ÜEÏDEGH BAGfB£iA9, Zaterdag 4 Blei. Eerste Blad.
PERSOVERZICHT,
Brieven uit Warmond.
FEUILLETON.
Wonderlijke avonturen.
Anno 1912.
Jlfo. £S€?I3.
De „Haag so h o Courant" be
spreekt de kwestie van de t ij a el ij k e o p-
flluiting van verdaohten; een
oude kwaal, waarvoor nog geen genees
middel schijnt te zijn gevonden.
Het bericht, dat de verdachte in de moord-
jaak te Beek na langdurige voorloopige
hechtenis in vrijheid ia gesteld, Beeft we
derom bij menigeen de vraag op de lippen
gebracht:
„Gaat dat zóó maar] Kan onze justitie
n van uw vrijheid berooven, wanneer zij
meent reden te hebben u van misdaad te
verdenken; kan zij u weken, ja maanden
lang van die vrijheid beroofd latenen kan
jij, wanneer haar blijkt, dat er geen termen
zijii, om u te vervolgen, u de vrijheid lièr-
geven met niets dan een koud: „Ge kunt
gaan", met welke boodschap ge dan in uw
gezin en in de maatschappij als „vrij man"
kunt terugkeeren?"
Ja, dat kan de justitie, zegt het blad, en
dat moet zij in zekeren zin ook doen; want
de wet machtigt haar daartoe niet alleen,
maar nóópt haar zelfs feitelijk daartoe.
„Niemand zal ontkennen, dat het inder
daad noodzakelijk is, dat de justitie, als
orgaan der gemeenschap, onder bepaalde
waarborgen aan den individu, tegen wion
ernstige verdenking van misdaad is gore-
zo d, zijn persoonlijke vrijheid tijdelijk
kunnen ontnemen, wanneer haar onderzoek
dit cischt. Men mag echter verwachten, dat
van het recht tot voorloopige gevangen
neming met groote angstvalligheid zal wor
den gebruik gemaakt, zoodat niemand van
zijn vrijheid wordt beroofd, zoolang niet de
noodzakelijkheid daarvan vast staat. En
vooral ook lijkt het ons de zedelijke plicht
deT justitie, dat zij den duur der voorloopi
ge gevangenhouding tot het onvermijdelijke
beperke. Men moet ten deze blindelings
vertrouwen stellen in de justitie, want d©
overwegingen, dlie haar bij haar onderzoek
leiden, vallen buiten de sfeer van kennis
name van den buitenstaander en dus buiten
de sfeer van zijn beoordeeling.
In dit- opzicht is men dus geheel afhan
kelijk van het beleid en de humaniteit van
de leden onzer rechterlijke macht en wij
mogen veronderstellen, dat zij, die méér
'dan iemand anders de raak tragische en
steeds ernstige omstandigheden van lie
den velerlei schakeering leeren kennen,
ook bij de strengste handhaving van wet
en recht nimmer de eisohen der humaniteit
uit het oog zullen verliezen."
Na nog de kwestie te hebben bezien van
'den moreel en kant het „bevlekt" en ge
knakt terugkeeren in de maatschappij
'en van de stoffelijke te hebben bekeken
in vele gevallen lijdt de verdachte onver
diend een schade, die hij niet herwinnen
kan stelt het blad de vraag, of met dat
„gij kunt gaan" alles gedaan is, wat ge
daan moet worden. „Zeker: de man heeft
zijn vrijheid herkregen; de justitie vervolgt
hem niet; geen vonnis dreigt hem... Maar
'de slag is reed© toegebracht en de getrof
fene herwint de vrijheid niet als de man,
'die hij vóór do arrestatie was. En hij vindt
'de zijnen niet terug zooals hij hen heeft
achtergelaten. En hij wordt wellicht nooit
weder geheel wat hij geweest is. Hij blijft
'een „gevlekte" voor de menschen en een
geknakte voor zichzelf; vaak vindt hij de
rijnen terug in armoede en zorg en zal hij
machteloos blijken om heb verlorene te her
overen... Er is iets gebroken, innerlijk en
uiterlijk, dat nooit meer geheel te herstel
len is; er is een sombere schaduw gevallen
over zijn huis, die daar nimmer meer geheel
van wijkt.
