ÜEÏDEGH BAGfB£iA9, Zaterdag 4 Blei. Eerste Blad. PERSOVERZICHT, Brieven uit Warmond. FEUILLETON. Wonderlijke avonturen. Anno 1912. Jlfo. £S€?I3. De „Haag so h o Courant" be spreekt de kwestie van de t ij a el ij k e o p- flluiting van verdaohten; een oude kwaal, waarvoor nog geen genees middel schijnt te zijn gevonden. Het bericht, dat de verdachte in de moord- jaak te Beek na langdurige voorloopige hechtenis in vrijheid ia gesteld, Beeft we derom bij menigeen de vraag op de lippen gebracht: „Gaat dat zóó maar] Kan onze justitie n van uw vrijheid berooven, wanneer zij meent reden te hebben u van misdaad te verdenken; kan zij u weken, ja maanden lang van die vrijheid beroofd latenen kan jij, wanneer haar blijkt, dat er geen termen zijii, om u te vervolgen, u de vrijheid lièr- geven met niets dan een koud: „Ge kunt gaan", met welke boodschap ge dan in uw gezin en in de maatschappij als „vrij man" kunt terugkeeren?" Ja, dat kan de justitie, zegt het blad, en dat moet zij in zekeren zin ook doen; want de wet machtigt haar daartoe niet alleen, maar nóópt haar zelfs feitelijk daartoe. „Niemand zal ontkennen, dat het inder daad noodzakelijk is, dat de justitie, als orgaan der gemeenschap, onder bepaalde waarborgen aan den individu, tegen wion ernstige verdenking van misdaad is gore- zo d, zijn persoonlijke vrijheid tijdelijk kunnen ontnemen, wanneer haar onderzoek dit cischt. Men mag echter verwachten, dat van het recht tot voorloopige gevangen neming met groote angstvalligheid zal wor den gebruik gemaakt, zoodat niemand van zijn vrijheid wordt beroofd, zoolang niet de noodzakelijkheid daarvan vast staat. En vooral ook lijkt het ons de zedelijke plicht deT justitie, dat zij den duur der voorloopi ge gevangenhouding tot het onvermijdelijke beperke. Men moet ten deze blindelings vertrouwen stellen in de justitie, want d© overwegingen, dlie haar bij haar onderzoek leiden, vallen buiten de sfeer van kennis name van den buitenstaander en dus buiten de sfeer van zijn beoordeeling. In dit- opzicht is men dus geheel afhan kelijk van het beleid en de humaniteit van de leden onzer rechterlijke macht en wij mogen veronderstellen, dat zij, die méér 'dan iemand anders de raak tragische en steeds ernstige omstandigheden van lie den velerlei schakeering leeren kennen, ook bij de strengste handhaving van wet en recht nimmer de eisohen der humaniteit uit het oog zullen verliezen." Na nog de kwestie te hebben bezien van 'den moreel en kant het „bevlekt" en ge knakt terugkeeren in de maatschappij 'en van de stoffelijke te hebben bekeken in vele gevallen lijdt de verdachte onver diend een schade, die hij niet herwinnen kan stelt het blad de vraag, of met dat „gij kunt gaan" alles gedaan is, wat ge daan moet worden. „Zeker: de man heeft zijn vrijheid herkregen; de justitie vervolgt hem niet; geen vonnis dreigt hem... Maar 'de slag is reed© toegebracht en de getrof fene herwint de vrijheid niet als de man, 'die hij vóór do arrestatie was. En hij vindt 'de zijnen niet terug zooals hij hen heeft achtergelaten. En hij wordt wellicht nooit weder geheel wat hij geweest is. Hij blijft 'een „gevlekte" voor de menschen en een geknakte voor zichzelf; vaak vindt hij de rijnen terug in armoede en zorg en zal hij machteloos blijken om heb verlorene te her overen... Er is iets gebroken, innerlijk en uiterlijk, dat nooit meer geheel te herstel len is; er is een sombere schaduw gevallen over zijn huis, die daar nimmer meer geheel van wijkt. Is dit onvermijdelijk Wanneer de justitie voor den goeden gang van haar onderzoek een voorloopige-inhech tenisneming, beslist, noodzakelijk acht, wanneer dan de verlenging