DE WEDLOOP. Weerprofeten. In een oud-Japan sch hotel. Een meetwagen voor den bouw van spoorwegen. Het gedenkteeken Toor keizer Frederik III te Aken. Dit monument, een schepping van prof. I de geboorte van keizer Frederik, in tegen Lederer, werd op den 80sten gedenkdag van j woordigheid van keizer Wilhelm onthuld. redenen. Tusschen boter en huwen schijnt een merkwaardige betrekking te bestaan. Omtrent die betrekking bestaat wel een vermoeden. Heidenscth bijgeloof komt er niet bij te pas; in den grond van de zaak schijnt eerst hoffelijkheid of bescheidenheid aanleiding tot het gebruik te zijn geweest. Koning Friedrich Wilhelm I van Pruisen liet in zijn tijd in Brandenburg onderricht geven in het karnen. Het onderricht werd toevertrouwd aan daarvoor naar Duitech- land overgebrachte Hollanders, di^ -van ouds als kaas- en botermakers een groote beroemdheid genoten. Om het onderricht populair te maken, eischte hij van zijn ambtenaren, dat zij hun dochters daaraan lieten deelnemen; een goede huisvrouw moest haar eigen boter kunnen maken. Wa^ de leertijd om, dan moesten de jonge meis jes bewijzen, dat zij wat geleerd hadden en de Koning het was toen nog een gemoe delijke tijd stelde zelf wel eens een on derzoek in naar de resultaten. Was hij bij zonder tevreden over de uitkomst, dan 1 et Z. M. het niet bij een pluimpje, maar gaf de jongedoobter bijv. 100 Ier als grond slag vóór haar huwelijksuitzet, want zij had dan bewezen een der eerste boedanigheden te bezitten, die de Koning in een goede huisvrouw onontbeerlijk achtte. Dat was een groote eer en vader ambte naar verzuimde niet, als hij gasten kreeg, hun boter voor te zetten, die door de be kroonde dochter gekarnd was; vooral werd dit gedaan, als de gast toevallig ongehuwd en een begeerlijke partij was; want alweer, een jongedochter, die volgens uitspraak van den Koning goede boter kon maken, was een goede huisvrouw. Dat dan de doch ter des huizes zelf zich niét het eerst be diende, lag voor de hand; zij kwam zelfs het laatst aan de beurt. Het is waarschijnlijk, dat dit regel is geworden, en zoo is het hier en daar in Duitschland, \vaar van cfe veelgeprezen oud-Duitsch© gewoonten nog wat is overgebleven, regel geworden, dat de ongehuwde dochters en meisjes zich niet het eerst van boter bedienen, maar evenals haar over-overgrootmoeders het oordeel van de gasten over de kwaliteit afwachten en... de bijdrage van den Koning tot den bruids schat. 'rn - Niettegenstaande het springen door de Ouden als een der vijf takken van sport verd beschouwd, werd er geen prijs voor uitgeloofdde logica eisoht'e, dat men het verbond met den wedloop. Het springen vereisebte dezelfde training en dezelfde hoedanigheden. Men sprong met leege lianden of met halters, welke men op het oogenblik van den afzet wegwierp. Somtijds droeg men zware voorwerpen op het hoofd of op de schouders. Een gat, of liever een geul, in den grond uitgehold, wees het doel aan. De klassieke schrijvers spreken van een canon of een regel van den sprong, en de g._childerde vazen staan vol figuren van dezen aard. Het beginsel der aesthetica is altijd ge weest, de schoonheid uit de noodzakelijk heid zelf af te leiden; er ligt dus een reden van nuttigheid ten grondslag aan deze plastische voorstellingen. Een bergachtig land als Attica, dat arm is aan weiden, telde weinig ruiters, slechts een driehonderdtal, na den oorlog tegen de Perzen. Bij de vervolging van d^u vijand, na de overwinning, bij de vlucht, na een neder laag, bezaten de Grieken 'echts één middel, den wedloop. Bij Marathon liepen de Atheners acht Stadiën in looppas; zonder zich den tijd te gunnen om uit te bla-zen, wierpen zij zich daarop op de Perzen. Eén der strijders, dien men den soldaat van Marathon