2 m D.5 iDAG5B »Ch DAG IAE 6u \D VAN HELT 4 NWember. BIJGELOOF. s-s RECEPT. Mo. 15862. Anno 1911, «3 Wie bedient zich liet eerst van boter? Beroemde linksche personen. Dat het gebruik van de linkerhand naast de rechterhand verwaarloosd wordt, is een klacht, die dikwijls gehoord is en die men getracht heeft op te Keffen door directe oefeningen voor het gebruik der linkerhand in te voeren. De kunstenaars zijn wel de eenige, de bij hun werk ook de linkerhand meer gebruiken en zoo zijn er onder schilders en beeldhouwers zeer vele „tweehandschen". Een beroemd voorbeeld was Adolf Men- r.el, die met de linkerhand minstens even zeker teekende als met de rechterhand. De beslist linkschen zijn echter ook onder kunstenaars zeldzaam. Een aantal meesters op het palet, die echter alleen met de lin kerhand kunnen schilderen, wordt in een Engelsch tijdschrift genoemd. De bekende schilder George Clausen laat expres pa lotten voor de rechterhand vervaardigen daar hij alken met de linkerhand schilde- deren kan. Ook de voortreffelijke teeke naar Louis Wain ontwerpt ad zijn voortref felijke schetsen met de linkerhand on hij teekent zóó snel en zeker, als een ander nauwelijks met de rechterhand zou kunnen. Wat bij den schilder nog eerder begrijpe lijk sohijnt, is bij den, kunstwerker veel raadselachtiger. Wie zou willen geloovon, dat de wonderbare vazen, die den naam van Hannah Barlow in de heele wereld be roemd gemaakt hebben, met de linkerhand gemodelleerd zijn? Deze kunstenares, weet aan haar vaatwerken de bekoring van een persoonlijke schepping te geven. Ieder stuk, dab door haar knappe hand gevormd wordt, heeft zijn eigenaardige schoonheid en ver raadt de bekoring van individueele artistie ke behandeling. Miss Barlow is linksoh niet uit eigen ver kiezing, maar de noodzakelijkheid heeft haar daartoe gedwongen. Zij teekende oor spronkelijk haar ornamenten met de rech terhand, maar plotseling Ikreeg zij daarin een verlamming en de dokter verklaarde haar, dat zij nooit meer in staat zou zijn, haar kunst uit te oefenen. Haar sterke wil echter overwon deze hindernis; zij begon, eerst onzeker en weifelend, met de linker hand te werken; zij wanhoopte, dat zij ooit zou slagen, dooh door taaie volharding wist zij met de linkerhand een nog hoogero vol komenheid te bereiken dan vroeger met de rechterhand en haar werk is than® nog mooier dan vroeger. Als geestdriftig voor stander van „twee-handigheid" ;is bekend de Engelsohe officier sir Baden Powell, de held van Mafeking. Door lange oefeningen bracht hiji het zoover, de linkerhand even goed te kunnen gebruiken als de rechter hand., Macaroni au gratin. 50 gram macaroni, 50 gram boter, 50 ;ram geraspte zoetemelksohe kaas, 50 gram tam of rookvleesoh. Bereiding: Een vuurvaste schotel eerst goed met boter inwrijven, dan daarin de eerst gaar gekookte macaroni doen, laag om laag, met de kaas, boter ta ham. De oovenste laag moet macaroni zijn. Daarop dan wat boter, eenig paneermeel en kaas en verder het even bruinen'' aan het vuur overlaten. Goed uitkijken echter, want bij t e bruin of t e bleek is d© letkkex- nij er af. Gebakken rozen. Een Duitsch blad geeft het jecept voor een nieuwe, uit China afkomstig en in Amerika sinds lang geliefde lekkernij, die Onlangs, bij gelegenheid van een diploma- tenmaal, ook haar intrede