STOFGOUD.
RECEPT, v
ne zilveren hoefijzers onder de gasten ver
deeld en op alle geschenken keert dit sym
bool terug.
Ook bijgeloof begint echter bij huwelijks
gebruiken een rol te spelen. De nieuwste
„fetisch", die men in Engeland gebruikt, is
de „swastika", die op aristocratische brui
loften nooit ontbreeikt. De naam van deze
oer-oude amulet stamt uit het Sanskriet en
wordt door enkele geleerden beschouwd als
de aanduiding eener godheid van het ge
luk. Zoo komt het oude heidendom weer
in eere. Bij bruiloften gebruikt men duizen
den uit zilverpapier vervaardigde „swasti
kas", die men bij het vertrek der bruid haar
achterna werpt.
Zonder brui lof tskoek is een echt-Engel-
ftche bruiloft onmogelijk. De versiering van
suiker, ware meesterstukjes van suiker
bakkerskunst die de taart bekroont,
wordt dikwijls door de bruid zelf ontwor
pen, met familiewapen en allerlei toespe
lingen op het beroep van den bruidegom.
Bij iedere „groote" bruiloft heeft in liet
aristocratische Engeland ook de krant een
groote taak te vervullen. Niet zelden wordt
om deze zijde van het feest te doen slagen,
een journalist benoemd, die zeer duur le-
taald wordt en daarvoor de reportage in
orde brengt. Het is niet zeer poëtisch maar
practisch.
Biergist.
Zeer lang ia de in bierbrouwerijen in
groote hoeveelheden verkregen gist in het
bakkers- en distilleerbedrijf gebruikt, maar
zij heeft langzamerhand plaats moeten ma
ken voor geperete en bakkersgist, die in
uitstekende kwaliteit te verkrijgen zijn.
Daarom werd een nieuw débouché voor
dit nevenproduct der brouwerij gezocht en
gedeeltelijk verkregen. Door het met be
hulp van wasschen van zijn bittere bestand-
deelen te ontdoen* wordt het als voedings
stof gebruikt', en ook als bloedzuiverend
geneesmiddel; voorts bij suikerziekten, enz.
De pogingen, om gistextraet ter vervan
ging van vleesoh-extraot in den handel te
brengen, hebben tot nog toe weinig Bucces.
In Duitsdhland* waar de bierbrouwerij
van zoo enorm belang is, wendt men po
gingen aan, om gist, zoowel in natuurlijken
»ls gedroogden toestand, voor veevoeder te
gebruiken.
Een Berlijnsche vereeniging heeft een
prijsvraag uitgeschreven betreffende het
gebruik van gist als Voedingsmiddel, en een
andere voor toestellen, om het artikel te
drogen, ten einde het als veevoeder te be
zigen. De met paarden en geiten genomen
proeven levenden belangrijke uitkomsten
De oudste brief.
In het „Journal de Genève" schrijft de
Fransche geleerde C. M. Briget, die een
epeoiale studie over het ontstaan van het
papier maakte dat het oudst bekende ca-»
pier een brief is van Adelaide, derde ge
malin van Roger I, graaf van Sicilië. Deze
Vorstin was na den dood van haar man re
gentes voor haar zoon. En uit die periode,
omstreeks 1009, stamt de bedoelde brief.
Het stuk is pl.m. 35 bij 25 c.M. groot en
van een tamelijke dikte, geelachtig-wit van
kleur. Vóórdat Sicilië in de handen dor
Noormannen viel, was dit eiland in het be
zit der Arabieren, en zeer vermoedelijk is
het papier door hen ingevoerd.
Eigenaardig is het, dat, hoewel vaststaat,
dat 't papier tusschen 950 en 1000 na Chr.
het papyrus vervangen heeft, geen vroegere
voorbeelden? gevonden worden. Het in
ouderdom op vorenvermelde brief volgende
overblijfsel ia een register van notarieele
akten, gevonden in Genua en gedateerd
1154. In Na-pels, bestaat papier, afkomstig
van Frederik 11^ uit 1240; Venetië heeft
papier van 1223; Barcelona een register
van Jacob I van Arragon gedateerd 1237,.
•n in Parijs heeft men een register van
rMer uit 1248 gevonden. In Duitschland
papier aangetroffen^ .waarop de hand-
teekening voorkomt van Frederik II, die in
1250 stierf. Een register van notarieele ak
ten, dat met 1275 begon, werd in Zwitser
land gevonden; en in het Kremlin te Mos
kou zijn overblijfselen van oud papier, Uit
dienzelfden tijd afkomstig.
Als moeder weg is!
De voorwerpen, die men dagelijkB bewon
dert, wekken onze belangstelling niet meer
op en men denkt er niet aan, de oorzaak er
van te onderzoeken.
Cicero.
Het loon eener goede daad is, die daad
te hel jijen verricht.
Seneca.
Broodstruif.
Een half oud brood; twee of drie eieren;
5 d.L. melk; 75 gram suiker; 500 gram
zoete amandelen; een halve geraspte ci
troenschil.
Bereiding: Het brood van de korsten ont
doen en dan in lange, dunne reepen ver-
deelen. Een vuurvasten schotel met boter
inwrijven en daarin, op >eenigep afstand
van elkaar, reepjes brood leggen. Dé eieren
flink kloppen met de suiker en de geraspte
citroenschil,- daarbij langzaam de warme
melk voegen en een gedeelte van dit meng
sel over de reepjes brood gieten. Er dan
een tweede laag reepjes brood op leggen,
juist in tegenovergestelde richting, en
hierover weer wat van de gereedgemaakte
vloeistof gieten en hiermee doorgaan tot
al het brood in het schoteltje ligt. Wan
neer er dan nog wat van de vloeistof over
is, kan men dit er over gieten, in het scho-
telje.
