sT«
VOOR DEJEUGD
1SIDSCH DAGBIAD
5
No. 15883.
Woensdag* 29 November*
Anno 1911.
6>^p
A tiïi 5 i S 1 f 5 i S i S I 1 S iï*t 1 S I 1
1 I s s Is I-c^lflL TSI*®.
il hul tin! mil II*n i hiil I hi11 «t I i
6>
O
Gedachtenlezen.
Ml -s zu^' k-
ftnlll.fUB'- y jsJSt zen nu
•VI
I I I I I I I I I I
bun of daarop het gekozen prentje voorkomt.
Ze behoeven bij het vertoonen van de kaart
slechte „ja" of „neen" te zeggen. Van iedere
kaart die op deze manier wordt uitgekozen,
tellen we het eerste nummer bij elkaar. De
som van die versoh.il lende getallen geeft op
de groote kaart het nummer aan van het
prentje dat gekozen is.
Opdat jullie dit goed zult begrijpen, zul
len we hier eenige voorbeelden laten volgen
Stel je voor dat een van onze vriendjes van
de groote kaart den bok heeft
uitgekozen, dan zal hij ons zeg. 2
gen, als we hem de andere kaar. u^\ 0
ten laten zien, dat het gekozen v
prentje ook staat op de kaarten 3,
4 en 6. Tellen we nu de cijfers
in het eerste vakje van elke kaart
bij elkaar, dan krijgen we het 10
getal 8 en dit is hetzelfde cijfer 1 lO.„
als bij het prentje op de groote
kaart staat. I Jgïf
Opdat jullie het goed begrijpen
„Optellen T'
„Eti doe
len ging
Ootm kalm
voictrt.
„Nofli, da/s
ook wat,
Oom. Hoe
kun je nou
wiskunde
leetren als je
Dat hebben we al meer gedaan. Herin-
Beren jullie je 't nog wel van verleden jaar?
aiet kunt optellen en dee-
len," riep Wim lachend uü.
"^£L' maa?' 111 breuken 1"
1 N| zei Oom weer met een ernstig
gezicht.
„Natuurlijk," schamperde
Wim, „deelen met breuken,
't mocht wat!"
„Zoo Wim," en Oom lachte
.5. oolijk, „ben jij zoo'n kraan
in het rekenen! Vertol me
dan eens, maar snel: hoeveel is een derde
van honderd en de helft van een derde
van honderd?"
„Da's makkelijk genoeg," beweerde Wim.
„Een derde van honderd is 33l/s en de
helft van 331/3 i6v2 plus 1/6. Dat is te
zamen laat eens zien 33"l/s -{- i6y2 p|~~ v«
isisEven uitrekenen op do lei
„Neen, vriendje," lachte Oom, „dat- mag
niet. Je moet het me dadelijk kunnen zeg
gen. Maar je doet het ook niet zooals het
moet. ELijk de oplossing is heel eenvoudig
En toen Oom het uitlei, riepen we aLle-
maal uit: „He, ja, Oom hoe eenvoudig!"
Wie onder jelui is er zoo knap om de
oplossing te vinden
We drukken ze hieronder af het onderste
hoven. Denkt er evenwel om: eerst zelf
zoeken.
M y^Va ten we
"[■Ójj nog een
2de voor-
i1) /an bfld
NJ.-'vM JXd1 volden
den hon-
v 1denkop.
Afb. 4. Dif-pren
tje komt
ook voor op de afbeeldingen 2,
3, 4, 5. Deze kaarten hebben iu
de eerste vakken de cijfers 5, 4,
3 en 2; dit is totaal 14 en dit
cijfer staat ook bij het gekozen
prentje.
Als ge de zes Afbeeldingen uit
de krant knipt en op stevig bord
papier plakt, kunt ge er nog
lang plezier mee hebben.
.We hebben thans weer
zulk een aardig spel
letje. Afb. 1 stelt voor
een groote kaart met vijf
tien vakjes, genummerd
van 1 tot 15. Op elk van
die vakjes zien we de een
of andere afbeelding.
Nu vragen we aan
onze Vriendjes om een
'09
op sepaid st ^bq; 'opjrap j^Bij.iapu'e
uba iwn op -f ooi u-ba vi :SinssoplQ
van deze prent
jes uit te kie
zen, zonder
evenwel te zeg
gen welke. Heb
ben ze een
keuze gedaan,
dan laten we
hun de vijf
kie'ne kaarten
zien en vragen
De SnelreScenaap.
Oom Piet is een leukerd, die ons gaarne
voor het lapje houdt. Zondag kwam hij bij
ons te visite.
„Zeg jongens," zei Oom, „kunnen jullie
goed rekenen?"
„Ik wel, Oom," antwoordde .Wrim. „Ik
leer nu al wiskunde."
„Zoo 11 da's moeilijk, hè. Dan kun-je zeker
wel goed optellen
We hebben al heel wat oplossingen ont
vangen. De neefjes en nichtjes, die de hunne
nog moeten inzenden, willen we er nog op
wijzen, dat hiertoe gelegenheid bestaat tot
aanstaanden Zaterdag 5 uur. Die daar-
na komen worden ter zijde gelegd.
Volgende week deelen we den uitslag
mede.
NEEF HEIN EM AN.