van dje hechte nis, ondanks den meest „bekwamen" spoed van dat onderzoek dringend geboden blijkt, is het dam niet mogelijk, en is het zelfs niet zedelijke plicht, dat tevens maatrege len worden genomen om het gezin van dén arrestant tegen verarming te behoeden! Men be schouwe deze zaak los van de op zichzelf stellig zeer gewichtige vraag: of het niet eisoh van humaniteit en maat schappelijke rechtvaardigheid is om gedxt- rende de gevangenschap van een veroor deelde in de zorg voor het onderhoud van diens gezin zoo noodig te voorzien! In ons geval gaat het niet om een veroordeelde, maar om een verdachte, wiens schuld of onschuld nog moet blijken (of niet blijken). Ons dunkt, dat hier de billijkheid van een bdj de wet geregelde voorziening in de be hoeften van het ge-zin, de rechtvaardigheid ook van vergoeding der stoffelijke schade, geleden door den in vrijheid gestelde, zóó zeer in het oog springen, dat men zich moet verbazen over de noodzakelijkheid van dit pleidooi. Is het bovendien niet zedelijke plicht, den preventief gevangene, wiens onschuld der justitie uit haar onderzoek is gebleken, bij zijn ontslag in zijn eer te herstellen, tegen over zijn gezin, zijn familie en d'e maat schappij? Opdat hij zich kunne rechtvaardi gen tegenover ieder, die in hem een ge brandmerkte zou willen zien. en als zoo danig benadeelen." „De Nieuwe Cour an t", melding makende van het bericht, dat men te A m- sterdam denkt over het oprichten van een monument- voor 1813, betoogt, dat zulk een monument zeer zeker gerechtvaar digd zou zijn, indien er niet reeds bjna vijf tig jaren lang een bestond, namelijk in Den Haag. Twee. monumenten voor hetzelfde feit acht het blad wel wat dwaas. Het Haagsche monument zou dan wel afgebroken kunnen worden, maar dat was de bedoeling niet, toen het werd opgericht. Integendeel, in 1863 heeft de Nationale Commisssie, waar in ook Amsterdammers zaten, er niet aan gedacht het monument te Amsterdam te plaatsen en begreep iedereen, dat dit in Den Haag behoorde te komen, als „het nationale middenpunt des lands, het cen trum van het staatsleven." „Een tweede monument" zogt het blad ten slotte „zou de grootsohe gedachte van het gedenkteeken, dat nu reeds vijftig jaar de herinnering aan 1813 bewaart, schendenen claarboe zal Amsterdam, bij nadere overweging, wel niet willen mede werken." Onder het hoofd De Ziektewet zegt „H e t Y o 1 k" Het Verslag is gekomen. De heeren waren er op voorbereid, dat het een lijvig verslag zou zijn. Maar van zulk een rijstebrij-berg zullen toch zelfs de gulzigste stukken-lezers een oogenblik zijn geschrokken. Wie niet alles heeft meege maakt in de commissie, en nog wil eten, drinken en slapen, zal niet kunnen bewe ren, dat hij in drie weken tijds deze „ma terie" behoorlijk onder de knie kan heb ben. Dit geldt speciaal voor de betrokken arbeiders en patroons. Zij moeten in de ge legenheid zijn, zich een oordeel te vormen over de regeling gelijk zij er thans, belang rijk afwijkend van de oorspronkelijke, uit ziet. Zij moeten ook althans van de ingrij pende amendementen een behoorlijk over zicht heben. Indien hun niet tijd wordt ge laten, om zich te doen voorlichten, om zich te hora den en om hun oordeel kenbaar te maken aan de Kamer, dan zal de ooalitie- meerderheid niet ontkomen aan het vonnis, dat zij bij overrompeling deze verzeke ringswet-aan het volk heeft opgedrongen. Wat de beteekenis daarvan is bij een im populaire wet als deze naar allen schijn dreigt te worden, zal aan de heeren bij de verkiezingen wel duidelijk worden. Wie niet hooren wil, moet maar voelen In een driestar De Bakkerswet zegt „H et Cent'ru m": De Bakkerswet