Is dit onvermijdelijk
Wanneer de justitie voor den goeden gang
van haar onderzoek een voorloopige-inhech
tenisneming, beslist, noodzakelijk acht,
wanneer dan de verlenging van dje hechte
nis, ondanks den meest „bekwamen" spoed
van dat onderzoek dringend geboden blijkt,
is het dam niet mogelijk, en is het zelfs
niet zedelijke plicht, dat tevens maatrege
len worden genomen om het gezin van dén
arrestant tegen verarming te behoeden!
Men be schouwe deze zaak los van de op
zichzelf stellig zeer gewichtige vraag: of
het niet eisoh van humaniteit en maat
schappelijke rechtvaardigheid is om gedxt-
rende de gevangenschap van een veroor
deelde in de zorg voor het onderhoud van
diens gezin zoo noodig te voorzien! In ons
geval gaat het niet om een veroordeelde,
maar om een verdachte, wiens schuld of
onschuld nog moet blijken (of niet blijken).
Ons dunkt, dat hier de billijkheid van een
bdj de wet geregelde voorziening in de be
hoeften van het ge-zin, de rechtvaardigheid
ook van vergoeding der stoffelijke schade,
geleden door den in vrijheid gestelde, zóó
zeer in het oog springen, dat men zich moet
verbazen over de noodzakelijkheid van dit
pleidooi.
Is het bovendien niet zedelijke plicht, den
preventief gevangene, wiens onschuld der
justitie uit haar onderzoek is gebleken, bij
zijn ontslag in zijn eer te herstellen, tegen
over zijn gezin, zijn familie en d'e maat
schappij? Opdat hij zich kunne rechtvaardi
gen tegenover ieder, die in hem een ge
brandmerkte zou willen zien. en als zoo
danig benadeelen."
„De Nieuwe Cour an t", melding
makende van het bericht, dat men te A m-
sterdam denkt over het oprichten van
een monument- voor 1813, betoogt, dat
zulk een monument zeer zeker gerechtvaar
digd zou zijn, indien er niet reeds bjna vijf
tig jaren lang een bestond, namelijk in
Den Haag.
Twee. monumenten voor hetzelfde feit
acht het blad wel wat dwaas. Het Haagsche
monument zou dan wel afgebroken kunnen
worden, maar dat was de bedoeling niet,
toen het werd opgericht. Integendeel, in
1863 heeft de Nationale Commisssie, waar
in ook Amsterdammers zaten, er niet aan
gedacht het monument te Amsterdam te
plaatsen en begreep iedereen, dat dit in
Den Haag behoorde te komen, als „het
nationale middenpunt des lands, het cen
trum van het staatsleven."
„Een tweede monument" zogt het blad
ten slotte „zou de grootsohe gedachte
van het gedenkteeken, dat nu reeds vijftig
jaar de herinnering aan 1813 bewaart,
schendenen claarboe zal Amsterdam, bij
nadere overweging, wel niet willen mede
werken."
Onder het hoofd De Ziektewet zegt
„H e t Y o 1 k"
Het Verslag is gekomen.
