Boadicea en de inbrekers.
Meawa Haadsols.
ken en zuinig leven; zijn hoop om zicK
daardoor vrij te koopen vervloog.
Het ging hem natuurlijk eemgazins ter
harte, dat alle kans om vrij te worden voor
eerst verkeken was, maar hij had zeer
groote voldoening, dat hij op deze wijze de
eer van Chrysis kon redden.
De oude pottenbakker was gelukkig in
dien tuascnentijd hersteld en begon weer vol
ijver te werken. Oj> zekeren nacht wachtte
Strobile te vergeefs op de komst van Chry
sis.' Zij kwam toen met en ook met meer
de volgende nachten. Hij deed voortaan
geen moeite meer om 's nachts te waken.
Waartoe diende-dat nu ook verder?
Hij was vol ijver aan het werk gegaan
om zijn spaarpennningen te vermeerderen.
Overdag groef hij in de mijn en 's nachts
schreef hij handschriften over voor eenige
Atheensche bibliotheken. En zoo berekende
hij, dat er drie of vier jaar zouden verloo-
pen, eer hij genoeg geld bij elkaar kon heb
ben om zich vrij te koopen...
The,odoros lag op zekeren dag behaaglijk
op een rustbank m zijn mooi park uitge
strekt- en genoot van de heerlijke zonne
stralen en het zachte gekweel aer vogels.
Daar naderde hem een jong meisje mét
prachtig blond haar en groote peinzende
oogen.
„Wat wilt ge?'' vroeg Theodoros vrien
delijk.
„Heer," zei Chrysis want zij was het
twintig nachten achtereen heeft men zil-
vererts uit uw groeve gestolen. Dat deed ik
om mijn zieken vader te verzorgen; ik heb
mij dus schuldig gemaakt aan diefstal.
Maar ik kwam u zeggen, dat ik vanaf mor
gen er mee zal beginnen, het u terug te
geven.
„Wat zegt ge mij daar?" vroeg Theodo
ros verwonderd. Er is maar tweemaal wat
zilver gestolen Sedert een maand mis ik
niets meer. En dat weet ik zeker, want ik
heb het zilver ;s avonds en den daarop vol
genden morgen laten wegen en bovendien
werd de mijn 's nachts door de getrouwste
mijner slaven, door Strobile, bewaakt.
„Waakte Strobile?" mompelde het meisje
beschaamd. O, dan hééft hij mij natuurlijk
zien naderbij sluipen, hoe vreeselijk
Maar wees er zeker van, dat ik alles zal
teruggeven."
„Maar ik zeg je daar even, dat er sedert
een maand niets geen erts meer gesto
len is."
„Ik begrijp er niets van," hernam Chry
sis. Want het is helaas maar al te waar,
wat ik u zog..."
Theodoros sloeg op een bronzen bekken
en eenige oogenblikken later stond Strobile
voor hem. Toen hij Chrysis bemerkte, sid
derde hij en verbleekte. Dit ontging zijn
meester niet.
„Hoe kunt ge mij verklaren," zei hij
losjesweg, „hoe het komt, dat er geen dief
stal in de mijn is opgemerkt sedert een
maand, terwijl dit meisje er zichzelf van be
schuldigt., dat zij ter wille van haar vader
gedurende twintig nachten wat zilvererts
beeft weggenomen?"
Meester," stotterde Strobile, ik heb
niets gezien..."
„Dat is wel mogelijk/' zei'Theodoros op
ienzelfden toon. „Maar hoe komt het dan,
dat het gewicht van het erts 's avonds en
's morgens hetzelfde was
Strobile antwoordde niet, rpa-ar kleurde
hevig.
„Som," zei Theodoros, „je bent altijd
een trouwe slaaf geweest en het zal mij een
genoegen doen je de vrijheid te geven. Je
spaarpenningen zullen dunkt mij, voldoende
zijn tot dat doel. Ga ze even halen..."
Theodoros, die den geheelen toedracht
der zaak begrepen had, glimlachte fijntjes.
„Meester," stamelde Strobile, „ik geef
niet meer om mijn vrijheid. Neen, werke
lijk niet..."
Theodoros begon te lachen en zei tot
Chrysis
„Ik geloof, dat ik de waarheid ken. Ik
ben geen toovenaar, maar ze heeft zich mij
geopenbaard."
