijnentwege zich aan, dan zijn de hon den ter beeohikkijig van de politie. Art. 71. De -dienaren der gemeente-poLitie zijn in het bijzonder belast met liet opsporen van overtredingen van bepalingen dezer veror dening en verplicht daarvan proces-verbaal op te maken. Dpze verplichtingen rusten mede: a) op d-o technische ambtenaren van de gemeente-werken, r r zooveel betreft de ar tikelen 2 litt. a en l>," 3 litt. a en b, 4, 6, 7, 8 eerste lid, litt. a en b 10 litt. a, b en o, 17 eerste lid, 19 eerste Hd, 20, 28, 46 en 47 litt, a en b b)-op den hav - nrr.c^ster, den adjunct-haven meester, de havcirrechercheitrs en do brug wachters, voor zooveel betreft de artike len 2 litt. a, 6. 18 eerste lid, litt b en tweede lid, 2S, 29 litt. a, b en c, 54 Htt a, 57, 58 litt. a en 59; o) op den mark tenens ter en den adjunct- marktmeester, voor zooveel betreft de arti kelen 11 en 22 litt. a en b; d) op de plantsoen wachters, voor zooveel betreft de artikelen 2 litt. a en b, 3 Htt. a en b, 5, 7, 8 eerste lid, Htt. a, b en c, 17 eerste lid, 18 eerste lid, Htt. b, 27 Htt a «U b, 28, 31 litt b en c, 40, 41, 54 Htt. a, 65, 66 JLitb. a en b, 57, 59, 61 en 64 litt a en b, e) op de leden v'2P het personeel van don gemeente-reinigingsdienst, \oor zooveel be treft de artikelen 4, 8 eerste lid, Htt a, b en o, en derde lid, 9, 10 litt a, b ein e, 11, 12, U litt t «q t, 16 litt iiï b en c, 17 tweede lid, 21,30 litt. a eh b en 42. Vastgesteld door den Gemeenteraad van Leidon, gelet op het advies der Gezondheids commissie, d.d. 22 April 1912, No. 20/27, in zijn openbare vargadering van den 2den Mei 1912. De Burgemeester, N. C. DE GIJSELAAB. De Secretaris, .VAN STRIJEN, Zijnde deze verordening aan de Gedebu teerde Staten van Zuid-Holland, volgenB hun bericht van den 14/18 Mei 1912, B. Na 643 (2de afd.) G. S. No. 86/1, in afschrift medegedeeld. En ia hiervan afkondiging geschied, waair het behoort, den Sisten Mei 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJ8ELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, SecretariB. De Burgemeester en Wethouders van Leiden doen te weten, dat door den Raad dier Gemeente, in zijna vergadering van den 23sten Mei 1912, ia vastgesteld de volgen de verordening: VERORDENING, op het rij den. Algemeene bepaling. - •-j'&'.or* k. a - Art, "J 'V Onder openbaren "weg* worden in deze ver orden jng verstaanalle straten^ stegen, grachten, pleinen, wegen, "pa^jeJi alle met inbegrip van stoepen en bruggen, welke, zij het ook met eenige beperking, voor een ieder toegankelijk zijn; onder rijtuig: elk vervoermiddel, bestemd om te land door één of meer trekdieren te worden voortbewogen; onder voertuig: elk vervoermiddel, uit gezonderd motorrijtuigen, rijwielen, tram rijtuigen, kruiwagens en kinderwagens; onder rijdieren en trekdieren: paaiden, muilezels, ^muildieren en ezels; onder motorrijtuigen: alle rij- of voer tuigen, bestemd om uitsluitend of mede door een mechanische kracht, op of aan het rij- of voertuig zelf aanwezig, anders dan lang» spoorstaven te worden voortbe wogen. AFDEELING I. Van het r ij den met rij- en voertuigen of op r ij dieren. Art 2. Het is aan personen beneden den leef tijd van 16 jaar verboden op den openbaren weg rijtuigen te besturen of rijdieren te berijden, tenzij onder vol doend toezicht. Art. 3. Het is aan eigenaars, bezitters of ge bruikers van rijtuigen of van rijdieren ver boden toe te laten, dat deze op den open baren weg bestuurd worden of bereden door personen beneden den leeftijd van zestien jaar, tenzij door die eigenaars, be zitters of gebruikers voor voldoend toe zicht zorg wordt gedragen. Art. 4. Het is eerboden op den openbaren weg met rijtuigen of op rijdieren harder te rijden dan in matigen draf. Art. 5. Het is verboden op den openbaren weg harder dan stapvoet» te rijden: a) met rijtuigen of op rijdieren, op plaatsen waar zich een volksmenigte be vindt; b) met rijtuigen of op rijdieren, op