Hoe we Massa tot tuin- jongen kregen. Anekdoten. Nieuwe Raadsels. '"7 doorgedreven h&dt, het dier te houden...^ „Al* jy eerst je schuld betaald had..." „Ik was van plan die 200 gauw mogelijk a! te dóen. Als een bewijs daarvan ziet ge mij reeds vanmorgen voor u. Ilp vroeg tt maar een paar dagen uitstel..." „Ge maakt u erg druk om eep nietig heid," zei een derde stem, die van den burr gemeeater. Hij was voorbij de herberg ge komen en was op het geluid der stemmen er biimen gegaan om den twist te beslech ten. „Ik h'eb alles gehoord... Ge waart natuur lijk in üw recht om van dezen man, die u onbekend is, een waarborg te eischen voor het betalen van zijn schuld. Maar gij hqbt zelf dat pand uitgekozen, Vos. Niemand dwong u den aap te kieZen in plaats van een der honden... Maak dus niet zooveel drukte om twee liters wijn, die ge verlo ren hebt, omdat dit verlies een gevolg is van de onvoorzichtige keuze, die ge gedaan hebt en van uw gebrek aan voorzorg. Ala gij u pver deze nietige zaak bij den ^echter gaat beklagen, dan zal iedereen u in het dofp uitlachen. Iedereen zal over uw inhaligheid en wantrouwen spreken. Volg mijn ra-ad, 1 beste vriend, zwijg over dit voorval en trek uw voordeel pit deze les jEn de herbergier uit het Witte Paard volgde die wijzo raadgeving. 1 Toen we nog in Indië waren hebben we daar e-en menigte dingen ondervonden, die zeker wel de moeite waard zouden zjjn, om jullie ook eens te vertelleD. Onder ande ren ook hoe we Massa tot tuinjongen kre gen. Op een goeden avond reden vader, moe der, Wim en ik in de dogcart uit, en Mpe- der mende; maar opeens wilde het paard niet verder. Vader stapte aft om te zien wat er aan scheelde en ja—al; daar lag een jongen, zoo wat van de grootte van Wim, midden op den weg, met een gapende won de aan het voorhoofd! Onmiddellijk tilde vader het ventje op de bankWij gingen er uit en zouden verder zachtjes achter de cart aanloopen; die nu stapvoets naar huis road, om toch vooral niet te schokken! Moeder nam het hoofd van den gewonde op haar schoot en hield er haar verkoe lende hand tegen, terwijl zij thuis gekomen, onmiddellijk den jongen naar den apothe ker zQpd, want een dokter waa er geen uren ve* te krijgen: we woonden n.l. op een groot koffieland. Volgens de aanwljr zingen van den apotheker werd het ventje nu verbonden en geheel _r moeder gehol pen, die een uitstekend -ïekenverpleegster was, dit had zij al meer dan eens bewezen. gen paar uuy later kwam Maasa, zoo heette de jongen, bij en vertelde, «jat hij het thvin» mets prettig bad, dat hij daarom uit de kampong wa® weggeloopen en ?op doelloos op den grooten weg was gaan rondzwerven, waar hij nu schijnt het niet eens ons rijtuigje had hooren aankomen en er dus in minder dan geen tijd onder had gelegen. Het ventje waa echter uiterst dankbaar .voor moeders liefderijke verple ging en moeder van haar kant was innig bewogen door het lot van zoo'n kleinen jon gen, die het thuis dus wel erg naar moest hebben om maar zoo zijn fortuin te gaan zoe ken. Ze dacht zeker aan Wim en aan het onderscheid tusschen die beide jongens waarvan de een alles had wat zijn hart be geerde, terwijl de ander zoo'n treurig hope loos bestaan scheen te hebben. En zij be sloot, den kleinen Massa maar bij zich te houden als tuinjongen aks hij naderhand weer wat opgeknapt zou zijn, want Massa zelf smeekte haar ook zoo dringend