De heeren waren er op voorbereid, dat
het een lijvig verslag zou zijn. Maar van
zulk een rijstebrij-berg zullen toch zelfs de
gulzigste stukken-lezers een oogenblik zijn
geschrokken. Wie niet alles heeft meege
maakt in de commissie, en nog wil eten,
drinken en slapen, zal niet kunnen bewe
ren, dat hij in drie weken tijds deze „ma
terie" behoorlijk onder de knie kan heb
ben. Dit geldt speciaal voor de betrokken
arbeiders en patroons. Zij moeten in de ge
legenheid zijn, zich een oordeel te vormen
over de regeling gelijk zij er thans, belang
rijk afwijkend van de oorspronkelijke, uit
ziet. Zij moeten ook althans van de ingrij
pende amendementen een behoorlijk over
zicht heben. Indien hun niet tijd wordt ge
laten, om zich te doen voorlichten, om zich
te hora den en om hun oordeel kenbaar te
maken aan de Kamer, dan zal de ooalitie-
meerderheid niet ontkomen aan het vonnis,
dat zij bij overrompeling deze verzeke
ringswet-aan het volk heeft opgedrongen.
Wat de beteekenis daarvan is bij een im
populaire wet als deze naar allen schijn
dreigt te worden, zal aan de heeren bij de
verkiezingen wel duidelijk worden. Wie
niet hooren wil, moet maar voelen
In een driestar De Bakkerswet zegt
„H et Cent'ru m":
De Bakkerswet komt nu toch nog in be
handeling voor de Verzekeringswetten,
met diens verstande, dat met d'e bespre
king d'er Ziektewet op een bepaalden dar-
tum, die vermoedelijk 21 Mei zal zijn,
wordt aangevangen.
Rechts blijft hiermee trouw aan het
reed's vroeger ingenomen standpunt: men
is bereid de Bakkerswet te behandelen,
maar d'e verzekeringswetgeving mag daar
door niet op den achtergrond worden ge
schoven.
De Rechter zijde is over de Bakkerswet
verdeeld, erbarmelijk verdeeld, en wil ze
dus maar laten rusten, schreef einde Maart
een liberaal blad, naar aanleiding van
de tumult-zitting, welke toen in de Kamer
gehouden werd.
En een ana&r orgaan der vrijzinnigheid
beweerde, dat Regeering en Rechterzijde
„er in" zaten en het met hun sociale wet
geving „vastliep".
Blijkbaar was hier de wensch de vader
der gedachte; maar intusschen is nu weer
gebleken, hoe weinig men Rechts vreest,
om over de Bakkerswet te beraadslagen,
en tevens, hoe ongegrond en kunstmatig
het rumoer was, dat van de zijde der op
positie, in verband met die wet, werd ver
oorzaakt.
De vraag is nu maar, of de Kamer dit
maal met het ontwerp gereed zal komen.
Dit hangt natuurlijk van de heeren zei
ven af.
Wanneer zij zich weten te bekorten, wan
neer er geen spektakel wordt gemaakt,
noch de tijd verspild met lang en breed ge
redeneer voor de galerij, bestaat er eeni-
ge kans, dat men eindelijk tot een beslis
sing zal Kunnen geraken.
De behandeling der Ziektewet kan niet
te lang worden uitgesteld, wijl anders de
gansche verzekeringswetgeving in het ge
drang komt, en nu eenmaal wat het
zwaarst ia, ook het zwaarst moet wegen.
Met zelfbeheeraching en zelfbeperking
zal men het echter een heel eind kunnen
brengen.
Maar of die zelfbeperking zal worden
betracht vooral door degenen, die zeg
gen, de Bakkerswet zoo gaarne te willen I
is een andere vraag.
Reeds de amendementen-zucht waar
schuwt tegen te optimistische verwachtin-
gen.
Het ware echter hoogst onredelijk daar
uit te oonoludeeren, dat men Rechte de
Bakkerswet niet wil, even onredelijk als de
botte beschuldiging, welke men in 't alge
meen over de sociale wetgeving tegen
meerderheid en Regeering inbrengt.