komt nu toch nog in be handeling voor de Verzekeringswetten, met diens verstande, dat met d'e bespre king d'er Ziektewet op een bepaalden dar- tum, die vermoedelijk 21 Mei zal zijn, wordt aangevangen. Rechts blijft hiermee trouw aan het reed's vroeger ingenomen standpunt: men is bereid de Bakkerswet te behandelen, maar d'e verzekeringswetgeving mag daar door niet op den achtergrond worden ge schoven. De Rechter zijde is over de Bakkerswet verdeeld, erbarmelijk verdeeld, en wil ze dus maar laten rusten, schreef einde Maart een liberaal blad, naar aanleiding van de tumult-zitting, welke toen in de Kamer gehouden werd. En een ana&r orgaan der vrijzinnigheid beweerde, dat Regeering en Rechterzijde „er in" zaten en het met hun sociale wet geving „vastliep". Blijkbaar was hier de wensch de vader der gedachte; maar intusschen is nu weer gebleken, hoe weinig men Rechts vreest, om over de Bakkerswet te beraadslagen, en tevens, hoe ongegrond en kunstmatig het rumoer was, dat van de zijde der op positie, in verband met die wet, werd ver oorzaakt. De vraag is nu maar, of de Kamer dit maal met het ontwerp gereed zal komen. Dit hangt natuurlijk van de heeren zei ven af. Wanneer zij zich weten te bekorten, wan neer er geen spektakel wordt gemaakt, noch de tijd verspild met lang en breed ge redeneer voor de galerij, bestaat er eeni- ge kans, dat men eindelijk tot een beslis sing zal Kunnen geraken. De behandeling der Ziektewet kan niet te lang worden uitgesteld, wijl anders de gansche verzekeringswetgeving in het ge drang komt, en nu eenmaal wat het zwaarst ia, ook het zwaarst moet wegen. Met zelfbeheeraching en zelfbeperking zal men het echter een heel eind kunnen brengen. Maar of die zelfbeperking zal worden betracht vooral door degenen, die zeg gen, de Bakkerswet zoo gaarne te willen I is een andere vraag. Reeds de amendementen-zucht waar schuwt tegen te optimistische verwachtin- gen. Het ware echter hoogst onredelijk daar uit te oonoludeeren, dat men Rechte de Bakkerswet niet wil, even onredelijk als de botte beschuldiging, welke men in 't alge meen over de sociale wetgeving tegen meerderheid en Regeering inbrengt. Het „Soerabajasch Handels blad" schrijft: Herhaaldelijk is in onze courant gewezen op de wenschelijkheid eener verlaging vanhettarief voor buitenland so he perstelegrammen. Wanneer een Indisch blad op de hoogte wil komen van belangrijke gebeurtenissen in Europa zooals de kolenstaking in het Vereenigd Koninkrijk, heeft het hiervoor handen vol geld uit 'óe geven. Toch eischen de belan gen dezer koloniën, dat ruime inlichtingen worden verstrekt; immers men voelt hier den terugslag van zoo'iï eoonomisoke crisis en, op de hoogte gebracht, kan men even tueel nadeel verminderen of voorkomen. Men kan zichzelf wel telegrafisch doen in lichten, maar primo zijn hiermee enorme bedragen gemoeid immers, codes znjn in zoo'n geval vrijwel onbruikbaar en se en n do profiteert de groote massa niet van die draadberiohten. Ik meen te mogen constateeren, dat veis laging van het tarief van buitenlandsche p erstelegrammen een algemeen belang is, waaraan de koloniale regeering haar aan dacht. mag schenken. Voor de Engelsche koloniën blijkt de weg der verlaging 13e worden ingeslagen. Pers- telegrammen voor de Straits en de Verbon den Maleiscke Staten, zullen spoedig de helft goedkooper worden. Ook voor Britsch- Indiè en Ceylon is zoo'n verlaging der prij zen van perstelegrammen in het verschiet; de onderhandelingen zijn nog niet afgeloo- pen, doch zullen spoedig haar beslag krij gen. Wanneer zal voor de Ned.