Opwekking der levensgeesten.
De zonsverduistering.
Hoe weet men of gevogelte oud is
Een nieuw Opera gebouw te BcrlJjn.
burg tieeft begeven, waarop per keerende
poet het laconieke antwoord ontvangen'
.wordt:
„Ik ben dp weg er Keen', jnia&r ik reis tja
voet, wijl de Eegeering vergeten heeft, mij
het noodige geld vootr het seinen pear spoor
trein te verochaffen."
Maar de leukste geacHiédenis beleefde Iiar
booichère, naai: rijn! eigen verhaal, op éeinj
.klein Duitscli grensstation. Hij was op reis
«naar Eerlijn en op de grens was het toezicht
'der douanen buitengewoon 6treng. De grens
beambte pakte de koffers van den graaf
half uit en wilde zach daarna; verwijderen.
„Pak u eerst mijn koffer weer", verlang
de Labouohère.
Maar de tolbeambte' was slecht gemutst fen'
verklaarde den vreemden heer kort en bon
dag, dat hij aangesteld was ami de bagage
der reizigers te onderzoeken, mjaar niet om
ze weer in te pakken.
„Zoo", sedde Labouchère, „dan blijf ik
hier totdat u mijn koffer weefr nétjes gepakt
hebt; intnsschen wil u misschien wel zjoo
goed zijn, mij een telegramformulier te ge-
yen."
Men voldoet aan zijn verzoek' en Labou
chère schrijft het volgende telegram:
„Vorst Bdsniarok, Berlijn. Vrees morgen'
niet bij Uw Doorluchtigheid aan den maal
tijd te kunnen komen. Word hier voor om-
'bepaalden tijd opgehouden."
De houding van den fleren, jongen tol
beambte veranderde terstond als door een
too verwoord. Drie minuten later was La-
bouchère'a koffer weer gepakt, men veront
schuldigde zioh bij den vriend van den Rijks
kanselier, die met gelaten kalmte en vol
.Waardigheid het douanebureau verliet.
In het „Medisch Weekblad" schreef dr. J.
van der Hoeven Leonhard over opwekking
der levensgeesten na langdurig verblijf on
der water:
Mij komt het niet ongewenscht voor nog
eens een oude geschiedenis op te halenhet
verhaal van een drenkeling, die, na een ver.
blijf van meer dan twintig minuten cnder
water in het land der levenden is weerge
keerd. Ik vind het in de „Medicinsk Re
vue" en laat het hier vertaald volgen:
Een jonge werkvrouw, die met de wasch
hielp, verloor haar evenwicht bij het halen
van water uit den bergstroom (te Hendel
len bij Uppsala) en verdween in een bijt.
T^wee wasckvrouwen, die het zagen, vlo
gen onmiddellijk, verstomd van schrik, langs
arbeiders en anderen, die zij ontmoetten,
naar 't huis van hun meester, dat verschei
dene minuten van daar gelegen was. Zoo
spoedig mogelijk werd al het volk samenge
roepen en het zoeken begon. De strooming
onder het ijs was sterk. Ongeveer 300 me
ter van de plaats des onheils kwam de
bergstroom uit in een open water en ook
een eind daarboven was het ijs weg. Min
stens 200 meter had de vrouw onder het ijs
afgelegd, toen men haar in een open water
vond, nadat men een boot uit de winter-
be rgplaats had gehaald en die te water had
gelaten.
Men had zich geen tijd gegeven op de
klolk te kijken; maar berekende, dat de
drenkelinge 20 tot 30 minuten in het wa
ter gelegen had.
De vrouw werd in de boot gehaald, men
bond haar een zakdoek voor neus en mond
(1) en zoodra men aan land gekomen was,
begon men haar krachtig te rollen, waar
door het water tot uitvloeien werd ge
bracht; den zakdoek nam men nu weg en
daarna werd zij in een koud vertrek ge
dragen, uitgekleed en in een deken gewik
keld. Zes personen pasten nu zonder op
houden allerlei massage, ademhalingsgyra-
nastiek e. d. toe, terwijl er een boodschap
gezonden werd naar een dokter, die op
een halve mijl afstands in de stad woonde.
Toen hij de jonge vrouw onderzocht had,
verklaarde hij, dat alle arbeid tevergeefs
1) Het volksgeloof zegt-: „dat het ge
vaarlijk is, wanneer er lucht in de longen
fcomt vóórdat het water er uitgeloopen ia"
Ontwerp voor het nieuwe opera-gebouw
te Berlijn van den Regeerings-architect
waa en dat er geen mogelijkheid op redding
bestond.
De werkgever en een veearts, die alles
van den aanvang af hadden geleid, wilden
de hoop echter niet opgeven, doch zetten
den arbeid voort en zagen tot hun groot e
vreugde en verbazing, dat de doode, na
drie uur bewusteloos geweest te zijn^ be
gon te ademen, zioh kort daarna oprichtte
en zich wèl voelde nadat zij een weinig van
de ontroering was bekomen. Zij ondervond
niet het minste nadeel van het koude bad.
De redactie voegt er bij, dat zij de bron
van dit verhaal kent en voor de juistheid
kqn instaan.