noemt (alsof al de helden van dien dag in hem geïncarneerd waren), liep in één door hoewol hij nog ten gevolge van den strijd uit zijn wonden bloedde raar Athene, waar hij binnenkwam, de overwinning ver kondigend 1 Nu zijn het achttien kilometer van Marathon naar Athene, en de vader landsliefde mag hierbij een belangrijke rol hebben gespeeldeen dergelijke helden daad is toch te danken geweest aan de lichamelijke opvoeding. Het doodencijfer op den gedenkwaardigen dag: zes duizend Perzen twee honderd twe^ en tachtig Atheners zegt meer dan elke commentaar omtrent de superioriteit van den Helleen. Eén Attisch soldaat stond twintig mannen uit het Oostenz.er zeker een fabelachtige verhouding, doch een his torische, en een, die niets te maken heeft met de kwaliteit der aanvallende en verde digende wapenen. Die waarde werd ont leend aan den man zelf, naakt, zooak het worstelperk hem vormde, zooals hij uit kwam in de pleohtige Olympische spelen. Het is de hardlooper, de discuswerper, de worstelaar, die, onder den rok van den krijgsman, overwint bij Marathon zoowel als bij de Thermopylae. Het stadion, door twee zuilen afgeperkt, waarvan de eene aanwees het punt van vertrek en de andere het punt van aan komst aangaf, mat 125 voet. ,,De wedloop", zegt Lucinus, heeft niet plaats op een vasten bodem, maar op een van diep zand, waar men noch kan loop en, noch kan staan, zonder dat de voet wegzinkt in den muilen grond." De wedloop van het stadion telde dus niet meer dan honderd twintig passen, een springt van de grootst mogelijke snelheid, binnen een zeer korte beperkte ruimte. Een andere wedstrijd bestond daarin, tweemaal het renperk te doorloopen; dit noemde men den diaule. En zoo onder scheidde men nog den dolike, zeven keer het perk rond, en den hoplite, wellke werd geloopen in volle wapenrusting. Laatstge noemde was een wedloop met hindernissen, evenals de diaule. Welk der antieke standbeelden stelt den hardlooper voor? De zoogenoemde ,,Jason", uit het Louvre, die zijn sandalen vastmaakt, beeldt de ranke vórmen van den beoefe naar dezer sport uit. Volgens At.héneus was Coeroebus, die den prijs behaalde in de eerste Olympiade, een kok. Dit wijst er tevens op, dat de athle- ten van beroep eerst vrij laat optraden. En dat er in Griekenland een werkelijke gelijkheid heerschte onder de burger-;, wat ook hun beroep was. De 14de Olympiade viert Asopichus van Orchomene als overwinnaar in het stadion de 10de Pythokus Hippokles, overwinnaar ia den diaule, en de 9de Telesocrates van Kyrene, overwinnaar in den hopliete, die liep met zijn stalen sohild. Pindarus besluit zijn ode met een merkwaardige geschiede nis, waarin de wedloop de oudste vorm van het tournooi schijnt, zóoals de middeleeuwer dit opvatte. Voordat mijn dichtader rust, overwin naar, laat mij uw voorvader oproepen eD zijn oude glorie. Hij, die een huisvrouw zocht in het Libisch Irasse en de hand wierf van.dè dochter van Anteus.'Duizend pre tendenten versmachtten van liefde', want buitengewoon was 'haar schoonheid. Allen toch brandden verlangend te plukken de kostbare bloem van haar jeugd. Doch haar vader koesterde den droom voor baar ran een schitterend huwelijk. Toen nu herinnerde hij zich, hoe Danaiis, koning van Argos, zijn acht en veertig dochters uithuwelijkte vóór middernacht. Hij had haar allen neergezet aan het eind van het strijdperk en de proef van den wedren zou moeten uitwijzen, welke pre tendent ieder van haar zou krijgen. Aldus handelde nu koning Anteus om zijn dochter uit te huwelijken. Hij plaatste haar, rijk getooid, dicht bij de lijn, die in het perk de eindstreep -vormde; «ij zelf diende als prijs. Te midden der verzamelde helden maakte hij bekend, dat zij 'zou t«c- behooren aan hem, die het eerst, met