Het „Soerabajasch Handels
blad" schrijft:
Herhaaldelijk is in onze courant gewezen
op de wenschelijkheid eener verlaging
vanhettarief voor buitenland
so he perstelegrammen. Wanneer
een Indisch blad op de hoogte wil komen
van belangrijke gebeurtenissen in Europa
zooals de kolenstaking in het Vereenigd
Koninkrijk, heeft het hiervoor handen vol
geld uit 'óe geven. Toch eischen de belan
gen dezer koloniën, dat ruime inlichtingen
worden verstrekt; immers men voelt hier
den terugslag van zoo'iï eoonomisoke crisis
en, op de hoogte gebracht, kan men even
tueel nadeel verminderen of voorkomen.
Men kan zichzelf wel telegrafisch doen in
lichten, maar primo zijn hiermee enorme
bedragen gemoeid immers, codes znjn in
zoo'n geval vrijwel onbruikbaar en se
en n do profiteert de groote massa niet van
die draadberiohten.
Ik meen te mogen constateeren, dat veis
laging van het tarief van buitenlandsche
p erstelegrammen een algemeen belang is,
waaraan de koloniale regeering haar aan
dacht. mag schenken.
Voor de Engelsche koloniën blijkt de weg
der verlaging 13e worden ingeslagen. Pers-
telegrammen voor de Straits en de Verbon
den Maleiscke Staten, zullen spoedig de
helft goedkooper worden. Ook voor Britsch-
Indiè en Ceylon is zoo'n verlaging der prij
zen van perstelegrammen in het verschiet;
de onderhandelingen zijn nog niet afgeloo-
pen, doch zullen spoedig haar beslag krij
gen.
Wanneer zal voor de Ned.-Indische pers
een minder duur tarief ingevoerd wordent
Tegenwoordig kost elk woord 80 oents, en
de lezer zou schrikken als hij hoorde, wat
het „Soerabajasch Handel s-
b 1 a d" heeft moeten uitgeven voor de spe
ciale telegrammen over de Engelsche ko
lenstaking, die het in den loop van Maart
extra geseind heeft gekregen.
Ik meen er op te mogen wijzen, dat in
de Engelsche koloniën en bezittingen het
gouvernement rechtstreeks steun ver
leent aan de nieuwsagentschappen. Zoo
betaalt 't gouvernement van Ceylon men
kan het lezen in de ,,T imes of 0 y-
lon" van 18 Maart j.L 300 roepieén
per maand aan den „Imperial News Ser
vice" (Reuters dienst).
Ik geloof niet, dat het wensohelijk is zul
ke zilveren banden te vlechten tusschen ons
koloniaal gouvernement en de voornaam
ste persorganen hier te lande. Mijn bedoe
ling is meer te doen uitkomen, dat er vcor
°nze Regeering aanleiding bestaat tot be
moeienis. Het is in do eerste plaat® de
„Eastern Extension Telegraph Cy.", met
wie onderhandelingen moeten gevoerd wor
den, en als ik wel ben ingelicht, kan het
gouvernement door concessies zijnerzijds het
doel zonder moeite bereiken.
Niet alleen voor perstelegrammen is ta
riefverlaging gewensebt, ook voor gewone
telegrammen geldt dit, zij he'll in geringer
mate, omdat het gebruik van vernuftige
codes tot kostenverlaging leidt.
XXXV.
Daar, waar men hoopte, dab do trambaan
eens zou komendaarplant men nu
zocwaatr weder jon go boomen.
't Is om er de Warm on den a ars van te
overtuigen, 'dat alle hoop daarop vervlogen
is. Jullie, Waa*mondenaars, kunt naar een
tramverbinding fluitenJe krijgt haar nooit!
Weest jelui nu toch ook maar tevreden!
Je hebt water om te roeden, te zeilen, te
stoom en, 'te viasohen, en in te zwemmen- La
ter, als er nog eens een tram komt, krijg
je 'een „zwembassin" op den koop toe- Dat
kan er nu nog niet- van vallen. Je krijgt
straks een keurig plaveisel onder je voe
ten, als de nieuwe straatweg er in legt.