marktplaatsen gedurende de markt; e) met handkarren en karren met hon den bespannen, tenzij bij het oprijden van een brug. Art. 6. Het is verboden met voertuigen of op rijdieren harder dan stapvoets te rijden door do MoateJapik-ateeg, de beide Yrou- wenstegen tussehen de Breestraat en de Haarlemmerstraat, de Brandewijnsteeg, de Mandenmakerssteeg, do Maarsmans- steeg, do Donkersteeg, de Koornbrugsteeg, de Burgsteeg, de Watersteeg, de Hoog- landsche Kerksteeg^ het gedeelte van de Groenesteeg, dat begrepen is tussehen de Vestestraat r- en de Hooigracht,- de Kerk steeg"tusscheti de Heerengracht en de Tes testraat, en de Pelikaanstraattusschón de Oude Yest en den Ouden Riji^ f Art. 7. Het is den bestuurders van voertuigen verboden, tenzij met schrifteHjke vergun ning van B. en Ws., de navolgende stra ten of stegen in de daarbij aangegeven richting te berijden: Het Kort Galgewater in de richting naar de Beestenmarkt; de Donkersteeg, de Maarsmanssteeg en de Brandewijnsteeg in de richting naar de Haarlemmerstraat; de Mooi-Japiksteeg, de beide Vrouwen- stegen en do Mandenmakerssteeg in de richting naar de Breestraat; do Hooglandsohe Kerksteeg m de rich ting naar de Hooglandsche Kerkgracht; de Lange Mare, Oostzijde* in de richting naar de Oude Yest; do Koddesteeg in de richting naar de Clarensteeg do Kerksteeg tussehen de Heerengracht en de Vestestraat in do richting naar de Vestestraat: en eindelijk, het gedeelte van de Groene steeg, begrepen tussehen de Yestestraat on de Hooigracht, in de richting naar de Hooigracht Dit verbod geldt ook voor kruiwagens, waarop een last vervoerd wordt van meer dan 1 Meter breedte. Art. 8. Het is den bestuurders van rijtuigen ver boden gedurende den voor het houden van de kaasmarkt vastgesteld*0 tijd de Visclf- mtrkt te berijden in de richting naar de Yischbrug. Art. 9 Het ia den bestuurders van voertuigen verboden: a) over de K&rnemelkabrug en door het Gangetje te rijden; b) op de helling van de Yisohbrug te rij den in de richting naar den Nieuwen Rijn. Het verbod sub a is ook toepasselijk op ruiters en geldt mede voor kruiwagen®, waarop een last ^ervoerd wordt van meer dan 1 Meter breedte. Art. 10. Het is den bestuurders van voertuigen verboden, tenzij met schriftelijke vergun ning van B. en Ws., te rijden op die we gen of gedeelten van wegen en door die stegen, welke blijkens eenig zichtbaar toe ken aan het verkeer met die rij- en voer tuigen onttrokken zijn. Art. 11. Het is aan houders en bestuurders van verhuis-, circus-, kermiatransport- en pe- troleumwagens, alsmede van die vracht- en andere transport-wagens, welke volgens aanwijzing van Burgemeester en Wethou ders uit hoofde van hun gewicht daarvoor in aanmerking komen, verboden, deze op den openbaren weg te gebruiken, zonder dat zij voorzien zijn van een behoorlijk werkende rem. Houders en bestuurders van al de in het eerste lid bedoelde wagens moeten zórgen, dat op die wagens een voldoend' aantal stophouten wordt meegevoerd, als mede dat de tuigen der paarden van broe ken zijn voorzien. Art. 12. Het ia verboden bij dikken mist en wan neer de wegen geheel of gedeeltelijk met 6neeuw bedekt zijn, den openbaren weg met een aangespannen trekdier te berij den, indien niet dit trekdier of, zoo er meer zijn aangespannen, al thans één daarvan van luicüklinkende bel len is voorzien. Art 13. De bestuurder van een bespannen vrachtslede is verplicht op den openba ren weg naast zijn slede te gaan. Art. 14. Het is verboden den openbaren weg te berijden met handkarren, welke door de wijze, waarop zij beladen zijn, het vrije uitzicht op den weg vóör den wagen be lemmeren, tenzij zij getrokken worden of iemand voor den wagen loope ter waar schuwing van het publiek. Arte 15. Het is den bestuurder van een zoet een hond bespannen voertuig verboden daarop plaats nemen. j r Arte 1«. Het is vérboden op den openbaren wegt a) met twee of rn^er aan elkander ver