Chrysis en Strobile.
FEUILLETON.
Aan den oever der rivier.
was al bijzonder gesteld op zijn overste
Tierstatt en. noodde hem eens bij zioh aan
tafel. Maar toen het oogenblik daar was,
dat de gaat aan zou gaan zitten, draalde
hij langer dan noodig war, zoodat de keur
vorst vroeg: Wel Tierstatt, wat scheelt er
aan? Kan je niet hesluiten, voor heden
middag mijn gast te zij
„Gaarne zou ik Uw Doorluchtigheid' om
een gunst verzoeken," luidde het antwoord.
„Zou mijn va-der ook in mijn plaats aan Uw
tafel mogen zitten?"
De keurvorst bedacht zich geen oogenblik
liet den eenvoudigen messenmaker aan het
Hof ontbieden en zette zich tusschen vader
en zoon, den vader aan zijn rechterhand en
den zoon aan zijn linkerhand plaatsend.
Hij liet beiden de grootste eer bewijzen en
nadat er op de gezondheid van den keur
vorst gedronken was, bracht deze zelf een
toost uit op het geluk van den vader, die
zich in het bezit mocht verheugen van zulk
een rechtschapen zoon en voegde er nog
aan toe, dat menig vorst den eenvoudigen
messenmaker met recht benijden zou en
dat menig zoon zioh zoo gelukkig zou ach
ten, als hij in de gelegenheid was, zijn
vader op zoo hoogen leeftijd nog te verge
zellen aan een vorstelijken disch.
De zon was nog niet op, of vijf vlijtige
Blaven waren in een zilvergroeve dicht bij
Athene aan bet werk. Eenigen groeven het
erts uit, terwijl anderen fcfet reinigden en
ter zijde legden. Hun meester, de rijke
Theodoros, de bezitter van deze mijn en van
de talrijke hoeven, die op de vlakte ver
spreid lagen, kwam tegen schemerdonker
het dagelijksche werk in oogenschouw ne
men, terwijl de opzichter de zilveropbrengst
van dién dag voor hem woog.
Op zekeren morgen toen men zooals ge
woonlijk, het erts van den vorigen dag oveT-
woog, bemerkte men, dat dit gewicht gerin
ger was dan twaalf uren geleden.
„Ik kan niet aan een diefstal gelooven,"
zei Theodoros. Een dief zou alles hebben
meegenomen. Wij hebben ons zeker gisteren
vergist. Wees voortaan nauwkeuriger bij 't
wegen.
Maar den volgenden dag kwam men bij
8)
HOOFDSTUK X.
Tochin zijn machtgekregen!
Yefraik Issekoff van den zaagmolen had
zeker begrepen, dat de gewone list om eoQ
vlot te overvallen, niet lukken zou met een
ervaxen schipper als ouden Ivan. Want
zeker was hij door spionnen ook wel op de
hoogte gehouden van het feit, dat Ivan
aan de laatste stopplaats zelf weer aan
boord was gekomen van ,,de Zwaan." Dus
moesten Issakoff en zijn mannen er iets
anders op verzinnen, om den vaardigen
Ivan te verschalken.
Intusschen was de Zwaan nu aangeko
men bij een bocht der rivier, waar de jon
ge schippers Kostia en Saaha het vlot
weer op de bekende wijze over heen
hadden geholpen; en net wilden ze vaD
wal aan boord gaan, toen er een luid ge
schreeuw werd vernomen en er plotseling
een drenkeling in de rivier lag die dringend
om hulp riep. Toen de linkerhand van het
gelaat zichtbaar werd, merkte men daarop
ook het bewuste litteeken, waaruit duide
lijk bleek, dat het de epion van een paar
uur geleden was, die zich nu maar hield,
of hij in nood was, om de jonge schippers
een tijdje op te houden, waarna zijn mak
kers dan hun slagje zouden slaanIn een
ommezien voelden Kostia en Sasha zich
omwikkeld met een touw en werden zij
gebonden aan handen en voeten, waarna
ze nog vastgemaakt werden aan de denne-
de tweede weging tot dezelfde ontdekking.
Toen twijfelde de opzichter niet langer, of
er werd gestolen.
„Het is zonderling," zei hij in ziohzelf,
dat de dief tot tweemaal toe zoo weinig
heeft weggenomen. Len goudsmid kan voor
zulk een kleine hoeveelheid erts ter nauwer-
nood genoeg geld hebben gegeven om een
broodje en een stukje vleesch te koopen.
Maar ik moet weten, wat er voorvalt, Stro
bile jij moet eenigen tijd in de mijn blijven
slapen en mij alles mededeelen, wat er ge
beurt.
„Goed, meester, uw bevelen zullen opge
volgd worden."
Strobile was een slaaf van vier en twintig
jaar, handig en ontwikkeld en door Theodo
ros boven al zijn overige dienaren uitver
koren.
Sedert dne jaren legde Strobile zorgvul
dig de kleine stukjes erts ter zijde, die zijn
meester hem eiken dag gaf. Hij bezat al
een tamelijk gewicht aan zilver en hij zag
al het Jangverlangde oogenblik aankomen,
waarop hij het bespaarde aan zijn meester
zou kunnen brengen en hem zeggen:
„Daar is de losprijs voor mijn vrijheid,
meester."