in de Duitsche keukenwereld heeft gedaan. Het zijn gebak ken rozen, rozenbeignets, een zoete toe spijs, die een lekkeren geur mo-t lubben, door de versohe, gebakken rozeblaren, die men er voor gebruikt. Heem, zoo luidt het recept, geheel vol. bloeide rozen, pluk ze uit elkander,, wasch de blaadjes goed af. Maak een beslag van bloem en eieren als voor appelbeignet©, maar waarin de eieren de grootste plaat© innemen. Doe de rozeblaren Sn een pan,, bedek ze geheel met het beslag, roer dit flink om, tot het een stevige massa vormt. Voor een portie van tien tot vijftien perso nen neme men twee a drie groote rozen. Van het aldus verkregen deeg bakt men in gesmolten boter, of beter nog, olijfolie, op dezelfde manier als appel- of nnanasbeig- mets bet smakelijke kostje, dat rozen- beignets heet. Zóó uit de pan opgediend, zijn ze het lekkerst. Vóór het opdienen bestrooie men ze met poedersuiker. De rozenbeignets moeten vooral goed smaken, wanneer men er champagne of des noods Rijnwijn bij drinkt. GEMIS. De storm is gekomen, Begeerig naar buit... Haakt strekken de boomen Hun armen nu uit. De bladeren allen, Zoo moede, zoo mat, Zijn nedergevallen Op 't ritselend pad; Lang sleurt ze de wreede, Nu trager, dan snel, Meedoogenjoos mede In warrelend spel. En komt ook de stilte Ha 't stormgezang weer, Een ijzige kilte Daalt nevelig neer. Nu draagt gij niet langer In stijgende vluoht, Gevederde zanger, Uw lied door de lüobt.., O, Zomer vol leven En rijzende kracht, Wat is er gebleven Van al wat gij bracht? ATiIjERLEIi Aanlegvoorpolitie-agenfc. Zij stonden met hun drieën in een oafétje, twee politic-agenten, die hun vrijen dag hadden, en een oolijke werkman. Er werd onder het genot van een glaasje bieT flink „geboomd". Zoo hielden zij diepzinnige beschouwingen over het vraagstuk van den „aangeboren aanleg," die zich op jeugdigen leeftijd openbaart „Ja," zei de ééne dienaar van Herman dad, ,ik zeg maar, als zoo'n jongen graag met soheepjes speelt, dan steekt er vast een zeeman in hem." „Ik h'eb er één gekend," beweerde zijn ooliega, „die als jongen nóóit wat anders wilde doen dan soldaatje-spelen, en nou, hij heeft het ridder al I" „Precies," beweerde de derde, de werk--' man, „ik heb een jongen, die Heeft bepaald aanleg voor politie-agent." Vragende gezichten I „Ja, 't is zoo," vervolgde hij. „Als moe- deT da vrouw het eten op tafel zet, dan is hij er altijd het eerst als de kippen bij maar als er eens houtjes gehakt moeten worden of een boodschap gedaan, het is vertikt, maar dan is die aap van een jon gen nooit te vinden." Le vrije dag was bedorven. („Werkmans.b.") Eensprookj e. Er was eens een land, dat den vorm van een rijlaars had. In een ander, land, niet ver er van daan, woonde een volk, met tot symbool de halve maan. Dit land had een bezitting en toen er een maans verduistering plaats vond, veroorzaakt door binnenlandsche twisten, dacht het land van de laars: „Dit is iet© voop mij." De laars dan rinkelde met haar sporen, trapte naar do verduisterde maan en wilde in naam der beschaving de bezitting van het maan- land innemen. De bewoner© van het land der maan verzamelden zich al© één man. En het licht der halve maan straalde weet in vollen luister. Intusschen trokken in het land van de laars vele jonge mannen naar het oor'ogs- veld,geestdriftig