ZONDAG5BIAD*
L&ID5CH DAGblAD
VAN HELT r
K
De vrouw bij de politie.
STOFGOUD.
RECEPT.
ALLERLEI.
fffo. 15937.
3 Februari.
Anno 1913.
èsvva 2 f jilLnJfh8 sêflMjSfSêjêflïJniJïiêHJiliïêliliif^Xrzf;
De zwarte vüeesfi.
degelijke slaapkamer ca daarom vindt men
daar soms verscheidene spiegels in verschil
lende afmeting. Op de nachtkastjes, al naar
het uitkomt geplaatst aan hoofd- of voeten
einde van het ledikant, staat ean fraai
lampje, hetzij voor gas- of electrisdi licht;
soms ook wel een kaars, in den vorm van
een Jdedn lampje met gekleurde kap.
De slaapkamers! oelen zijn in vorm gelijk
aan alle andere; twee of soms vier lichte
ïictstoelcn met rechte rngleuuing, een arm
stoel en een chaise longue of divan treft
men bijna overal aan. Deze zijn gewoonlijk
met zachte zijden, geborduurde kussens be
legd, welke eer tot versiering dan tot ge
bruik geschikt zijn, maar langzamerhand,
burgert zich de gewoonte in, deze meer
bruikbaar te maken, door ze met wasck-
baTe mousselinen kleedjes te beleggen. Voor
bedkleedjes geeft men a,an jjsbeervachten
do voorkeur*.
Als wandbeklceding wordt het behangsel
papier in de betere woningen meer on meer
verdrongen door stoffen; in fijne uitvoe
ring door brokaat, zijdo of damast, in
minder dure uitvoering door cretonne of
chits. Do sprei van zijdenstof mot bor
duursel en kant-entredeax is bijzonder rijk
en de ledikant-wanddecoratie komt zoo.
veel mogelijk met de sprei overeen.
Do ledikant-decoratie is, onder niet te
groot baldakijn afhangende, ter zijde op
genomen op de bekende verschillende ma
nieren, en hoewel de gróote overlading van
«tofdrapeeringen, zooals vroeger gebruike
lijk, nu minder is, toch zou de moderne
hygiëne hierop, en. ook op de stofwandbe-
spanning, terecht aanmerkingen maken,
te meer, waai* het de slaapkamer, en nog wel
do Fransche slaapkamer, betreft.
Een vak, dat al heel weinig geschikt schijnt
dm door een vrouw uitgeoefend te worden,
is dat van pditie-agent, En toch maakt in
vele landen de politie reeds gebruik van
de hulp dor vrouwen, in Amerika zelfs reeds
heel lang.
In 1882 heeft men in de Vereenigde Sta
ten de eerste proef genomen met vrouwe
lijke hulp bij do politie op initiatief der
groote geheelonthoudstersvereeniging „Het
.Witte Lint". De uitkomsten waren, zoo gun
stig, dat in 1907 reeds tachtig vrouwelijke
beambten in dienst waren bij de stadspoli-
tie. Haar werkzaamheden wijzigen zich vol
gens den eisch der plaatselijke omstandig
heden, maar overal is haar de taak opge
dragen, om de vTouwen en kinderen, die
naar een politiepost worden gebracht, te
ontvangen en te fouilleeren. Haai' salaris be
draagt. van 50 tot 60 dollars per maand
plus inwoning, vuur en licht. Zij moeten
zich aan hetzelfde vakexamen onderwerpen
als de mannen. In Philadelphia was zoo'n
vrouwelijke politic-beambte in een tijdsver
loop van 20 jaar in aanraking gekomen met
9500 vrouwen en 2900 kinderen.
|n don politiepost worden zij door haar
onivangen; zij geleidt ze naar hun cel en
bezoekt ze gedurende hun hechteniszij
woont alle verhooren bij en moet een schrif
telijk verslag over hen inleveren.
Te New-York doen verscheidene vrouwe
lijke beambten beurtelings dag- en nacht
dienst een van haar is verpleegster en kan
in vele gevallen haar kennis aanwenden ten
nutte van mishandelde of door ziekte aan
getaste vrouwen.
Te Boston vooral werkt de instelling bij
zonder goed. Daar is de directie van het
hoofdbureau van politie aan een vrouw op
gedragen, die door de agenten, die haar
van alles verslag moeten doen, met den
grootsten eerbied wordt behandeld. Onder
toezicht van daartoe aangewezen vrouwe
lijke agenten, worden alle vrouwen, die in
ide verschillende politieposten terecht komen,
paar het hoofdbureau gebracht.
