ZONDAG5BIAD 1ÏID5CM DAGB1AD VAN HELT T allerlei. RECEPT. Mo. 1593&. 1"? FeTbraa&ri. PIG K, ITIS. De volgende ware geschiedenis is, vol gens de „Geneeskundige Courant," ont leend aan het „Journal." „Het is nog niet langer dan tien jaren geleden, dat de „Gironde" stil voor anker moest liggen op de reede van Mauritius. Zij was van verdachte havens gekomen; daarom mocht niemand het schip verlaten en moesten de passagiers dagelijks door de Engelsche medische autoriteiten gezien worden. In de sloep, welke zich dientengevolge el- ken dag langs-zij van het schip vertoonde, kwamen clan telkens vrienden, inwoners van Mauritius, joaima'isten, enz. op een af stand met de opgeslotenen praten. Op een goeden dag nu werd het volgende gesprek geveerd tusschen een plaatselijk reporter en den jeugdigen scheepsdokter, die door de geweldige verveling van de quarantaine wat afleiding zocht in een on schuldige mop. „Altijd nog geen nieuws aan boord, dok ter?" „Absoluut niets. Of ja, toch, een onzer officieren he,eft de pigTitis (pigritia, loomheid, traagheid) te pakken gekregen als gevolg van het nietsdoen. Maar er rijn al voorzorgen genomen." Denzelfden avond nog bevatte een plaat, selijk blaadje het bericht, dat een ernstig geval van pigritis plotedling aan boord vaa de „Gironde" was opgetreden. Daags daarop verscheen de geneeskun dig-inspecteur met een dienstgezicht^ waar aan niets mankeerde. „Een geval van pigritis, hoor ik, dok ter?" De ander, merkende, dat het goed pak te, houdt zonder te ve»i«ohicten, voL „Volkomen juist, bij den tweeden offi cier. Hij komt nauwelijks meer buiten zijn bat." „Ent" Ie 't erg?" „Nu, nogal; hij heeft nergens lust in, eet weinig, vrij groote algemeene spier- swakte. Nauwelijks kan hij zijn dienst doen." „»En... Is u bang voor besmetting?" „Dat is bet juist. Ik vrees, dat de ge- beele equipage het te pakken zal krijgen." „En leelijk geval, hoogst ernstig. Blijf goed op de hoogte van den toestand." Dadelijfe groofce ontgbeltenis op Manri- fcraa. De pigritis is aan boord van do „Gironde" I Men begint bang te worden. Zal rij ook in de stad tomen T Ieder fat soenlijk mensch voorniet rich van den noo- «Bgen voorraad ontsmettingsmiddelen. Denk we4! Een nieuwe, tot nog toe op Mauritius onbekende ziekte! Die ellendige epidemieën van de warme landen; eiken dag wordt weer een nieuwe ontdektWaar moet het heen I Nog denzelfden voormiddag en dit is anthenthiek waar werd een met spoed bijeengeroepen vergadering van de gezond, heidsoommdssie gehouden. Het nemen van de meest krachtige maatregelen moest be sproken worden. Gelukkig, dat onze kunstbroeders schran der waren ads men6ch«n; zij roken lont. Zonder dat, zegt de medewerker van hef „Journal", zou de pigritis gerangschikt pijn geworden onder de aandoeningen, waarvan de aangifte bij de bevoegde auto riteiten verplichtend i6 gesteld. Verder zou het niet lang geduurd hebben, of de een of andere Dintsche bacterioloog zou er de mi. crobe van hebben ontdekt, en zou vellicht ©en ander er spoedig een serum tegen heb- gem gefabriceerd. Inboorlingen over de blanken. Van de wonderlijke ideeën en bijgeloovige voorstellingen, welke de bewoners van het Oongogebied met de Europeanen verbin- ,den, vertelde de Engelsche geestelijke Lumley Danes in een opstel eenige interes eante staaltjes. De negers voelen voor den blanken man een bdjgeloovig© vrees en in dezen angst mengt zich een geheime, gloeiende haat te gen de vreemde too venaars. Als in de meer afgelegen streken een blanke in de nabij heid