■VJKUIt-lIMJfcCS. „Avia" «chreef, voordat VédriM« het bekende ongeluk trof: Jules Védrines was maar een eenvoudig man, een gewoon mechanicien, die niete an dere had dan een ijzeren wil tot vooruit komen en een paar stevige knuisten, om Each door het leven te slaan Door het !e- fven, dat jaren lang hard voor hem was; Waarmee hij in rijn jeugd heeft moeten vechten, om niet ten onder te gaan. Rond reizend werkman, houtdraaier, vandaag Wat te eten en morgen weer niet, getob en gesukkel... dan eindelijk een baantje op de Gnöme-fabriek, mechanicien gewor den, monteur hij Lorraine, eindelijk zelf jgaan vliegen en brevet gehaald, contract met Morane: begin van de glorie. Wat moet het dezen lang-miskende, die zijn btalen gestel, rijn taaie wilskracht, zijn forsche energie zoo gaarne had willen ge bruiken tot het doen van groote daden, anders wel wilde benutten dan tot het vol harden in den moeizamen strijd met het leven, indien er maar iemand zijn onver woestbaar sterke eigenschappen van lichaam en karakter productief had willen maken wat moet het dien weerzinnig-nedenge vreemd te moede te rijn geweest, toen na rijn eerste triomfen, Iasy-Roitiers, Issy-Mou- 'lins-Bussière, Paris-P au, de menigte nem vierde en bejubelde; hem, die kort geleden een der hunnen, een der velen nog was, geestdriftig vereerde, vergoodde 1 O, bij deed wel onverschillig, ruw en eigenzinnig, gaf maar zelden een goed woord; maar 'jonge man nog, onder de dertig toen, was hij nog niet op de hoogte van waar alles ij del en leeg lijkt en wel degelijk voor ve roering gevoelig. En onder de blauwlinnen mechanici ens-kiel als onder het grof-grauwe vlieger spak stak en steekt immers een warm en haast kinderlijk hart; doch dat zich maar zelden mag toonen, als schaamt hij zich er voor, en slechte tot uiting komt in zijn zachtmoedige genegenheid voor kinde ren. Dat wil hij aliüjd wel weten, Védrines, dat hij een kindervriend is; en als soms r.a een bezwaarlijke vlucht, een oponthoud, dat hem tijdverlies kostte een slecht geslaagde landing, zijn oogen stuursch voor zich uit staren, rijn mond eerst norsch gesloten blijft, om, plotseling als openbarstend een lawine van verwenschingen op de onschuldigè vereerders rond hem uit te storten, d^.n is het al voldoende als zoo'n kleintje van rose-en-wit met den traditio- neelen krans of bloemruiker nadert, om heel rijn gelaat te doen opzonnigen, en met een bijna vrouwelijke teederheid kan hij dan een oogenblikje met zoo'n peuter praten. Doch tegenover volwassenen, vooral te gen hen, die hij zijn meerderen in bescha ving weet en wien hij want dkt steekt er achter hun wellevender vormen, fij ner manieren benijdt, kan hij ongezouten- ruw, onverdraaglijk-lomp zijn. Hoe gaarne zsou hij anders wezen. „Je suis un mechanician, maia je ne suis pas un voyon", heeft hij gezegd. Ik ben een me chanicien, maar geen schooier. Inderdaad is hij 200 kwaad niet. Onder kameraden een beste, trouwhartige kerel. Als hij dat blijft... Wat de vraag is. Want er brandt in de zen man, die niets wil zijn als hij niet de eerste kan wezen, een onbluschbare eer- zacht, een laaiende verlangensdrift gevierd, vereerd, vergood te worden. Zijn eerzucht was vroeger van beter gehalte, had toen tot doel er boven-op te komen, levensdiorst te lesschen. Toen... och jawel, ook destdjclB was Védrines al niet wars van geschetter, luchtte gaarne zijn afkeer van de Engel- chen, „les aoh-yes" en verwenschte de Duitschers, op wie hij de vernedering van '70 zoo graag zou wreken. Geef mij enkele vliegtuigjes, snoefde hij, en mijn vrienden en ik winnen een oorlog voor u. Wij vernielen overal de bruggen, waar het noodig is, en veroveren in veertien iagen boel het Duitsche Rijk 1 Dat hij niet