feze £ourant wordt dagelijks, met uitzondering
van (Zon- en feestdagen, uitgegeven.
A°. 1911.
15888
Dinsdag UeceiiiDei*.
Dit nommer bestaat uit
TWEE Bladen.
Eerste Blad.
Offieieele Kennisgeving.
Legende ea Werkelijkheid.
FEUILLETON.
Valsche ea ware liefde.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Van I6 regels f 1.05. Iedere regel meer /0.17J. Grootere letten naar
plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oents contantelk
tiental woorden meer 10 Oenta. - Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend.
PRIJS DEZER COIJRANTs
Voos Lelden pel «eek 9 Oetneper 3 maanden f 1,10.
Ettiten Leiden, per loopar en waar agenten gevestigd tijn 1.30.
France per post 1.65.
MKANinVET.
Burgemeester en Wethouders van Leiden
Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet;
Brengen ter algemeene kennis, dat door
J. ELENBAAS, melkbandelaar, wonende
te Leiden, een verzoekschrift is ingediend,
om verlof voor den verkoop van a-lcohol-
houdenden, andoren dan sterken drantfc
voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het
benedenvoorlokaal van het perceel Groene-
steeg 67.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester.
VAN STRIJEN, Secretaris.
Leiden, 5 December- 1911.
JACHT.
De Commissaris der Koningin in de pro
vincie Zuid-Holland,
Gezien het besluit van Gedeputeerde Sta
ten dier provincie dd. 27 November 1911,
(No. 70;
Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857
(Staatsblad No. 87)
Brengt ter kennia van belanghebbenden,
dat bij bovengenoemd besluit van Gedepu
teerde Staten de jacht op klein wild, daar
onder ook begrepen zoowel het schieten als
het vangen van houtsnippen met laat-, war-
of valflouwen, in deze provincie wordt geslo
ten op Zaterdag 30 December
1911, met zonsondergang.
Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt, waar
zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in
het Povinciaal blad en in de Nederlandsche
Staatscourant worden geplaatst.
VGravenhage, 28 NovembeT 1911.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
S WE ERTS.
£en gedachte hij den St.-Nicolaas-avond.
Tegen den Sint-Ni eolaasavond, dat lieer-
/ijkste van alle feesten, voor jong en oud,
imaakt men een verlanglijst op.
Nu ja, we doen dat eigenlijk liet heele
leven door en, wat den vijfden December
avond betreft, zijn we er eigenlijk eerst in
later jaren over begonnen- In onze jeugd,
althans hadden we geen veirl angl ijs ben
zeker wel stille wenschenmaar die in be
paalde vormen om te zetten, dat zouden
we toen nog ongepast gevonden hebben:
andere tijden, andere zeden 1 Willen wo met
den tijd meeleven, dan moeten we ook het
nieuwe aanvaarden. Daar komen we wel eens
mee in 't gedrang. En toch, we zullen 't er
zoo goed mogelijk mee moeten doen en, slagen
we daar niet in, dan zullen wo er, nu en
dan, oen stukje levenspoëzie hij moeten in
boeten.
We zien dat aan het nog altijd zoo blijde
feest van den goeden Sint, tcjrecht, om zijn
86)
„Ja zeker, ik feliciteer je," antwoordde
Grote verstrooid. „Maar mij hadden ze nooit
m e eg ok regen."
„Waarom ben jy er dan zoo gauw van
door gegaan?"
„Men zit toch ook zelfs niet graag onschul
dig opgesloten."
„Neen, dat kan er naar zijn; maar men
Veekt ook niet gaarne zyn nek, of..."
„Wat?"
»Qf J0 nek moest toch al gevaar loopen."
„Praat toch niet zoo'n onzin. Vertel me liever
maar eens hoe j9 't hebt gehad."
„Nu, de inbraak op do villa was eigenlek
bjjzaak; in hoofdzaak heeft hy my over die
andore geschiedenis ondervraagd en toen heb
Ik hem alios verteld, vrat ik van jou had ge
hoerd."
„Tan my? Wat dan?"
„Droom je nog? Herinner je je dan niet
meer, dat je me eergisteravond hebt verteld,
hoe de bankdirecteur over het moeras is ge-
Blopen?"
„En dat heb je aan den rechter verklapt?
Wat een stomheid!"
