feze £ourant wordt dagelijks, met uitzondering van (Zon- en feestdagen, uitgegeven. A°. 1911. 15888 Dinsdag UeceiiiDei*. Dit nommer bestaat uit TWEE Bladen. Eerste Blad. Offieieele Kennisgeving. Legende ea Werkelijkheid. FEUILLETON. Valsche ea ware liefde. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van I6 regels f 1.05. Iedere regel meer /0.17J. Grootere letten naar plaatsruimte. - Kleine advertentiën van 30 woorden 40 Oents contantelk tiental woorden meer 10 Oenta. - Voor het inoasseeren wordt/"0.05 berekend. PRIJS DEZER COIJRANTs Voos Lelden pel «eek 9 Oetneper 3 maanden f 1,10. Ettiten Leiden, per loopar en waar agenten gevestigd tijn 1.30. France per post 1.65. MKANinVET. Burgemeester en Wethouders van Leiden Gelet op de artt. 12 en 37 der Drankwet; Brengen ter algemeene kennis, dat door J. ELENBAAS, melkbandelaar, wonende te Leiden, een verzoekschrift is ingediend, om verlof voor den verkoop van a-lcohol- houdenden, andoren dan sterken drantfc voor gebruik ter plaatse van verkoop, in het benedenvoorlokaal van het perceel Groene- steeg 67. Burgemeester en Wethouders voornoemd, N. C. DE GIJSELAAR, Burgemeester. VAN STRIJEN, Secretaris. Leiden, 5 December- 1911. JACHT. De Commissaris der Koningin in de pro vincie Zuid-Holland, Gezien het besluit van Gedeputeerde Sta ten dier provincie dd. 27 November 1911, (No. 70; Gelet op art. 11 der Wet van 13 Juni 1857 (Staatsblad No. 87) Brengt ter kennia van belanghebbenden, dat bij bovengenoemd besluit van Gedepu teerde Staten de jacht op klein wild, daar onder ook begrepen zoowel het schieten als het vangen van houtsnippen met laat-, war- of valflouwen, in deze provincie wordt geslo ten op Zaterdag 30 December 1911, met zonsondergang. Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt, worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks te doen gebruikelijk is, alsmede in het Povinciaal blad en in de Nederlandsche Staatscourant worden geplaatst. VGravenhage, 28 NovembeT 1911. De Commissaris der Koningin voornoemd, S WE ERTS. £en gedachte hij den St.-Nicolaas-avond. Tegen den Sint-Ni eolaasavond, dat lieer- /ijkste van alle feesten, voor jong en oud, imaakt men een verlanglijst op. Nu ja, we doen dat eigenlijk liet heele leven door en, wat den vijfden December avond betreft, zijn we er eigenlijk eerst in later jaren over begonnen- In onze jeugd, althans hadden we geen veirl angl ijs ben zeker wel stille wenschenmaar die in be paalde vormen om te zetten, dat zouden we toen nog ongepast gevonden hebben: andere tijden, andere zeden 1 Willen wo met den tijd meeleven, dan moeten we ook het nieuwe aanvaarden. Daar komen we wel eens mee in 't gedrang. En toch, we zullen 't er zoo goed mogelijk mee moeten doen en, slagen we daar niet in, dan zullen wo er, nu en dan, oen stukje levenspoëzie hij moeten in boeten. We zien dat aan het nog altijd zoo blijde feest van den goeden Sint, tcjrecht, om zijn 86) „Ja zeker, ik feliciteer je," antwoordde Grote verstrooid. „Maar mij hadden ze nooit m e eg ok regen." „Waarom ben jy er dan zoo gauw van door gegaan?" „Men zit toch ook zelfs niet graag onschul dig opgesloten." „Neen, dat kan er naar zijn; maar men Veekt ook niet gaarne zyn nek, of..." „Wat?" »Qf J0 nek moest toch al gevaar loopen." „Praat toch niet zoo'n onzin. Vertel me liever maar eens hoe j9 't hebt gehad." „Nu, de inbraak op do villa was eigenlek bjjzaak; in hoofdzaak heeft hy my over die andore geschiedenis ondervraagd en toen heb Ik hem alios verteld, vrat ik van jou had ge hoerd." „Tan my? Wat dan?" „Droom je nog? Herinner je je dan niet meer, dat je me eergisteravond hebt verteld, hoe de bankdirecteur over het moeras is