Een verbreed wielorpacL Je hebt 's winters
een keurige straatverlichting en in het voor
jaar, April en Mei, (het krediet van de
gemeente voor de straatverlichting loopt
maar tot ultimo Maart), als het jong uit
loopend groen in sohoouen avondstond het
zoo stikdonker maakt, dat je g^an koe van
een glas hier kunt onderscheiden, dan komt
van 'tijd 'tot tijd de maan je vriendelijk
en gratis bijlichten. En op heel wat plaat
sen 'is dat nog overbodig. Je hebt nog heel
wat Haagsche slooten, waarvoor je reuk
orgaan je waarschuwt; en boomen en hui
zen. die den laatsten storm doorstaan heb
ben, loopt men niet zoo spoedig om. En
dan waarschuwt heb gevoel, dat je van
richting veranderen moeb. Verder voor een
fietsrijder zonder licht geen vrees mecrl
Deze soort menschen hebben op hun ver
voermiddel licht te ontsteken, of ze wor
den op de bon ge s t o k e n. Want, dit is
nu niet om stekelig te wezen, doch de
politie steekt hier Sherlock Holmes naar
de kroon. Dat is, als niet overdreven dienst
ijver in praotijk komt, voor veel zaken nut
tig ën noodig. En dat moet niet enkel zijn
op die tijden, dat de koekoek is in 'fc land,
maar 'aldoor, altijd. Zonder dat het afbreuk
deed aan den goeden gang van zaken, was
het toch wel eens ook weer bedoeld zon
der zwartgallig te zijn of men hier
in het blanke land om een enkelen moor
niet heel voel maalde. Men ging er vaak
content, mee. Ons kent ons, endan weten
twee joden wat één bril kost.
Doch wat nu nog het beste is, wat vrij
nog bij anderen voer hebben; een heel vak
hemelbreedte, luchtruim, om te vliegen.
En is het nu nog mogelijk, zal men zeg
gen, dat er ontevreden menschen in uw ge
meente rondloopcn, rijden, roeien, zeilen,
stocmen, zwemmen, of.... vliegen?
Ja! Want ik lioordo dezer dagen, dat men
evenals op andere (doch alleen grootere)
plaatsen, een uittreksel of afschrift van het
koliietr Hoofd. Omslag in druk verkrijg
baar zal stellen. En dat. was uit ontevre
denheid over do verschillende aanslagen- Nu
wil ik Wel zeggen, dat de bron, waaruit
ik dit put, zeer betrouwbaar is; doch niet
tegenstaande het stellig beweren, blijf ik
84,
Nog iets: nadat de postadministratie één
der brieven in beslag genomen had, onder
voorwendsel, dat hij niet gofrankeerd was,
werden de laatste twee brieven gefran
keerd verzonden, de eerste van Saint-Ger-
toain, de andere van Suresnes uit. De af
zender teekende eerst Anquety, later Pé-
öhard. De opgegeven adressen waren
valaoh.
Na verloop van zes jaar overleed Hen-
ïiette. Het raadsel was niet opgelost.
-VI deze gebeurtenissen werden aan het
publiek bekend. De zaak hield de openbare
tokening bezig. Maar wat hier volgen gaat,
jreet niemand behalve de voornaamste be
langhebbenden en eenige personen, wien de
Graaf het onder streng© geheimhouding
toe de deelde.
Onder de genoodigden, die dien dag bij
graaf De Dreux-Soubise lunchten, waren
jjijn drie nichten, de president der recht
bank d'Essaville, de Kamerafgevaardigde
Bocha9) 'ridder Floriani, dien de Graaf op
Sicilië had leeren kennen, en generaal mar-
De Rouzières, een oud socicteitsvriend.