bonden voertuigen te rijden; b) drie- of tweewielige motorrijtuigen te bezigen tot het trekken van eenig ander vervoermiddel, tenzij dit derwijze daar aan i& gekoppeld, dat het geheel als één motorrijtuig kan woeden, beschouwd en de lengte dor twee deelen te zamen niet meer bedraagt dan drie Meter, gemeten tnsschen de uiterste assen. Arte 17. De bestuurders van voertuigen rijn ver plicht op den openbaren weg: a) wanneer zij een voertuig ontmoeten, rechts uit te halen, tenzij dit volstrekt on- noodig of moeilijk uivoerbaar mocht rijn; b) wanneer zij een voertuig, dat rich >n dezelfde richting beweegt, voorbij willen rijden, links uit te halen; c) wanneer een achteroprijdend bestuur der heeft te kennen gegeven, dat bij voor bij wil rijden, terstond en voldoende rechts uit te halen. Art. 18. Het is verboden: a) met eenig voortuig zomler noodzaak op brugger» te blijven stilstaan -t b) eenig voertuig onbestuurd van een hel ling to laten afrijden of glijden. Art. 19. Het is verboden over een brug» welke, na geopend geweest te zijn, juist weder gcoio- ten is, met voertuigen of op rijdieren te rij den, voordat de op het sluiten van de brug wachtende voetgangers daarover rijn ge gaan. Art. 20. Het is den bestuurders van rijtuigen ver boden bij het brengen of het afhalen van personen naar of van concerten, tooneel- voorstellingen, kerken of andere vereoni- gingsplaatsen, alsmede naar of van het sta tion der Hollandsche IJzeren-S poorweg- Maatschappij hun rijtuigen anders op te stellen, of tot het uitlaten of opnemen van bezoekers anders op te rijden, dan volgens aanwijzing van de politie. "Wanneer aan de bestuurders van rijtuigen door de politie in het belang van het ver keer geen andere bevelen gegeven worden zijn zij verplicht: a) wanneer zij personen naar den Schouw burg brengen, te komen van de zijde van de Turfmarkt-, en, na hen te hebben afgezet, in de richting naar de Mare weg te rijden; b) wanneer zij personen van den Sohouw- burg afhalen, te komen van de zijde van de Mare en weg te rijden in de richting paar de Turfmarkt; c) bij bijeenkomsten in de Stadsgehoorzaal zoowel voor het brengen als voor het afhar- len van de bczdfckers op te rijden van de zijcïe van het Raadhuis} d) bij bijeen!: om sten in bet Nutsgebouw te komen van de zijde van de NieuwBteeg en vervolgens in de tegenovergestelde rich ting weg te rijden. Art. 21. Het is verboden, tenzij in geval van nood zaak, met een voertuig, met een kinderwa gen, tenzij rich daarin een of meer kinderen bevinden, met een kruiwagen of met een rijdier te rijden of stil te staan a) over of op trottoirs en stoepen of de wandelpaden in de plantsoenen; b) over of op de voor voetgangers bestem de klinkerpaden of klinkerbestrating en de voetpaden langs wegen, behalve wanneer dit moet geschieden om personen op te ne men of af te zetten; ten aanzien van straten, welke uitflui tend met klinkers bestraat rijn, is dit ver bod slechts toepasselijk op dat- gedeelte der straat, dat zich uitstrekt ter breedte van een Meter, genomen uit de rooilijn der stoe pen of waar deze ontbreken, uit die der gebouwen; c) over of op het grasgewns langs den openbaren weg of de grasperken in de plantsoenen. De verbodsbepalingen sub a en b rijn niet toepasselijk op voertuigen, waarin zieken of gebrekkigen vervoerd vrorden. Art. 22. Wanneer in het belang der openbare orde of veiligheid het verkeer moet worden belet of beperkt of voor het verkeer een bepaal de richting moet worden aangewezen, moet ieder ruiter en bestuurder van een voertuig zich dienaangaande onderwerpen aan de be velen der dienaren van politie. AFDEELING II. Yan het r ij den met mot or- rijtuigen en r ij wielen. Art. 23. Het is den bestuurders van. motorrijtuigen en rijwielen verboden binnen de bebouwde kom der gemeeiïte op den openbaren weg met grootere snelheid te rijden dan van 15 K.M. in het uur of 260 M. in de minuut, hetgeen door waarschuwingsborden, als