ge- Blopen?" „En dat heb je aan den rechter verklapt? Wat een stomheid!" „Waarom dan7" „Wel, natuurlek sal hy niets van dat ver haal hebben gelooft en ten 6lotte zal ik er nog voor invliegen.1' „Neen, daarin vergis jy je toch. Deze rech ter interesseerde zich buitengewoon voor de zaak en hy heeft my zelfa verzocht jou by diepe beteek-en is in hooge eeïe gehouden maao* er zijn zoovele nieuwe verschijnselen en opvattingen, die met het wonderbare ver haal in botsing komen, dat we reeds de grootste moeite hebben om de kinderlegende in zulk een fatsoenlijken vorm te gietèn, dat ze Cr niet al te moeilijk ingaat. En toch', toch zullen we ons die moeito behooren te getroosten, opdat in onzen tijd zan koudekasrijpheid, het jonge leven de gul den bekoring niet verlieze, die het noodig heeft om gestaald te zijn tegen den al ie nuchtcircn levensstrijd. Natuurlijk geldt dit volstrekt niet alleen voor het feest, dat het schoonste is van alle kinderfeesten; integendeel; maar we zijn nu weer bezig om te maken de tradi tioneel© wandeling naar de haven, waar de stoomboot uit Spanje moet aankomen en dat geeft, zulk oen ongezochte gelegenheid om weer eens over die dingen te spreken. Stel u voor dat de avond van den vijfden Decem ber een avond werd, waarop bloedverwan ten, vrienden en bekenden, elkaar bijzonder gedachtig waren, door liet zenden van kleine geschenken. Denk dan die langzame voor bereiding, die blijde opwinding bij de jeugd, dat geheimzinnige doen,* dat hopen, vreezen en verlangen, dat gelooven en twijfelen ©n al dien uitwendigen glans eens weg. Zou dan datgene waarop de zaak feitelijk neerkomt, niet zijn beste heteekenis, zijn schoonste be koring verloren hebben Daarom handelen we wèl, indien we dien dag in eere houden en hem met verstaald vieren. Dat dóendo, lee'ren wij liet kind iets als waar aannemen, waarvan we de wetenschap bezitten, dat het niet in waarheid heeft plaats gehad en dat wordt soms bedenke lijk gevonden. Waarom dan toch? Het bezwaar zou mogen gelden, indien wij aan de jeugd ver halen deden van minder goede daden, aan den een of anderen persoon toegeschreven- Doen wij dit een enkele maal, dan geschiedt het om te doen uitkomen hoe het kwade gestraft wordt. De beste opvoeders zijn het iar over eens, dat dit geen middel is om van het kwade af te schrikkenevenmin als het aanbeveling verdient om, het goedo te bevorderen door het uitzicht! op beloo ning. Van dat alles is hier geen sprake, al hechten we in onze Sint-Nioolaasverhalen straf en belooning ook wel eens aan de be grippen van kwaad en goed vast. Verstan dig voorgedragen kan dat geen kwaad, maar, het moet geen hoofdzaak worden- Overigens doet de vorm, waarin de legende vooj gedragen wordt, .zoo hitter weinig tot de zaak. We weten zeiven zoo weinig van haar ware toedracht en kunnen dus zeiven waarheid en verdiohting zoo moeilijk onder scheiden, dat het wel geen groot verschil zal maken hoe wo het verhaal inkleeden, blitswe het doel geen oogenhlik uit het oog verliezen. Wanneer wij kinderen iets Verhalen uit het leven van een buitengewoon goed en milddadig man, die groote en kleine kin deren hartelijk liefhad, die alom zegen op zijn weg verspreidde en dien daarom' het vermk>gen is toegekend om dat voortdurend te blijven doen, dan Zullen wij, in ver band met den uitwendigen vorm van het feest en met de kleine geschenken waar mede onze lievelingen en zij elkander en ons blij maken, toch zeker geen slechte ge dachten bij hen opwekken en vooral dan hem to sturen, opdat je hem zelf het verhaal oog eens zou kunnen herhalen. Frits Grote stond plotseling op, trok zyn overjas aan, zotte zyn hoed op en verliet het vertrek met de woorden: Als lk niet dadeiyk terug moeht komen, berg dan myn koffer zoo lang op." "VVeber keek zyn vriend ontsteld na in do overtuiging dezen niet spoedig weer te zullen zien. Het scheen Grote plotseling angstig te moede te zyn geworden In de overigens zoo behaaglyke omgeving. De vrees, dat men hem aan den nieuwsgierigen rechter wilde uitle veren, deed hem vluchten; daar moest dus iets niet in den haak zyn. Indien de directeur Heiwig werkeiyk in den nacht over het moeras was geslopen, dan was het toch al een heel wonderiyk tooval, dat Grote, die hetzelfde plan had gekoesterd, zich zoo kalmpjes daarvan had laten terughouden. En indien dat werkeiyk zoo in zyn werk was gegaan, door wat andere zou hy dan nu zoo verontrust kunnen worden dan door een slecht geweten? Timm Weber trachtte steeds verder in de zaak door te dringen en dacht nog eens na ovor hetgeen hy had beleefd deze dagen. Door zyn verhaal aan den rechter had hy den directeur Holwig verdacht gemaakt; den man van de vrouw, tegenovor wie hy tot zulk een groote daBkbaarheid was verplicht. Was dat goed? Was dat vooral wel goed tegenover die vrouw? Web er had het onderhoud tusschen Eva en Schneider in de aangrenzende kamer afge luisterd en daaruit had hy kunnen opmaken, dat mevrouw Helwlg wel wilde scheidon, maar dat zy niet togen haar man wilde ge tuigen. Het zou haar dus waarschyniyk ook niet, wanneer wij liet wat matig aanleggen en, ongemerkt, tot mededeelzaamheid aan sporen. Tot bat kinderhart komt men het beet langs een omweg, hetgeen niet boteekent dat het bij een volwassen mensch precies an dersom zou wezen. Daarom gebruiken wij sprookjes, omdat die kleine verhalen, zonder al te zeer de verbeelding te prikkelfcn, toch boeien en aan trekken en zóó de waarheden en do goede voorbeelden, die er in Verscholen liggen, door de hersenen naar liet gemoed, brengen- Eigenlijk doen we jdat op Sint-Nicolaaé ook, maar dan mot het allermooiste sprookje, dat we kennen, dat altoos nieuw en altoos aantrekkelijk en vol ',bekoring blijft. Laat dan ook nu weer het zonnetje vtoo- lijk schijnen in de kinderziel, des te vroo- lijker, waar de nevel begint to dalen op het winterlandschap. Maalr met de verlanglijst moeten wë voor zichtig wezen, 't Kan zeker geen kwaad als we ongemerkt eens trachten te weten te komen, wat een kind gaarne heeft; maar we zouden niet verstandig handelen, indien wij het in staat stelden om steeds al zijn hopen en verlangen vervuld te zien. Goven is geen kunst, vooral niet waar men de mid delen bezit; maar wèl doen, goed en ver standig handelen, in het belang van den begiftigde, dat is wel degelijk een kunst, en ook tegenover oen-kind is dat heb geval. Laat ons, ook nu, diè waarheid geen ©ogen blik uit het oog verliezen. Wij ouderen hebben - natuurlijk ook onze verlanglijst en, we merkten het immers reeds op, eigenlijk hebben we die het geheele leven door; maar we hebben ook onze ervaringen, die ons loerden d&t geluk en. bezit alles behalve steeds samengaan, dat het begeeren dikwijls heel wat meer is dan hert bezitten. En zoo' zijn wij er misschien toe gekomen om te erkennen, en ook prac- t'isch toe te passen, wat reeds het kinder rijmpje ons leerde en wat ook onze kinderen zullen moeten loeren: Dat een verstandig' mensdi geen dingen [moet begieren, Die hij te voren weet dat hij niet [krijgen kan- Het wèl doen is een kunst; maar gelukkig is die kunst niet zoo heel groot tegenover hen, die minder door het lot begunstigd zijn- St.