-Indische pers een minder duur tarief ingevoerd wordent Tegenwoordig kost elk woord 80 oents, en de lezer zou schrikken als hij hoorde, wat het „Soerabajasch Handel s- b 1 a d" heeft moeten uitgeven voor de spe ciale telegrammen over de Engelsche ko lenstaking, die het in den loop van Maart extra geseind heeft gekregen. Ik meen er op te mogen wijzen, dat in de Engelsche koloniën en bezittingen het gouvernement rechtstreeks steun ver leent aan de nieuwsagentschappen. Zoo betaalt 't gouvernement van Ceylon men kan het lezen in de ,,T imes of 0 y- lon" van 18 Maart j.L 300 roepieén per maand aan den „Imperial News Ser vice" (Reuters dienst). Ik geloof niet, dat het wensohelijk is zul ke zilveren banden te vlechten tusschen ons koloniaal gouvernement en de voornaam ste persorganen hier te lande. Mijn bedoe ling is meer te doen uitkomen, dat er vcor °nze Regeering aanleiding bestaat tot be moeienis. Het is in do eerste plaat® de „Eastern Extension Telegraph Cy.", met wie onderhandelingen moeten gevoerd wor den, en als ik wel ben ingelicht, kan het gouvernement door concessies zijnerzijds het doel zonder moeite bereiken. Niet alleen voor perstelegrammen is ta riefverlaging gewensebt, ook voor gewone telegrammen geldt dit, zij he'll in geringer mate, omdat het gebruik van vernuftige codes tot kostenverlaging leidt. XXXV. Daar, waar men hoopte, dab do trambaan eens zou komendaarplant men nu zocwaatr weder jon go boomen. 't Is om er de Warm on den a ars van te overtuigen, 'dat alle hoop daarop vervlogen is. Jullie, Waa*mondenaars, kunt naar een tramverbinding fluitenJe krijgt haar nooit! Weest jelui nu toch ook maar tevreden! Je hebt water om te roeden, te zeilen, te stoom en, 'te viasohen, en in te zwemmen- La ter, als er nog eens een tram komt, krijg je 'een „zwembassin" op den koop toe- Dat kan er nu nog niet- van vallen. Je krijgt straks een keurig plaveisel onder je voe ten, als de nieuwe straatweg er in legt. Een verbreed wielorpacL Je hebt 's winters een keurige straatverlichting en in het voor jaar, April en Mei, (het krediet van de gemeente voor de straatverlichting loopt maar tot ultimo Maart), als het jong uit loopend groen in sohoouen avondstond het zoo stikdonker maakt, dat je g^an koe van een glas hier kunt onderscheiden, dan komt van 'tijd 'tot tijd de maan je vriendelijk en gratis bijlichten. En op heel wat plaat sen 'is dat nog overbodig. Je hebt nog heel wat Haagsche slooten, waarvoor je reuk orgaan je waarschuwt; en boomen en hui zen. die den laatsten storm doorstaan heb ben, loopt men niet zoo spoedig om. En dan waarschuwt heb gevoel, dat je van richting veranderen moeb. Verder voor een fietsrijder zonder licht geen vrees mecrl Deze soort menschen hebben op hun ver voermiddel licht te ontsteken, of ze wor den op de bon ge s t o k e n. Want, dit is nu niet om stekelig te wezen, doch de politie steekt hier Sherlock Holmes naar de kroon. Dat is, als niet overdreven dienst ijver in praotijk komt, voor veel zaken nut tig ën noodig. En dat moet niet enkel zijn op die tijden, dat de koekoek is in 'fc land, maar 'aldoor, altijd. Zonder dat het afbreuk deed aan den goeden gang van zaken, was het toch wel eens ook weer bedoeld zon der zwartgallig te zijn of men hier in het blanke land om een enkelen moor niet heel voel maalde. Men ging er vaak content, mee. Ons kent ons, endan weten twee joden wat één bril kost. Doch wat nu nog het beste is, wat vrij nog bij anderen voer hebben; een heel vak hemelbreedte, luchtruim, om te vliegen. En is het nu nog mogelijk, zal men zeg gen, dat er ontevreden menschen in uw ge meente rondloopcn, rijden, roeien, zeilen, stocmen, zwemmen, of.... vliegen? Ja! Want ik lioordo dezer dagen, dat men evenals op andere (doch alleen grootere) plaatsen, een uittreksel of afschrift van het koliietr Hoofd. Omslag in druk verkrijg baar zal stellen. En dat. was uit ontevre denheid over do verschillende aanslagen- Nu wil ik Wel zeggen, dat de bron, waaruit ik dit put, zeer betrouwbaar is; doch niet tegenstaande het stellig beweren, blijf ik 84, Nog iets: nadat de postadministratie één der brieven in beslag genomen had, onder voorwendsel, dat hij niet gofrankeerd was, werden de laatste twee brieven gefran keerd verzonden, de eerste van Saint-Ger- toain, de andere van Suresnes uit. De af zender teekende eerst Anquety, later Pé- öhard. De opgegeven adressen waren valaoh. Na verloop van zes jaar overleed Hen- ïiette. Het raadsel was niet opgelost. -VI deze gebeurtenissen werden aan het publiek bekend. De zaak hield de openbare tokening bezig. Maar wat hier volgen gaat, jreet niemand behalve de voornaamste be langhebbenden en eenige personen, wien de Graaf het onder streng© geheimhouding toe de deelde. Onder de genoodigden, die dien dag bij graaf De Dreux-Soubise lunchten, waren jjijn drie nichten, de president der recht bank d'Essaville, de Kamerafgevaardigde Bocha9) 'ridder Floriani, dien de Graaf op Sicilië had leeren kennen, en generaal mar- De Rouzières, een oud socicteitsvriend. Na den lunch schonken de dames koffie ©a de heeren kregen vergunning een siga- ete rooken, op voorwaard©, dat zij in het ^■°n zouden blijven. Men babbelde. Een hal «f0°ne meisje3 le£^e vo°* de grap de Daarop begon men over beroemde toeo b k6 apeken. En in verband daar- vacht De Rouzières, die nooit in ge breke bleef den Graaf t© plagen, den dief stal van het halssnoer in herinnering, een onderwerp van gsprek, waaraan De Dreux het land had. Dadelijk gaf iedereen zijn oordeel Ieder een zag de zaak in op zijn manier. En alle oordeelen spraken elkaar natuurlijk tegen. „En u, mijnheer," vroeg de Gravin aan ridder Floriani, „wat is uw meening!" „O, ik heb geen meening, mevrouw." Men protesteerde. Juist had de ridder op schitterend© wijze verschillende avon turen verteld, waarin hij betrokken was geweest met -zijn vader, overheidspersoon te Palermo, en waarbij zijn goede kijk op dergelijke vraagstukken was gebleken. „Ik beken," zeide hij, dat het mij wel eens overkomen ie, dat ik slaagde, als be kwameren dan ik de zaak al hadden opge geven. Maar dat wil nog niet zeggen, dat ik mijzelf als een Sherlock Holmes be schouw. En dan, ik weet ternauwernood, waar het om gaat." Men wendde zich tot den heer des huizes. Met tegenzin moest hij de feiten opsom men. De 'ridder luisterde, dacht na, stelde eenige vragen en mompelde „Het is grappig. Op het eerste gezicht lijkt de zaak mij niet zoo moeilijk op te lossen." De Graaf haalde de schouders op. Maar de overige aanwezigen bleven bij den rid der aandringen en deze hernam op eenigs- zins drogen toon: „Om den dader van een moord of een diefstal te ontdekken, moet men in het al gemeen vaststellen, hoe die moord of cöe diefstal zijn gepleegd. In het onderhavige geval ia er, volgens mij, niets zoo eenvou dig, want wij staan niet tegenover ver scheidene mogelijkheden, maar tegenover een zekerheid, een eenige, stevig© zeker heid, die aldus is te omsohrijven: de dief kon alleen door de deur der kamer of door heb venster van het kabinet binnenkomen. Maar men kan een dichtgegrendelde deur niet van buiten openmaken. Hij is dus door het venster binnengekomen." „Het venster was gesloten en men heeft het gesloten gevonden," verklaarde De Dreux kortaf. „Daartoe," ging Floriani voort, zonder op de onderbreking acht te slaan, „heeft hij niets behoeven te doen dan een brug te Lggen, een plank of