Een gevaarlijke gevangene.
FEUILLETON.
Zwart tegen Wit.
Bij wijze van gunst verzocht hij toen, haar
ten minste mee te mogen nemen naar de
hoofdstad, waar hij zijn vonnis zou onder
gaan. Maar dit word geweigerd. En weet
Je wat Josephine, zoo heeette de dochter, toen
deed,? Te voet legde ze ai- die mijlen af,
die de zware militaire kar voetstaps ging;
en dit zonder een enkel toeken van ver
moeienis tc laten blijkenToen zij evenwel
aan het gebouw aankwam, zonk ze in elkaair
van uitputting en bleef daar zeker wel een
paar uur zoo liggen. Toen ging ze zelf om
gratie verzoeken voor haar vader en' dit
lukte haar den eersten keer volstrekt niet
Een tweeden keer ook nog niet en een derden
keer evenmin-
Maar ten slotte h,ad ze toch de voldoening,
dat haar vader vrijgelaten werd en zij Samen
weer naar hun voorstadje terug mochten.
Onderweg echter bezweek de liefdevolle doch
ter, die te veel van haar krachten had ge
vergd en nu dan ook betreurd werd door
haar vader op een manier, zoo innig, als
misschien nog nooit een ouder zijn kind had
beweend 1
Philip Vos, de herbergier in het Witte
Paard stond op zekeren guren, vochtigen
Novembermorgen op den drempel van zijn
deur en rookte behaaglijk uit zijn lio.utea
pijpje, toen hij om den hoek der straat een
gebogen grijsaard zag aankomen, Jie met
moeite een karretje voor zich nit duwde.
Twee honden liepen naast herp en in plaats
van, zooals Honden gewoonlijk doen, rechts
én links van den weg te loopen snuffelen,
bleven zij voorzichtig achter hun meester
aan trippelen alsof zij bij hem bescherming
tegen den regen zochten.
De herberg het Witte Paard was het
eerste huis van het dorp. Toen de grijsaard
het uithangbord zag, liep hij op den loo
ker toe en groette hem, daar hij terecht
veronderstelde, dat deze de eigenaar van
de herberg was.
►„Slecht weertjeKan ik vannacht logies
bij u krijgeD, ik en mijn beestenIk betaal
er natuurlijk voor!"
„Wel zeker," zei baas Vos. .„Het is mijn
beroep om lui te herbergen. Kom binnen,
vriend, kom binnen!"
Terwijl de beide hpnden, Fik en Fanny,
zch eensgezind aan weerskanten van het
haardvuur neervlijden, maakte de herber
gier kennis met zijn nieuwen gast. Deze
heette Vinzenzo, was een Italiaan van ge
boorte en verdiende zijn brood met het
vertoonen van gedresseerde dieren.
„Bestaat de geheeJe troep uit deze twee
honden?" vroeg de waard.
„Pardon, ik heb ook nog mijnheer Schoon
heid, mijn eerste speler. Ik heb hem goed
in mijn karretje opgesloten, om hem geen
kou te laten vatten."
„Is di© mijnheer Schoonheid ook een
hond?"
„Neen, ik zal u hem eens laten zien..."
Het was een aardig aapje, in een offi-
6|
De bijeenkomst der beide kapiteinen had
plaats en daarbij kwam Jan met uitgesto
ken hand .op ■William af, die dus slechts
die hand aan te nemen hpd, om tot een
openlijke verzoening te komen. Dit deed dc
fcrctsche heer echter piet en ook scheen hij
niet zoo grif in het aannemen van Jan's
voorstel, waarover wü voorloopig nog liever
het zwijgen willen bewaren.
„Dat begrijp ik anders niet," sprak Jan,
„je bent immers zpo overtuigd van de over
winning, dat je me dunkt niets waagt met
toe te stemmen in mijn voorstel."
Dit moest William toegeven, maar toch
wilde hij het nog eerst aan zijn vader vragen.
„Goed, ga je gang! Ik ben anders over
tuigd, dat je vader het goed zou vinden."
En zoo was het dan ook. Drie uur later
werd Jan dit overgebracht. De afspraak werd
cierspakje gekleed met gouden tres op de
naden; hij hield zoo g.oed en kwaad als het
kon, een grooten rooden lap, die om zijn
lichaampje geslagen wa-s, met zijn voor
pootjes vast, maar rilde toch nog van de
koude. Hij wipte vlug op den arm vpn zijn
meester en kroop dadelijk onder diens
vest weg.
