Een oogenblik van spanning.
FEUILLETON.
JACK SIMPLETON.
al door moeder aan de deur opgewacht
en die wenkte hem, toch vooral stil te zijn,
daar Anna zoo ziek was. Ze had al een
heelen tijd gehoest, vandaar dan ook dat
ze al een paar dagen thuis was geble-.
ven, maar vanmiddag had ze het zoo be
nauwd gehad, dat moeder in der haast
naar den dokter was geloopen en diet
had verklaard, dat Anna hard de koorts
had, dat onmiddellijk naar bed moest
en dat het hoogstwaarschijnlijk longont
steking zou worden.
Geen opgewekte thuiskomst dus voor
onzijn Robbert, die den heebn avond dan
ook maar stil over zijn werk gebogen zat,
want moeder was bij Anna boven en het
meisje kon heelemaal geen drukte ver
dragen. Met een bezwaard hart ging hij
dus eindelijk weter naar zijn kamertje, maar
kon heelemaal niet slapen, want voort
durend moest hij aan zijn zieke zusje den
ken en dan kwelde hem nog een ding:
er, moest pen dolle hond door de stad
loopen, een politie-agent had hem zelf ge
zien, zonder het beest te kunnen pakken
pn heel de klas was er van vervuld ge-
jveest I
Zoo zal Rob zich al een goed uur on
rustig van de eene zijde op de andere
geworpen hebben, toen moeder bij hem
boven kwam en zei: „Rob je moet eens
dadelijk naar den dokter I Ik weet nu geen
raad meer met Anna: ze is zóó benauwd,
dat ik haar geen oogenblik alleen durf
laten.''
Ja, daar zat nu niets anders op, onze
Rob moest wel gaan en tot zijn eer,
Üient dan ook gezegd, dat hij zich niet
lang bedacht, maar moedig op stap ging
pn in dit late uurl Nu, daar behoef je
Ou niet eens laf voor te wezen om je
wat minder op je gemak te gevoelen, zoo
's avonds tegen elven alleen op straat,
want je hoort dan niets dan het geluid
van je eigen voetstappen en alles lijkt
zoo eindeloos pn verlaten.
En dan nog daarbij dien vrees voor den
dollen hond, dus ik durf je niet te zeg
gen, wat Rob zoowat uitstond.
Hij rende maar in eenen door en kwam
dus geheel buiten adem bij den dokter
aan, die dezen patiënt eerst duchtig moest
bijhelpen,- eer hj uit hem kon krijgen,
wat zijnverlangen eigenlijk was. Onmid
dellijk was de vriendelijke man er toe
bereid mee te gaan en prees onzen Rob
Onderweg om zijn groote broederliefde, die
hem aangespoord had tot zoo'n doldrif
tige renpartij. Maar Robbert biechtte nu
ook eerlijk op, dat niet alles uit de haast
was voortgekomen, om zijn boodschap te
doen, maar ook wel degelijk uit vrees
yoor, den dollen hond. De dokter had
niets gehoord van iets dergelijks, maar
fwee dagen later werd het beest dan toch
werkelijk gevonden en geschoten, juist in
het plantsoen waar Robbert voorbij ge
weest was op den noodlottigen avond,
Zus Anna werd beter; het was toen de
crisis geweest en de dokter was flink op
getreden en had ons meisje pr gauw weer
bovenop geholpen.
Een paar dagen later vertelde dokter
Sleebos aan ieder,- die het hooren wilde,
van Robbert's moedigen uitgang op den
bewusten avond en van dit oogenblik af
deed onze jongen ook alles, om zich ook
flink te blijven gedragen en zoo werd,
de bijnaam: Graaf Robbert van Norman-
dië ten slotte toch nog een welverdiends
eerenaam voor hem.
