No. 15943. LEIDSCH DAdBLAB, Zaterdag* lO Februari. Eerste Blad.
Aimo 1912,
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Haar doel gemist.
legende uit de wereld te hebben gewerkt.
Wij hebben, zegt „De Tijd", terstond de
cijfers rechtgezet en aangetoond, dat
„H e t Volk" hier zichzelf en zijn lezers
misleidde. Het blad heeft toen nog wat
tegongesparfceld, maar zonder succes.
Thans heeft „D e Nederlander' de
juiste cijfers nog eens opgespoord en komt
tot de volgende slotsom:
Allereerst, dat de cijfers niet zijn die
voor 1908, doch voor 1909. Maar, wat erger
is, dat het subsidiebedrag, aan de openbare
scholen toegekend, niet bedraagt ruim 7^
millioen, doch, met inbegrip van het subsi
die ingevolge de artt. 48 en 53 der wet op
het L. O., herhalingsonderwijs en subsidies
ter vervanging der vroegere Rijksjaarwed-
don: f 12,306,144.16. Het blijkt uit denzelf
den staat, waaraan de schrijver in „Het
Volk'' zijn cijfers ontleende. Deze schriy-
ver vergat echter, dat een deel der toege
kende subsidie krachtens a.rt. 9bis der Uit-
keeringswet van 1897 ter verrekening wordt
afgetrokken; het overschot stelde hij als
Rijkssubsidie. Maar dat is schromelijk on
juist.
Het Rijk droeg per kind aan de open
bare school niet bij f 13.41, doch f 21.831,
wat nog een verschil ten nadeele van het
bijzonder onderwijs geeft van f 2.171 per
kind.
Maar er is meer.
Blijkens den staat, voorkomende op pag.
143144 Verslag L. O., werd er nog uit de
publieke kassen (gemeente, enz.) een netto
bedrag van f 14,826,160-12 uitgekeerd voor
het openbaar onderwijs of f 26.311 per kind.
Elke leerling der openbare school komt
dus aan de publieke kassen op f 21.831
f 26.311 of f 48.15 (gemiddeld).
En nu het resultaat. Was die bijdrage ook
voor de bijzondere scholen even hoog, dan
zou aan de bijzondere school worden uit
gekeerd een bedrag van f 320.418 x f 48. 15
f 15,428,126.70, of ruim 9 millioen meer.
Dat is de waarheid.
De legende, zoo bosluit „De N e de r-
1 an der" zit in wat „Het o 1 k"
schreef en door de vrijzinnige pers zoo
gaarne wordt verbreid.
„D e Vaderlander" kan zich be
grijpen dat Troelstra'fl pensioen
motie „in de harten van ons volk weer
klank vindt."
Het zal weldra negentien jaren geleden
zijn, dat de motie-Heldt over de ouderdoms-
ponsionneering in onze Tweede Kamer werd
aangenomen, en nog altijd is de oude dag
van den arbeider niet verzekerd. Waarlijk,
dat is een stand van zaken, die voor i ede ren
democraat onduldbaar mag genoemd wor
den die alleen onbewogen kan worden aan
gezien door hen, die zoo verliefd zijn cre-
raakt op het „stelsel", dat zij te dezen
opzioht aanhangen, dat zij geheel verger,en
zijn, dat dit stelsel oorspronkelijk slechte
middel was van geen einddoel.
Wij voor ons dan willen wel verklaren,
dat deze motie ons uiterst sympathiek is.
Gegeven het feit, dat van deze ingediende
verplichte ouderdoms- en invaliditeitsver
zekering vóór 1913 niets meer kan komen
gegeven het feit dat deze stand van za*en
in lijnrechte tegenspraak is met de hoofd
belofte op sociaal gebied, reeds in 1897 door
de antirevolutionnaire partij gegevenge
geven het feit, dat deze onverzorgde 79-
jarigen waarvan in de motie-Troelstra spra
ke is, zonder Tariefwet kunnen geholpen
worden, kunnen wij ons niet voorstellen,
dat deze motief zelfs al mocht, de vorm,
waarin zij vervat is, niet geheel onberispe
lijk zijn, overwegend bezwaar zal vinden
bij hen, voor wie voorziening van den
ouden dag een ernstig gemeende leus is.