een ladder, tusschen het balkon van de keuken en het komijn van het venster, en daar het étui..." „Maar ik herhaal u, dat het venster ge* sloten was!" riep de graaf ongeduldig. Ditmaal moest Floriani antwoorden. Hij deed het met de grootste kalmte, als iemand, die zulk een onbeteekenende tegen werping niet van de wijs brengt. „Ik wil aannemen, dat het gesloten was, maar is er geen kijkvenstertje in het ven ster zelf aangebracht?" „Hoe weet u dat!" „Ten eerste is het gewoonlijk het geval in heerenhuizen uit vroeger tijd. En voorts moet het wel zoo zijn, omdat anders de diefstal niet verklaarbaar is." „Er is er inderdaad een, maar het was gesloten, evenals het venster Men heeft er zelfs geen aandacht aan geschonken." „Daar heeft men verkeerd aan gedaan. Want als men er aandacht aan geschonken had, zou men blijkbaar gezien hebben, dat het geopend was geweest." „Hoe dan?" „Ik vermoed, dat het, evenals alfe. an dere. geopend wordt door middel van een gevlochten ijzerdraadje, dat aan het onder einde voorzien is van een Ting?" Ja, „En hing die ring tuasobe® het venster- kruis en den sluitboom!" „Ja, maar ik begrijp niet..." „Luister. Door een spleet in de ruit heeft men, door het een of ander hulpmid del, laten we zeggen een ijzeren staafje met een haak er aan, den ting kunnen pak ken, neertrekken en het kijkvenstertje openmaken." De Graaf lachte. „Juist! Juist! II zet dat alles gemakke lijk in elkaar. Maar u vergeet één ding, waarde heer, namelijk dat er geen spleet in de "ruit is." „Er is een spleet." „Kom, kom, dan zou men ze gezien heb ben." „Om te zien, moet men kijken en men heeft niet gekeken. De spleet bestaat, het is logisch onmogelijk, dat zij met bestaat, langs de ruit, tegen de stopverf... in ver ticale richting wel te verstaan." De Graaf stond op. Hij scheen zeer op gewonden. Hij liep twee- of driemaal ze nuwachtig het- salon op en neer en zeide toen, terwijl hij naar Floriani toeging: „Sedert den dag van den diefstal is ér boven niets veranderd. Niemand heeft meer een voet gezet in het kabinet." „Nu, mijnheer, dan kunt ge er u van overtuigen of mijn uitlegging overeenkomt met de werkelijkheid," „Zij stemt met geen enkel der feiten over een, die de politie heeft geconstateerd, TJ hebt niet gezien, u weet niets, en u gaat «aan raama—H—zaaMBBm— toch nog twijfelen. Of de prijs van aanschaf-* fen zal meer dan enkele centen kosten- Tus schen de 500 en 600 a ongeslagen en geve® een tamelijk omvangrijk boekje en de op laag kan geen duizenden bedragen- Enfin! Er zijn er altijd en overal, die toch wel (Tftirven, als 'tmaar geen vliegen is- Ik ivoor mij vind hot wel aardig, en om wakker >t© blijven, zou ik not haast gratis uitgereikt ^venschon te zien aan ieder aangeslagene. Men moet gelooven, maar weten ook. En toch betwijfel ik nog, dat ontevreden heid hier de hoofdrol speolt. Men wil hior grootsteedsch doen, ën de weetgierigheid be vredigen; dat is alles. Maar de werkelijke ontevredenheid is er wel. De goedmoedigheid is haast tot grooto boosheid overgeslagen, .op die dcksclsch© Holl. Spoorweg-Maatschappij. 'Eerst weigert zij kort ën bondig*, niet eenige groote woor den, over Technische ru o e i 1 ij k he den, enz., "het verzoek van het gemeente bestuur om een tram te geven; en stelt nu nog bovondien „V. V. V." teleur, en willigt het verzoek, om den middagtrein te laton stoppen, ook niet in. Er is nog maar ge vraagd om terug te k r ij g e n, wat w ij vroeger hadden, en dat kgjg je niet eens. 