In 1907 is men in Finland met twea vrou
welijke agenten begonnen te Helsipgfors;
thans zijn er ook aangesteld in Abo, Viberg
en andere steden.
Zij krijgen hetzelfde salaris als kar man
nelijke collega's en hebben hertzelfde werk te
doen, met uitzondering van nachtelijk en por
trouilledienst en aanhouding. Zij nemen de
vrouwen, die wegens bedelarij of zedenmis
drijf worden opgepakt, in verhoor en moeten
verder eon onderzoek naar haar instellen;
maar met de overige categorieën van pro
ven ticvo gevangenen hebben zij niets to
maken.
In Zweden heeft men vrouwelijke politie
beambten te Stockholm en sedert kort ook te
Goeleborg. De hoofdcommissaris van politie
te Stockholm is zeer tevreden over haar
diensten en men stelt zich voor haar aantal
spoedig te vermeerderen. Haar werkzaamhe
den zijn zeer onderscheiden en kunnen zich
ook buiten liet gebied der eigenlijke politie,
uitstrekken. Zij hebben geen uniform, maar
moeten den amblelijken penning dragen. Haai'
6alaris bedraagt 1500 kronen, d. i- ongeveer
f 1000. In Zweden, evenals in Amerika, ver
klaren de superieuren niet alleen van heb
nut, maar zelf6 van de noodzakelijkheid harer
diensten overtuigd te zijn.
In Noorwegen is de aanstelling van vrou
welijke politie-agenten van te jongen datum,
dan dat men over de werking daarvan
kan oordeelen. Zij genieten ean jaailijksch
salaris van 1000 kronen en dragen uniform.
De Deensche vrouwen hebben aan de over
heid der voornaamste steden van Denemarken
verzoekschriften aangeboden ter benoeming
van vrouwelijke politie-agenten. Haar ver
zoek is overal gunstig ontvangenmaai'
practisck werd cr nog niets gedaan. Te Wee-
nen is onlangs de eerste vrouw tot beambte
bij de gemeentelijke politie benoemdzij moet
zich bemoeien met de jeugdige vrouwelijke
in hechtenis genomenen en met de verlaten
kinderen. Zij wordt ook bij den veiligheids
dienst en de zedenpolitie gebruikt. Ook in
Zürich werd tob groote voldoening van de
Vereeniging tob hulpbetoon en wederophef-
fing van de Vrouw en het Kind, een vrou
welijke agent by de politie aangesteld..
De uitvinding der boekdrukkunst is de
grootste gebeurtenis in de wereldgesoU«e-
denis.
V ictor Hugo.
Keizen is vaak niet anders dan zichzelf
ontvluchten. Maar het ik haalt u altijd in.
o. vod Leixner.
Kerryeoep.
1 L. bouillon (bijiv. van 1 Lwater en 3
lepels vloeibaar vlcesohextract), een halve
ui, een halve a driekwart lepel kerry, ?.5
gT. bloem, 40 gr. boter, scheutje melk (et).
Bereiding: De fijngesneden ui met de
kerry in de boter zachtjes laten fruiten
(niet bruin worden), de bloem er door roe
ren, langzamerhand den kokenden bouil
lon; de soep laten doorkoken} door de zeef
doen en aanmaken met wat melk en oen
goed geklopt ei of een deel daarvan. In
do soep kunnen gegeven worden balletjes
gehakt, apart gaar gekookt, of stukjes
hard gekookt ei.
Prautisoh.
Bezoekster: „Hoe komt het, dat uw
zoontje zoo eigenaardig ruikt? Hij ia zeker
leerling in een apotheek?"
Vrouw des huizes: „Juist. Daarom laat
ik hem ook altijd op de oanapé zitten dat
ia goed tegen de mot.''
Een toertje.
Iemand, die de neiging had zich te be
moeien met de zaken van anderen, zag een
meubelwagen staan voor een huis ln de
buurt. Hij ging naar buiten en vroeg aan
een van dê mannen, die bezig waren de
meubelen uit het hui» in den wagen te sjou
wen;
„Hó, vriend, zijn de menschen hier aa»
het verhuizen?"
