Wat was meer waard?
Es arms musikaat en zijn collsga.
Nieuwe Raadsels.
fel vrouwtje tegen en altijd bood ze haar
even vriendelijk haar hulp aaa, ook al kon
de koopvrouw nu volstrekt niet iederen keer
Eoo'n ruime belooning geven-
Hoe het kattenmoedertje
kwam tot de erkenning van
een dure waarheid.
„Wat ia dat toch verschrikkel jk jammer
Nu is er van avond zoo'n prachtig concert,
waarop Signorina Cat tap oe sa Longostaarto
een solo zal voordragen, die ik zoo dol
graag gehoord had, maar nou durf ik weer
me* gaan want die kinderen van mij zijii
tajh altijd zoo lastig I" zuchtte moeder
Pimpé.nel, cLe dolgraag dezen avond eens
mu/.ikaal genot gesmaakt had, do-h die
zich door haar drukke babys daarin verhin
derd zag.
Zij waren dan nu ook van avond bijzon-
dsu* lastig, ol verbeeldde zij zioa dit maar.
Moeder Pimpernel had steeds tikken uit
te deelen: dan kreeg Zwartkop een tik om
de ooren, dan Witbuik een vermaning op
den rug: kortom het was niet om uit te
houden.
En Signorina zou het haar met reohfc
kwalijk nemen, als zij ontbrak op den
feestavond. Ze waren vroeger in haar
meisjes p esenjaren zulke goede vriendin
nen geweest, maar hadden elkaar laier
eenicen tijd uit het oog verloren, omdat
Cattapocsj. liaar studies in het buiten
land maakte. Maar daar kwam uitkomst
voor de ongeduldige, ontevreden moederi
de goede, inschikkelijke Does bood aan,
om dien avond een paar uren voor kinder
meisje te spelen: hij zou het drukke drie
tal wel aangenaam bezig houden. Nu, dit
voorstel liet Moeder zich geen tweemaal
.erhalen en verheugd maakte zij toilet,
strikte in der haast een rood zijden das om
en trippelde toen weg.
Nu, de poesenkinderen hadden een p lei
zier voor zes, bij Oom Does, die ben maar
goedmoedig over zich heen liet kruipen n
krioelen en ravotten, zooveel als ze maar
wilden, zonder ze een enkelen keer te ver
bieden of een tik te geven.
's Avonds laat kwam Moeder thuis en
sprak voldaan:
„Nu kindertjes, daar ben ik weer, zijn
jullie niet blij? Morgenavond blijf ik bij
jullie thuis."
„O, U moogt gerust gaan Moetje," sprak
Dikpoot, want we hebben dol veel pret
had."
Zoo kwaad meende Dikpootje het
niet-, manr Moeder was er tcch erg door
teleurgesteld. Alleen maar kwam ze nu wat
gauwer tot de ontdekkingi dat de plaats
een er moeder aan de zijde barer kinderen
isin het algemeen genomen, dat men toch
de ware pret niet heeft als men zijn plicht
verzaakt voor genot.
Op een mooien zomerdag was er een
grooü volksfeest in het Pracer te Weenen,
Het Prater is een groot park, de algemeene
verzamel- en wandelplaats der bewoners
van de Oostenrijksche hoofdstad, en zooals
het gewoonlijk gaat op dergelijke pleinen
en pakken, zi„n er altijd vele kunstenaars,
die op zoo'n dag een extra duitje hopen te
verdienen. Zoo was er ock een oude invali
de violist, die al vroeg zijn ontslag had moe
ten nemen uit den dienst en nu wel een
heel klein pensioentje had, maar ook nog
heel wat ophaalde met spelen, want dat
deed hij dan ook goed, daar hij een Bohe
mer van aikomst was en het schijnt wel,
dat al dezen menschen die gave aangeboren
is. Vandaag klonk zijn instrument' echter
al heel scherp en droog, en zco kwam het
dan ook, dat hij op zoo'n d_g van algemeene
vToolijkheid slechts enkele centen nog had
opgehaald. Opeens kwam er echter een
heer op hem af, die hem een zilverstuk
toewierp en vroeg:
„Zeg mag ik je viool eens even? Ik wil
wel eens zien wat voor een instrument je
daar hebt." De oude man bedacht zich niet
lang, en nu begon de vreemdeling op het
zelfde instrument te 6pelen, zoo verwonder
lijk schoon en zangrijk, dat het heele park
ineens om hem heen stond, ademloos toe
luisterend; en toen de oude n-mn eindelijk
met zijn pet rondging stroomde het geld
hem toe van alle kanten.