Het blad zou de pensionneering nog gaar
ne tot de nietsarbeiders zien uitgebreid,
maai* aanvaardt de motie-Troelstra „voor-
loopig en subsidiair gaarne."
„De S t a ndaard" wijdt con artikel
aap den nood der „geestelijke getuigen",
de predikanten, wier tr a k t e m e n-
t e n gebleven zijn wat zij voor jaren wa
ren, terwijl de levensstandaard honger, de
behoeften vooral de wetenschappelijke
grooter werden. In meer dan één plaats is
men op hulp bedacht geweest^ maar het
bleef uitzondering.
Of de komende Grondwetsherziening in
dezen stand van zaken betering zal kunnen
aanbrengen, is vooruit niet te zeggen. We
staan hier tusschen twee kwaden. Verre
weg het beste ware, zoo de zilveren koorde
kon worden losgemaakt. Gebeurt dit toch
niet, dan zal billijkheid uitbreiding van
landsgiften eischen. Zoo raakten we al
spoedig steeds verder van het ideaal af.
En ideaal, dat kon verwezenlijkt worden.
Zie maar op Amerika, waar het Rijk geen
dollar geeft, en toch de dorpspredikant
onder de f 2000 met vrije woning bijna niet
voorkomt.
De vraag blijft daarorn of ons voTk,
in zijn verschillende Keiken, de roepstem
verstaan zalt die steeds luider uit den Le
venskring van deze geestelijke getuige om
redding uit den nood zich verheft. Set
pleit gaat hier om een eereschuld. .Tuist
omdat onze geestelijke getuigen zich be
dwongen en zwegen, raakt de noodkreet,
die tot het volk in zijn verschillende Ker
ken uitgaat, de oonsciëntie.
Het blad wijst er op, dat niet de predi
kanten zelf maar mannen van autoritair,
in iedere Kerk voor betering van dezen toe
stand moeten opkomen, ten einde twintig
procent verhooging tot a-lgemeenen regel
te maken.
Mr. Van Houten over de ver
zekeringswetten. In zijn jong-
sten „Staatkundigen Brief'' ves
tigt mr. S. van Houten de aandacht op de
gunstige gevolgen, die aanneming van de
motie-Troelstra kan hebben ten opzichte
van het ontwerp-invaliditeits- en ouder-
domsverzekering.
Ik wensch slechts te wijzen, schrijft hij,
op liet gunstige gevolg, dab aanneming
daarvan, ongewijzigd of gewijzigd, zou heb
ben op onze sociale wetgeving en, indirect,
op onzen gekeelen staatkundigen toestand,
dooi' twee vraagstukken te scheiden, dio
niet door eenig zakelijk verband, maar
enkel door een sluwe tactische berekening
vereenigd worden, gehouden en waarvan
de vereeniging sedert vele jaren aan de
oplossing van beide in den weg staat. Die
twee onderwerpen zijn:
a. bevordering door den Staat van het
verkrijgen, tegenover betaling van even
redige premie of inleggclden, van kleine
lijfrenten ten laste van den Staat, en b. be
vordering door den Staat van behoorlijke
verzorging van hulpbehoevende invaliden
en ouden van dagen, welke thans aan de
armenzorg en subsidiair aan de gemeenten
is overgelaten; alzoo aan inrichtingen met
in den regel zeer schrale beurs.
Bedoelde 6luwe tactische berekening is
de volgendeDe voorstanders van het Duit-
sclie dwangverzekermgsötel&el weten wel,
dat zij voor clit stelsel hier te lande geen
meerderheid kunnen vinden, als zij daar
aan niet het lok vink je weten vastgeknoopt
te houden der nog niet door premiebeta
ling verworven uitkeeringen aan zeventig
jarigen. Daardoor winnen wij natuurlijk
a Lie directe belanghebbenden bij die uitkee
ringen en vele goedhartigen, die gaarne
wat voor die ouden van dagen willen doen.