Terwijl de vrpuw van den waard in de
keuken naar het eten keek, dekte Sientje
de meid een tafeltje en bracht weldra de
dampende soep op tafel.
De twee honden werden door den vèr-
leidelijken geur wakker en zetten zich elk
aan een zijde van hun mee«ster neer en
wachtten rustig het oogênblik af, dat. deze
h\m om beurten ©en stuk brood toestak,
dat in één hap verdween.
Mijnheer Schoonheid, die door de heer
lijke warmte in de gelagkamer zijn gewone
vroolijkheid; had teruggekregen, was op een
hoek van de tafel gaan zitten en knabbelde
met- smaak de rauwe worteltjes op, die d©
meid hem toestak.
„Wat een aardig beestje is dat en wat
ziet hij er slim uit," zei de herbergier.
„Dat is hij ook, mijnheer, en nog veesl
slimmer dan men zoo zou zeggen," ant
woordde baas Vinzenzo. „Ik heb al heel
wat apen in mijn leven afgericht, maar ik
heb nog nooit een slimmer beestje dan dit
ontmoet. Ik behoef hem een kunstje niet
twee keer voor te doen, of hij kent het al;
men hoeft nooit op hem te; brommen of
hem tot iets aan te zetten. Hij kan koord
dansen, walsen, roffelen, op schildwacht
staan, kegelen en ik zou hem ook wel willen
leeren kaart spelen, maar jk ben bang, dat
hij valsch zou spelen...''
Den volgenden morgen ging vinzenzo
naar den burgemeester om hem vergunning
te vragen met zijn troep op.te treden in het
openbaar. Natuurlijk gaf de burgemeester
onmiddellijk zijn toestemming daartoe.
„Ik twijfel er echter aan, vriendje," zei
hij, of gij hier in het dorp goede zaken zult
maken. Bijna de geheele bevolking is nog
op het land aan het werk en vooral met
de stortbuien van de laatste dagen denken
zij er eerder aan om zoo gauw mógelijk on
der de wol te kruipen, dan om naar een
voorstelling te gaan. Ik wènsch je veel suc
ces toe ondertusschen
De minder opwekkende voorspelling van
den burgemeester werd helaas bewaarheid.
Gedurende drie maanden haalde hij zoo
goed als niets op en met het slechte winter-
weer durfde hij niet verder trekken. Daar
Hij alleen op zijn spaarpenningen moest
teren, w-as hij eindelijk ten einde raad, hoe
hij den waard zijn rekening moest betalen.
Hij besloot deze moeilijke zaak aam te
roeren en zoodra het wat- heldefder werd,
gaf hij den herbergier te kennen, dat hij
van plan was te vertrekken om in het na
burige stadje B. voorstellingen te gaan ge
ven, waar hij, zooals men hem verzekerd
had, veel geld kon verdienen.
Maar toen hij moest bekennen, dat hij ie
rekening niet kon voldoen, weigerde de
dus nog eens herhaald en de match vastge
steld op den eerst volgenden Donderdag,
's morgens tusschen acht en tien, omdat de
temperatuur dan het beste geschikt was voor
het spel. De tegenpartij had ook gedacht
aan Anders österlind als scheidsrechter en dit
kwam dus nog al goed uit, terwijl beide par
tijen elkander afwachtten met ongekend vuur.
HOOFDSTUK VI.
In een ommezien was het bekend door
het kleine visschersplaatsje, dat er een match
zou worden gehouden tussehen de Witten
en de Zwarten, en over het algemeen werd
dé uitslagniet iu twijfel getrokkende
nieuwe overwinnaars t-cchogtpnd-en veel-ster
ker; zo hadden immers al1 zoóyeel lauweren
geoogst en liet- kon niet ander^, of ook- hier
zouden de Zwarden wel ,0vye-^i- zegevieren.
Op den. bewusten ochtend waren er heel
wat ouders en jongere lui op de lbeen. Onder
de toeschouwers werden o. a. .ook opge
merkt de beide hoofden der Instituutév de
heer Goldsmith en de heer Jardjn; de viee-
consul Hampstead en de directeur 1 der
herbergier hem te laten vertrekken en.
maakte zich erg boos op Vliizeii20.