met zijn groote melancholieke oogen, dat hij toch tds je blieft niet weggezonden zqu worden Zoo kwam Massa dus bij ons in dienst en ik geloof wel dat hij >t nu naar den zkn had. In een paar maanden tijds was hij ten minste een dikke beer geworden, die lachen kon, dat de tranen hem over wan gen rolden en een klucht uithaalde, dat wij ook de grootste pret met hem hadden, lenig dat de jongen was, daar stondt ja over vereteld: hij zat in een ommezien boven in den hoogen klapperboom en liet zich dan weer terug glijden, vlugg.r dan een aap. Maar eens heeft Massa Wim het levep gered. Broer was nl. in de voorgalerij aan het spelen en overal, aan alle (kanten was ons huis even open. Maar daar het zoo een zaam lag, wae zeker een koningstijger on gemerkt van uit het boach genaderd die dieren zijn wel meer zoo moedig als ze jon gen >n de nabijheid hebben bijvoorbeeld en met één sprong zou die op Wim zijn af gesprongen, als niet net Massa de tegen woordigheid van geest had gehad, om het becgt zijn mes, dat die Indische jongens al tijd op de bloote borst draden, precies ach ter in den nek te stekenBrullend van pijn sprong de tijger op zij en een daad van ontzettenden moed had Massa daarmee be^ wezenZelve wilde hij nietg weten van al den lof, die hem toegezwaaid werd, maar vader zorgde toch, dat de jongen den prijs kreeg, die er in Indië op staat, op het doo- den van een koningstijger. Dit geld werd nu voor Massa op een spaarboekje gezet, dat kon hij later nog altijd wel gebruiken, als hij groot genoeg zpu zijn om een eigen huishouden te. beginnen. Je begrijpt, hoe dankbaar wij hem allen waren en hoezeer we onzen kleinen bruinen tuinjongen in eere hielden. De koningstijger werd een uur verder door Inlanders in het bosch gevonden; het spoor was duidelijk te volgen door het bloed dat uit de wonde gevloeid had, arm beest! Het was wel om medelijden mee te hebben, de jongen lagen daar nog hulpe loos op hun moeder te wachten en werden verder dpor de Inlanders meegevoerd, waarna ze later zouden opgezonden wor den naar een Europeeschen dierentuin. En hoeveel medelijden we ook hadden met de arme tijgerfamilie, toch waren we innig dankbaar^ dat we van haar nabijheid verlost waren. ïngeiz. door „Vleugeltje Groen". Jongen: „Moeder, mag ik gaan zwem men?" Moeder: „Jawel, als je maar zorgt, dat je niet verdrinkt^ anders weet je, wat er op zit." Ingez. door C. Vallentgoed. Een rekenles. Onderwijzer (tot kleine meisje): „Mina, kunt ge mij zeggen, hoeveel 2 en 2 is?" Mina zwijgt. Onderwijzer: „Hoeveel pooten heeft het paard van je vader?" Mina: „Wel 2 voor- en twee achterjxx* ten, nujnheer." Rentenier (tot zoontje): „Waarom heb je geen school vandaag, KaTel?" Karei: „Wel, 't is vandaag Rembrandt® verjaardag, Vader." Moeder: „Zeg, man, dan mag je wel dadelijk een kaartje aan hem zenden." Ingez. door „Herderinnetje," Boer: „Nu heb ik je, ondeugende jong* Wat doe je daar in mijn pruimeboom Jongen: „Wel baaa, ik bind de pruinM vasts dae min of meer loshangen." Een. voorname schoenmaker* Heer: Zie eens baas, de schoenen, die ik verleden week bij u heb laten maken, zjjn nu al versleten." Schoenmaker; „Hebt u er soms ook me® op straat geloopen?" Heer: „Ja, natuurlijk, wat dacht je d$A?" Schoenmaker: „Wat ik dan dacht? Wel, dat als gij met uw schoenen op straat wilt loopen, gij piet hjj mij moet wezen, i k maak alleen schoenen voor luk die rijden, Ingez. door „Leeuw van Modderspruit.'