Tevens wekken zij een gunstige stemming
bij hen, die tegenwoordig, bijwijze van ar
menzorg, voor die ouden geld moeten be
steden.
Vervolgens bespreekt mr. Van Houten
hetgeen mr. Tasman over deze zaak ge
schreven heeft. De oud-minister is naar
aanleiding daarvan van meening, dat bij 'de
behandeling van Troelstra'ö motie do vnj-
zinnig-democraten wel de fiolen van hun
toorn op den voorsteller zullen uitstorten.
Na nog eens zijn bezwaren tegen de be
ginselen van het stelsel van minister Tailma
te hebben geformuleerd, zegt. mr. Van Hou
ten ten slotte:
Wat wel het meest ergerlijk is bij de te
genwoordige riokting der sociale wetgeving,
is, dat men het denkbeeld niet van zich kan
zetten, dat de wezenlijke drijfkracht daar
van ligt in het vooruitzicht op de baantjes,
't Gaat schijnbaar voor den werkman, maar
werkelijk om hetgeen aan maat en strijk
stok blijft hangen. De omslachtigheid der
administratie schijnt zelfs voorstanders to
winnen. De dwangverzekering is in strijd
met de anti-revolutionnaire antecedenten
en beginselen. De lezer van de studiën en
schetsen van prof. Fabias kan daaromtrent
niet in twijfel zijn. Maar Kuyper en Talma
onderwerpen zich aan de eischen der poli
tiek Politiek n.l. in den lagen zin van het
streven naar behoud van electoralen steun
en invloed. Er zijn en worden nog voortdu
rend heel wat politieke aanhangers van
het ministerie met benoemingen beloond.
Doch er moeten natuurlijk nog zóó veel
meer worden teleurgesteld, dat het voor
uitdeelers en sollicitanten een ware uit
komst zal zijd, waarnaar, althans van de
•zijde der laatste, reikhalzend wordt uitge
zien, als een nieuwe verzekeringswet eens
weder gelegenheid geeft een massa baantjes
te verkrijgen, zooals bij de invoering der
ongevallen-verzekering.
Daarom moet er gejaagd worden, om dat
tijdstip te doen aanbreken vóórdat wellicht
de verkiezingen in 1913 een streep door de
rekening balen. Ik geef deze verklaring der
feiten als hypothese; streng bewijsbaar i->
zij natuurlijk niet. Zoo echter verklaart zich
de loop van zalven volledig, en anders niet.
Want wien het te doen is, om hen, die,
zooals luide verkondigd werd, „geen dag
er geen nacht (kunnen wachten", te helpen
had nooit den overheidssteun voor de
ouden van dagen volgens de zoogenaamde
overgangsbepaling van het ontwerp-Talnia
aan de dwangverzekering kunnen verbin
den. De dwangverzekering op zichzelf 'egt
tientallen jaren slechts lasten op, waar
van tot het bereiken van het 70ste jaar
voor ieder onzeker blijft of hij er ooit eenig
voordeel uit zal trekken. Het medelijden
heeft hiermede niets te maken. En dan
helpt de overgangsbepaling slechts hot
meest, valide deel. Yoor wat het goede hart
den ouden van dagen ten goede wil doen
komen, is de aanhaking aan de dwangver
zekering steeds een belemmering en be
perking geweest.
Mgr. H. ABrouwers, -f
Te 'scHertogenboBch is in den ouderdom
van 68 jaren overleden mgr. H. A. Brouwers.
In 1843 te Tilburg geboren werd hU na
volbrachte studie in 1869 priester gewijd,
waarna h(j de volgende functies bekleodde:
1870-1877 kapelaan te Drunen, 1877 rector
van het Zusterklooster dor Thereslanen, 1877
1882 prefect klein Seminarie te Sint-Michels-
Gestel (Noord-Brabant), 1882 1890 secretaris
van het bisdom, 1890 1892 pastoor der pa
rochie Korvel te Tilburg, 18921902 plebaan
der kathedraal van Sint-Jan en kanunnik
van het bislom, 1902 1912 deken van
'a-Hertogenboscb.