ge noemd in artikel 8, 2de lid der Motor- en Rijwielwet, op nader door Burgemeester en Wethouders aan te geven plaateen wordt aangeduid. Arte 24. Het is den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen en van rijwielen verboden te rijden op de helling van de Yischbrug in de richting naar den Nieuwen Rijn rn op de Karnemelksbrug, alsmede van de» voormiddags 0 uur tot middernacht door de aarsmanssteeg, de Donkersteeg. de "Wa tersteeg, de Schapensteeg, de beide Pie- terökerkchoor6tegen, de Ketelooeterssteeg, de Jodenkerksteeg en het Gangetje. Art. 25. Hot is den bestuurders van motorrijtuigen op meer dan twee wielen verboden te rij den door dé Mooi-Japiksteeg, de beide Trouwen stegen tussehen de Breestraat en de Haarlemmerstraat, de Brandewijnsteeg, de Koddesteeg, de Mandenmakerssteeg, de Maarsmanssteeg, de Donkersteeg, de Hoog landsche Kerksteeg, de Watersteeg, bet ge deelte van de Groenesteeg, dat begrepen is tussehen de Yestestraat en de Hooigracht, de Kerksteeg tussehen de Heerengracht en de Vestestraat, de Pelikaanstraat tussehen de Oude Yest en den Ouden Rijn, over de Lange Mare (Oostzijde), op het Kort-Galge- water en op de holling van de Yischbrug in de richting naar den Nieuwen Rijn. Art. 26. Op Zondagen en algemeen erkende Chris telijke feestdagen is het den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen van f April tot 1 October verboden, des namiddags tus sehen 3 en 7 uur te rijden in bet Plantsoen en het gedeelte van de PlaDtage, begrepen tussehen het Plantsoen en de Hoogewoerd. Art. 27. Het is den bestuurders van motorrijtuigen en rijwielen verboden te rijden op die we gen of gedeelten van wegen en door die stegen, welke door Burgemeester e1*. Wet houders tijdelijk van het verkeer, hetzij met motorrijtuigen en rijwielen, hetzij met mo torrijtnigen óp meer dan twee wielen, hetzij met motorrijtuigen op twee wielen en rijwielen, zijn uitgesloten, mits die wegen niet rijn Rijks-, Provinciale of voor doorgaand verkeer ver- eischte en geschikte wegen. Art. 28. Het gesloten rijn van wegen of stegen voor motorrijtuigen of rijwielen wordt aoor waarschuwingsborden, als genoemd in art. 8, litt. b, 2o. der Motor- en Rijwielwet, aan geduid op nader door Burgemeester en Wet houders aan te geven plaateen. Art- 29. Yan de verbodsbepalingen der artikelen 24, 25, 26 en 27 kan door Burgemeester en "Wethouders, binnen de door hen te stellen grenzen, aan bepaalde personen of aan be paalde categorieën van personen schrifte lijk ontheffing worden verleend. Arte 30. De artikelen 8, 18 litt. a, 19 en 20 dezer verordening rijn mede van toepassing op de bestuurders van motorrijtuigen op meer dan twee wielen. Art. 31. Het in art. 21 bepaalde is ook van toe passing op het rijden met motorrijtuigen en rijwielen, alsmede op het aan de hand vooren van motorrijtuigen op twee wielen en van rijwielen. In afwijking van het in dat artikel be paalde, is het evenwel den bestuurders van motorrijtuigen op twee wielen en van rij wielen geoorloofd: a) deze over voetpaden, klinkerbestra ting, trottoirs of stoepen aan de hand te voeren naar of van gebouwen of erven, waarheen of vanwaar zij zich begeven, mits langs de kortsten weg van of naar het gedeelte van de straat of den weg, waar het rijden geoorloofd is; b) daarmede stil te staan op de voet paden of de klinkerbestrating vóór bedtael- de gebouwen of erven, mits de passage hierdoor niet belemmerd worde; c) gebruik te maken van de klinkerbe strating langs de walkanten van grachten. Art. 32. Het is den bestuurders van niotorrijtri. gen en rijwielen verboden deze op sto* pen, trottoir», voet- of klinkerpaden t» plaatsen of te laten staan, wanneer daar* door de passage belemmerd wordt. Art. 33. Het is den bestuurder van motorrijtuig^ op twee wielen en van rijwielen verboden; a) toe te laten, dat daarop meer pst» sonen plaats nemen, dan die voertuig*® blijkbaar bestemd rijn te