't Is wel om moedeloos te worden! Maar wij 'zitten niet hij de pakken neer l Eerst had ik over boycotten gedacht; doch dat bracht .bezwaren mee voor mijzelf, en nu heb jk maar besloten voortaan derde klas te tijden, totdat er een vierde klas bijkomt. Zij zullen het toch voelen. Dodh. laten wij ernstig blijven! Die zaak inte resseert mij nog al, en daarom spreek ik er wol eens over met lieden, van wie ik denk, dat zij op dat punt nog wel wat meer weten kunnen. En nu vertelde men mij do geschiedenis van het tot-stand-komen van het Goederen-Bureau aan het station hier. Dat is ook een lijdons geschiedenis geweest, als het ten minste niet te sterk gekleurd ia geworden. Eerst verzochten daarom één groote, later vele groeten, nog later groot en klein; toe® het hoofd der belangrijkste inrichting, en 't was alles nul op het request. En toon was er eens één, die zoo leep was bij iemand aan te kloppen, die „lakens uit te deelen" had; on in volgorde hoord© mon van grondaankoop, bestek, teekening, aanbesteding, gunning, bouw, aflevering, in gebruikneming, net zooals hot moet, alles als van een leien daicje. En ben ik goed ingelicht, dan kan dat allemaal nog* langs en over hetzelfde brug getje. Dat wegje hd volgen zou ik heusch aan bevelenswaardig vinden, want zóó komen wij er niet. En men moet nu niet aankomen met behoefte al of niet; ik blijf beweren van hard noodig. Nog maar enkele dagen mooi weer brengt hier alweer honderden menschen naar heb watersport-genieten. En als wij nu nog do vliegsport den mensohen kunnen aanbieden, in den nieuw sten vorm nog al!' Ilc geloof, dat de reclame voor ons Warmond ten top punt stijgt. SPECTATOR. Paleis Zorgvliet. Het bericht in „Het Vaderland", melden, de, dat H. M. de Koningin zich in beginsel en onder zekere voorwaarden bereid heeft verklaard, een paleis op Zorgvliet te aan vaarden, is van allen grond ontbloot. H. M. heeft zich nooit over deze kwes tie uitgesproken.' Ziekt© verzokerIu«*. Dinsdag is door den voorzitter der Twee de Kamer medegedeeld, dat het zijn voor» nemen was de behandeling der Ziekte-ver zekeringswet aan de orde te stellen tegen 21 Mei. „De Nederl." merkt op, dat, rneé het stellen van dezen datum, er blijkbaar op gerekend is, dat de algemeene beschoifr wingen één week zullen duren, en dat dufl gedurende de geheele maand Mei, vóór da# met die artikelen wordt begonnen, belang hebbenden gelegenheid hebben, om, naar aanleiding van gemaakte wijzigingen, even tueels bezwaren tot de Kamer te richten., in tegen alles, wat wij hebben gezien en wat wij weten." Floriani scheen de ontstemdheid van de® Graaf niet op te merken en zeide glim lachend „Och, mijnheer, ik proheer alleen de zaak te zien, zooals zij zich moet hebben toegedragen; dat is alles. Als ik mij vergis, bewijs mij dan mijn vergissing." „Oogenblikkelijk. Ik beken, dat op den langen duur uw beslistheid..." De Dreux stamelde nog eenige woorden,; liep vervolgens plotseling naar de deur on ging de kamer uit. Geen woord werd gezegd. Men wachtbo angstig, alsof inderdaad een vonkje van de waarheid te voorschijn zou komen. En de stilte had iets buitengewoon ernstigs. Eindelijk kwam de Graaf terug. Hij was bleek en zichtbaar opgewonden. Hij zeide' tot zijn vrienden met bevende stem: „Ik vraag u vergiffenis, de onthullingen; van mijnheer Floriani zijn zoo onverwacht, ik zou nooit gedacht hebben..." Zijn vrouw vroeg hem haastig: „Spreek. Ik smeek er u om. "Wat is er?"' Hij stamelde „De spleet bestaat... op de aangegeven! plaats... overlangs de ruit." Hij greep driftig den ridder bij den arm en zeide tot hem op bevelenden toon: „En ga nu voort, mijnheer. Ik erken, dat gij tot dusver gelijk hebt gehad, maai! thans... Het is nog niet uit... Antwoord... Wat is er volgens u gebeurd!" (Wordt vervolgd.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 5