„Waarom dan7"
„Wel, natuurlek sal hy niets van dat ver
haal hebben gelooft en ten 6lotte zal ik er
nog voor invliegen.1'
„Neen, daarin vergis jy je toch. Deze rech
ter interesseerde zich buitengewoon voor de
zaak en hy heeft my zelfa verzocht jou by
diepe beteek-en is in hooge eeïe gehouden
maao* er zijn zoovele nieuwe verschijnselen
en opvattingen, die met het wonderbare ver
haal in botsing komen, dat we reeds de
grootste moeite hebben om de kinderlegende
in zulk een fatsoenlijken vorm te gietèn,
dat ze Cr niet al te moeilijk ingaat.
En toch', toch zullen we ons die moeito
behooren te getroosten, opdat in onzen tijd
zan koudekasrijpheid, het jonge leven de gul
den bekoring niet verlieze, die het noodig
heeft om gestaald te zijn tegen den al ie
nuchtcircn levensstrijd.
Natuurlijk geldt dit volstrekt niet alleen
voor het feest, dat het schoonste is van
alle kinderfeesten; integendeel; maar we
zijn nu weer bezig om te maken de tradi
tioneel© wandeling naar de haven, waar de
stoomboot uit Spanje moet aankomen en dat
geeft, zulk oen ongezochte gelegenheid om
weer eens over die dingen te spreken. Stel
u voor dat de avond van den vijfden Decem
ber een avond werd, waarop bloedverwan
ten, vrienden en bekenden, elkaar bijzonder
gedachtig waren, door liet zenden van kleine
geschenken. Denk dan die langzame voor
bereiding, die blijde opwinding bij de jeugd,
dat geheimzinnige doen,* dat hopen, vreezen
en verlangen, dat gelooven en twijfelen ©n al
dien uitwendigen glans eens weg. Zou dan
datgene waarop de zaak feitelijk neerkomt,
niet zijn beste heteekenis, zijn schoonste be
koring verloren hebben
Daarom handelen we wèl, indien we
dien dag in eere houden en hem met verstaald
vieren.
Dat dóendo, lee'ren wij liet kind iets als
waar aannemen, waarvan we de wetenschap
bezitten, dat het niet in waarheid heeft
plaats gehad en dat wordt soms bedenke
lijk gevonden.
Waarom dan toch? Het bezwaar zou
mogen gelden, indien wij aan de jeugd ver
halen deden van minder goede daden, aan
den een of anderen persoon toegeschreven-
Doen wij dit een enkele maal, dan geschiedt
het om te doen uitkomen hoe het kwade
gestraft wordt. De beste opvoeders zijn het
iar over eens, dat dit geen middel is om
van het kwade af te schrikkenevenmin
als het aanbeveling verdient om, het goedo
te bevorderen door het uitzicht! op beloo
ning.
Van dat alles is hier geen sprake, al
hechten we in onze Sint-Nioolaasverhalen
straf en belooning ook wel eens aan de be
grippen van kwaad en goed vast. Verstan
dig voorgedragen kan dat geen kwaad, maar,
het moet geen hoofdzaak worden-
Overigens doet de vorm, waarin de legende
vooj gedragen wordt, .zoo hitter weinig tot
de zaak. We weten zeiven zoo weinig van
haar ware toedracht en kunnen dus zeiven
waarheid en verdiohting zoo moeilijk onder
scheiden, dat het wel geen groot verschil
zal maken hoe wo het verhaal inkleeden,
blitswe het doel geen oogenhlik uit
het oog verliezen.
Wanneer wij kinderen iets Verhalen uit
het leven van een buitengewoon goed en
milddadig man, die groote en kleine kin
deren hartelijk liefhad, die alom zegen op
zijn weg verspreidde en dien daarom' het
vermk>gen is toegekend om dat voortdurend
te blijven doen, dan Zullen wij, in ver
band met den uitwendigen vorm van het
feest en met de kleine geschenken waar
mede onze lievelingen en zij elkander en
ons blij maken, toch zeker geen slechte ge
dachten bij hen opwekken en vooral dan
hem to sturen, opdat je hem zelf het verhaal
oog eens zou kunnen herhalen.
Frits Grote stond plotseling op, trok zyn
overjas aan, zotte zyn hoed op en verliet het
vertrek met de woorden: Als lk niet dadeiyk
terug moeht komen, berg dan myn koffer
zoo lang op."
"VVeber keek zyn vriend ontsteld na in do
overtuiging dezen niet spoedig weer te zullen
zien.
Het scheen Grote plotseling angstig te
moede te zyn geworden In de overigens zoo
behaaglyke omgeving. De vrees, dat men hem
aan den nieuwsgierigen rechter wilde uitle
veren, deed hem vluchten; daar moest dus
iets niet in den haak zyn.