De overledene was geheim-kamerheer van
Paus Pius X en tffleier der ordo van Oranje-
Nassau. De plechtige lijkdienst en teraarde
bestelling zal plaats hebben Maandag a. s
Belangrijk, voor kiezers.
Tot met 14 Februari gelegenheid tot
aangifte voor de kiezerslijst.
Yóór 20 Februari kennisgeving aan de
belasting-schuldigen, die nog niet bct-aald
hebben, door den Rijksontvanger.
1 Maart: laatste betaaldag der belasting.
23 Maart: ter-visie-legging en verikrijg-
baarstelling der voorloopige kiezerslijst ea
bijbehoorende lijsten.
23 Maart tot en met 15 April gelegen
heid tot reclame.
Tot 21 April: ter-visic-iegging en ver
krijgbaarstellingder reolames.
Vóór 15 Mei: definitieve vaststelling dei
kiezerslijst.
Bond „De Post/»
Door den Nod-örlandschen Bond van Bost
en Te.lcgraafbeambten „Dc Bost" is, naatr
aanleiding van do geploegde poging tot
doodslag op den postbodo Kamstra te Buiten
post," in den avond van 30 December 1911
bij dc uitoofening van zijn dienst, con ge
argumenteerd verzoekschrift met memorie
van toelichting aan don Minister van Water
staat gezonden, b^holzcndo dc vraag, het
jrcrsonccl, werkzaam bij de administratie van
Posterijen cn Telegrafie, dat bij avond of
nacht op landwegen dienst moet uitvoeren»
van rijkswege te voorzien van een zoodanig
wapen, b.v. revolver klein kaliber, waar
door het in staat wordt gesteld eigen leven,
cn do stukken, door dc administratie aaji
hun zorg toevertrouwd, te verdedigen.
De nieuwe Haagsche Schouwburg.
Als vrucht van dc tusschen de Schouwburg-
eommissio cn de architecten firm a Fellner
Helmer te Ween en gehouden besprak ing,
heeft deze,een schrijven gericht, bevattende
do voorwaarden, waarop zij bereid is de
schetstcekcningen en pla.unen met bestek en
kostenberekening te maken, on.Ier meuedco
ling, dat dc schetsfeekeningen binnen 6 we
ken cn de plannen enz. vóór 1 Juni zullen
gereed zijn.
Do Schouwburgoommissie adviseert tot
aanvaarding van die voorwaarden en B. er,
Ws„ zich met dat advies vereenigende, doe
len den gemeenteraad mede, dat de daaruit
voortvloeiende kosten, de voorloopige raming
der bouwkosten op pl.m. f 1,000.000 stel
lende, zijn te stellen op rond f 40,000. (D<
firma berekent voor het maken van scliots-
teckeningcn enz. totaal 3-27 pCfc. van de
bouwsom).
B. cn Ws. stellen in verband hiermodo
don gemeenteraad voor, den post gcldlecning
op de loopende begroeting met f 40,000 to
verhoogen.
Mijks-prcmiekeuriugen.
Op hetzelfde terrein van Woensdag in de
Oude Plantage te Rotterdam, zijn Donder
dag voor de leden der Provinciale rogclin^s-
oomm. voor de paardenfokkerij in Zuul-
Holland, de centrale rijkspremie&eur'nger
van dekhengsten van 3 jaar en ouder m dc
ze provincie gehouden.
Van de 88 voor d.eze keuringen aangege
ven stamhoekpaarden verschenen er 37 uiefc
op de keuringsplaats.