De ondervraagde keek hem onderzoe
kend aan, veegde zich met de mouw do,
zweet van het voorhoofd en antwoordde:
„Neon, meneer, we gaan maar eens cea
rijtoertje maken met de meubelen 1"
Eigendomsrecht.
Kruier: „Juffrouw, uw trein is..."
Juffrouw Precies: „M'n beste man, waar
om zeg je „uw trein", terwijl je toch weot,.
dat de trein aan de spoorwegmaatschappij
behoort?"
Kruier: „Maar waarom zegt u dan „m'n
beste man,' als u weet, dat ik aan m'n oudje
hoor?"
Passend kind.
Mevrouw X.: „Marle, ik neem één van
de kinderen mee naar de kerk."
„Ja, mevrouw."
„Wie denk je, dat het best zal passen,
bjj mijn nieuwem mantel?"
Uit de school.
In de hoogste klasse van een school is het
regeeringstijdperk van koning Willem Ij
aan de orde.
Ter sprake komt de belasting op het'
gemaal en geslacht.
„Wat zou dat voor een belasting zijn,
die belasting op het gemaal?" vraagt d»
Onderwijzer aan een van zijn leerlingen.
Met liet gezicht van een jongen, die blij.
is, dat hij „het weet", komt het antwoord:
„De belasting op de echtgenooten me
neer."
De onderwijzer lacht fijntjes en vraagt
verder; „En de belasting op het geslachz!"
Maar de jongen, bespeurt aan het ge
zicht van zijn me os ter. dat hij ieta geks
heeft gezegd, en vindt het raadzaam op da
tweede vraag het antwoord schuldig t.
blijtven.
Nu, jij dan I" rioht de onderwijzer zich
tot zijn buurman.
En deze bedenkt zich niet; „Belasting
op de kinderen, meneer."
Blijk van waardeering.
De boekhouder wordt ter gelegenheid van
zijn 40-jarig jubileum door den patroon
toegesproken, waarbij ten slotte de tradi-
tioneele overhandiging van het couvert-
met-inhoud plaats heeft.
De jubilaris is bescheiden en aarzelt zoo
lang mogelijk met het openmaken van hat
couvert, doch eindelijk overwint hij zijn be-
scheidenheid.
Sleohts een portret van zijn patroon be
vindt er ziob in.
„Wel? vraagt deze hem, „ben je tevre
den met mijn blijk van waardeering?"
„Het lijkt sprekend op u" antwoordt
de jubilaris.
Twse ezels.
„Domkop 1 jij hebt je boodschap weer ver
keerd gedaan!" zeide een heer tot zijn
knecht. „Laat dat niet weer gebeuren,
want anders heb ik je niet langer noodig.
Je begrijpt tooh wel, dat ik, als ik een ezel
moet sturen, beter zelf kan gaan."
Mishandeling.
In een gezelsohap werd muziek gemaakt,
toen een politie-agent binnentrad. De heer
des huizes snelde hem verbaasd te gemoet
en vroeg hem, wat hij kwam doen.
„Ja", antwoordde de agent, „zooeven
ging hier een heer weg; die zeide, dat hier
binnen een zekere Wagner mishandeld
i werd
Geen menu.
Pietje eet met zijn vader in een restau
rant. Groote vreugde voor Pietje. Opeens
roept hij teleurgesteld uit: „Vsder, vader,
er is geen menu!"
„Ach wat, menu 1" antwoordt ue vader,
„eet jij maar pit je hoofd."
i °iT'Vil» o «iri •wi»
AAA »e«dè6 ft*ê«««s««é AAA
~Wa£ winteravond. Rustig zat ik ïn mijn
kamer en hield mij bezig met het tellen
van een groot aantal akten, die mijn vriend,
een aandeelhouder van de Bank, mij ge
bracht had. Het werk maakte mij eenigszins
zenuwachtig, te mCer, toen ik er de eerste
maal honderd vijftig, de tweede maal hon
derd acht en veertig telde, en er eigenlijk
maar honderd veertig moesten zijn.
Het begon mij ten slotte te vervelen. Ik
voelde veel lust al die papieren in eon
heek te werpen.
Daar vid mijn oog bij toeval op "een
Inktkoker van ean nieuw systeem, dien ik
acht dagen te voren, ten geschenke had ge
kregen.