Indien de directeur Heiwig werkeiyk in den
nacht over het moeras was geslopen, dan was
het toch al een heel wonderiyk tooval, dat
Grote, die hetzelfde plan had gekoesterd, zich
zoo kalmpjes daarvan had laten terughouden.
En indien dat werkeiyk zoo in zyn werk was
gegaan, door wat andere zou hy dan nu zoo
verontrust kunnen worden dan door een slecht
geweten?
Timm Weber trachtte steeds verder in de
zaak door te dringen en dacht nog eens na
ovor hetgeen hy had beleefd deze dagen.
Door zyn verhaal aan den rechter had hy
den directeur Holwig verdacht gemaakt; den
man van de vrouw, tegenovor wie hy tot zulk
een groote daBkbaarheid was verplicht. Was
dat goed? Was dat vooral wel goed tegenover
die vrouw?
Web er had het onderhoud tusschen Eva en
Schneider in de aangrenzende kamer afge
luisterd en daaruit had hy kunnen opmaken,
dat mevrouw Helwlg wel wilde scheidon,
maar dat zy niet togen haar man wilde ge
tuigen. Het zou haar dus waarschyniyk ook
niet, wanneer wij liet wat matig aanleggen
en, ongemerkt, tot mededeelzaamheid aan
sporen.
Tot bat kinderhart komt men het beet
langs een omweg, hetgeen niet boteekent dat
het bij een volwassen mensch precies an
dersom zou wezen.
Daarom gebruiken wij sprookjes, omdat
die kleine verhalen, zonder al te zeer de
verbeelding te prikkelfcn, toch boeien en aan
trekken en zóó de waarheden en do goede
voorbeelden, die er in Verscholen liggen, door
de hersenen naar liet gemoed, brengen-
Eigenlijk doen we jdat op Sint-Nicolaaé
ook, maar dan mot het allermooiste sprookje,
dat we kennen, dat altoos nieuw en altoos
aantrekkelijk en vol ',bekoring blijft.
Laat dan ook nu weer het zonnetje vtoo-
lijk schijnen in de kinderziel, des te vroo-
lijker, waar de nevel begint to dalen op
het winterlandschap.
Maalr met de verlanglijst moeten wë voor
zichtig wezen, 't Kan zeker geen kwaad
als we ongemerkt eens trachten te weten
te komen, wat een kind gaarne heeft; maar
we zouden niet verstandig handelen, indien
wij het in staat stelden om steeds al zijn
hopen en verlangen vervuld te zien. Goven
is geen kunst, vooral niet waar men de mid
delen bezit; maar wèl doen, goed en ver
standig handelen, in het belang van den
begiftigde, dat is wel degelijk een kunst,
en ook tegenover oen-kind is dat heb geval.
Laat ons, ook nu, diè waarheid geen ©ogen
blik uit het oog verliezen.
Wij ouderen hebben - natuurlijk ook onze
verlanglijst en, we merkten het immers reeds
op, eigenlijk hebben we die het geheele
leven door; maar we hebben ook
onze ervaringen, die ons loerden d&t geluk
en. bezit alles behalve steeds samengaan, dat
het begeeren dikwijls heel wat meer is dan
hert bezitten. En zoo' zijn wij er misschien
toe gekomen om te erkennen, en ook prac-
t'isch toe te passen, wat reeds het kinder
rijmpje ons leerde en wat ook onze kinderen
zullen moeten loeren:
Dat een verstandig' mensdi geen dingen
[moet begieren,
Die hij te voren weet dat hij niet
[krijgen kan-
Het wèl doen is een kunst; maar gelukkig
is die kunst niet zoo heel groot tegenover
hen, die minder door het lot begunstigd zijn-
St.-Nicola.as gaf ook aan het alnne kind,
dat ipiord©, ©en pop van taai-taai en het
was er niets minder gelukkig om. Nu, er
zijn nog wel ©enige poppen van taai-taai.