een snellen ren, haar sluier zou aanraken. Nauwelijks was het gezegd-of uw groot vader Alexidamos verslond de .gladde arena, de hand der verheven maagd legde hij :n de zijne en hij voerde haar dwars door de haag van Numidische jongelingen "neen." Te oordeelen naar de aanwijzing op het beeld zou de valsche „Zwaardvechter" ;n het Louvre een hardlooper zijn, hoewel zijn houding, meer gelijkónd op die van een kampvechter, weinig daaraan doet den. ken. Is hij misschien voorgesteld aan den finish, of liever, voert hij niet een vooraf gaande beweging uit, louter plastisch, zöo- als het saluut vau den schermer alvorens de degens te kruisen? Voor zoover wij thans nog kunnen oordee. len.over de nuanceeringen der klassieke athletiek, vindt men den hardlooper, uitter- aard den lichtste en soepelste der athleten, terug in het Apollonisch type, da1 men kan kennen uit den' Apollo van den Belvédère slanker naar Philostratcs, eenigc bijzon derheden gevend over de r^ ultaten be reikt door elke oefening, opmerkt dan Mercuriua. Dat dieren als weervoorspellers kunnen optreden, is vanouds bekend. Meestal wordt aan deze soort voorspellingen door vakgeleerden alle waarden ontzegd. O. i. is dat niet geheel juist. Er zijn inderdaad door herhaalde waarnemingen, bij ver schillende dieren eigenschappen geconsta teerd, die zoo maar niet weg-geredeneerd kunnen worden. Overigens is het volstrekt nog niet zoo ongerijmd, aan te nemep, dat vele dieren in de vrije natuur voor weersin vloeden fijner bewerktuigd zouden zijn dan wij, .verbasterde natuurmenschen. Zelfs is het volstrekt niet onmogelijk, dat onze huis dieren die fijnere bewerktuiging voor een gedeelte hebben behouden- Likt zich het vee den bek, en willen de schapen niet naar stal, maar blijven zy achteT hier en daar een grassprietje afsche rend, geen herder of hij zal u verzekeren, dat er regen te verwachten is. Ook aJs de hanen plotseling in den nacht beginnen te kraaien, is bijna zeker regenweer te wach ten. Kruipen de wonnen uit den grond en certoonen zich d© padden, dan is wederom regen te verwachten; dat weet iedere vis- *©her u te vertellen. Slakken versohuilen zich bijna steeds onder bladeren, maar reeds geruimen tijd vóór de regenbui be gint te vallen, kruipen zij uit haar schuil hoeken. Dat musscben alleen dan zich in den regen wagen als de bui nog vooreerst niet op- aoudt, weet elke straatjongen. Iedereen, die duiven heeft, en vooral postduiven, weet bij ondervinding, dat, «als plotseling zonder eenige oogenschijn- hj-ke oorzaak, deze vogels na elkander naar hun hokken terugkeeren, er dan storings- weder in aantocht is. Als 's avonds laat de vleermuizen blij ven rondfladderen, volgt een mooie dag. In 't algemeen kan men wel zeggen, dat alle vogels onrustig worden bij nadering van onweer. De minst als zoodanig bekende en toch de beste Weervoorspellers zijn wel de bijen; alléén is er nogal wat oefening voor noo- dig, om een bijenkorf als „weerglas" te gebruiken. Als er slecht weer in aantocht is, zullen die nijvere diertjes zich niet ver van den korf wagen, en ziet de ijmker op een mooien zomerdag, dat de bijen, dikwijls zelfs bij helderen zonneschijn, toch niet uitvliegen, dan voorspellen de bijen ons roet zekerheid hevigen wind. Keeren in tegendeel de bijen laat terug en blijven zij rond zoemen over de velden, dan krij gen wij mooi weder- Maar wij, menschen, die nu zeif het luchtruim verkennen, gelooven niet meer aan onze oorspronkelijke gidsen. In het hooggelegen bergland van Nikko ligt twee duizend voet boven de zèe, het dorp Hatsjisjihet is langgestrekt en in do hoofdstraat zijn vele mooie winkels, waar in vooral houtsnijwerk §n pelswaren te koop zijn. Toen wij eindelijk, zoo vertelt een En- gelsch reiziger, bij het eind