Ik had hom. tot nog toe geen blik waar
dig gekeurd, daar ik hom als onpractisch
beschouwdo (het was er een, dien men op
een spil laat overbui telen), maar toch had
ik hem gevuld met prachtigen, mooien ko-
pier-inkt, onuitwischbaren, helaas l
Zonder er bij te donken, begon ik nu
den inktkoker op cn neer te wippen, tot
hij eensklaps, uitschietende, op tafel sprong,
uit zijn wijden mond groote, zwarte stroo-
men uitbrakende, dikke spatten op mijn pa
pier werpend en, door mijn handen beenschie-
tende, zich verder op het tapijt ledigend.
Het ongelukkige voorwerp grijpen en iu
de turfmand werpen, was slechte het werk
van een oogenblik. Helaas, wat ik in mijn
verwarring voor de turfmand aanzag, was
het mandje van mijn witten poedel!
De arme hond, zijn n&tuurkleed zoo be
morst ziende, rent docxr de kamer, wrijft
zich langs de meubelen en spTingt ten slotte
op de canapé, waar hij zich om en om wen
telt. Welk een schouwspel!
Toen ik mij omwendde, wachtte mij een
niet minder vreeselijke aanblik. Mijn tafel
was in ©en zwart meer horschapen, waarop
do papieren dienst deden als schepen, mot
do kleinere cr op als passagiers. Op het
tapijt toekende de inkt zich ai als een voor
wereldlijk dier. En mijn handen 1
O, het gezicht daarvan alleen had den
moedigste onder ,u op de vlucht kunnen
jagen. m
Wat te doen bij zoo'n ramp?
„Vloeipapier!" riep mijn vriend.
Ik zoek vloeipapier.
„Mijn sleutelsI Waar rijn mijn sleutels?"
O, noodlot! Ze moesten in do jas zijn, die
naar den kleermaker is.
Onmogelijk om mijn bureau te openen.
♦En toch, we moeten vloeipapier hebben-
Ik zoek overal rond en werp. alles door
elkaar.
Niets, niets, niets!
En mijn vriend gaat maar door met zijh
alarmkreten, en de overstrooming wint veld.
De 6chepen varen hoe langer hoe beter, het
beest op het tapijt strekt zijn pooten al ver
der en verder uit, terwijl fameuze slag
tanden uit rijn bek komen. Ik begin er
de vormen van een mam mouth in te her-
kennen.
Half nazend, grijp ik pir een hamer,
een verschrikkelijke slag weerklinkt, cn het
slot van mijn bureau vliegt uit elkaar.
Gelijktijdig gaat echter ook het licht uit.
Wat is dat nu weer?
Een stuk van mij a aïm meubel heeft de
leiding vernield en is oorzaak van dit
nieuwe onheil. -
„Lucifers. Spoedig lucifers!"
In mijn haast gaan er drie of vier Uit,
vóór ik cr in slaag een kroon aan te steken.
Eindelijk, nu bob ik licht, maar nog geen
vloeipapier.
Toch vind ik een stukje, niet grooter dan
xnijn hand, en overhandig dit mijn vriend.
„Meer, meerklinkt het angstig.
Nu verlies ik mijn bezinning geheel ten
grijp een prachtig vloeiboek, dat me den
zelfden morgen door een lief en beminne
lijk (maar zeer opvliegend) meisje is ten
geschenke gegeven.
Zooals ik zeg, grijp ik het vloeiboek en
zonder' aarzelen scheur ik er onbarmhartig
de bladen uit.
Eindelijk zijn do nieuwe arken NoacKs
uit dezen zondvloed gered, maar in welken
toestandl J
En het tapijt!
Ik roep de meid, maar krijg als gewoon
lijk geen antwoord.
Gelukkig herinner ik mij, dat zij in den
kelder bezig is. Ik vlieg cr heen cn ik
gelasri haar om binnen een halve seconde
boven te komen, als zij niet oogenblikkelijk
wil woggejaagd worden.
Zij gehoorzaamt slechts langzaam aan mijn
bevel cn komt eindelijk zeer kalm binnen.
„Wat blieft u, mijnheer?"
Ik kan me niet langer inhouden.
„Wat ik wil, lui mirakel? Dat je ter
stond vertrekt. Dadelijk, ik wil je niet m,cer
zien." J 1 i
„Heel goed, mijnheer."
Zij vertrekt.
Daar bon ik nu goed më'e geVordetrd© Ik
doe alles, wat mogelijk is, om te kalmeeren.
Ik roep, ik beL Jetje gaat do deur voorbij,
zonder zich ook maar één oogenblik op te
houden.