Ook zijn er nog wel eenige groote en kleine
kinderen, die meer reden hebben dan wij
cm te mopperen-
Laat ons het zoeklioht eens doen werken
en dan zullen wij er nog wel vinden, die
zich ook gaarne eens zouden koesteren in
de warme stralen van het gelukszonnetje en,
als we onze gelukkige kleinen bij die min
der gelukkigen dan eens voor Sink-Nicolaas
laten spelen, wel, dan is het sprookje im
mers werkelijkheid geworden
Er zijn er, die aan den avond van het
leven, als het zonnetje daalt om straks voor
goed weg te duiken in de onmetelijke zee,
nc<g met weemoedige blijdschap kunnen te
rugzien op de heerlijke uren van het Sint-
Nicol aas feest in het onvergetelijke ouder
huis. In deze uren men zij nog eens allen
nlot aangenaam zyn, als haar mail van dezen
moord zou worden besohuldigd; te meer niet,
daar zy vooralsnog zyn naam toch nog moest
dragen.
„Jongen, jongen," sprak Timm tot zichzelf,
„je bont weer stom geweest en nu dient dat
zaakje weer in orde te worden gebracht."
Maar hoe?
Mevrouw Hel wig had in het gesprek don
naam van baar advocaat genoemd. Waldau,
dat was dezelfde, die men hem als verdediger
had toegewezen.
Tot zijn advocaat kan men altyd gaan en
hem ook kan men alles toevertrouwen.
Frank Waldau kwam taraoiyk laat van het
rechtagebouw in zyn kantoor terug. Men had
hem ginder verteld, dat hem het zaakje van
do inbraak io de Helwigsche villa was toe
bedeeld.
Hy had daarna onmiddeliyk oen ondorhoud
met zyn cliënt willen hebben, maar by de
gevangenis aangekomen, hoorde hy, dat Wobor
reeds op vrye vosten was gestold. Daarna
glug hy naar Schneider, om nadere inlichtingen
te ontvangen.
Eva had den Inbrekor niet herkend en daar
mee was de zaak zoo goed als afgedaan. Maar
het lag wol voor de hand, dat het gesprek
d9r beide juristen ton slotte op het echt-
schetdingsprocos kwam.
„U zoekt naar oen grondige reden tot echt
scheiding, mynheor Waldau? Is de bankdiefstal
of liever do vordul6tering der gelden niet vol
doende?"
„Neou."
„Nu, morgon zal het toch ïeeds geen ge-
helm mesr ?yn; ik zal tegen Hel wig een bevel
uitvaardigen tot inhechtenisneming wegens
Bioordaaoslag.
Hy legde zyn TettnoeJec duideiyk uit en
en alleS terug, allen die hun eens dier
baar waren en dooir wie zij wederkeerig ge
liefd werden; alles wat in die zalige dagen
met en vootr hen werd gedaan. Er zijn er
die nog voorwerpen uit die dagen bezitten
en ze als een heiligdom bewaren-
Als er cén feest is, gesoliikt om in latere
dagen gclukkigo gedachten op te wekken,
nog eens te brengen in de rechte stemming,
nog eens kind te wezen met al de zaligheid
aan dat tijdperk verbonden, waarlijk dan is
het wel het feest van den December-avond,
of van den morgen die er op volgt-
[W.aairlijk, het zou nog eens een heerlijk
feest voor ons zijn, als het ook nu zoo
wezen mocht en wij zeiven er iets toe kon
den bijdragen, om anderen later zulke heer
lijke herinneringen te verschaffen.
Leiden, 5 Oecembsr.
Wegens langdurige ziekte van den
tuinibouwie eraar den heer Fleure, is tot tij
delijk onderwijzer aan de tuinbouww inter
cursus te Voorhout benoemd, de heer Cu-
naeus, te Leiden.
Door de Maatschappij tot Expl. van
Staatsspoorwegen is te Ufcreoht aanbesteed
de levering Van magazijngoederen ten be
hoeve van het fooofdmagazijn te Tilburg voor
het tijdvak 1 Jan. 1912 tot 1 Jan. 1913. Laag
ste inschrijvers waren o.a. voorgordijn
stof naturel firma J. en A. Ie Poole, te
Leiden, f3603.50; godijnstof, wollen, blau
we, dezelfde, f3150; lampen- en lantaarn-
Ikatoen firma Van 't Hooft en Co.. te Lei
den, f 956.25.
De minister van marine heeft de na
volgende plaatsingen gelast:
officier van administratie 2de kl. G. H.
van Driel 14 dezer geplaatst bij de Kweek
school voor Zeevaart te Leiden;
kapitems-kwartiermeeeters der mariniers
E. A. van Wely 14 dezer geplaatst bij de
afdeeling van het korps mariniers te Wil
lemsoord en H. W. Stoelman 15 dezer ge
plaatst bij de afdeeling van het korps mari
niers te Amsterdam.