toegejuicht; zij brachten immers beschaving en verdreven de barba ren mot hun vreemde zedenDe vorst nu van het maanland wist het, dat de bewo ners van de laars beschaving gingen bren gen. Eens zat hij in zijn paleis en tuurde in, een geïllustreerd blad. Wat hij daar zag verbaasde hem; bet was het vertrek van troepen uit het land der laars naar zijn be zitting. Hij lachte, lachte hard; hij kon niet ophouden met lachen. Hij bezag de plaat:' het afscheid der troepen; er waren geest driftige dames bij, en die stonden in een.... harembrock! De broek, die reeds lang in het land der maan gezien wae, werd in het „beschaafde" land der laars, nu pas mo dern 1 Ha, ha, ha! („Ned.") Dameshoeden. Mevrouw Langs: „Ik lees daar, dat het dragen van hoeden iemands haar grijs maakt. Dat.zullen toch wel praatjes zijn? Mijnheer Lange: „Nou, dat zit nog; mijn haar b.v. begint al leelijk grijs te worden met al die duro hoeden van joul" Zuinig. „En zuinig dat ie was, mijn man zali ger.! stel je voor, 's Woensdags zou de polis van de levensverzekering betaald .moeten worden, en 's Dinsdags is hij' ge storven. Z ij-h a d h e t a 1 g e d a c Ir t Een dame liet zich door haar dienstmeisje van den schouwburg halen en kwam er met roodgeweende oogen uit. Op de vraag vaD het meisje h'o© het geweest was, antwoord de zij „Het wis heel mooi, maar zéér droevig. Drie zijn er in het stuk gestorven 1" „Dat heb ik al gedacht, want ik heb drie kransen naar binnen zien dragen." Kinderlijke opmerking. „Pa?" „Ja, vent, wat is er?" „Op school zei mijnheer Vfinmorgen, dat we op de wereld zijn om anderen te hel pen." „Ja, m'n jongen, dat is ook zoo." „Ja, maar waarvoor dienen de anderen dan eigenlijk?" De w o n d r s i g a r e jn, Een heer heeft verschrikkelijk veel last van twee stuka'doors, die in zijn huis aan 't.' werk zijn en den gansehen dag fluiten. „Jam", zegt hij tot den huisknecht, „ga eens naar boven en maak, dat die kerels met dat akeligo gefluit ophouden." Spoedig is het doodstil. Jam koff'. tesug. „Nu, dat heb. je vlug geleverd. Hoe heb je ze dj-i momd gestopt?" „Met een paar van uw sigaren, mijn heer 1" Poëzie en proza! „Laat mij aan uw voeten weenen!" riep een poëtisch jonkman zijn aangebedene toe. „Wacht even", antwoordde' deze, „dan zal ik mijn overschoenen aantrekken t!' Tegenwerping. Boekhouder: „Jansen, haal de trapleer eens hier. De Wok loopt twee minuten ach ter, ik zal ze gelijk zetten." Bediende: „Belaahelijk! Voor de trapleer hier gehaald is, zijn die paar minuten im mers om!" Vaker noodig. Joost kopht een verrekijker. „Die daar" aldus de man achter de toonbank ,,ia prachtig. Die vergroot vijf- en-twintig-maal." Joost: „Dat is mij lang niet genoeg. Ik heb hem valker noodig." ÉÜMÉÉ 111 ✓VS Jan Joohems is bijzonder in zijn schik. Niet alleen heeft de courant, het plaatse lijk orgaan der provinciestad, waar hij ont vanger van de belasting is, gisteravond ge meld, dat hij benoemd is tot eere-lid van de kegelclub „Houd 'm ér op," die hij bij den laatstgehouden wedstrijd den eersten prijs heeft doen behalen; maar zijn schoon mama is hem zelfs met deze onderscheiding komen gelukwenscbea en die schoonmoe der... 1 Dat mensoh heeft iets tegen hem, wat weet hij niet, maar zij kan hem niet zetten, en nu zou dat op zichzelf Jochems vrijwel koud laten, de gevoelens