van het dorp iankwamen, waar de twee Europeesche ho tels liggen, bleek, dat zij beide overvol wa ren, en zoo gingen wij dan naar het Kuoski- hotel, het eerste Japansche hotel. Wij ble ven op de veranda staan en vroegen on middellijk naar een kamer. Klaarblijkelijk verstond men echter geen woord, want men keek ons verbaasd aan. Wanhopig sloeg ik mijn woordenboek op, zocht de uitdruk king: „Hebt u een kamer?" en toen pro beerde ik in allerlei toonaarden te zeggen: „Zashiki waarimasu ka?" Maar ook dat ver stond men klaarblijkelijk niet en zoo stond ik dan weer op en wij gingen, om ons ver zoek door daden duidelijk te maken, het huis binnen. Een algemeene kreet van wan hoop. Een geschoeide voet op de kostbare matten. Wij trokken dus onze schoenen uit en volgden den waard, die nu wel begre- o pen had waar het om ging. Wij werden nu een zeer zindelijke, spie gelgladde, gepolijste trap opgevoerd en kwamen ten slotte in onze „Zashiki". Twee zijden van de ruimte bestonden uit ver schuifbare muren van ondoorzichtig papier en een kakemono hing als eenige versiering aan den derden muur. De vierde bestond uit een groot venster, waarvan de drempel zich slechts een halven voet boven den bo dem bevönd. Van hier uit had men een blik in den tooverachtigsten, kleinen tuin, dien men zich voorstellen kan: kleine waterval letjes plasten over de sierlijke rotsen en goudviaschen zwommen in heldere vijvers onder verrukkelijke kleine boompjes. Het eenige meubelstuk in de kamer was een tafel van een halven voet hoogte, waarop een „hibatsji" stond, en de bode i was met zachte matten bedekt. Nadat wij een weinig uitgerust waren, klapten wij in de handen en op handen en voeten kwam een meisje binnen, dat nu baar handen op den grond samenvouwde en als groet haar voorhoofd daarop liet rus ten, waarna ik "terstond met behulp van mijn woordenboek zeide: „O naka ga suki- ma-shita" (wij hebben honger). Maar wij steunden deze wogrden tevergeefs door handbewegingen. Het zag er naar uit, alsof wij onzen honger ook verder zouden behou den, totdat zij ten slotte door de een of andere ingeving scheen te begrijpen, waar aan wij leden, en nu werd na een poosje eten gebracht, maar niet zonder dat men ons eerst had willen' dwingen een bad te nemen, wat wij echter standvastig weiger den, wijl wij wisten, dat hetzelfde water voor alle gasten gebruikt werd. Wij gingen zitten met gekruiste beenen en aten nu met eetstaafjes alle mogelijke ongewone spijzen. Onze bedden waren weeke matten en als dekens dienden dikgevoerde kimono's. Het wasschen den volgenden morgen was een publiek schouwspelen toen wij buiten het huis kwamen, vonden wij daar onze schoenen weer, maar vreeselijk vuil en door, nat van den regen van des nachts. De Pennsylvania-Spoorweg-Maatschappij heeft., zoo vermeldt „Vraag en Aanbod", korten tijd geleden een meetwagen in dienst genomen, door middel waarvan de binnenwerksche hoogto van stationshallen, tunnels, bruggen, enz. nauwkeurig kan worden bepaald, en die zóó geconstrueerd is, dat hij gedurende het rijden door boch ten automatisch den stand van de rails en den graad van den bocht a-antoont. De wagen, van 16,5 M. lengte en 9 M. breedte, is geheel van staal gebouwd en voorzien van luebtrem, stoomleid'ing en •'electrische verlichting. Het onderstel van den wagen bevindt zich 1.35 II. boven de rails. Vooraan, waar de mee tin richtingen opgesteld zijn, heeft de wagen op een hoog te van 2.9 M. boven de rails een platform. Dit platform, alsook de grondvlakte van het onderstel, dienen om de metingen op te nemen. Een stalen trap aan beide zij den verleent toegang tot het platform. Vlak vóór het grootste meettoestel be vindt zich een kleinere dergelijke inrich ting, die speciaal gebruikt wordt voor