Lous on Wim kwamen uit school en hiel
den elkaar eerst stevig bij de hand, want
zus gevoelde zich verantwoordelijk voor
haar kleineren broer, die altijd geregeld
onder haar hoede, de eerste klasse der Nuts-
school bezocht. Maai' vanmiddag was het
toch wel wat te warm en met veel
wijsheid betuigde ons meisje: Nou, Wim,
laat me maar los 1 We worden toch ook lang
zamerhand wal te groot, om elkaar zoo vast
te houden 1
Wim vond het best en trippelde „op
groote-jongensmanier'met zijn handen in
zijn zakken naast zuslief voort, een lustig
deuntje fluitend. Aan de deur stond Moe
der haar tweetal al op te wachten en dan*
ze wel wist, dat haar kindertjes altijd hon
gerig waren na de wandeling om vier uur,-
gaf ze ze dadelijk een dik-gesmeerden kren
tenbol, waarna ze, tot etenstijds hun for
tuin wat mochten gaan zoeken^ achter het
huis. Hier was een put, waar de kinderen
alleen voorzichtig mee moesten zijnwat de
rest betrof, mochten ze overal vrij j-ondloo-
pen en maakten daar dan ook een dankbaar
gebruik van
Eerst streelden ze nog eens even Mies,
de groote (kat, die gezellig als een bal ineen
gerold, zich in het eenig overgebleven
straaltje namiddagzon lag te koesteren.
„Sjé Miesje, wat ben je warm] Hoe houdt
je het uit in je dikken pels? Wil ik je eens
helpen uitkleeden riep Wim, die zexf
dacht te stikken in zijn luohtig katoenen
pakje, met z'n bloote beenen en lagen bloo-
ten hals!
„Kom eens hier, Wim!" riep Zus en leg
de gelijkertijd veelbeteekenend haar vinger
op den mond. Maar zachtjes hoorfluis
terde deze, „want ilk hoor zoo'n naar geluid
in den put
Nu was de put heel diep, zoodat de kin
deren nooit tot op den bodem konden zien.
Bovendien had Moeder hen ook dikwijls in
alle kalmte onder het oog gebracht hoe
gevaarlijk het was, zich zoo diep voorover te
buigen over den rand. Wim naderde dus
voorzichtig en hoorde ook iets... Maar wat?
Jaf dat kon hij al evenmin thuisbrengen als
zijn zmsje. Was het een rat? of een,-.. Neen,
de kinderen begrepen er niets van en kon
den er zich ook niet veel langer in verdie
pen, daar ze nu aan tafel werden geroe
pen. Vader was nu ook thuis gekomen en
had zoo'n boel te vertellen dat de kinde
ren al heel gauw het interessante geval in'
den put vergeten waren. j
Maar na den eten mochten ze nog evefl/
buiten spelen, en nadat ze zich eerst zelf'
overtuigd hadden, dat het vreemde geluid j
af en toe nog te hooren was, hadden ze er;
nu ook hun buurtjes bij geroepen en ver-^
diepte heel dit gezelschapje zioh in gissin-j
gen. De een sprak:
„Het zal een nat zijn, die onder een steen
is beklemd geraakt en die nu om hulp
roept."
„Als het eens een man was", zei een der
oudste buurtjes, „een dief, die zich daar,
verborgen had!"
„Och kom, die zou zich toch wel dood
kalm houdenD&t begrijp je toch ook wel l"
„Hij kan wel in slaap gevallen zijn en nu
droomen 1"
Miesje was er ook bijgekomen en ging
nieuwsgierig op den rand der put zitten, j
Er werd nu ernstig (krijgsraad belegd en
Lous kwam eindelijk op den schitterenden*
inval, om iets naar beneden te laten zak-j
ken: bijv. een mandje met een stukje brood
en een schoteltje melk er int hetzij dan als
verkwikking voor mensch of dier. Onmid-'
dellijk ging Wim nu naar de keulken en
keerde terug met het benoodigde, terwijl'
Lous intusschen in de schuur een spring
touw was gaan halen en héél voorzichtig
het mandje nu daaraan liet afdalen.
Na een minuut of vijf wachtens, terwijl
allen den adem inhielden^ in de grootste
spanning, werd het mandje weer opgetrok
ken, maar.... voelde nu nog zwaarder aan,
dan bij het neerlaten. Lous had een kleur
van inspanning en ziet... naar boven kwam
hetzelfde mandje doch zónder brood en
zónder melk, maart met drie snoezige, klei
ne katjes er in 1
Op die manier had Moeder Mies haar
kleintjes voor officieel verdrinken gevrij
waard, want de put was 's zomers toch ge-'
heel uitgedroogd en anders werden Miesje's
jongen altijd dadelijk van haar weggeno-.