Na den lunch schonken de dames koffie
©a de heeren kregen vergunning een siga-
ete rooken, op voorwaard©, dat zij in het
^■°n zouden blijven. Men babbelde. Een
hal «f0°ne meisje3 le£^e vo°* de grap de
Daarop begon men over beroemde
toeo b k6 apeken. En in verband daar-
vacht De Rouzières, die nooit in ge
breke bleef den Graaf t© plagen, den dief
stal van het halssnoer in herinnering, een
onderwerp van gsprek, waaraan De Dreux
het land had.
Dadelijk gaf iedereen zijn oordeel Ieder
een zag de zaak in op zijn manier. En alle
oordeelen spraken elkaar natuurlijk tegen.
„En u, mijnheer," vroeg de Gravin aan
ridder Floriani, „wat is uw meening!"
„O, ik heb geen meening, mevrouw."
Men protesteerde. Juist had de ridder
op schitterend© wijze verschillende avon
turen verteld, waarin hij betrokken was
geweest met -zijn vader, overheidspersoon
te Palermo, en waarbij zijn goede kijk op
dergelijke vraagstukken was gebleken.
„Ik beken," zeide hij, dat het mij wel
eens overkomen ie, dat ik slaagde, als be
kwameren dan ik de zaak al hadden opge
geven. Maar dat wil nog niet zeggen, dat
ik mijzelf als een Sherlock Holmes be
schouw. En dan, ik weet ternauwernood,
waar het om gaat."
Men wendde zich tot den heer des huizes.
Met tegenzin moest hij de feiten opsom
men. De 'ridder luisterde, dacht na, stelde
eenige vragen en mompelde
„Het is grappig. Op het eerste gezicht
lijkt de zaak mij niet zoo moeilijk op te
lossen."
De Graaf haalde de schouders op. Maar
de overige aanwezigen bleven bij den rid
der aandringen en deze hernam op eenigs-
zins drogen toon:
„Om den dader van een moord of een
diefstal te ontdekken, moet men in het al
gemeen vaststellen, hoe die moord of cöe
diefstal zijn gepleegd. In het onderhavige
geval ia er, volgens mij, niets zoo eenvou
dig, want wij staan niet tegenover ver
scheidene mogelijkheden, maar tegenover
een zekerheid, een eenige, stevig© zeker
heid, die aldus is te omsohrijven: de dief
kon alleen door de deur der kamer of door
heb venster van het kabinet binnenkomen.
Maar men kan een dichtgegrendelde deur
niet van buiten openmaken. Hij is dus door
het venster binnengekomen."
„Het venster was gesloten en men heeft
het gesloten gevonden," verklaarde De
Dreux kortaf.
„Daartoe," ging Floriani voort, zonder
op de onderbreking acht te slaan, „heeft
hij niets behoeven te doen dan een brug te
Lggen, een plank of een ladder, tusschen
het balkon van de keuken en het komijn van
het venster, en daar het étui..."
„Maar ik herhaal u, dat het venster ge*
sloten was!" riep de graaf ongeduldig.
Ditmaal moest Floriani antwoorden. Hij
deed het met de grootste kalmte, als
iemand, die zulk een onbeteekenende tegen
werping niet van de wijs brengt.
„Ik wil aannemen, dat het gesloten was,
maar is er geen kijkvenstertje in het ven
ster zelf aangebracht?"
„Hoe weet u dat!"
„Ten eerste is het gewoonlijk het geval
in heerenhuizen uit vroeger tijd. En voorts
moet het wel zoo zijn, omdat anders de
diefstal niet verklaarbaar is."
„Er is er inderdaad een, maar het was
gesloten, evenals het venster Men heeft er
zelfs geen aandacht aan geschonken."
„Daar heeft men verkeerd aan gedaan.
Want als men er aandacht aan geschonken
had, zou men blijkbaar gezien hebben, dat
het geopend was geweest."
„Hoe dan?"
„Ik vermoed, dat het, evenals alfe. an
dere. geopend wordt door middel van een
gevlochten ijzerdraadje, dat aan het onder
einde voorzien is van een Ting?"