l.et meten van tunnels en andere spoorweg- bouwwerken, die van 5 tot 6 M. boven de rails uitsteken. Deze hulpinrichting rust op een centreer-as, die door een cylinder in gesloten is, en kan tot 5.5 M. worden op gelicht door middel van een op den on derbouw aangebracht kruk- en hefboomme chanisme. Aan elke zijde van den wagen van af den onderkant van het onderstel tot een hoogte van 4.5 M. boven den boven kant van de rails, is een reeks electrische gloeilampen aangebracht, die gesloten zijn in stalen, cylindervormige kastjes, welke van glazen ruitjes zijn voorzien. Door deze verlichting is het mogelijk, ook bij nacht en in donkere tunnels metingen te verrich ten. Aan de zij- en bovenkanten van de meet- inrichtingen bevinden zdch staven ter leng te van 60 cM. met een onderlingen afstand van 15 cM. Door scharnieren worden deze staven aan de meettoestellen bevestigd. De- staven hebben graadVerdeelingen, die den afstand' tusschen den rand van het meet toestel en het zijwaarts of bovenwaart* uitstekend voorwerp aantoonen. Bij het passeeren van een bocht toont een inrich-. ting aan het achterste einde van den wagen den graad van de bocht aan op een schaal, die zich bevindt in een huisje in het midden van den wagen. In dit huisje is bovendien nog een instrument geplaatst, dat bestaat' uit een langen, verticaal opgehangen slingef, en dat automatisch het hoogteverschil tus-t schen de beide rails aangeeft. Omdat alle apparaten van dezen meetwa gen automatisch werken, is het mogelijk bij een snolheid van 4 Eng. mijlen per uur de metingen nauwkeurig te verrichten. Deze snelheid is noodzakelijk, om niet met geregeld loopende treinen in botsing te komen. Onder normale be-d rijf somstan digh eden zijn twee man voldoende voor dc bediening van den meetwagen; ccn leest de cijfers af en de ander teekent die op. .De nieuwe meetwagen van den Pennsjdvania^Spoor- weg onderscheidt zich van de anders Ge bruikelijke meetwagens in hoofdzaak hier door, dat de meetingen aan overbrugging gen en aan de rails tegelijkertijd kunnen worden verricht, terwijl dit bij tie gewone meetwagens afzonderlijk moet geschieden. CHINESIANA. De Chineescb© revolutie heeft ©en menigte namen van steden, rivieren, bergen en aard rijkskundige indcelingen levendig doen wor den, die anders meestal begraven liggen in de kist onder algeheele onverschilligheid. Voor hen, die de gebeurtenissen in het li ijk van het Midden volgen cn die geen sino logen zijn, kan het volgende lijstje achter voegsels, die het meest voorkomen, met d« HoUandsche -vertaling er achter, van nut zijn. King wereldstad. Fu hoofdstad eener provincie. Chu stad van den tweeden rang. Kien stad van den derden rang. Kiajig stroom. Ho s= waterweg. Hai binnenzee of meer. Tao eiland. Shan berg. Ling bergpas. Koean versterkte sta-d. Chaï gekampeerde troep en. "Wei kamp. Men bastion. Ta groot. Siao klein. Pei of Pé noordelijk Nan zuidelijk. Si westelijk. Shang opper. Pai wit. Hei zwart. Yang blauw. Ten slotte: Wai.WoePoe betcckent mi- nisterie van Buitenlandsche Zaken en Toe- Chi-Poc Minister van Financiën. Tripolltaansche Spreekwoorden. Het noodlot ontloopt men niet, ook piet te paard. Wie maïs heeft, vindt spoedig iemand, die hem meel leent. Wanneer een hond geslagen worden moet* is er aan stokken geen gebrek. Wie paarlen zoekt, moet in de diepte van de zee duiken. Over hun eigen lot weten ook de waar zeggers te voren niets te zeggen. Wie een vrouw gelooft, dien heeft G'^d geslagen, en Hij straft cïk naar zijn zen den. Wordt iemand rijk, dan schijnen hem da- del ijk zijn muren scheef toe. Als de koe een stier zoekt, vindt zij hem ook. Ho© hoog de boorc ook is, rijn bladeren vallen toch op den grond.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 12