-Nicola.as gaf ook aan het alnne kind, dat ipiord©, ©en pop van taai-taai en het was er niets minder gelukkig om. Nu, er zijn nog wel ©enige poppen van taai-taai. Ook zijn er nog wel eenige groote en kleine kinderen, die meer reden hebben dan wij cm te mopperen- Laat ons het zoeklioht eens doen werken en dan zullen wij er nog wel vinden, die zich ook gaarne eens zouden koesteren in de warme stralen van het gelukszonnetje en, als we onze gelukkige kleinen bij die min der gelukkigen dan eens voor Sink-Nicolaas laten spelen, wel, dan is het sprookje im mers werkelijkheid geworden Er zijn er, die aan den avond van het leven, als het zonnetje daalt om straks voor goed weg te duiken in de onmetelijke zee, nc<g met weemoedige blijdschap kunnen te rugzien op de heerlijke uren van het Sint- Nicol aas feest in het onvergetelijke ouder huis. In deze uren men zij nog eens allen nlot aangenaam zyn, als haar mail van dezen moord zou worden besohuldigd; te meer niet, daar zy vooralsnog zyn naam toch nog moest dragen. „Jongen, jongen," sprak Timm tot zichzelf, „je bont weer stom geweest en nu dient dat zaakje weer in orde te worden gebracht." Maar hoe? Mevrouw Hel wig had in het gesprek don naam van baar advocaat genoemd. Waldau, dat was dezelfde, die men hem als verdediger had toegewezen. Tot zijn advocaat kan men altyd gaan en hem ook kan men alles toevertrouwen. Frank Waldau kwam taraoiyk laat van het rechtagebouw in zyn kantoor terug. Men had hem ginder verteld, dat hem het zaakje van do inbraak io de Helwigsche villa was toe bedeeld. Hy had daarna onmiddeliyk oen ondorhoud met zyn cliënt willen hebben, maar by de gevangenis aangekomen, hoorde hy, dat Wobor reeds op vrye vosten was gestold. Daarna glug hy naar Schneider, om nadere inlichtingen te ontvangen. Eva had den Inbrekor niet herkend en daar mee was de zaak zoo goed als afgedaan. Maar het lag wol voor de hand, dat het gesprek d9r beide juristen ton slotte op het echt- schetdingsprocos kwam. „U zoekt naar oen grondige reden tot echt scheiding, mynheor Waldau? Is de bankdiefstal of liever do vordul6tering der gelden niet vol doende?" „Neou." „Nu, morgon zal het toch ïeeds geen ge- helm mesr ?yn; ik zal tegen Hel wig een bevel uitvaardigen tot inhechtenisneming wegens Bioordaaoslag. Hy legde zyn TettnoeJec duideiyk uit en en alleS terug, allen die hun eens dier baar waren en dooir wie zij wederkeerig ge liefd werden; alles wat in die zalige dagen met en vootr hen werd gedaan. Er zijn er die nog voorwerpen uit die dagen bezitten en ze als een heiligdom bewaren- Als er cén feest is, gesoliikt om in latere dagen gclukkigo gedachten op te wekken, nog eens te brengen in de rechte stemming, nog eens kind te wezen met al de zaligheid aan dat tijdperk verbonden, waarlijk dan is het wel het feest van den December-avond, of van den morgen die er op volgt- [W.aairlijk, het zou nog eens een heerlijk feest voor ons zijn, als het ook nu zoo wezen mocht en wij zeiven er iets toe kon den bijdragen, om anderen later zulke heer lijke herinneringen te verschaffen. Leiden, 5 Oecembsr. Wegens langdurige ziekte van den tuinibouwie eraar den heer Fleure, is tot tij delijk onderwijzer aan de tuinbouww inter cursus te Voorhout benoemd, de heer Cu- naeus, te Leiden. Door de Maatschappij tot Expl. van Staatsspoorwegen is te Ufcreoht aanbesteed de levering Van magazijngoederen ten be hoeve van het fooofdmagazijn te Tilburg voor het tijdvak 1 Jan. 1912 tot 1 Jan. 1913. Laag ste inschrijvers waren o.a. voorgordijn stof naturel firma J. en A. Ie Poole, te Leiden, f3603.50; godijnstof, wollen, blau we, dezelfde, f3150; lampen- en lantaarn- Ikatoen firma Van 't Hooft en Co.. te Lei den, f 956.25. De minister van marine heeft de na volgende plaatsingen gelast: officier van administratie 2de kl. G. H. van Driel 14 dezer geplaatst bij de Kweek school voor Zeevaart te