Ja,
„En hing die ring tuasobe® het venster-
kruis en den sluitboom!"
„Ja, maar ik begrijp niet..."
„Luister. Door een spleet in de ruit
heeft men, door het een of ander hulpmid
del, laten we zeggen een ijzeren staafje
met een haak er aan, den ting kunnen pak
ken, neertrekken en het kijkvenstertje
openmaken."
De Graaf lachte.
„Juist! Juist! II zet dat alles gemakke
lijk in elkaar. Maar u vergeet één ding,
waarde heer, namelijk dat er geen spleet
in de "ruit is."
„Er is een spleet."
„Kom, kom, dan zou men ze gezien heb
ben."
„Om te zien, moet men kijken en men
heeft niet gekeken. De spleet bestaat, het
is logisch onmogelijk, dat zij met bestaat,
langs de ruit, tegen de stopverf... in ver
ticale richting wel te verstaan."
De Graaf stond op. Hij scheen zeer op
gewonden. Hij liep twee- of driemaal ze
nuwachtig het- salon op en neer en zeide
toen, terwijl hij naar Floriani toeging:
„Sedert den dag van den diefstal is ér
boven niets veranderd. Niemand heeft meer
een voet gezet in het kabinet."
„Nu, mijnheer, dan kunt ge er u van
overtuigen of mijn uitlegging overeenkomt
met de werkelijkheid,"
„Zij stemt met geen enkel der feiten over
een, die de politie heeft geconstateerd, TJ
hebt niet gezien, u weet niets, en u gaat
«aan raama—H—zaaMBBm—
toch nog twijfelen. Of de prijs van aanschaf-*
fen zal meer dan enkele centen kosten- Tus
schen de 500 en 600 a ongeslagen en geve®
een tamelijk omvangrijk boekje en de op
laag kan geen duizenden bedragen-
Enfin! Er zijn er altijd en overal, die
toch wel (Tftirven, als 'tmaar geen vliegen
is- Ik ivoor mij vind hot wel aardig, en
om wakker >t© blijven, zou ik not haast
gratis uitgereikt ^venschon te zien aan ieder
aangeslagene.
Men moet gelooven, maar weten ook.
En toch betwijfel ik nog, dat ontevreden
heid hier de hoofdrol speolt. Men wil hior
grootsteedsch doen, ën de weetgierigheid be
vredigen; dat is alles.
Maar de werkelijke ontevredenheid is er
wel. De goedmoedigheid is haast tot grooto
boosheid overgeslagen, .op die dcksclsch©
Holl. Spoorweg-Maatschappij. 'Eerst weigert
zij kort ën bondig*, niet eenige groote woor
den, over Technische ru o e i 1 ij k he
den, enz., "het verzoek van het gemeente
bestuur om een tram te geven; en stelt nu
nog bovondien „V. V. V." teleur, en willigt
het verzoek, om den middagtrein te laton
stoppen, ook niet in. Er is nog maar ge
vraagd om terug te k r ij g e n, wat w ij
vroeger hadden, en dat kgjg je niet
eens. 't Is wel om moedeloos te worden!
Maar wij 'zitten niet hij de pakken neer l
Eerst had ik over boycotten gedacht; doch
dat bracht .bezwaren mee voor mijzelf, en
nu heb jk maar besloten voortaan derde
klas te tijden, totdat er een vierde klas
bijkomt. Zij zullen het toch voelen. Dodh.
laten wij ernstig blijven! Die zaak inte
resseert mij nog al, en daarom spreek ik er
wol eens over met lieden, van wie ik denk,
dat zij op dat punt nog wel wat meer
weten kunnen. En nu vertelde men mij do
geschiedenis van het tot-stand-komen van
het Goederen-Bureau aan het station hier.
Dat is ook een lijdons geschiedenis geweest,
als het ten minste niet te sterk gekleurd ia
geworden.