precies zooi weten, wéér het Toodig k, waar niet, wat deert het hemt Hij overweegt *t> niet. Hij is niet bang zijn mond voorbij te praten, schrikt niet terug voor een enormiteit ale die van kortge.re dan dat één enkel vliegtuig reeds in staat zou rijn in korten tijd een oorlogsbodem te vernietigen... En ook de kleine menschelijke ij delheid was hem niet vreemd. Hoe blij was de „on afhankelijke socialist" toch met een handje van Alphons en een kwartier vertrouwelijk gesprek. Geen vijf minuten te voren had hij bij zijn aankomst, niet tevreden over zijn vlucht ParijsMadrid, ofschoon hij over winnaar was, den omstanders op een dosis vloeken vergast, die hen duizelen deed. Maar als de Koning naderde, o, hoe bemin nelijk en nederig-voorkomend werd de ruw aard; als de burgemeester van een vlek, dab vorstelijk bezoek ontvangt. Doch met dat al, was hij toch in die da gen één, wien al het uiterlijke eigenlijk maar weinig schelen kon. Zal dat veranderen Is het al veranderd Ons Rolland werd wel eens verweten groo te mannen niet genoeg te eeren. Frankrijk, mogelijk, eert ze te veel. Védrines behoort thans tot de helden van rijn tijd. Ie wellicht in de meening der me nigte, die vooral oog heeft voor het uiter- lijk-grootsche, meer dan voor het inneriijk- voortreffelijkedie in alle tijden meer eer bied voor een kranig veldheer had dan voor een prachtig kunstenaar: d e held van zijn tijd En waar hij kwam en komt, zegb men hem dat, juicht hem toe, draagt hem in let terlijken zin op de handen. Al gingen weinig jaren, lang schijnt de tijd, voorbij, dat de arme houtdraaier het land doortrok, 'b zomers welgemoed, blij met de zon, die hem warmt, dankbaar voor den luwen wind, die wat verkoeling brengt, verheugd om zijn vrijheid te dwalen waar heen hij slechts wil's winters koud en nar rig, vaak doorweekt van regen of sneeuw, nijdig om den wuivenden wind, die hem de hagelkorrels in het gelaat mept. Dang schijnt de tijd voorböj, dat de eenvoudige werkman de fabriekspoort binnenschreed, het ambacht van mechanicien leerde, als „de petit mécano" vroolijk was en onbezorgd. Thans Jules de gevierde! Eind 1910 gebrevetteerd. In één jaar tijds tot internationalen roem gekomen. Is het wonder, dat dezen man niete meer onmogelijk leek? Dat niets hem nog de macht te boven scheen te gaan? „Schrijf wat voor de krant", vroegen dagbladredacteu ren. Védrines journalist! Maar hij schreef. Wie, die niet in de „cuisine" kon kijken, weet hoe een redacteur wellicht «a-n het ar tikel vijlde, aleep, polijstte, om het leeabaar te maken. Wien deerde 't 1 Men las over ge heel de wereld wat Védrines geschreven had. Lu het oorspronkelijk en in talrijke balen vertaald. „Kom een lezing houden", vroegen ze „Spreek over de aviatiek en het belang van het vaderland." Jules conféren cier 1 Doch hij sprak. Hij sprak met héél groote woorden en breede gebaren. „1'Avia tion"„la Patrie" l En nog eens de vliegkunst en wéér het vaderland. Gróóter eerbewijzen vielen hem ten deeL „Speel golf met ons", verzocht de fine fleur dw aristocratie. En de knuisten, die beter oen moker handteerden, hielden den golf stok. „Open onzen voetbalwedstrijd", vroegen in ternationale teams. Onderscheiding, anders slechts aan burgemeesters en grootwaardig- heidbekleeders verleend 1 Toen gebeurde het uiterste. Te Limoux kwam Védrines demonstreeren. Hij vloog en dat kan'hij leg den klemtoon op „kan" of op „dat", naar ge wilt brachb allen in verrukking. Toen, 's middags in 't café, misschien bij rin zooveelsten „apératif", zei er een: „Ze spreken in de Kamer nou zoo druk over dat vliegen. Het gaa/t er om millioenen. Zou het niet geraden rijn eon vlieger méé te laten praten? We moesten dien Védrines maar naar de Kamer