En weet je nu wie de collega was? Dat
was de groole Deensche violist; Ole Buil,
van wien je aLemaal wel eens gehoord hebt,
en die toen al een verbazenden roep had
in het buitenland, ofschoon er op het cogen-
blik geen enkal b<j was die hem herkende.
De oude violist was zijn collega onbeschrijf
lijk dankbaar, en stond er op, den naam te
kennen van zijn weldoener. Tc-en die hem
dan cok ten laatste zijn kaartje gaf, was
er een voorbijganger, die toevallig den
naam las, en die wenschte zichzelve en zijn
omgeving geluk, dat hij op zoo'n toevallige
en onvoorbereide wijze in de gelegenheid
was geweest, den g.oaten Deenschen artist
to hooren.
Ingez. door „Kleine Zee-officier"
L
8. 9. 7 10. is een vloeistof.
4. 5. 2. 3. is een getal.
1. 2. 3. 4. is een geldstuk.
3. 2. 7. 3. is een ontkennend antwoord,
10. 9. 7. is een ylug dier.
Een 6. 5. 7. 10. is een insect.
Mijn geheel gebruikt de kleermaker 90
bestaat uit 10 letters.
Ingez. door M. en J, van Hooidonk.
II
Mijn geheel is een dorp in Z.-Holland.
3. 8. 1. 7. is een lichaamsdeel.
7. 4. is een verkorte meisjesnaam,
9. 8. 5. 7. is niet vierkant.
4. 6. is een deel van een wagen.
10. 8. 5. 7. is een gewicht.
2 is de 21ste letter van het alphabet.
Ingez. door „Madeliefje''
III.
Een 9. 2. 3. is een voertuig.
Een 13, 5 4. gebruikt men op school.
Een 10. 2. 8. 6 is een viscb.
i. 7. 11. is een verkorte meisjesnaam.
12. 4. is een voegwoord.
Ingezonden door „Prins Maurita".
Onbillijk verwijt.
Papa: „Zeg eens Frits, nu heb ik je at
die weken al aan je werk geholpen en nog
zie ik een onvoldoend cijfer op je lijst 1*'
Frits: „Ja pa, maar dat is ook voor bob
gedrag en daar hebt u me heelemaal met
bij geholpen."
Grapje.
Jans© (tot zijn buurman Pietersen): „Za.
terdag heb ik voor drie gulden hollen ge
plant en Maandag waren, ze den grond al
uit."
Pietersen (bewonderend): „Hoe is 't mo
gelijk! Zeker door electrieiteit?"
Janse: „NeCj door die nare kat van je."
Ingez. door „Wasclivrouwtje.''
Twee kleine meisjes uit de stad wandelen
buiten en zien twee koeien in een woAct*
loopen, een witte en een bruine. „Kijk -Ma-
zwijgen oplegde en de vreemde gast met
wantrouwende blikken gadesloeg:
„Na&r uw uniform te oordeden, komt u
zeker uit het kamp van Cromwell, meiute
de oude dame op, en uw tegenwoordigheid
alhi.r voorspelt mij dus niet veel goeds.
„Helaas mevrouw"f zuchtte de soldaat,
zonder deze kleeren, ie ik zoo lang geleend
heb, zou 't mij waarlijk niet gelukt zijn uet
heelhuids zoover gebracht te hebben tot o t
kasteel. Toch ben ik, of lie.er waa ik een
krijgsmakker van uw Heer Broeder.''