men en deze laatste maal was het liefde
volle Moedertje den menschen tè vlug af
geweest en had haar kindertjes daar ver-N
stoptj waar ze z© dagelijks te goed was
komen doen, daar ze niet op deze wijze v&n
helpen had mogen rekenen. Daarom was'
ze er dan ook „als de kippen bij geweest"
toen de kinderen zoo aan het hengelen wa
ren en Miesje smaakte nu ook de voldoe-'
ning, dat haar drie lievelingen in gratie,
weer werden aangenomen, en ieder nog een
goed huis vondenDeze dag bleef echter in
dankbare herinnering bij poesen- en kinder-'
familie en nog vele zomers daarna werd|
Een geheimzinnig Reiziger.
l)
Op een mooien zomerdag van het jaar
1661 reden drie mannen te paard op de
vlakte achter het kasteel Dover. Zij spra
ken met gedempte stem en het onderwerp
kon ook haast niet vroolijk zijn, want bur
geroorlog heerschte m het land. Een een
voudige bierbrouwer, Olivier Cromwell,
was tot hoofd der Republikeinen gekozen
en hun zaak trompheerde op het oogen
blik over den adel.
Om nu weer tot onze ruiters terug te
keeren: het tweetal dat vooruit reed be
stond uit een lief jong meisje van een jaar
of zestien en nee dikken ouden heer, som
ber in het zwart laken gekleed. De derde
van het span, was een jongmensch, juist
de grootste tegenstelling vormende met oen
ouden dikken heer. Hij toch was lang en
mager en droeg lokken die over de schou
ders hingen. Voorts had de scherpe beweeg
lijkheid van zijn neusvleugels en het voort
durende knippen zijner oogleden zoo'n ko
mieke uitwerking op allen die hem zagen,
dat men haast niet kon laten te lachen,
vooral als hij slechts even den mond open
deed.
De jonge dame was Lady Nelly de Rock
dale en degeen die aan haar linkerzijde
reed was Tom Carver, schout van het
dorpje Derwill, waarvan Rockdale's kasteel
deel uitmaakte. En het bovenbeschre
ven jongmensch, dat dienst deed als schild-
knaap, stond ingeschreven op de registers
der parochie ads Jack Simpleton.
Hij was precies van gelijken leeftijd als
de jonge burohtvrouw en had van klein kind
af dan ook altijd haar spelen gedeeld, ter
wijl hij later tot haar schildknaap bevorderd
altijd onwrikbaar aan Nelly's zijde bleef
met de blinde gehechtheid van een trouwen
waakhond.
Gedurende eenigen tijd hadden nu al
eiken dag op hetzelfde uur dezelfde wandel
ritten plaats: de jonge lady reed, vergezeld
dcor den dikken, ouden heer en den jongen,
mageren schildknaap, van kasteel Rockdale
de richting van Canterbury uit, waar Nelly
dan eenigen tijd droevig naar den horizon
stond te turen, waarna het drietal, op een
door haar gegeven teeken, denzelfden weg
terug galoppeerde.
Of de heer Tom Carver nu wel zoo inge
nomen was met die tochten, durf ik niet
beweren, misschien h&d hij liever op zijn
gemak een wandelingtje m zijn eigen tuin
gemaakt; maar graai Hector de Rockdale
was ten strijde getrokken;... hij behoorde
natuurlijk tot de partij der koningsgezin-1
den... en had zijn eenig kind, zijn dochter
Nelly, achter gelaten onder de hoede van
een oude, gebrekkige tante, Lady Elisabeth
en van Robin, zijn intendant.
edert graaf Hector zich' op het tooneel
des oo^logs bevond, waren er nog geregeld
berichten van hem gekomen, na iedere
ontmoeting der vijandige paTtijen.
Zooals wij reeds gezegd hebben, stond de
zaak van de koningsgezinden niet rooskleu
rig. Karei I was onthoofd en zijn wettige
zoon en opvolger Karei II was nu onlangs
voor goed ten onder gebracht in den vree-
selijken slag bij Worcester, waarna Crom
well tot protector was uitgeroepen, een
titel die gelijk stond met president, daar
Engeland nu voortaan een republiek zou
worden. Vandaar dan ook dat de blonde
burchtvrouw elk oogenblik haar vader terug;
verwachtte, daar hij nu toch voorloopig'