Zooals uit het bovenstaande blijkt mag
men, wanneer iemand 20 tot 30 minuten
onder water is geweest, de hoop van be-
houd niet opgeven, ja zelfs nog niet, wan
neer de drenkeling een vol uur te water
heeft gelegenWant er bestaan mededee-
lingen omtrent gevallen, waarin lieden, die
tot 4 uur onder water bleven, weder in het
leven zijn teruggeroepen.
In „Buiten" vestigde prof. Nijland de
aandacht op de hoogst merkwaardige ring
vormige zonsverduistering, die den 17den
April e. k. even na den middag in het zui
den van ons land tc zien zal zijn.
Hoewel er onzekerheid heerscht zoowel
ten aanzien der plaatsen, waar men het
verschijnsel het best kan waarnemen, als
met betrekking tot de breedte van den
zonne-ring, die op het oogenblik van „cen
trale eclips" nog rondom de maanschijf
zal overblijven, zoo is het toch met zeker
heid te zeggen, dat het verschijnsel zeer
interessant zal zijn, ook voor iemand, die
slecht met zijn belangstellende oogen is
gewapend. Het is de vraag of er zich iets
van den corona, dien nog steeds geheim-
zinnigen stralenkrans, vertoonen zal; maar
daar een enkel oogenblik de zwarte maan
aan de hemel te zien zal staan, rondom
door een fijnen schitterenden zonnerand
omgeven, zal dat zeker een prachtig
schouwspel opleveren. Ook al zou dit rand
je nog 1" meten, de ruimste, en onge
lukkig ook de waarschijnlijkste schatting
dan blijft er misschien van het zonlicht
niet meer dan* een tienduizendste deel
over, soodat de duisternis naar alle waar
schijnlijkheid zeer aanzienlijk zal zijn.
Ten gerieve van hen, die den 17den April
na-ar Zuid-Limburg zouden willen gaan,
diene dat het ve-r schijnsel het best
zichtbaar is op een lijn, die men trekken
kan van een punt, 4 K. M. ten Westen
van Maastricht gelegen, naar een punt-,
dat 3 K. M. ten Zuiden \ran Sittard ligt.
Zooals gezegd is, bestaat er eenige onze
kerheid in de ligging dezer lijn.
Nog wil ik opmerken, dat de „centrale
Hans Grubhetwelk z^er waarschijnlijk tof
uitvoering zal komen.
lijn" verder naar het Noordoosten över,
Duitschland en Rusland loopt, en verdezj
naar het Zuidwesten over België, Parijs
(St-Germain), Spanje (Oviedo) en Portu
gal in deze richting wordt de eclip6 steeds'
mooier, d. i. meer totaal.
De verduistering van 17 April e. k. ia
de fraaiste, die Nederland in afzienbaren
tijd gezien heeft, of zal zien. Zij is belang
rijker dan de eclips van 15 Maart 1858,
waarover indertijd prof. Stamkart een
„kaart met beweegbaar figuur, benevens
kort berigt" in den handel bracht. Het
is sommige lezers misschien bekend, dat
de eclipsen zich na een periode van 18,
jaar en 11 dagen, nauwkeuriger 65S5 dagen
en 8 uur (den Saros), bijna onder identieke
omstandigheden herhalen, echter niet op;
dezelfde plaats van waarneming, daar de
aarde zich in de acht uren 120 graden om
draait, en dus, uit de Zon gezien, na tén
Saros een ander werelddeel zich op de voor
zijde der Aarde bevindt.
Na drie Sarossen (19,756 dagen of nage
noeg 54 jaar en 33 dagen) is de oorspronke
lijke plaats van waarneming weer vóór, cd';
aoo is het, dat Nederland, dat zich nu op'
17 April 1912 voorbereidt, wel de eclips van1
15 Maart 1858 zag, maar niet die van 251
Maart 1876 (zichtbaar in de Stille Zuidzee en'
is Westelijk Canada), en evenmin die 'au
6 April 1894 (zichtbaar in China en in Oost-
Siberië).
De vraag, of hetgeen men bij den poe
lier koopt, oud of jong is, heeft een aeer
practisch belang.
De poelier heeft natuurlijk alleen jong
wild; de oude hazen en patrijzen en fazan
ten, enz. loopen allemaal netjes te wan-
delen in het bosch en op de hed en geen
jager, geen strooper zelfs krijgt het in zijn
hoofd een oud dier te schieten; doet hij 't
per ongeluk, dan.... laat hij het liggen, of
eet het zelf op. De stukken wild, die op;
tafel komen en niet maisch zijn, zijn zon-'
der uitzondering slecht behandeld door den
kok of de keukenmeidde jager en de
poelier hebben er geen schuld aan.
Toch is het niet kwaad, dat de kooper
ook weet, hoe hij jong wild van oud kan
onderscheiden; er mocht eens een oude
verdwaald zijn.
In den rege] kan men het ouder zijn aan
de beenderen bemerken, maar die heeft
men niet voor zich, vóór bet te laat. is. Bij
hazen weet men, dat de ooren van jonge ha
zen gemakkelijk ingescheurd kunnen wor
den.
Wat het gevogelte aangaat, is een Voor
naam kenmerk te vinden dé toppen der
vleugels, d. i. aan de gedeelten waar de
veeren zijn ingeplant, en aan de uiterste
vleugelveeren, die hij een jong dier sjxite