Met de hon.gsten warmbloed werden de
centrale keuringen geopend. De voor do
hoogste rubriek in deze afdecling besch'k-
baar gestelde premicn van f 650 werd geen
hengst waardig gekeurd. Alleen werden toc-
gelkcnd twee premien van f 400 elk aan eten
3-jarigen vos Elf rik van J. Schurenga te
WinSum en aan den 4-jarigen Ehrenknihe
van J. van Eek te Ev.crdingen.
In de volgende serie warmbloedige heng
sten, waarvoor eenige onderhoud6-bijdragen
beschikbaar waren, verwierven de 8-jarigo
Evagore van de Vereeniging tot verbetering
van het paardenras Rozenburg, te Rozen
burg f 400, de 15-jarige Imnio van A. Koo.7
Jr., to Kedichem f 300, de 6-jarige See-
nophon van de Hcngstenvereeniging Hip-
x>os te Heinenoord, de 4-jarige Heroules van
J. W. Schuijl te Rotterdam, de 5-jarige
Edelman van C. Bakker te Oegstgoest, de
5-jarigo Claus van J. H. van der Tonen
Kzn, to Gouda en de 13-jarige Kern, va,. J
Vervoorn te Heerkerk, elk f 250, en de ja-
crige Ruthard van W. Baren dregt Jz. te
Rotterdamde 8-jarige Thor Aan Dions
Delkker a. te Barendrecht, de 10-jarigo
'Nelson van G-ebrs. Vis van Heemst e. a
te Sbnlmelsdijk, de 10-jarigo Nico van G.
Leeuwenburgh Pz. te Heinenoord en do
11-jarigo Matador van D. A. Schuurmar
te Bleiswijk, elk f 150.
In de eerste af deeling koudbloedige
hengsten werden premiën van f 650 toege
kend aan den 3-jarigen Marsala van H. van
der Mast te Bleiswijk en aan den 4-jarigen
Bclhomme van de Hcngstenvereeniging Oos
telijk Flakkec, een premie van f 400 aan
den 3-jarigen Philippe de S. van J. de Reus
Gz. o. a. te Oud-Beierland en een prem'Q
van f 250 aan den 5-jarigen Bouillon van do
Vereeniging tot verbetering van het paar
denras te Strijen en aan den 6-jarigen RLgo
van D. Raavmakers te Steenbergen.
De tweede afdeeling der koudbloedige
hengsten liet toe dat toegekend werden een
aanhoudingsbijdrage van f 400 aan den 7 j.
Nicelé de Roeuix van J. Kranendonk
te Simonshaven, van f 300 aan den li-jari
gen Oranje van de Hcngstenvereeniging
tot verbetering van het Belgisch trekpaavd
Ons Belang te Klaaswaal en van f 250 aan
den 8-jarigen Cambrinus van J. Kool en
W. Stehouwer te Zwijndrecht.
De i.Nieuwe Rofeterdamsohe
Courant" breekt een lans voor bete
re bezoldiging der militaire
artsen.
In de tegenwoordige organisatie van het
korps moet de hoofdoorzaak gezocht wor
deD van de ontstemming, die er onder de
militaire artsen heersoht. De organisatie
is al dertig jaren oud; zij houdt met de
middelerwijl geheel veranderde legertoe
standen niet voldoende meer rekening.
