Middellansche Zee, komt deze visch oik jaar bij millioenen ook naar onze kust. Hij trekt vooral de Zuiderzee binnen, om daar kuit te schieten. De kleur van de ansjovis is op den rug blauwachtig; terwijl de buik wit is. De lengte van een vofwaaaen ansjovis is geveer 16 o.M. Vinnen en staart van die»' vischsöort •ijn klein, doch geëvqmredügd aan den om- Wang van het lichaam. Van hoeveel gewicht de ansjovisvangst mag gerekend worden voor de vissoher», die aan de Zuiderzee en op de Wadden eilanden wonen, ia algemeen genoeg be kend. Voor menigen vissoher beslist de uit komst der ansjovisvangst over zijn bestaan voor een geheel jaar. Mislukt d'eze vissohe- tij don kan het jaar voor de viseoherg door niets anders meer worden goedgemaakt. Gaat alles naar wenech, dan wordt meestal in 6 i 8 weken voor eenigen dui tenden guldens ansjovis gevangen door iederen vissoher. Voorheen vischte men in de Zuidervee naar de begeerde vischjes uit sluitend met den kuil, 'n groot net, dat tus- sehen twee schuiten gespannen, langs den bodem werd voortgesleept. Bij voorkeur visohte men op die wijze 's nachts, en als er dan een stevige bries woei, was dit den vissoher eerst recht naar den zin. Later ving men aan met etaand' want te vissohen en iedere viascher was op eigen gelegenheid bezig. De uitkomsten sohenen beter te zijn dan voorheen. Toch wordt u' veel verlies aan de netten geleden, meestal ten gevolge van de druk ke scheepvaart, Welke op de Zuiderzee wordt uitgeoefend. Visschèrë, die met staand want vfiaödhen, hebben jaarlijks voor honderden guldens nieuwe „galen"' Boodig. Voor een eenvoudige Uitrusting, alleen aan netten, boeien eb ankers, moet inen Wel duizend gulden bestéden. Werd voor ongeveer 25 jaren alleen inaar ansjovis gevischt bezuiden en ten óósten van Medemblik, dat destijds zoo on geveer als aanvangspunt goki, thaiié is reeds op Wieringen en aan de kust bij Kolhorn de aü3jo'vangat van even groote betfeekenis &1b te Stavoren en Do Lemmer. In het best van dén tijd trekt de ansjovis döor tot Monnikendam en tot Ürk. Als dé haïingvisaohers, die langB de Zandbank Onrust en aan cte Tesselsche hors visschen, tot de ontdekking komen, dat er eoholen ansjovis naar binnen trekken, wor den er in het haringnet lappen ansjovis- want, netten met nauwere mazen beves tigd. Nu en dan zijn de haringvisschers dan zoo gekikkig een school ansjovis te bemach tigen. Sommige haringbooten vingen zoo wel eens voor f 1000 op één dag. Het „koppen" van de ansjovis geeft be el vrat werk, doch wordt meestal door vróuwen, meisjes en jongens verricht. Met het inzouten gaat ook nogal wat arbeid gepaard. Dit geschied in ankervaatjes. Bij een gunstig ansjovisjaar hebben der halve niet alleen visschers winst, maar er wordt cok veel Verdiend door zouters, koo- pers, kuipers en andere aan cte vissctoe- rij verwante vaklui. De ingezouten ansjovis blijft, zooals men weet, jarenlang goed voor het gebruik. Schoonmaak in Italië. Italië heet een ,iVuil land." Met die aan duiding wordt het algemeen gedoodverfd. Nu is het zeker niet zoo zindelijk als ons lieve vaderland, waar men Zelfs de kleine steentjes schrobt; maar zooveel smeriger dan Frankrijk is het ook niet, ik geef er de voorkeur aan op een regendag door Rome te plassen dan betzelfde te Parijs te doen. Trouwens, menschen, die Italië zoo vuil vinden, hebben er nooit de groote schoon maak bijgewoondzoo even vóór de Paasch- week is die marteling begonnen. Vrouwen, met witte doeken om het hoofd gebonden om heur welig haar tegen stof te vrijwa- De nieuwe Campanile ie Venetië» De herbouw van de verwoeste Campa nile, het sieraad van het Markusplein, is ten einde gebracht. Het nieuwe bouwwerk dat precies naar het model en op de plaats van den ouden, ingestorten klokkentoren met de door Paus Pius X geschonken klok ken, is opgericht, zal op 26 April in tegen