van een dorp komt, legt deze vrees zien als een drukkenden last op alle zwarten. Zij houden den blanken man voor een boo- zen toovenaar en gelooven^ dat» hij in ene diepten der zee leeft. Stijgen de schepen, waarvan men eerst alleen de mastpunten, dan de masten en ten slotte den romp ziet, niet duidelijk uit zee op? En als de schepen weer wegvaren, ziet men ze dan niet weer in de zee wegduiken? En als deze bewijzen nog niet voldoende zijn, moeten dan niet de volgende allen laatsten twijfel wegnemen? Wij allen, die op het land leren, zoo zeggen de inboorlin gen, hebben krullend, wollig haar, maar de blanke mannen hebben glad haar, wijl zij onder water leven. Onder de inwerking van het water verdwijnen de lokken uit het haar. En bovendien, is de blanke man niet verraderlijk en valsch? Als er een inboorling sterft, dan voert de blanke, als het mogelijk is, het lijk naar Mpoetoe, wekt. hier door sterke tooverkrachtên den doode weer op en dwingt hem stof te maken: een arbeid, welken de blanke man zelf niet graag ver richt. Het nut van de vorst. Wanneer het vriest wordt het water in den grond ijs en omdat 10 L. water 11 L. ijs geven, wordt de grond door het vriezen uiteen gewerkt. Heeft men bijvoorbeeld kleigrond, dan zwelt die door het vriezen opwant de ijsdeeltjes, die in de kluiten gevormd wor den, drukken de kleideeltjes op zij. Dooit het daarna, dan wordt het ijs weer water, maar de kluiten vallen niet uiteen, hoewel ze poreuzer zijn geworen; en wanneer dan in het voorjaar de kluiten wat zijn opge droogd en de landbouwer gaat er met zijn eg over, dan wordt de grona boter verkrui meld; de poreuze (kluiten vallen gemakke lijker uiteen. En voor den plantengroei is een goed verkruimelde grond zeer nuttig. Gestoofd, zoutevisch'. 1 K.G. visoh, pLm. J00 gram boter, koude aardappelen, 2 schijfjes citroen. Bereiding: De zoutevisch minstens SU uren laten weeken in water, dat telkens ver- rersoht wordt; zo opzetten met koud water, aan de kook brengen, dan de pan op rij trdkken, zoodat het water even onder het kookpunt komt. De visch, die op deze ma nier zachter wordt, zoolang laten staan, tot zij gaar is. Is zij na dien tijd nog te zout dan moet men het water nog eens verver- Bchen. De visch dan stoven. Ontzettend! Een gezelschap van rier personen, dat uit den schouwburg kwam, ging een voor- naam restaurant binnen, om den inwendi- gen mensch te versterken voor den komen den nacht. De kokette oude tante, die mee naar de komedie gevraagd was, was over alles in verrukking, in het bijzonder over ö'e mu ziek van het salonorkest, dat het eetgenot met klank versterkte. Toen de kellner in haar nabijheid kwam. verzocht zij hem, te gelegener tijd, als ziin bezigheden het hem toelieten, even te in- formeeren, welk stuk het orkest aan het. spelen was. En de kellner beloofde het bereidwillig. Maar andere plichten namen hem een- poos in beslag en toen hij terugkwam, was de oude dame het gedane verzoek alweer lang vergeten. Toen hij zich dan ook naar haar toe boog en haar zacht iets in het oor fluisterde, week zij met zichtbare ontsteltenis achter uit, om vervolgens, nadat zij zich eenigs- zins had hersteld, met onbarmhartige wo«- de tegen den ongelukkigen man te keer te, gaan. „Hce durf je het wagenschreeuwde) zij. „Waar haal jo de brutaliteit vandaan!"