Eerst verzochten daarom één groote, later
vele groeten, nog later groot en klein; toe®
het hoofd der belangrijkste inrichting, en
't was alles nul op het request.
En toon was er eens één, die zoo leep
was bij iemand aan te kloppen, die „lakens
uit te deelen" had; on in volgorde hoord©
mon van grondaankoop, bestek, teekening,
aanbesteding, gunning, bouw, aflevering, in
gebruikneming, net zooals hot moet, alles
als van een leien daicje.
En ben ik goed ingelicht, dan kan dat
allemaal nog* langs en over hetzelfde brug
getje.
Dat wegje hd volgen zou ik heusch aan
bevelenswaardig vinden, want zóó komen wij
er niet. En men moet nu niet aankomen
met behoefte al of niet; ik blijf beweren
van hard noodig.
Nog maar enkele dagen mooi weer brengt
hier alweer honderden menschen naar heb
watersport-genieten. En als wij nu nog do
vliegsport den mensohen kunnen aanbieden,
in den nieuw sten vorm nog al!' Ilc geloof,
dat de reclame voor ons Warmond ten top
punt stijgt.
SPECTATOR.
Paleis Zorgvliet.
Het bericht in „Het Vaderland", melden,
de, dat H. M. de Koningin zich in beginsel
en onder zekere voorwaarden bereid heeft
verklaard, een paleis op Zorgvliet te aan
vaarden, is van allen grond ontbloot.
H. M. heeft zich nooit over deze kwes
tie uitgesproken.'
Ziekt© verzokerIu«*.
Dinsdag is door den voorzitter der Twee
de Kamer medegedeeld, dat het zijn voor»
nemen was de behandeling der Ziekte-ver
zekeringswet aan de orde te stellen tegen
21 Mei. „De Nederl." merkt op, dat, rneé
het stellen van dezen datum, er blijkbaar
op gerekend is, dat de algemeene beschoifr
wingen één week zullen duren, en dat dufl
gedurende de geheele maand Mei, vóór da#
met die artikelen wordt begonnen, belang
hebbenden gelegenheid hebben, om, naar
aanleiding van gemaakte wijzigingen, even
tueels bezwaren tot de Kamer te richten.,
in tegen alles, wat wij hebben gezien en wat
wij weten."
Floriani scheen de ontstemdheid van de®
Graaf niet op te merken en zeide glim
lachend
„Och, mijnheer, ik proheer alleen de
zaak te zien, zooals zij zich moet hebben
toegedragen; dat is alles. Als ik mij vergis,
bewijs mij dan mijn vergissing."
„Oogenblikkelijk. Ik beken, dat op den
langen duur uw beslistheid..."
De Dreux stamelde nog eenige woorden,;
liep vervolgens plotseling naar de deur on
ging de kamer uit.
Geen woord werd gezegd. Men wachtbo
angstig, alsof inderdaad een vonkje van de
waarheid te voorschijn zou komen. En de
stilte had iets buitengewoon ernstigs.
Eindelijk kwam de Graaf terug. Hij was
bleek en zichtbaar opgewonden. Hij zeide'
tot zijn vrienden met bevende stem:
„Ik vraag u vergiffenis, de onthullingen;
van mijnheer Floriani zijn zoo onverwacht,
ik zou nooit gedacht hebben..."
Zijn vrouw vroeg hem haastig:
„Spreek. Ik smeek er u om. "Wat is er?"'
Hij stamelde
„De spleet bestaat... op de aangegeven!
plaats... overlangs de ruit."
Hij greep driftig den ridder bij den arm
en zeide tot hem op bevelenden toon:
„En ga nu voort, mijnheer. Ik erken,
dat gij tot dusver gelijk hebt gehad, maai!
thans... Het is nog niet uit... Antwoord...
Wat is er volgens u gebeurd!"
(Wordt vervolgd.)