„Immers, voor de vijf lichtingen militie,
elk sterk 11,000 man, zijn er vijftien van
17,500 man in de plaats getreden; meerde
re nieuwe organieke, eenheden zijn opge
richt; keuringen, oefeningen, garnizoeas
dienst vragen, ook onder den invloed van
de door de tijdsomstandigheden wakker
geroepen belangstelling in het leger, '«in
verhoogde inspanning van het korps. De
militaire artsen worden daarbij door de
omstandigheden verplioüt, een deel van den
door hen te leveren arbeid buiten hun vre-
desstandplaatsen te verrichten. Zij zijn,
ieder op zijn beurt, voor 'n deel van 't jaar
ambulant, terwijl de in het garnizoen ach
terblijvende artsen beproeven den garni
zoensdienst zoo goed mogelijk gaande te
houden. Het kenmerkende verscjiil tusschen
den dienst der troepen en den. geneeskun
digen dienst altijd in quantitatieven zin
genomen is toch juist, dat voor genen
hot arbeidsveld' tijdens de groote troepen
oefeningen eenvoudig wordt verlegd, voor
dezen het terrein Yan werkzaamheden
wordt uitgebreid. Het gevolg er van is in
de drukke tijden allerwegen tekort aan mi
litaire artsen; zoo dat bijv. noch de dienst
in de legerplaatsen, noch die in de garni
zoenen behoorlijk verzekerd is. Zoo wer
den dan ook bij de behandeling van de Oor
logsbegrooting nogal klachten geuit over
de wijze, waarop de eigenlijke kampdienst
geregeld bleek te zijn; de klachten van do
militaire artsen zeiven, die toch al reeds
geen Zondagsrust kennen en zich voorna
melijk in de groote garnizoenen met hun
wijdvertakte praktijk letterlijk afsloven,
werden terecht daarneven gesteld. Ook do
grootere concentratie van den geneeskun
digen dienst ©n het daarmede gepaard
gaande in-bchandeling-geven van militaire
patiënten in burgerziekenhuizen, zoodat zij
op enkele plaatsen geheel aan de behan
deling van den militairen arts zijn onttrok
ken, doen het hunne om de opgewekt
heid bij het korps te doen verminderen.
Het opdragen van de geheele prak
tijk in kleinere garnizoenen aan bur
gerartsen werkt ook al in denzelfden
zin. Met keuringsarbeid en administra
tief werk houden dezen zich niet bezig,
zoodat van een algeheel© vervanging van
den militairen arts ten slotte geen sprake
is. Bij de verdeeling van den arbeid blijft
het minst aangename deel aan den laateben.
Niet zonder reden, schijnt het dan ook,
beklagen zich de militaire artsen en corps
over de weinige waardeering van den door
hen geleverden arbeid en schreef een
bekend burgermedicus onlangs in het
„T ij d schrift voor Sociale Hy
giëne" dat de militair geneeskundige
dienst z. i. nooit zulk een gemis aan waar
deering heeft gekend dan thans moet wor
den geconstateerd.
Dringend van noode is liet naar middelen
om te zien, welke aan de minder gunstige
toestanden in het militair-geneeskundige
dienstvak een einde kunnen maken. Een
toenemend tekort, dat voor zich weder een
uitvloeisel is van de bestaande ontstemming
en de zeer omvangrijke arbeid, die voor de
militaire artsen uit de nieuwe Militiewet
voortspruit, dreigen de minder gunstige
diënstvoorwaarden. n- g ongunstiger te miv-
ken.
„Het Volk" heeft onlangs liet be-ricilit
verspreid, dat liet Rijk aan ieder kind op
een openbare lagere schooi
f 13.41 per jaar besteedde en voor ieder
kind op de b ij z o n d e r e school
f 19.66. Het blad veraekerde daardoor een
16)
Met deze woorden noodzaakte zij Ribbeek
aan haar zijde voort te gaan. Haar man
werd de tweede plaats aangewezen. Hij
volgde haar in diepe gedachten naast den
architect, nauwelijks hoorend wat deze zei-
de. Hoe verder zij kwamen, des te grooter
werd Francisca's bewondering, en toen zij
in de tuinkamer kwamen, waar de thee op
de gasten stond te wachten, kon zij niet
nalaten den architect opgewonden de hand
te drukken.
„Het is inderdaad alles bijzonder uaooi,
mijnheer Grote. Ik kan u niet zeggen.hoe
dankbaar ik ben. Hoe heerlijk ia het uit
zicht in het park; hoe aardig komt*men
hier in den tuin! Ik stel mij voor, dat hier
bloemen in de vazen staan en dat overal
elegante dames en heeren zitten thee te
drinken of rondwandelen tusschen boomen
en groen. Zeg nu zelf, Friedrich^ ia het hier
uiet prachtig geworden?"