„U crediet geven? Maar ik ken niet!"
riep de waard uit, die in het dorp bekend,
stond als een schraapzuchtig en wantrou
wend man. Ge hebt toch geen vaste woon
plaats en zwerft overal rond. Waar zal iV
u terugvinden?"
Vinzenzo beriep zich vergeefs op zijn goe
den naam en zijn eerlijkheid en beloofd©»
dat hij zijn schuld zou voldoen, zoodra hij
daartoe in de gelegenheid zou zijn.
De waard eohter eischte een goeden
waarborg en geen beloften, b.v. een pand,
een horloge, eenig voorwerp van waabde...
Maar de arme zwerveling bezat niets dan
zijn karretje, zijn kleeren en zjjn drie dte*
rèn. Éindelijk moest de arme Vinzenzo dén
aap in de handen van zijn onverbiddellijkeii
schuldeischer achterlaten. Het arme dier
keek zijn meester met treurige oogen na,
toen deze met zijn karretje en de turee
Honden wegtrok,
„Pas toch goed op hem," smeekte Vin
zenzoen zuchtte diep. „Ik kom hém zco
spoedig mogelijk inlossen."
Dienzelfden avond nog wae de fortuin den
armen man gunstig. Alsof de honden be
grepen, dat zij dubbel hun best moespon
doen om hun -ongelukkigen kameraad te be
vrijden, verrichtten zij wonderen van be
hendigheid. Het succes was dan ook groot
en er-werd heel wat geld opgehaald.
Den volgenden morgen heel vroeg sloeg
Vinzenzo weer den weg paa? het dorp in
en spoedde zich naar de herberg, waar hij
zijn besten leerling had achtergelaten.
Maar toen hij bij h©t Witte Paard aan
kwam, was alles daar in rep en roer.
„O, ben jij dat? Je konit juist van pas,"
riep baas Vos uit. Kom eens gauw kijken,
wat die akelige aap heeft uitgehaald!"
En hij trok Vinzenzo door de keuken mee
naar den kelder. Daar was, mijnheer
Schoonheid door den herbergier opgesloten
en vastgelegd. ï)e aap had den waaTd een
flesch zien opentrekken en daar hij in
groote mate de gave van nabootsing bezat,
had hij zich gehaast, zoodra hij alleen
wiis, de kraan yan een vat Qm te draaien,
clat gelukkig bijna leeg was.
Verder onderzoek naar andere vaten had
hij niet kunnen instellen, omdat de lengte
van zijn ketting hem dit verhinderd had.
Op het gezicht van zijn meester uitte hij
kreten van vreugde ©n zoodra Vinzenzo
binnen zijn bereik was, sprong hij op diens
schouder en liefkoosde hem,
Vinzenzo beantwoordde deze liefkoozin-
gen op een hartelijke wij^e en maakte toen
het arme dier van zijn ketting los.
„Neen, haast je maar niet, óm hein mee
te nemenriep de herbergier uit „Je be
grijpt toch wel, dat ik het hierbij niet telen
zal. Ik denk er niet aanWie zal mij die
schade van den wijn vergoeden? Wie is er
mij verantwoordelijk voor? Natuurlijk gij»
de eigenaar van het dier
„Neem mij niet kwalijk, b^aa Vos," viel
Vinzenzo hem m de rede. „Als gij het niet
douanen do heer Quéguin. De consul had
zijn hond meegènomen, die hij aan den ket
ting hield, tot groote Vöibazing vooral van
Jan's vader, die Het al een bijzónder kin
derachtige 9treek vond van den consul, als
die het soms mocht gedaan hebben met het
idéé oin hem te ergeren met- het bezit van
het beest! Het scheen den heer Qi]éguin
echter te ontgaan, hoe zenuwachtig dé eop-
sul was in houding en bewegingen.
Eindelijk, daar slóeg het acht: de scheids
rechter had zich niddden op het terrein ge
plaatst en deed een scherp gefluit hooien:
het sein tot de opening van den strijd. On
middellijk traden WillianT én de ^wartep
binnen. De kapiteins móesten trekken, wolk-
vel d' zij zouden hebben en hei lot was
in- zooverre al William gunstig, dat zijn
partij de wind in den rug had, al was da©
nu ook niet sterkhet hielp toch altijd
iets
Wonder boven wonder ging het nu niet
zoo schitterend voor de Éwartên, aoodat n%
het eerste deel van. het spel de kansen na
genoeg gelijk stonden. Toen de; tien minuten
pauze begon, maakten beidé partijen zich