zenden". Juist was er verkiezing. Vacature Dujar- din-BeaumetE, die tot senator was gekozen. Candidaat: Bonnaat, radicaal-socialist, een man als een ander, heel goed dus op zijn plaats in een Volksvertegenwoordiging Daar kwam die man met zijn zonderling voorstel., Dat insloeg. Den volgenden dog tegen-oa*- ddda&t: Védrines, onafhankelijk socialist,- géén man als een ander, óók heel goed op zijn plaats, enz. Beroering. Geredetwist. Verkiezingscampagne. „Maar die Védrmee weet niemandal van de belangen van ons district!" En toen heeft er de vlieger een antwoord gegeven, brutaler, maar ook pak- j kender, dan ooit bij een verkiezingsstrijd! werd uitgesproken, een antwoord als hamerslag. „Stuur mij naar de Kamer en, ik zal de groote nationale belangen behar tigen. Dan laat ik aan Bonnait de 15,000i francs en neem hem als secretaris. Hij kent heb district en kan jullie eigen belangen 'oe-' hartigenzorgt voor de baantjes en lintjes," Wat deerde ze de kiezers, die beleedigmgl, Zij juichten. En Védrines vloog heel het district rond,, sprak overal, waar iemand luisterde. Den, avond vóór de verkiezing streek hij neer ïüj de buurt van Limoux, tufte naar het markt-' plein, dat rich in een oogwenk vufde. En, staande in zijn auto, sprak hij de opeenge pakte menigte toe. Toch werd hij niet geko zen, bleef bijna 700 stemmen achter. En de ontstemde, ontzinde massa sprak van „verkierirxgsgeknoei", wierp ruiten m, vernielde, plunderde. Werd met dragonders tot de orde gebracht. Védrines bleef kalm. En sprak dit enkel woord, waardig uit den mond van een pro feet gehoord te worden: „Men heeft mij niet begrepen." O, als De Balzao nog leefde. Wat een pak kend hoofdstuk ware toe te voegen aan de „Comédie Humaine" l Britsche wijsheid. A».n een Engelsch tdjdsohrift rijn ont leend de volgende merkwaardige citaten uit onlangs verschenen Engelsch e romans en boeken: Een man wordt niet verliefd op een vrouw, die hij kent; doch op de vrouw, die hem kent. Een vrouw legt niet weg tot morgen wat zij heden aantrekken kan. Geluk is moeilijk te veroveren. In zaken van gewicht mag de man rich al niet storen aan de meening van zijn om geving; maar een kleine bemerking op zijn persoon, zajn gewoonten of zijn karakter brengen hem geheel uit zijn voegen. Zedenkundig overleg is iets, dat geen vrouw verdragen kan. Men vindt op deze aarde geen man, die riah niet ten hoogste gestreeld gevoelt, wan neer men hem cynisch noemt. De vrouwen beoordeelen alles naar de ge volgen, sedert den tijd, dat rij als beloonin gen golden in den strijd. Wanneer een man overtuigd is van rijn onfeilbaarheid, kan ieder vrouw hem om den vinger winden. fcuropeesche groenten. Volgens een door „Kosmos" aan het tijd schrift „Agriculture commerciale" ontleen de statistiek is Duitechland in Europa de grootste afnemer van buitemLandsche groen ten. Het voert tweemaal zooveel groenten in als het daarop volgende inv-oerland, En geland. Aan ooft- en groente-invoer te zamen had Duitschland in den laateten tijd een invoer 290,000 tonnen (van 1000 K.G.), Engeland van 94,000 tonnen. Daarop volgt Zwitser-, land, met een invoer van 47,000 tonnen,, Oostenrijk met 37,000 tonnen, Nederland, 35,441 in 1910, België met 28,000 tonnen en Frankrijk met 25,000 tonnen. Bij de statistiek van groente- en ooftuit- voer staat Nederland aan het hoofd, met, niet minder dan 150,000 (wij vinden voor 1910: 230,800, waarvan 27,680 tonnen ooft en 203,100 tonnen warmoezerij-gewassen). Ver der volgt Frankrijk en Algiers met 72,000 en op de derde plaats staat Oosten rijk-Hon garije met 71,000 tonnen. Daarna volgen Italië met 47,000, Spanje met 12,000 en De nemarken met 12,000 tonnen uitvoer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 21