„Ja, ja, het is een omgeving, die geheel
voor je past, Francisco* Maar ik ben toch
blij dat ik aan den anderen kant van het
huis mijn oude kamer behouden heb."
Er lag iets echt eigenzinnig-mannelijks op
'Friedrichfl gelaat, terwijl hij dat zei. Even
verliet hij de kamer, dooh terstond kwam
hij weer terug en riep op den drempel:
„Ik heb mij toch eens even willen overtui
gen of er werkelgk niets veranderd was,
maar het is gelukkig goed afgedoopen 1 Mijn
iqk ie door geon vreemde hand yeratoord/'
„Dat zou ik ook niet geduld hebben," zei
Dorothé; „het was immers jouw wensch,
dat alles daar onveranderd bleef."
Dorothé zei dat op een toon van ontzag
voor Friedrich, die Ribbeek goed deed. Ge
durende de geheele rondwandeling had hij
den indruk gekregen, dat Friedrich min
-of meer onderdanig aan zijn vrouw was.
En zou dat wonder zijn, waar heb door
hakr geld was, dat zij allen thans hier vroo-
lijk bijeen konden zijn?
Neen, dacht Ribbeek, tusschen Dorothé
en hem was het tooh geheel anders. Zij zou
wat geld meebrengen en hij zou haar .^en
goede positie verzekeren. Van een zekere
afhankelijkheid van haar geld, zooals bij
Friedrich, behoefde bij hem geen sprake te
■zijn. Bovendien was zijn toekomst als offi
cier rooskleurig. In den eersben tijd zou
den zij zeer eenvoudig moeten leven; maar
hij was een goed financier en Dorothé stel
de geen hooge eischen. Een leven naast een
oppervlakkige vrouw, die vooral voor het
uiterlijk oog had, zooals Francisca, zou hem
niet bevredigd hebben.
„En wat zeg je van de heerenkamer,
Friedrich?" zoo klonk weer de heldere
stem van de huisvrouw. „Zooals je gezien
hebt, ligt zij naast mijn kamer. Nu, ik zal
er vaak genoeg binnen wippen."
Francisca was weer geheel de liefhebben
de echtgenoot©, die met ongeduld een
woord van goedkeuring voor al haar be
moeiingen afwachtte.
„Zal die voor mij bestemd zijn? Het ziet
er uit als de kamer van een geleerde. En
al die boeken!"
Mevrouw Satow was blijkbaar teleurge
steld; dat kon men bemerken aan hot
korte, helle lachje, dat zij uitstootte, wat
Dorothé leed deed, omdat zij wist, dat
Francisca de inrichting van die kamer niet
anders bedoeld had dan om haar man een
genoegen te doen.
„Maar, Friedrich, bedenk toch eens hoe
rustig het in die kamer is. Ik heb er a;l
menigen keer met een boek op dc sofa ge
zeten," zei Dorothé.
„En wat zegt u er van, beste Ribbeek?"
vroeg Francisca met een flikkering in haar
oogen.
„Wel, ik zou daar graag wat uitrusten
na den dagelijkschen arbeid. Ik zou er
heerlijke avonduren kunnen doorbrengen."
Zij waren ondertusschen weer in de be
wuste kamer teruggekeerd.
„Bravo I" zoo verhief de oude heer Satow
zijn stem uit een der diepe vensternissen.
„Ik moet ook zeggen, dat, te midden van
al het gemoderniseerde, deze kamer mij
het aangenaamst aandoet."
„Heden, oom Satowriep Francisca
verrast. „Bent u ook al overgekomen, om
ons te begroeten? Waar hebt u zich al den
tijd, dat wij door 't huis liepen, verstopt?"