Hetgeen gij wegnaamt, heeft Strobile
telkens aangevuld. Hierdoor heeft hij zijn
spaarpenningen verloren en is zijn hoop op
vrijheid vervlogen."
Er glinsterden tranen in Ohryais' neerge
slagen oogen.
„Hoe kan ik er hem ooit genoeg voor
bedanken," mompelde zij. „Ik zal hem alles
teruggeven, wat hij mij, zonder dat ik het
wist-, geleend heeft. Hoe zal ik hem mijn
dankbaarheid ooit genoeg kunnen toonen?"
„Ik geloof, dat ik je daartoe een middel
aan de hand kan doen," zei Theodoros.
Daarop fluisterde hij het blozende meisje
iets in en zei toen hardop:
„Toch moet ik je zeggen, Chrysis, dat je
een veTkeerde daad hebt verricht, want
niets gaf je het recht daartoe, niets. Je had
mij om raad kunnen vragen en ik had je
dan geholpen. Maar je gedrag van vandaag
toont, dat je berouw ten minste oprecht is
en ik vergeef het je dus. Ga heen."
Een maand later trouwde Strobile, die
door zijn meester de vrijheid gekregen had,
met Chrysis.
Tusschen bloeiende wijngaarden begaf
zich de stoet naar een zonnig, vriendelijk
huisje, omgeven door welige akkers en een
prachtigen bloementuin, dit alles was een
geschenk van den goeden Theodoros aan
Chrysis en zijn getrouwen dienaar Strobile.
„Het ie al érg ongelukkig," zei Jan Gor-
dens, terwijl hij met de verfkwast in de
hand stond, dat moeder u.ts Diet heeft la
ten meedoen aan de maskerade. Ik ben ze
ker",. dat Oom 't ons wel had toegestaan".
„Jou en mij tenminste", voegde Marietje
er bij, terwijl ze een riem bevestigde aan
een oud Germaansch schild. Dit wekte de
zeer natuurlijke verontwaardiging op van
Tonnie en Bettie, die, al waaiende met een
paar oude dierenhuiden verkondigden, dat
Oom hen dan heusch ook wel zou wegge
laten hebben. Jan zei maar niets meer,
maar hij ergerde zich alleen over de mis
handeling der huiden, die toch nog met veel
statie moesten gedragen worden.
„Jé, waar is mijn strijdbijl gebleven?"
ging hij in eenen adem 'oor, „die wil ik
blauw verven met roodc vlekken op het
lemmet, om goed te laten zien."
„Hé, toé Jan, nu niet zulke narigheden",
riep Bettie, "met een angst voor al wat grie
zelig was, wat een zesjarig klein ding dan
ook nog niet zoo kwalijk te nemen
„We moeten er toch strijd'haftig uitzien,
zeg, dat heeft oom voorgeschreven aan
alle deelnemers. En de volkstam dien wij
voorstellen was verschrikkelijk woest.
Jan za,g.er dan ook waarlijk strijdhaftig
uit, alleen sneed hij zioh bij ongeluk met de
bijl in den vinger, dat het nog al erg bloed
de, dat hij zijn zakdoek moeat te voorschijn
halen om bet/ roode vocht te stelpen 1 Of
dht nu zoo heel oud-Germaansch 1 as, weet
ik niet. Maar enfin hij deed het.
Marietje hield' zich taai en wierp vast
haar huiden-mantel om, deed de sandalen
aan, nam haar drietand en haar schild en
zag er uit als een waren Boadicea.
Net op dat moment ging de bel, die -Ie
voorstelling inluidde, waarna uit alle boe
ken en gaten der ruime villa de oud-Ger
manen opdoken; ook Koningin Boadicea
op haar strijdwagen. Het heele huis was
letterlijk op stelten gezet; schermen waren
tevoorschijn gehaald, wapens gesmeed!,
ooiftuums genaaid 1 Kortomde heele fami
lie was er aan te pas gekomen; en op den
dag zei ven was er nu nog een drukte en ver
warring, dat je op de slaap- en logeerka
mers eindelijk geen stuk meer op z'n plaats
had' gevonden.