- En het duurde geruimen tijd, vóór de| verschikte kellner er in slaagde, haar aa'dj het verstand te brengen, waarom hij haar den titel van het muziekstuk: „Wat kan. ik doen, om u gelukkig te maken," zx» zacht had toegefluisterd. Waar kwam het van? Een geneesheer, die overtuigd was, dat al de ellende van het menschelijk geslacht voortsproot uit het drinken van koffie en thee, kwam in een restaurant te zitten tegenover iemand die een grooten kon dampende koffie voor zich had staan. „Hoe dikwijls ben je gewoon koffie te drinken?" vroeg de dokter. „Driemaal per dag: 's morgens, 's mid dags en 's avonds", luidde het antwoord- „Maar mag ik u vragen wie u is?" „Ik ben dokter. En voel je niet, als ie '6 avonds naar bed gaat, z^'n beetje doe zeligheid?" I „Ja, zeker dokter, dat gebeurt nogal eens." „En hob je dan niet als je opstaat, pijn aan de voor- en achterzijde van je hoofd en bij de oogen?" „Zoo is het, dokter." „En heb je dan niet een gevoel in je maag of je wel een emmer water zou kun nen leeg drinken?" „Ja zeker dokter; dat komt voor." „Zie je nu wel" riep de dokter zich rechtop in zijn zetel plaatsende, „dat -s nu het gevolg van de koffie!" „Zoo?" riep de ander en uit zijn gelaat sprak verbazing en verraseing. „Ik dacht altijd, dat het va-n de grog kwam." Goed geantwoord. Een boer komt in de stad en ziet een op loop>*Hij vraagt een voorbijkomenden heer wat er te doen is. Heer: „Wel, daar heeft een ezelin een ei gelegd." Boer: „Aha! Daar komt mettertijd zeker ook zoo'n ezel uit, als u er een is." Braaf. „Ik ben toch een braaf ikind, niet waar mama? Geen enkel meisje kan het langer dan vier weken bij u uithouden, en ik ben er nu al zoven jaar 1" E erste hulp bij ongelukken. Pleun arbeidt aan een bouwwerk. Hij valt van de vijfde verdieping in den ikelder, wordt opgenomen en weggedragen. Hij is buiten kennis, doch een onderzoek leert, dat hij niets gebroken heeft en dat er geeo edele deelen gekwetst zijn. Eindelijk komt Pleun bij. „Wat is er toch gebeurd?" is rijn eerste vraag. „Is het ge bouw in elkaar gestort?" De dokter, die hem water laat drinken, antwoordt „Neen, u bent gevallen." „Zoo. En wat geeft u mij daar te drin ken?" „Water". „Hmm. Van hoeveel verdiepingen moet je dan wel vallen om „wat beters" te krij gen?" Onbesohaamd. Klant (die al twee uren in een inrichting voor schoenenreparatie zit, ontstemd) „Baas, op het biljet voor uw winkelraam 6taa.t toch te lezen: „Op verlangen kan op de reparatie gewacht worden." En nu z*»t ik al twee uren hier en mijn laarzen zijn nog altijd niet verzoold." Schoenmaker: „Nu, en... wacht u soms niét?" Baasbovenbaas „Weet je wat het toppunt van pijnlijk heid is?" „Een giraffe met een ontstoken keel. Of een duizendpoot met likdoorns.'! Asm© 1919. AAA t««e«aö:«èdae6«6*ê j Wij staken opnieuw onze pijpen aan en er ontstond een pauze in het gesprek, «lat> ten huize van een vriend reeds tot na mid dernacht geduurd had; want het is moei lijk, als men het over de automobielsport heeft, om het geliefkoosd onderwerp gauw- te beëindigen. Wij» waren allen hartstochtelijke chauf feurs en ieder van ons had een anekdote moeten vertellen, het een of andere avon tuur, dat hemzedf overkomen was. Alleen George Warrens, een EngeJsch- man, had tot nu toe gezwegen en alleen van tijd tot tijd zijn mond opengedaan, om een glaasje alcohol door zijn keel te gooien, nadat hij het, zooals zulks voor een goe«l kenner past, lederen keer eerst gedurende eenige minuten in de holle hand warm ge maakt had. Men drong bij hem aan, om toch ook iets te vertellen. Hij wist toch zeker wel iets interessants. „Goed," zeide George Warrens, „jullie zult echter verbaasd zijn wanneer ik jullie vertel, dat ik eens in een auto zoo ontzet