„Wel, ik had het huis al gezien, boen jelui
aankwaamt. Ik heb toen aan de eigenlijke
reden van mijn komst gedacht en den op
zichter een en ander over het bedrijf en de
huishouding gevraagd. Die opzichter Mül-
ler is een beste kerel. Houd hein tot vriend,
Friedrich. En zijn vrouw ook. Hij be
heert alles, wat buiten is; zij wat binnen is,
en Dorothé was daarbij de voortreffelijke
vrouwelijke minister van financiën. Het
ziet er niet kwaad uit op de velden. Je
zult er van opkijken. Maar nu heb ik zin
in een kop koffie. Ik weet echter niet aaar
welke kamer ik moet gaan, om mijn verlan
gen te bevredigen. Ik ben in het slot niet
meer zoo thuis als vroeger."
„Zoo gaat het mij ook, oomriep Fried
rich in grappige vertwijfeling.
De klacht, der heeren verwekte algemeen©
vroolijkheid. Ook Francisca lachte, maar
zei toen troostend:
„Wend u maar vol vertrouwen tot Doro
thé, beste oom, dan zult u ongetwijfeld ge
holpen worden. Zij heeft, wed ik, wel er
gens een goedgevulde koffiekan verborgen.
En wie weet 1 Misschien heeft zij ook nog
wel versehe waielon in een van haar kasten
Is het zoo Dorothé? Nu, irtmur mij cr dan
een paar op mijn kamer aanstonds, want
ik versmaad zo niet, als ze versch zijn. Als
er thee is, houd ik mij ook aanbevolenNu
dan, tot straks. U blijft toch ook dineeren,
oom?"
„Diner... om zeven uren, neen, dat is
mij te kras. Mijn gckleedo jas heb ik thuis
gelaten."
„Och kom, wat maakt dat uit? Vandaag
zijn er eigenlijk geen gasten; wij zijn ge
heel onder ons. Ik zou wel graag uw oor
deel over den kok eens willen hooren, en
daarom bon ik er op gesteld, dat u blijft."
„Een kok?"
„Ja, wij hebben hem op onze reis gevon
den en terstond in dienst genomen. Hij zou
met de auto met bagage achter ons aan
komen."
Francisca keek op haar horloge.
„Vijf uren. Zoo, dan heeft hij nog twee
uren den tijd. Nu kunnen wij dadelijk eens
zien of hij vlug en goed kan werkenwant
hij heeft zich natuurlijk nu niet kunnen
voorbereiden."-
„Dat interesseert miji," zei oom Satow.
„Nu, goed kinderen, dan blijf ik. Vrouw
Muller zal misschien toornig kijken, als dio
kok dadelijk in haar voorraad gaat grijpen.
Weet je wat zij op het oogenblik doet? Zij
staat met witte schort en roode wangen
voor het vuur en bakt wafelen. Dat kan zij
uitstekend en ik wed, dat de nieuwe kok
dio kunst toch niet verstaat."
„Dat betwijfel ik ook, beste oom."
Lachend en in de beste stemming ging
Francisca, begeleid door haar man, dc trap
op on de anderen hoorden haar nog schert>
send zeggen:
„Nu komen wij in het intiemste deel van
ons rijk, Friedrioh ik weet, dat het boudoir
blauw-met-wit gekleurd is. Je zult er van
opkijken, man."
Ribbeek zag hen boven op dc galerij ver
schijnen. Francisca had haar arm teedei
ora de schouders van Friedrich gelegd, die
haar meer droeg dan begeleidde.
Met een raadsel ach ti gen blik keek zij
naar den man, die haar en haar millioener
versmaad had.
En bij den haard stond Dorothé en zag
met plotselingen angst naar haar verloofde.
Lag er in zijn oogen geen heimelijke bewon
dering voor de schoone, blonde vrouw, die
in zoo korten tijd veler harten gewonnen
had? Mevrouw Güntsch trad op haar toe
en zei zacht:
„Het is inderdaad waar. France is nog
mooier geworden dan zij vroeger was. Wat
zijn wij in haar nabijheid? Kom, laten wij
maar gauw naar de koffiekamer gaan, eö
laten wij den heeren wafelen aanbieden?
dan zullen zij zien, dat wij ten minste bno&
ook nog onze goede zijde hebben".
(Wordt ve^v^cÉ4^^K,