In December en Februari komen voot
het Nutsdepartement lezen resp. de heer
Herman Robbers, een literaire avond, en
de heer R. Tepe over Nederlandsche in het
vrild levende vogels, met lichtbeelden.
De extra-trein, waarmede de Koningin
a. s. Maandag naar de residentie reist,
vertrekt 8 u. 38 min. vm. van Apeldoorn
en komt to 10 u. 39 min. v.m. aan het
Staatsspoorstation in Den Haag aan.
De prinses van Bentheim zal heden-
namiddag lhalfvijf per Staatsspoor in de
residentie aankomen om eenige dagen bij de
Koningin-Moeder, haar zuster, te logeeren.
De 1ste luit. A. W. de Bruyn, van het
4de reg. inf., keert 30 dezer van zijn deta
cheering bij de militaire verkenningen te
's-Gravenhage, naar zijn korps terug.
In de Geref. Kerk te Alphen is de be
staande vacature wedeT vervuld. Ds. W. H.
Gispen, van Zwolle, bevestigde naar aanlei
ding van Jesaja 62 6 en 7 ds. J. Gispen,
van Barneveld gekomen, in den Dienst des
Woords. Na de bevestiging werd den nieu
wen leeraar door de Gem. Ps. 134 3 toe
gezongen. Ds. J. Gispen sprak naar aanlei
ding van Ps. 119 30. De Gemeente, in
grooten getale opgekomen, zong haar nieu
wen leeraar Ps. 121 4 toe.
eindigde met de woorden: „De vervolging van
Grote is geëindigd en alleen moet men hom
zien te vinden, opdat hy als getuige zou
kunnen optroden."
Frank nam met een harteiyken handdruk
afscheid van den rechter van instructie. Zyn
grootste wensoh stond nu verwezeniykt te
worden, want nu had hy vasten grond onder
de voeten voor een eisch in reconventie. Tegen
over het veelzeggende woord „moord" kon
van een opheffing der aanklachten wel geen
sprake meer zyn.
Eva zou dus vry worden!
Het was "Waldau op dit moment ook heel
duideiyk, waarom hy dit proces raet zulk
een yver en innige belangstelling had gevoerd.
Hy wildo die jonge vrouw voor zichzelf win
nen. Indien zy slechts de echtgenoote van
een bedrieger was geweost, dan zou do we
reld wel gauw genoeg alia byzonderheden van
haar vroeger leven zyn vergeton; maar nu zy
de vreuw van een moordenaar was?I
Iedereen zou zeggen of althans stellig den
ken„Kyk, dat is zy. Hoe is het mogeiyk,
dat die vrouw den moed tot een tweode
huweiyk hesft gehad en wie kan begrypen,
dat iemand haar nog heeft willen hebben 1"
En toch, Frank gevoslde, dat hy or wel
den moed too zou bezitten.
En zy?
Frank trachtte zich te verdiepen in de akton
en stukkon, die op zyn tafol lagen, maar het
mocht hem niet gelukken. Steeds meer trad
de bekooriyke vrouwegestalte voor zyn geest,
die hem in haar terughouding nog begeer-
ïyker toeschoen!
In zyn overpeinzing werd hy gestoord, door
dat de bediende een cliënt kwam aanmelden.
„Hy ziet er niet byzonder netjos uit en daar
om wildo ik hem te woord staanmaar zulke
Door B. en Ws. van Amsterdam wer
den gisteren aanbesteed de werken ter uit
voering van de nieuwe Damplannen. Inge*
komen 8 biljetten. Laagste inschrijver de
heer A. Dubbelman, te Dordrecht voor
t 47,660.
Verder de levering van straatklinkers voor
30,000 vierk. meter voetweg. Minste inschrij
vers de lieeren D. J. van Frankenhuizen,
Montfoort, 3100 vierk. M. a f 1.40; J. Spij
Lz., Zwammerdam, 1000 vierk. M. k f 1.42,
10,000 vierk. M. a f 1.43; G. J. W. Koole
mans Beynen, Montfoort, 2000 vierk. M. k
f 1.43; Gebr. Burgers, Weurd, 10,000 vierk.
M. k f 1.42; Hoos en Zn., Leiderdorp, 1500
vierk. M. a f 1.46.
Het pantserdekschip „Gelderland*' zal
Tanger niet aandoen aangezien deze stad
besmet verklaard is. Het schip zal nu van
7 tot 14 dezer te Gibraltar verblijven.