Leiden; kapitems-kwartiermeeeters der mariniers E. A. van Wely 14 dezer geplaatst bij de afdeeling van het korps mariniers te Wil lemsoord en H. W. Stoelman 15 dezer ge plaatst bij de afdeeling van het korps mari niers te Amsterdam. In December en Februari komen voot het Nutsdepartement lezen resp. de heer Herman Robbers, een literaire avond, en de heer R. Tepe over Nederlandsche in het vrild levende vogels, met lichtbeelden. De extra-trein, waarmede de Koningin a. s. Maandag naar de residentie reist, vertrekt 8 u. 38 min. vm. van Apeldoorn en komt to 10 u. 39 min. v.m. aan het Staatsspoorstation in Den Haag aan. De prinses van Bentheim zal heden- namiddag lhalfvijf per Staatsspoor in de residentie aankomen om eenige dagen bij de Koningin-Moeder, haar zuster, te logeeren. De 1ste luit. A. W. de Bruyn, van het 4de reg. inf., keert 30 dezer van zijn deta cheering bij de militaire verkenningen te 's-Gravenhage, naar zijn korps terug. In de Geref. Kerk te Alphen is de be staande vacature wedeT vervuld. Ds. W. H. Gispen, van Zwolle, bevestigde naar aanlei ding van Jesaja 62 6 en 7 ds. J. Gispen, van Barneveld gekomen, in den Dienst des Woords. Na de bevestiging werd den nieu wen leeraar door de Gem. Ps. 134 3 toe gezongen. Ds. J. Gispen sprak naar aanlei ding van Ps. 119 30. De Gemeente, in grooten getale opgekomen, zong haar nieu wen leeraar Ps. 121 4 toe. eindigde met de woorden: „De vervolging van Grote is geëindigd en alleen moet men hom zien te vinden, opdat hy als getuige zou kunnen optroden." Frank nam met een harteiyken handdruk afscheid van den rechter van instructie. Zyn grootste wensoh stond nu verwezeniykt te worden, want nu had hy vasten grond onder de voeten voor een eisch in reconventie. Tegen over het veelzeggende woord „moord" kon van een opheffing der aanklachten wel geen sprake meer zyn. Eva zou dus vry worden! Het was "Waldau op dit moment ook heel duideiyk, waarom hy dit proces raet zulk een yver en innige belangstelling had gevoerd. Hy wildo die jonge vrouw voor zichzelf win nen. Indien zy slechts de echtgenoote van een bedrieger was geweost, dan zou do we reld wel gauw genoeg alia byzonderheden van haar vroeger leven zyn vergeton; maar nu zy de vreuw van een moordenaar was?I Iedereen zou zeggen of althans stellig den ken„Kyk, dat is zy. Hoe is het mogeiyk, dat die vrouw den moed tot een tweode huweiyk hesft gehad en wie kan begrypen, dat iemand haar nog heeft willen hebben 1" En toch, Frank gevoslde, dat hy or wel den moed too zou bezitten. En zy? Frank trachtte zich te verdiepen in de akton en stukkon, die op zyn tafol lagen, maar het mocht hem niet gelukken. Steeds meer trad de bekooriyke vrouwegestalte voor zyn geest, die hem in haar terughouding nog begeer- ïyker toeschoen! In zyn overpeinzing werd hy gestoord, door dat de bediende een cliënt kwam aanmelden. „Hy ziet er niet byzonder netjos uit en daar om wildo ik hem te woord staanmaar zulke Door B. en Ws. van Amsterdam wer den gisteren aanbesteed de werken ter uit voering van de nieuwe Damplannen. Inge* komen 8 biljetten. Laagste inschrijver de heer A. Dubbelman, te Dordrecht voor t 47,660. Verder de levering van straatklinkers voor 30,000 vierk. meter voetweg. Minste inschrij vers de lieeren D. J. van Frankenhuizen, Montfoort, 3100 vierk. M. a f 1.40; J. Spij Lz., Zwammerdam, 1000 vierk. M. k f 1.42, 10,000 vierk. M. a f 1.43; G. J. W. Koole mans Beynen, Montfoort, 2000 vierk. M. k f 1.43; Gebr. Burgers, Weurd, 10,000 vierk. M. k f 1.42; Hoos en Zn., Leiderdorp, 1500 vierk. M. a f 1.46. Het pantserdekschip „Gelderland*' zal Tanger niet aandoen aangezien deze stad besmet verklaard is. Het schip zal nu van 7 tot 14 dezer te Gibraltar verblijven. De gewone audiënties van de ministers van landbouw, nijverheid en handel, van financiën, van marine en van waterstaat zullen deze week niet plaats hebben. Velen uit allerlei kringen en van alle richtingen hebben gisteren den voorzitter van de Tweede Kamer, mr. W. K. F. J?