Het orkest was de eenige geregelde troep
die van te voren tenminste goed -vist, waar
zijn plaats en wat zijn werk was. Te V'n-
dereh hadden zich teruggetrokken naar de
stallen en schenen daar in alle stilte iets
bedacht te hebben om toch mee te kunnen
doen aan den optocht. Met behulp van den
koetsier, die mee in het geheim was, haal
den ze den Shetlandsohen pony te voor
schijn, dien zij nu voor een oude melkkar
spanden, die prachtig opgeverfd en /er-
sierd was, behangen met schilden, gekleur-j
de pijlen en bogen, en waarmee ze nu opj
korten afstand deD optocht wilden volgen^
Tot hun eer dient geaegd, dat zij een sohiL
derachtig geheel vormdenVooral JJonim.
gin Boadicea keek met zulke zege vier end®
blikken rond, dat zij ai de anderen no$
in de schaduw '■telde.
Het geheel was dus veel succes voor dt
„kleintjes." Het eenige wat Oom er op aaflj
te merken had, was, dat zij geenlasso
moesten hebben, die hoorden nu eigenlijk
niet bij een Germaanschen optocht. Maaq
Jan vond nu eenmaal dat die een heel goe^
effect maakten en dat hij er af en toe maai)
een.: mee moest gooien om den hals va*
den Shetlandschen pony.
Toen nu verder alle ridders naar het tour-
nooivek? gingen, reden de kinderen terug
naar den stal en hielden daar nog eens een
napraatje over hun ervaringen, terwijl zij
gelijk zich verwonderden over de aanwe
zigheid van een karretje, dat zij niet ken
den; er althans bij de repetities nooit ge
zien hadden.
„Hoe gek is dat," sprak Jan.
„Ja, en kijk, daar schijnen ook lui in
moeder's kamer te zijn 1"
„Ja, dat is tooh wel wat erg vreemd.
"Weet je wat," zei Jan weer, die de zaak in
heo geheel toch maar niet vertrouwde, „we
zullen de politie gaan waarschuwen; maar
dm is natuurlijk nu ook naar het veld l"
De kinderen begaven zich geruisohloos
op weg om de gewenschte hulp te halen,
zoo gauw mogelijk holden ze toen weer te
rug en liepen weer den stal binnen, waar
zs net een tweetal mannen met het karre
tje zagen wegrijden, die hadden dus zeker'
geprofiteerd van h«t oogenblik, dat de stal
verlaten was. Maar nu gingen de oud-Ger
manen ze achterna; met de lasso's en of;
di? nu ook diensten bewezen
Je hoeft dan ook: niet te vragen hoe zij
later luide werden toegejuicht na volbreng-
ging van die heldendaad: de oud-Germaan -
sche moed was er bij ben dus nog niét uit
en zjj werden de eigenlijke hélden van den
dag, die door iedereen gelukgewenacbt
wérden met hun waakzaamheid en vOor
koningin Boadicea werd een troon opge
richt, waar zij nu de eereplaats innam naast
haar vader en haar moeder, die zij zoo be
hoed' had voor een plundering op groote
schaal van het huis met alle bijgebouwen
Ingez. door „Kapitein"' te Leiden.
ju
Verborgen Vogéls.
Wees toch voorzichtig, grootpa, uw bril
zal vallen.
Och jongen, ben je gek, sterker don mija
broer ben je zeker niet,
Is dat mooie vaartuig van je vader.
Wat kan Arie toch fnooi pianospelen.
Ingez. door „Zonnestraaltje" te Leiden.
IL
Mijn geheel bestol vjx icoxers en ia
een piel rs oord-Brabant.
2 9 vindt men aan een schip.
8 II 10 is om een tuin.
19 4 gebruikt men in de keuken.
6 11 7 is een telwoord.
8 9 7 5 is een jongensnaam.
3 4 is een voorzetsel.
Ingez. door Annie de l'Eeluse.
hl
(Het ontbrekende woord op eiken regel
invullen).
Heb je weer in rijmen-
VuJ dan mooi de streepjes
In dikke stralen valt de
Een bezem is om mee te
Maar de straat meer dan het
Een kluizenaar woont in een
Voeren levert ons de
Xlein en grauw is „Piep'1 de -»
Wie nu al die woorden
Noem ik een heel knap