De gewone audiënties van de ministers
van landbouw, nijverheid en handel, van
financiën, van marine en van waterstaat
zullen deze week niet plaats hebben.
Velen uit allerlei kringen en van alle
richtingen hebben gisteren den voorzitter
van de Tweede Kamer, mr. W. K. F. J?#
graaf van Bylandt, op zijn 70sten verjaar
dag, blijk gegeven van hun bijzondere
hoogachting.
Toen gisterochtend de vriendelijke grijs
aard wat vroeger dan gewoonlijk heb Ka
mergebouw betrad vond bij in zijn kamer
een mooi bloemstuk en eveu later werd hij
met groote hartelijkheid begroet en geluk -
gewenscht door allen, van den hoogste tot
den laagste, die in eenigerlei ambt of be
trekking aan de Kamer verbonden zijn.
Achtereenvolgens kwamen den jarigen pre
sident de hand drukken de directeur en
onderdirecteur van den stenografisclien
dienst, de directeur van de taohygrafische
inrichting, de ambtenaren ter griffie en bi
bliotheek-, de Kamerbewaarder, de heer,
Bijlevelt, en bet verdere boden, en manne
lijk zoowel als vrouwelijk dienstperso
neel.
Graaf Van Bylandt, die zijn feestdag in
goede gezondheid vierde, was zeer ingeno
men met zoovele bbjken van belangstelling.
Toen de voorzitter gisternamiddag om
streeks li uur, dus vóór de opening van de
zitting, 's Lands vergaderzaal betrad, vond
hij daar een groot aantal leden reeds ver*
eenigd, om hem geluk te wenschen.
Namens de rechterzijde werd de heet
Van Bylandt toegesproken door jlir. Van
Nispen tot Sevenaer (Nijmegen), tweeden
voorzitter, namens de linkerpartijen door
mr. Drucker, derden voorzitter.
Beide heeren wenschten den 70-jarigen
van gansoher harte geluk en brachten in de
meest waardeerende bewoordingen (buidtt
aan zijn onpartijdige leiding, vertolkten de
persoonlijke genegenheid, welke alle Ka
merleden vóór den heer Van Bylandt gevoe-i
len en hoopten, dat 't hem nog lang gege
ven mocht zijn, zijn krach-ten beschikbaar
te stellen om de vergaderinge-i te presidee,
ren.
Hartelijke toejuichingen, volgden op bei*»
de redevoeringen.
De regeering sloot zich bij de gelukwens
schen en de hulde aan.
Graaf Van Bylandt sprak met een kort
woord zijn dank uit voor de geluk wenschen:
en voor 'bet prachtige bloemstuk, waarmet
lui willen altyd meer, "Wilt u hem spreken,
mynheer?"
Timm Weber betrad met een gevoel van
eerbied de spreekkamor van den adrocaat en
na een onhandige», verlegen, maar diepen
groet bogon hy: „Noem me niet kwal ijk,,
mynheer, dat ik even by u ben gekomen,
om over myn zaak te spreken."
„Die is immers zoogoed als uit de wereld?"
antwoordde Waldau.
Het maakte een zeer gunstlgen indruk op
Weber, dat „zyn verdediger" zoo goed van
alles op de hoogte was, en onmiddeliyk kreeg
hy het gevoel voor dezen man zyn hart wel
te kunnen uitstorten.
„Ja juist, mynhoer, door de goedheid van
mevrouw is d9 zaak op deze manier uit de
wereld geholpen. En daar nu mevrouw zoo
vriendelijk is geweest my niet te willen her
kennen, zou ik h»ar ook gaarne een tegen-
dlenst willen bewijzen en daarvoor ben ik
eigenlyk hier gekomen
Dat was een buitengewoon vreemde geschie
denis. Deze man, dio reeds eenige malen io
de gevangenis had gezeten, dnr'do zich op óén
lyn stellen m9t Eva Holwig.
„Ik begryp niet wat je wilt," antwoordde
Waldau koel.
„Dat la ook niet zoo gemakkelijk te be
grijpen, mijnheer. Maar tegero-tsr u kir. Ïl
natuurlijk zeer openhartig z'j% tlu mijn
verdediger is. Welnu dan, zowJt lk reeds
zeido, i9 mevrouw byzonder go*«j vcor iojJ
geweest door tegen dei; rechter van icfciructo»
te beweren, dat *ij niet wiet wt» is v»as,
terwyi zy toch evengoed iets andere» had nonen
zeggen.
(Wordt vwr^gd