tend bang geweest ben, dat ik gedurende volle veertien dagen er ziek van was." Wij protesteerden. Onze Engelsche vriend genoot de reputatie van buitengewoon koel bloedig te zijn, hetgeen gepaard ging met groote stoutmoedigheid. Hij stuurde veilig de 6ne<]ste wagens en wist ieder ongeval ge makkelijk te voorkomen. „Het was vóór vier jaar, in den winter Ik had tegen Kerstmis aan een uitnoodi- ging van familieleden gevolg gegeven, die in het stadje Langollen, aan de bergach tige grens van Wales, wonen. Natuurlijk was ik er van Londen per automobiel heengereden, maar aangezien het weer het onmogelijk maakte, om in deze, aan mooie punten <zoo rijke streek, uitstapjes te maken, bleef mijn wagen ge durende mijn verblijf aldaar ongebruikt in de remise staan. Overigens gevoelde ik ook heelemaal geen lust, mij op de eenzame landwegen te laten bevriezen, want in huis vond ik alles, wat het leven aangenaam maakte, een gezellig „far niente" bij den schoorsteen, een goed kop thee, aangenaam gepraat en een even lief als betreurenswaardig schepseltje, aan wie ik het hof maken kon, een mooi, maar helaas geheel verlamd jong meisje, dat üs vriendin van mijn nichten vaak weken lang de gast des huizes was. Zij was allerliefst, de kleine Mynami Blond en blozend, met diepe, blauwe oogen, en als zij begon te lachen, kreeg men een hevig medelijden met dit engelachtige 'eind. dat tot zulk een onvolmaakt wezen veroor deeld was. Op een avond, wij zaten juist gezellig in de woonkamer om een kopje thee, bracht een telegram groote opschudding in het kleine gezelschap teweeg. Myriam moest zoo vlug mogelijk naar huis terugkeeren; haar broe»r, een zee-of fi- ccer, had twee dagen verlof gekregen^ om, voordat hij zich opnieuw in Liverpool voor een jarenlange reis inscheepte, van zijl familie afscheid te nemen, en hij wilde oVf zijn kleine zuster nog eens cmarmen. Myriaras ouderlijk huis stond in Tyhl, een plaatsje, dat op de kaart rechtuit ge meten misschien maar drie Engelsche mij len van Langollen verwijderd ligt, in wer kelijkheid echter door een diep dal er van gescheiden is. Een trein reed er dien avond niet meer. Slechts de landweg bleef over. Deze loopt eerst een eind langs een kanaal, dat heb water van de Dye opneemt; dan daalt hij tamelijk stijl naar het laagste gedeelte va-n het dal, om vervolgens weer langzaam aan tot Tyhl te stijgen, terwijl het kanaal het dal snijdt en langs een veel korteTen weg even voor Tyhl weer met d'e straat samen komt. Ik las in My.riams oogen het dcnkbeeM, om met de automoiel er heen te rijden; zij durfde het verlangen niet uiten ten ik was overgelukkig haar wensch te voorkomen. Tien minuten later stond mijn trouwe Limousine voor de deur. Men tilde d>e onge lukkige lamme met alle mogelijke voorzich tigheid er in en wikkelde haar in deken*, zoodat zij verzekerde warm en lekkertje? te liggen. Zoo vertrokken wij. Het was een bitter koude nacht. De sneeuw viel dicht in kleine, droge vlokten en in weerwil van mijn twee groote lan taarns, zag ik heel moeilijk den weg, die, zooals gezegd, langö het kanaal liep. Men had mijbeschreven, ik kende im mers het land niet dat ik den eersten weg naar links moest nemen, dien ik onge veer twee en een halve mijl van Langollen zou vinden. 