vervoeren b) daarop een last te vervoeren, vwj meer dan 1 Meter breedte., AFDEELING III. Bijzondere bepalingen ba- treffende de eleotrisohetran Art. 34. Het is aan personen beneden den leeftijd van één en twintig jaar verboden, een tram. wogen te besturen. Arte 36. Het is aan een ieder, die niet door <k Directie der Tramwegmaatschappij als w* genbestuurder aangesteld, verboden een tramwagen in beweging te brengen of te besturen. Arte 30. Het is aan de Directie der Tramweg. Maatschappij en aan personen, deel uit makende van haar personeel, verboden toe te laten, dat een tramwagen in beweging gebracht of bestuurd wordt: a) door iemand beneden den leeftijd van één en twintig jaar; b) door iemand, die niet door de Di rectie der Tramwegmaafcsehappij als wa genbestuurder is aangesteld. Art. 37. Een ieder is verplicht op een behoorlijk door het wagonpersoneeï gegeven geluid signaal de trambaan onmiddelijk vrij te laten, zcodat de tramwagens zonder opont houd en ongehinderd hun weg kunnen voortzetten. Art 38. De wagenbestuurders zijn verplicht, wou. neer de trambaan riet vrij is, de vaart van hun wagen te verminderen of dezen geheel te doen stilstaan. Art. 39. De wagenbestuurders zijn verplicht lang zaam te rijden, waar en wanneer dit door Burgemeester en Wethouders ter verzeke- ring van de veiligheid van het verkeer ie voorgeschreven. Art. 40. De wagenbestuurders rijn verplioht da ïiadiering van dén tramwagon aan te kon digen door het geven van een geluid signaal: s.) vóór en bij het omrijden van hoeken en bij het naderen van elke dwarsstraat en brug; b) ter waarschuwing van een ieder, die zich op de trambaan bevindt of dtezé wü oversteken e) telkens wanneer de veiligheid van per* sonen of van het verkeer zulks vordert. Art. 41. Het ia den wagenbestuurders verboden met grootere snelheid te rijden dan Yan 300 Meter in de minuut, onverminderd hun verplichting om bij het omgaan van hoe* ken, het naderen van wegkruisingen cn' overal, waar de drukte van het verkeer •zulks noodig maakt, de snelheid van hun wagen dermate beperken, als de veilig heid vordert. Art. 42. Wanneer de orde of de veiligheid van het verkeer vordert^ dat de wagenbestuur* der» hetzij den gang van hun wagen ver minderen, hetzij dezen doen stilstaan of doorrijden, zijn zij verplicht, zich dienaan gaande onmiddellijk te onderwerpen aaö de bevelen der dienaren van politie. Art-. 43. Het is den wagenbestuurders verboden bi} den motorwagen meer dan één bijwagen té gebruiken of den bijwagen door den mo torwagen te doen duwen, anders dan ak rangeermanoeuvre. Art. 44. De wagenbestuurders mogen den motor wagen niet verlaten, zoolang er nog eenige mogelijkheid bestaat, dat deze door het publiek in beweging wordt gebracht. Art. 45. Het is den wagenbestuurders verboden tussehen zonsondergang en zonsopgang met een tramwagen te rijd'en die niet aafi de voor- en achterzijde van helder bran dende lantarens voorzien is. Art. 40. De Directie der Tramweg-maatschappij en de conducteurs zijn verplicht er voor zorgen, dat: a) geen tramwagen gebruikt worde, dié niet op de vóór- en achterzijde en binnenin: voorzien is van een duidelijk zichtbaar doorloopend nummer; b) in de tramwagens op voor het publiek duidelijk zichtbare wijze vermeld zij hoeveel personen gelijktijdig in den wagen en op elk der balkons mogen worden vervoerd; c) in de tramwagens een door den Com missaris van Politie gewaarmerkte afdruk dezer afdeeling duidelijk leesbaar zij gehecht. Art. 47. De wagenbestuurders rijn verplicht vaart van hun wagen te matigen of stil te houden, zoodra zij bemerken dat paardek of vee onrustig worden. Art. 48. Het is den conducteurs verboden; a) meer personen binnen in of buiten PP de tramwagens toe te laten dan het dool Burgemeester en Wethouders boegestan® aantal; b) kinderen, van wie zij weten °'.re?? Üjkerwijze moeten vermoeden dol rij o**

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 6