* I Mijn geheel bestaat uit 10 letten ea is een schuilnaam. Een 5, 6, 7, 3 hoor ik gaarne. Er is een 3, 2, 1 in de sloot. 8. 30 i$ een verkleinwoord. Een 3, 6, 4, 8 ia niet eerlijk. 4, 6, is een versterkend voedsel. 'dus illusie#, Waëht eqaü*, nu aal het Y?*l kc-men, dachten ze elk. In het eerst was Jie.t geluk den Zwartjes weer niet gunstig, in a ar gauw genoeg zullen die de kansen wel weer ingehaald hebben. De heer Gnéguin 'dacht: je kunt toch wel zien, de Eugelsehcn worden moe, ze zullen het nog wel afleggen. De belangstelling bjj de fo&mhoiiwers "werd steeds sterker. Van weArsknnten klonken krer ten als: „Houdt je t-A-ai Zwarten", „braaf zoo William," „goed gedaan!", „Vooruit maar •jongens", enz., enz. Eindelyk daar was de strijd persoonlijk tusschen William en Jan, ah ik heef je' niet tè zeggen ©f het nu rijk spande. De beide kapiteinen gaven elkaar niets toe, geen duim breed; tot.... William het ongeluk had te struikelen; een seconde later weerklonk het fluitje van den scheidsT 'rechter en de Witten hadden gezegevierd met drie tegen twee. In waarheid hadden beide partijen dus gevoeld, dat ze elkaar aandurfden en de victorie d§r Wi(ten lag aan een toeval! In een ommezien werd het terrein, nu overstroomd door de geestdriftige menigte. Master Bill was intusschen ver dwenen^ maar zijn vader, de heer Archibald Hampete&d kwam Jan de h&nd drukken en te gelijk zijn belofte nakomen volgens af spraak; hij reikte Crack ovev aan den kam pioen, terwijl intusschen ook de heer Gu.é, guin nu naderbij was getreden, die ten hoogste verwonderd was ever het toon eelt je, dat zich hier nu afspeelde. „Hoe nu, mijnheer de consul, geeft u ons den hond terug?" vroeg hij. „Ja, dat kan wel nist anders, dat was eenmaal zoo afgesproken tusschen onze jon gens," antwoordde de vader van William; „als mijn zoon het verloor viel Crack terug aan uw zoon." „0, zoo! jouw ondeugd? was dat je he- dealing met die verrassing? Nu begrijp ik ook waarom zusje niet tegenwoordig mocht zijn bij de- lM&tch." .„Juist -jfaderWant zoo zeker was ik nog nfet van de overwinning, als William niet gevallen was*>you de uitslag nog twijfelachtig zijn." -ij „Nu, ik moet zeggen Jan, je bent al even bescheiden i n het geluk als je onverschrok ken bent in den aanval/' sprak de heer Hampstead goedkeurend. ^Ofschoon het inij natuurlij!? spijt, dat d* Zwarten het onderspit moesten delven, kan ik toch niet anders als eerlijk erkennen, dat jy de overwinning ten volle verdient! Je op treden in dezen is zoo gunstig, dat ik met genoegen de kennismaking met mijnheer j® vader wil voortzetten." JrZee>r gevoelig, mijnheer de consul", sprajk nu op zijn beurt de directeur. „Maar waar is ïiw zoop, dan kunnen we hem een enkel woord van troost toespreken?" Het gelaat van den vader betrok. „Ja, de jongen is zéér zéér trotsch, tij zal het zioh dus erg aantrekken, vrees ik." „Zeg hem maar, mijnheer de consul, dat ik overtuigd ban, dat hij net zoo goed <1© overwinning had verdiend," viel Jan nu in „en dat het alleen aan een ongelukkig toe val ligt, dat hij het niet winnen mocht. Het volgend jaar hopen we elkaar weer te ontmoeten, dat wil ik hem zelf vooral ook nog eens zeggen." Bij deze woorden narp de heer Hampstead afscheid en haastte rich naar huis. (Slot volgt.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13