1 Toen ik de vlakke witte straat, die ik blijkbaar nemen moest, ontdekte, was ik verbaasd, het eind tot dit punt zoo vlug gereden te hebben. Maar welke chauffeur verwondert zich ten slotte over de presta ties van zijn wagen? Ik boog dus naar links afwij kregen een hevigen stoot alsof wij tegen den een of anderen steen waren gereden; ik schakelde voorzichtig op „langzaam" in, want ik ver wachtte, dat wij sterk zouden dalen. Van tijd tot tijd keek ik naar Myriam, die in den wagen ingesluimerd was, vol vertrouwen, gelukkig Daar kraakte iets... Een ongeval met do auto? Neen, het geluid was van buiten gekomen. Alles werkte overigens best. De sneeuw viel nu minder dicht; :k kon tamelijk ver vooruitzien en eigenaardig. niet alleen, dat de weg niet naar het dal verder leidde, maar het scheen, alsof cle boomen aan beide zijden lager werden, alsof wij ons op een soort dijk bevonden, terwijl de bodem rondom ons langzamer hand daalde. Opnieuw hoorde ik kraken. De wielen slipten in weerwil van de nagclbanden. Plotseling wist ik waar wij waren De grond en de boomen rondom ons wa- ren verdwenen; de weg, dien wij volgden, scheen in de ruimte te hangen; een slechts enkele decimeters hooge balustrade grensde de kanten. De grond kraakte. Ik was op het kanaal terecht gekomen, dat ofschoon sterk dichtgevoren, toch ze ker niet in staat zou zijn op alle punten den wagen met inhoud te dragen. Het werd1 mijt duister voor de oogen. Omkecren was onmogelijk. Het gedeel telijk stuk gereden ijs zou ons geen twee den keer kunnen dragen. Stilhouden en te voet verder gaan? En zoo reed ik ter wijl ik de trillingen van den motor tob o-p een minimum verminderde verder, in den vreeselijksten angst, verder op deze ein- delooze viaduct, rechts en links de zwurto afgrond, onder ons het ijzige graf. Zoo vergingen wed tien minuten en onder mij duurde het kraken voort: heb klonx als een doodsklok. En dat was nog niet alles; voordat het kanaal de viaduct verliet, passeerde liij een rotshol, een tunnel, een spookachtig, zwart gat, clat op buit scheen te wachten, dien de diood het toevoerdie. En toch kwamen wij er levend af Ik ver wonder miji nu nog er over. Jullie kunt je voorstellen, in wedken toestand ik den wa gen, nadat wij de hoogte van Tyhl door waren, voor Myriams ouderlijk huis bet stilhouden, met welke gevoelens ik de kleine lamme in mijn trillende armen er uit tilde 1 Zeker is het, dat ik binnen bij lamplicht er zoo bleek uitzag, dat men mij dien avond niet meer naar Langollen liet terug rijden. Ik gaf toe en accepteerde de aan geboden vrijheid. Dezo duurde veertien dagen, gedurende wolken tijd de koorts niet verdween. De kleine Myriam zat veel naast mij en zeide steeds weer: „Het komt van de koude." En ik herhaalde: „Het komt van de koude." Maar dit verhindert niet, dat ik sedert weet, wat angst is; ik heb hem op de via- duot en in den tunnel tusschen Langollen en Tyhl leeren kennen. iïy<le I'ark. "Wie ooit Londen bezocht, kent Hyd? Park, de meest beroemde plek gronds in Engeland, een van de mooiste en grootste parken ter wereld. Een mevrouw, Alec Tweedie, heeft er een onderhoudend boek over geschreven, dat heel wat bijzonderheden er over geeft en waard is gelezen te worden. Nagenoeg driehonderd jaren, zoo herin nert zij ons, is Hyde Park een van de be langrijkste punten van samenkomst geweest vap allen, die do Londensche season maakten. Karei I stelde voor het publiek open het oude landgoed, dat Hendrik VIII voor zijn eigen genoegen zich had weten te ver schaffen, en van dat oogenblik af aan hebben tijd en menschen het eiken dag in historische beteekenis doen winnen. Elk hoekje, elk grassprietje zon' een romannetje #f een halfvergeten geschiede-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1912 | | pagina 11