„Jetje, Jetjo! kom toch het tapijt schoon
maken."
„Ik, mijnheer? Dat kunt ge begrij'pen. U
hebt me immers weggejaagd. Ik heb hier
geen orders meer te ontvangen."
Zij verwijdert zich langzaam en statig.
Intusschon moet het monster op het tapijt
toch bedwongen worden! Ik roep dus den
koetsier, die in den stal bezig is.
Hij komt.
„Ik kan nu onmogelijk den stal verlaten,
mijnheer. Ik
„Wat, jij ook al? Maak oogenblikkelijk
het tapijt schoon."
„Maar, mijnheer
„Zult ge nu beginnen, ja of ne>ön?"
„Jawel, mijnheer; ik zal water halen en
een 6pons."
Maar waan bewaart die dromtnelsohe meid
haar sponsen en zoemen
Wij gaan met cms drieën op de jacht en
doen onderzoekingstochten, die gelukkig met
succes bekroond worden. Eindelijk begint het
reinigingswerk. Nadat er vier emmers met
zwart water weggedragen zijn» is de inkt
yerdwenen, mWee* de vlek blijft.
Er zün nu eenigs fl ess eken azijn ver-j
bruikt, ca* zijn ©enige papieren bedorven,
zijn een spons, twee handdoeken, oen paajfj
pantoffels on een vloeiboek naar de uoaam
cn ik heb er niets bij gewonnen dan eej»
groote vlek op het tapijt en de wonderlijk#/
figuxon op do canapé.
En den volgenden dag!
Om negen uren reeds wcfrdt mejuffrouw#
R. aangediend.
Deksels, het vloeiboek i
Zij komt, lief en beminnelijk als altijd*
binnen, cn vraagt ine, hoe ik de teekening.
op het vloeiboek vond.
„Prachtig! Heerlijk! Bewondercnswauv
dig."
„O, 't is maar oen kleinigheid. Een sou-
veniertje, anders niet. O, maar daar bedenk
ik me, laat mo het nog eens even zien, ik
wilde iete nazien.
Daar heb je 't all
„O, gaarnehum!neen, vanmorgen
humgisteravondeen heer, neen, oen
dame vroeg er mij om neen hum,
hum... jk heb het hém geleend... hum..*
zij wilde... het kopiceren."
„Kopiëeren? Wat! Iets, dat ikzelf voor
u 'gemaakt heb, heb je weggegeven om nai
te maken? Ondankbare! O, die mannen, die
mannen
Ik sta als verslagen en doe niet <1#
minste moeite om haar terug te houden. Zij;
vertrekt zonder mij met één blik te ver
waardigen.
Nu komt de knecht binnen met een cigf
verslagen gezicht.
„Wel, wat is er nu nog?"
„U hebt me gisteren geroepen, terwijl ik'j
bezig was, uw rijpaard te wassclien cn ter-j
wijl ik het tapijt schoonmaakte, heeft hetf
den emmer omgetrapt, en-
„En wat?"
P,Ik geloof, dat het teen poot gobrokek'
heeft..."
„Een poot gebroken, ongelukkige 1
„Ja, en ik geloof wel beide pooteu."
Ik greep den knecht bij de keel en ik go*
loof, dat ik hem gewurgd zou hebben, in
dien een hevig geechel mij niet tot mezelven
had gebracht. j i
De arme jongen ging sidderend de deur,
openen en kwam een oogenblik later terug,
met eon in-vieren gevouwen papier.
Mijn buurvrouw daagde mij voor den rech
ter, daar ik haar Zondageche japon en twaalf,
hemden, die ze den vorigen dag te drogen»
had gehangen, bedorven had. De knecht*'
die de sponsen met inktwater uit liet ven
ster had uitgeknepen, had deze schade aan»
gericht.
Dit kwam mij op vijftig gulden te staan*
behalve de kosten.
Het paard kon niet meer loopen en moest
afgemaakt worden.
Ook was ik genoodzaakt een nieuw tapijt
te nemen en de canapé te laten overtrek
ken. Natuurlijk moesten de stoelen toen ook
vervangen worden, want hetzelfde peluch©
was niet meer te krijgen.
Toen dit in orde was, zag ik, dat de gor
dijnen te veel afstaken bij de nieuwe meu
belen.
Dus: nieuw© gordijnen.
Toen <*>k de gardijnea yemiwfl vpüMia,