# graaf van Bylandt, op zijn 70sten verjaar dag, blijk gegeven van hun bijzondere hoogachting. Toen gisterochtend de vriendelijke grijs aard wat vroeger dan gewoonlijk heb Ka mergebouw betrad vond bij in zijn kamer een mooi bloemstuk en eveu later werd hij met groote hartelijkheid begroet en geluk - gewenscht door allen, van den hoogste tot den laagste, die in eenigerlei ambt of be trekking aan de Kamer verbonden zijn. Achtereenvolgens kwamen den jarigen pre sident de hand drukken de directeur en onderdirecteur van den stenografisclien dienst, de directeur van de taohygrafische inrichting, de ambtenaren ter griffie en bi bliotheek-, de Kamerbewaarder, de heer, Bijlevelt, en bet verdere boden, en manne lijk zoowel als vrouwelijk dienstperso neel. Graaf Van Bylandt, die zijn feestdag in goede gezondheid vierde, was zeer ingeno men met zoovele bbjken van belangstelling. Toen de voorzitter gisternamiddag om streeks li uur, dus vóór de opening van de zitting, 's Lands vergaderzaal betrad, vond hij daar een groot aantal leden reeds ver* eenigd, om hem geluk te wenschen. Namens de rechterzijde werd de heet Van Bylandt toegesproken door jlir. Van Nispen tot Sevenaer (Nijmegen), tweeden voorzitter, namens de linkerpartijen door mr. Drucker, derden voorzitter. Beide heeren wenschten den 70-jarigen van gansoher harte geluk en brachten in de meest waardeerende bewoordingen (buidtt aan zijn onpartijdige leiding, vertolkten de persoonlijke genegenheid, welke alle Ka merleden vóór den heer Van Bylandt gevoe-i len en hoopten, dat 't hem nog lang gege ven mocht zijn, zijn krach-ten beschikbaar te stellen om de vergaderinge-i te presidee, ren. Hartelijke toejuichingen, volgden op bei*» de redevoeringen. De regeering sloot zich bij de gelukwens schen en de hulde aan. Graaf Van Bylandt sprak met een kort woord zijn dank uit voor de geluk wenschen: en voor 'bet prachtige bloemstuk, waarmet lui willen altyd meer, "Wilt u hem spreken, mynheer?" Timm Weber betrad met een gevoel van eerbied de spreekkamor van den adrocaat en na een onhandige», verlegen, maar diepen groet bogon hy: „Noem me niet kwal ijk,, mynheer, dat ik even by u ben gekomen, om over myn zaak te spreken." „Die is immers zoogoed als uit de wereld?" antwoordde Waldau. Het maakte een zeer gunstlgen indruk op Weber, dat „zyn verdediger" zoo goed van alles op de hoogte was, en onmiddeliyk kreeg hy het gevoel voor dezen man zyn hart wel te kunnen uitstorten. „Ja juist, mynhoer, door de goedheid van mevrouw is d9 zaak op deze manier uit de wereld geholpen. En daar nu mevrouw zoo vriendelijk is geweest my niet te willen her kennen, zou ik h»ar ook gaarne een tegen- dlenst willen bewijzen en daarvoor ben ik eigenlyk hier gekomen Dat was een buitengewoon vreemde geschie denis. Deze man, dio reeds eenige malen io de gevangenis had gezeten, dnr'do zich op óén lyn stellen m9t Eva Holwig. „Ik begryp niet wat je wilt," antwoordde Waldau koel. „Dat la ook niet zoo gemakkelijk te be grijpen, mijnheer. Maar tegero-tsr u kir. Ïl natuurlijk zeer openhartig z'j% tlu mijn verdediger is. Welnu dan, zowJt lk reeds zeido, i9 mevrouw byzonder go*«j vcor iojJ geweest door tegen dei; rechter van icfciructo» te beweren, dat *ij niet wiet wt» is v»as, terwyi zy toch evengoed iets andere» had nonen zeggen. (Wordt vwr^gd

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 1