woordigheid van keizer Wilhelm en rtu den koning van Italië worden ingewijd. ren, beginnen het heele huis overhoop te halen. Je vitrages waren al een maand te voren spoorloos verdwenen: in de Wasch. Alles, wat los staat en wat je hospita toe schijnt „nergens voor te dienen", wordt weg gegooid, en hot is merkwaardig op te mer ken hoe een vrouw van de volslagen nutte loosheid van dingen, waarvan zij het doel niet kent, overtuigd is. Heb je op een vel papier wat nuttige aanteekenïngen gemaakt en het ongeluk gehad, dat op je schrijftafel te laten liggen, dan kun je overtuigd zijn, dat het opeens verdwenen is. Je opent 6en onderzoek en de meid zegt: „Qoh, signore, het was immers maar een stuk papier." Heb je fotographische baden in een paar fleesohen bewaard, dan is het tien tegen één, dat je de fleseohen, helder gewaseohen, terugvindt, maar dat de inhoud weg js. „Och, die flessohen waren Zoo stoffig en ik daoht: die dienen nergens meer voor." „Ik dacht", „ik meende", dat is het exouus van je dienstbode voor de ravage, die zij be gaat Den Vrijdag vóór Pasohen bereikt schoonmaakwoede haar toppunt. De ruiten, de jaloezieën worden gezeept en geboeid; de vitrage komt, schoongewassohen, weer te hangen; de steenen vloer wordt niet al leen geschrobd, maar ook met Was geboend, zoodat je, eiken keer, dat je de kanier in treedt, opeens met het vloerkleedje waarop dan nog een ironisch „Avanfci" (vooruit, in den zin van binnen) staat vooruit sliert en óf tegen een tafel je vaart verliest óf met den vloer kennis maakt. Vooral als je binnenkomt bij menschen, die je nooit hebt gezien, en aan wie je je jtiiat met een beleefde zinsnede dacht voor te stellen, is die wijze van eniróe^maken hoogst onaangenaam. Vanmorgen nadat ik eerst op de marmeren trap, die de por tier aan het schuren was, mijn Sohenen te gen een emmer had gestooten om vervol gens een bezemsteel tussahen mijn beenen te verwarren, ben ik in een haastige bui zóó met het kleedje mijn eigen kamer bin nengezeild, in een ommezientje stond ik bij het raam, waar ik niets te maken had, en een oogenblik later zat ik opeens midden in mijn kamer. Aan de hospita die vroeg of ik me pijn gedaan had antwoordde ikx dat ik niet gevallen was, maar een bóördenkiïóopji onder het bed zocht. Waarop zij ging zoekan en vermoedelijk nóg zoekt. Inmiddèlg ik mijn blauwe plekken wrijven. Voor het overige zijn vtöüWen in ïtalii zoo lezen wij nog in dete correspondent!» uit Rome aan de „N. R. C.", even onlogiscü als elders. Hetzelfde criterium, dat bij om een kachel niet doet plaatsen vóór 1 Novem ber al besterf je het Vafi dé kóu die kachel bteslist doet Wegnemen met 4i groote schoonmaak, al heb je haar nóg ioo noodig (de kachel bedoel ik) van dat zelfde criterium is de ïtaliaanschê vrouv behekst. Even Vóór Pascfoen Wordt het vlie gennet voor de ramen gehangen, ai zijn ei nog geheel géén vliegen; óók de vloerkle den worden opgenomen. Zaterdag vóór Pasohen is dan alles eveo helder en zindelijk, bèhalve het eigw lichaam, dat - zooais ik al aantoonde meestal eenige blauwe plekken vertoont. Een eolipsi 17 April 1912. O groote Zóu, levensbron, Gij, stralend licht der lichten 1 Thans moest gij voor een oogenblik, Hoe groot gij zijn moogt, zwichten. Daar stondt gij hoog «An hemels hoog, In on verzwakten luister, En op de volle midaaghoogt' Verkeerde uw licht in duister. Dat heeft de Maan U aangedaan, Hoe klein zij wezen moge Z'onttrok, stout tredend in uw Koht, U aan der menschen pogen. Ach, dit is niet voor 't eerst geschied; Het kleine tart vaak 't groote; En heeft met neevl'em, vaal en dicht Wat achitterd' overgoten. 7t Duurt slechts een poos hoe schaam telos Zich toon en moo'g het duister, Het gaat voorbij het licht verwint, En straalt met nieuwen luister <„u. D."; A. W. Brons vel i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 20