De amandelen even in kokend water lak
ten weeken, de bruine velletjes er af ne
men en ze daarna in de lengte in reepje*
snijden, met deze amandelen de bovenste
broodlaag besteken en het schoteltje onge-;
veer driekwart uur in een matig warmen
oven langzaam lichtbruin laten worden.
ALLERLEI.
„Stuüentensohandaa 1?"
Particulier: „Nou, nou, wat een studen*
ten schandaal toch, hel"
Student: „Wat, studentenschandaal! Zeg
liever professorenschandaal; die opvoerin
gen waren al vijf en twintig jaren zool"
We lk eind?
Een Engelsch reohter, die in zijn trota
en met onbetamelijke geestigheid, met zijn
stok naar een schuldige wijzende, zei„Aan
het eind van mijn stok zit een groote
schurk", kreeg tot antwoord: „Aan welk
eind, edelachtbare?"
Dankbaarheid.
HendrikBent u degeen, die mijn vrouw
uitschold voor al wat leelijk is?"
Jan: „Ja, dat ben ik."
Hendrik: „Laat ik u de hand druk
ken; u bent een held!"
Yan de school.
Leeraar (die met de klasse de „Jungfrau
yon Orleans" leest)„Wat bedoelt Johan
na, wanneer zij zegt „Das Schlachtroae
steigt"
Maurits: Zij bedoelt, dat het paa.ue-
vleesch duur wordt!''
De oude juffrouw..
Juffrouw A. (na de dilettantenvoorstel
ling) „Heb ik de oude juffrouw niet goed
gespeeld?"
Juffrouw B.: „O ja, alleen wat gekun
steld... je moet je meer geven zooals je
bent 1"
Halt! en Ga door!
Een milicien, die 's avonds laat naar de
kazerne kwam, terwijl hij aan een paling
liep te smullen, werd door den schildwacht
aangehouden.
„Halt! Wie daar?"
„Een milicien en een paling.,,
„Halt, paling'1 Ga door, milicien", was
het onmiddellijk gegeven antwoord.
L a t ijl n.
Bij het voorsnijden van een kalfstong laat
de gastheer deze met schotel en al op den
grond vallen. De gast merkt vergoelijkend
o>p: ,,'t Is slechts een lapsus linguae."
Iemand, die de woordspeling niet begreep,
zei later hetzelfde, toen een ossenhaas van
den schotel gleed.
Een Wilde.
Fritsje: Mama, ik zou zoo gaarne de
wilden zien, die in den circus zijn/'
Moeder: „O, dan behoef je je papa maar
aan te zien, wanneer de rekening van de
modiste komt."
O, die kinderen!
Jongeman (bij gelegenheid van zijn ver
loving tegen het jongste broertje van zijn
verloofde)„Wil Fransje eens proeven hoe
champagne smaakt?"
Fransje: „Dat weet ik al lang; we-krij
gen altijd champagne, als zus een anderen
vrijer krijgt!"
Welk onderwijs?
Bij de aangifte voor de militie vroeg de
ambtenaar aan een plattelandscandidaat:
5,Heb je lager onderwijs genoten?"
„Zoo erg laag niet", luidde het antwoord;
„ik heb in de zeuvende (kL'ezete
Aan een anderen oandidaat werd dezelfde
vraag gedaan. Het antwoord was:
,,'t Hóógste, meneer! Ik heb in de klas
van de bovenmeester 'ezete 1"
Op 't kleine vlieringzoldertje,
Met oud, bouwvallig dak,
Dat nauwernood beschutting biedt
Voor kou eu ongemak,
Daar ligjgen op een arm'lijk bed
Twee kleine, blonde knapen,
Die, d'armpjes om elkanders hals,..
Den slaap der onschuld slapen.
Daarbuiten giert en loeit de wind;
't Gebouwtje schudt en kraakt;
Een ratelende donderslag
En 't kleinste kind oiitwaalkt!
Het wrijft verschrikt zijn oogjes uit:
O, moeder, moeder, (kom
Ik ben zoo bangIk wil er uit
Straks waait ons huisje om
Nu ook ontwaakt het and're kind:
„Stil! Moeder is niet thuis!
Je weet wel, dat zij geld verdient
Bij rijke lui aan huis
Kom, leg je hoofdje aan mijn borst
En slaap maar rustig door.
Ik ben voor 't booze weer niet bang,
5k Zal wakiker blijven, hoor!"
Het ouder broertje slaat zijn arm
Beschermend om den knaap.
Zóó kampt hij als een jonge held
En worstelt met den slaap.
Maar als een felle bliksemstraal
Zijn angstig oog verblindt
En weer een slag zich hooren laat,
Dón schreit het arme kind:
„Waarom liet z' ons alleen?!
O, broertje, broertje, kleed mij aan,
Dan gaan wij samen heen
„Dat kan niet, ventje! Wees nou zoet:
Moe komt vandaag niet meer;
Maar morgen, als je wakker wordt,
Dón, ja-, dan is z' er weer 1
Wij willen samen bidden, hè,.
Dat God ons helpen moet
Dan hoef je niet meer bang te zijn,
Want odat helpt zoo goed."
Getroost vlijt 't (kind zijn hoofdje neer.
En vouwt zijn handjes mee.
Een poosje later slaapt het weer,
Gelukkig en tevreê.