„Wat ook de berichten zijn^ die u ons te
melden hebt, spreek vrij uit mijnheer; Al
les is beter dan deze kwellende onzeker
heid."
De soldaat ooog en deed 2ijn best om zoo
flimc mogelijk ta zeggen:
„Mevrouw, Hector de Rockdale, die ge
wond werd in den laatsten veldslag, neeft
mij opgedragen zijn zuster en zijn dochter
dezen brief over te reiken."
Dit zeggende haalde hij een ineengefrom
meld epistel te voorschijn en reilkte dit Nel.
ly over, die dadelijk het handschrift van
den graaf herkende en het met kussen over
dekte.
„Mijn vader gewond, zegt gij 7'* riep z*
troosteloos. „Oik dacht wel aan de uit
drukking van uw gelaat, dat gij ons niet
veel goeds te melden hadt. Lk hoop toch,
dat voder's wonden niet van zoo ernstigen
aard zijn."
De ruiter sloeg zijn oogen neer voor den
blik der ondervraageter en antwoordde
slechts op doffen toon: de brief zal het
u melden.
„Mijn hemel! Er moet hem iets vreese-
lijks zijn overkomen", riep de oude dame
tot in het diepst van haar gemoed geschokt,
door den toen waarop deze woorden ge-it
werden...
Nelly vouwde intussch'en den brief open,
doorliep vluchtig den inhoud, en stootte
toen een k eet uit, zóó rauw en hartver
scheurend, dat Jack Simpleton en Robin
onmiddellijk kwamen toegesneld, en het
meisje in een flauwte zagen liggen. Terwijl
men Nelly weer bijbracht, door haar te
laten ruiken aan het een cf endere vlug
zout, raapte de intendant den brief op, die
op den grond gegleden was, en profiteerde
van het oogenblik, om de volgende regelen
te lezen:
„Uit hst kamp te Worcester,
„Geliefde k:ndsren, dear ik gisteren doo-
delijk gewond werd op het slagveld, waar
ol onze hoop den bodem werd ingeslagen,
draag ik mijn wapenbroeder Brinrtone op,
U mijn laats'.en groet over te brengen.
Jouw verzoek ik, beste Nelly, mijn vriend
een goede ontvangst te b;reiden, en voor
hem ve doen wat je andera voor mij gedaan
zoudt hebben, als ik je moeder niet in hetk
graf gevolgd was. Dit is mijn uitdrukkelijk®
wensch.
Graaf Hector de Roek dale,"
Bij het lezen dezer woorden, gleed er eeU
vluchtige trek van voldoening over het ge
laat van den intendant-, maar onmiddellijk
daarop volgde daarop een tdik van anti
pathie voor den jongen vreemdeling. Di»
blik was intu&scben niet ontgaan aan de
waakzaamheid van Jack, di© er natuurlijk
niets van liet blijken, maar zich slechts be
paalde tot een vragend kijken naar de-a,
brief.
Robin duwde hem die onder den neus.,
„Je weet wel, dat ik niet heb leofèH
lezen," zei hij op zachten toon. Zoo Wc-ht
evenwel niet, of lady Elisabeth scherp hefc
gehoord te hebben en met nadruk zei züt
„Tk heb alles begrepen, mijn br^rezter iï
op het veld van eer gevallen. Zoo 'befcar.rnö
het voor een Rockdale. Laat verder;
alleen Keeren, en zie liever eens* naar mijn;
nicht, die overstelpt schijnt dooy de smart.''»
De schout, die de oude dam* door en door
kende, wist wel, dat deze Voorden meer
een bevel dan een verzoek Ui/iielden en riep
kamervrouw, die zich naar haar jeug
dige meesteres begaf, gevolgd door de bei
de mannen.
(Wordt vervolgd.)