zijn wederkee- rig maar liij is pas een halfjaar ge trouwd, houdt heel veel van zijn vrouw zooals vanzelf spreekt en zijn vrouw heeft een groot zwak voor mama, zoodat de eenige wolkjes, die hun echtelijken hemel tot dusverre hebben verduisterd, door de schoonmoeder zijn veroorzaakt. Maar vandaag! Zij was allerliefst geweest; zij bad schoon zoon zelfs een zoen gegeven. Op zichzelf be schouwde Jochems dit meer als een execu tie, maar hij had gezien h'oe de oogen van Henrietta glinsterden van genoegen, en dat was voor hem genoeg om er zich met vreugde aan te onderwerpen. Nu zaten zij samen gezellig te eten en vanavond zouden zij naar „De Harmonie" gaan, waar een tooneelvoorstelling werd gegeven. Aan tafel maakt mama het onderwerp van gesprek uit en Jochems put zioh zoo uit in loftuitingen op zijn schoonmoeder, dat Henrietta meent zijn geestdrift te moeten temperen door te zoggen: „Ja, maar zij heeft één gebrek," „En dat is?" „Zij is bijgeloQvig." „Is mama bijgeloovig?" „Oondenkbaar. Zij loopt weg als zij twee messen gekruist ziet liggen en voor geen geld van de wereld zou zij op Vrijdag of op den 13den op reis gaan." „Dot is dwaas." „Belachelijk." „Dus gij zoudt niet bang zijn voor ge kruiste messen „Welnaeu-" „Goed zoo; ik houd van ontwikkelde vrouwen." „01 mama,is overigens ook een zeer ont wikkelde vrouw; zij neemt deel aan de vrouwenbeweging, zij is presidente van de vereeniging „Het Recht der Vrouw"." Jochëms glimlachte achter zijn servet, want hij bedacht daarbij, dat de presidente van „Het Recht der Vrouw" zelf zoo krom als een krakeling was; maar die opmerking hield hij wijselijk voor zich. Hij greep over de tafel naar de bierflescb, om zioh een glas in te sohenken, toen Henriette eensklaps zijn arm wegduwde en riep: „Pas op, Jan, ge zult het zoutvat om gooien." „Wat zou dat?" Vroeg hij lachend. „Zout is goedkoop." „Het zou een^groot ongeluk zijn," ant woordde Henriette ernstig. „Och kom." „Welzeker." „Waarom „Een omgevallen zoutvat..." „Welnu V „Daar komt ruzie van." Jochems lachte luidkeels. „Neen, die is goed! Ik geloof, dat je mij in 't ootje wilt nemen. Van een omgevallen zoutvat zou twist komen?. Dat zou ik toch' eens zien." En lachend gaf hij met zijn mes een tik tegen het zoutvat, zoodat het omviel. Henriette schoof geërgerd haar stoel te rug en bleef met strakken blik zitten kijken naar het omgevallen zoutvat, dat zijn in houd over het tafellaken verspreidde. „Komaan, Jetje, geloof je daar nu wer kelijk aan?" „Stellig." „Een omgevallen zoutvat geeft Tuzie?" „Dat mist nooit." „En zoocven zei je, dat gekruiste mes sen..." „Odat is onzin en de Vrijdagen en de 13den zijn dagen als alle andere, maar een zoutvat... dat komt altijd uit. Door jouw schuld zullen wij nu verder den heelen avond twisten. „Maar daar voel ik in 't minst geen lust toe." „Houd je maar niet zoo onschuldig. Als je geen twist zocht, zou je iemand niet kwet sen in zijn geloof en zijn heilige overtui ging." „Geloof en 'heilige overtuiging 1 Kijk, nu gebruik je dezelfde woorden, waar mama ook altijd zoo mee schermt." „Prachtig, je vergelijkt me bij mama en je kunt haar niet uitstaan." „Je zei tóch zelf, dat haar bijgeloof be lachelijk was.1' „Zoo, je wilt haar wel bespotten, maar als het er op aan komt, durf je niet de ver antwoordelijkheid nemen voor je daden. Maar genoeg over mijn brave en waardige moeder. Zij is verre boven je spot verhe ven. Ge denkt een hoog ontwikkeld en be schaafd man te zijn en ge weet nog niet eens wat iedereen weet. Vraag het maar aan Triyn, de meid. Zij kan lezen noch schrijven, maar zij weet wel, dat men niet moet spotten met een omgevallen zoutvat. Dat komt, doordat zij gezond verstand heeft. „O! als Trijn het zegt..." „Prachtig, wat de meid zegt heeft waar de; niet wat mevrouw zegt." „Maar Jetje-lief..." „O! speel maar geen comedie, ik merk h'eel goed, waar je heen wilt Je hebt dien twist met moedwil gezocht, omdat je van avond liever niet met mij zoudt uitgaan. Je hadt zeker met je vrienden op de socië teit afgesproken." „Ik ben bij niemand liever dan bij mijn vrouw." „Bewijs dat." Jochems keek verlegen. Hoe kan men daarvan nu het bewijs leveren Eensklaps gaf hij driftig een alag op de tafel en riep: „Neen, nu doorzie ik jou pa© goed. Je wilt mij met opzet naar mijn vrienden ja-, gen, om vanavond vrij te zijn, een vrije: vrouw. Je wilt misschien ook wél naar die! vrouwenvereniging gaan, waar je brave en waardige moeder presidente van ia." „Ik? O! Jan, hoe kon je dat van mij denken?" „Het is dus niet zool" „Neen." „Bewijs dat," Zij stond op, sloeg den arm om zijn Hob,, kuste hem-op het gelaat en zei: „Dat zal ik je bewijzen, door mij te gaan kleeden, mij heel mooi te maken om mijn man te behagen, met hem naar „De Harmo nie" te gaan en op het bal te blijven, ook om met hem te dansen, zoolang lój—*ir maar wil." Toen zij weg was, schepte Joohems het zout weer zorgvuldig in het vat, zette het overeind en mompelde: „Ik zal tooh .voortaan .voorzichtig zijn met een zoutvat. Iets schijnt er wel van! aan te zijn." 3D© Duiteohers noemen het de boter „aan- snijden". Wij kunnen het niet veel korter zeggen, dan boven is aangegeven. Het is hier en d'aar een belangrijke kwest;e, wie het eerst zich van boter ml bedienen, en dat is niet een kwestie van hoffelijkheid, integendeel, het wordt bijna gedwongen on hoffelijkheid. De ongehuwde dame, vooral in Duitech- lana', wacht geduldig tot een ander zioh bediend heeft, en wordt de boter haar het eerst gepresenteerd aan luidt het: „Bitte, hitte, nach Ihnen J" terwijl zij, als het op zoetigheden, vruchten of in het algemeen op andere zaken aankomt, volstrekt niet aarzelt van het aangebodene te nemen. Dat is een klein stukje bijgeloof en als men den menschen vraagt, of zij aan ze kere bijgeloovighea'en doen dan wijzen zij een dergelijk vermoeden bijna verontwaar digd af; maar toch,... je kondt nooit weten; ;t kon eens uitkomen, dus...., voorzichtig maar. De jong© schoone, die zich in geen ge- Val het eerst van boter bedient, huldigt, misschien geheel onbewust, het bijgeloof,' dat, als zij dat wel deed, zij nog ten minste zeven jaar ongetrouwd zou blijven* en dit groote ongeluk is haar een te hoog© prijs voor de eer zich het eerst te bedienen. Verloofden laten ook al de boter, als het kan, even passeeren; er is altijd wel ee>n reden te vinden, om dat te kunnen doen. Want, als zij de boter het eerst namen, zou er groote kans bestaan, dat er twist kwint en zelfs, dat het „uit raakte". Overigens laten ook vele andere ongehuwden de bo ter voorloopig voorbijgaan om dergelijke

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 11