Het was een mooie, zachte nacht; de
maan wierp haar zilveren stralen op de
bleekgroene olijfboomen en overal heerschte
de grootste stilte. Strobile, die zich achter
een vooruitstekend rotsblok verborgen had,
dicht bij de plek, waar overdag de slaven
arbeidden, wachtte af en was bij elk geluid
op zijn hoede.
Hij wachtte bijna twee uren; toen een
zacht geritsel hem deed opschrikken. Hij
trok zich zooveel mogelijk achter het rots
blok terug om zich niet te verraden. Daar
bemerkte hij een witte gedaante, die lang
zaam naderbij kwam. Eerst uitte hij een
gesmoorden kreet van verbazing, toen werd
hij zijn ontroering meester en keek nauw
lettend toe. Het maanlicht bescheen een
jong meisje met goudblonde haren en groo-
te peinzende, treurige oogen, dat met lich
ten tred op de mijn toeliep.
„Chrysis!" mompelde Strobile, „o
Chrysis
Het jonge meisje ging zoo recht op haar
doel af, dat het duidelijk bleek, dat de weg
haar bekend was. Zij lichtte voorzichtig het
houten deksel op, waarachter Tiet gewogen
erts lag. En Strobile zag haar e^nige stuk-
boomen langs ó'en oever. En terwijl de
eene helft der aanvallers dus bezig was met
deze gevangenneming, bewerkstelligde de
andere het in bezit nemen van het vlot,
terwijl ze het met sterke boothaken naar
zioh toehaalden, hoezeer de opdrijvencien
zich ook weerden. Weldra waren Ivan
zelve en Vassia op dezelfde wijze gebonden,
terwijl Samuel over het hoofd gezien en
onmerkbaar wist te ontkomen, wat natuur
lijk een henderdst wonder was!
Toen de schelmen dan ook wegtrokken
met hun geNangenen, wist hij zich voortdu
rend schuil te houden tusschen het geboom
te, hopend, dat hij den ouden Ivan en zijn
zoons misschien nog wel eens van grooten
dienst kon wezen als hij heelhuids wist te
ontkomen
Hij deed dus zijn best, den droevigen op
tocht niet uit het oog te verliezen en
volgde geruischloos tot dicht bij den zaag
molen, waar ze verdwenen in een soort van
open schuur of loods; daar werden de ge
vangenen toen in gegooid, waarna de deur
met stevige grendels gesloten werd. Het
heele plan was dus zeer goed overdacht en
in elkaar gezet en nadat de gevangenen
dus veilig en wel achter slot waren, traden
de aanranders een kamer binnen, die Sa
muel al onmiddellijk verlicht had gezien bij
hun aankomst aan den molen.
Na eenigen tijd waagde hij zich even uit
zijn schuilplaats en gluurde eens door het
eenige schoone plekje van het glas, want
de ruiten waren bedekt met een dikke laag
stof en geen gordijnen hingen er voor de
ramen.
Hij zag het heele gezelschap om een ron
de tafel geschaard, waarop twee groote
kruiken brandewijn en alUemaal glazen
a
jes nemen, ze in een plooi van haar kleed,
verbergen en vlug weggaan. Het maanlicht
was zoo helder, dat hij zag, hoe bleek het'
meisje was geworden en hoe haar de tranen
over de wangen liepen.
Strobile dacht na, over hetgeen hij gezien
had.
„Nu begrijp ik alles,'! mompelde hij. „De
vader van Chrysis heeft tot nu toe tame
lijk veel geld verdiend met het bakken van
aardewerk, maar hij is al lang ziek. Het
arme meisje heeft nu zeker niets meer om
van te leven en ook geen geld om medicij
nen te koopen. Daarom komt zij eiken dag
een stukje erts halen om toch' voor haar
vader te kunnen zorgen. Toch zag ik duide
lijk, dat zij zich schaamde over deze handel
wijze en er treuTig over was. Ik ben er ze
ker van, dat zij mijn meester op een goe
den dag alles zal teruggeven, wat zij op
deze manier geleend heeft. Maar wat moet
ik nu doen?..."
Hij dacht er lang en ernstig over na.
Heel dikwijls had hij al bij zichzelf over
legd, als hij het mooie, flinke meisje zag:
„Als ik vrij ben, zal ik haar vragen mijn
vrouw te worden."
Eindelijk scheen hem een goede gedachte
in te vallen. Hij verliet haastig zijn schuil
plaats en ging naar zijns meesters huis, be
trad zijn eenvoudig kamertje en deed een
koffer open. Hieruit nam hij een paar stuk
jes erts, die hij er eiken dag inlegde om te
zijner tijd zijn vrijheid te kunnen koopen
en keerde naar de mijn terug en legde die
stukjes op den stapel, waarvan Chrysis iets
had weggenomen.
„Niemand is er gisterennacht in de mijn
geweest," zei hij den volgenden morgen tot-
Theodoros.
Het gewicht was inderdaad hetzelfde als
den vorigen dag.
„Het is goed," zei Theodoros. De dief is
zeker op de een of andere wijize te weten
gekomen, dat er gewaakt werd in de mijn.
Hij durft niet terugkomen. Je moet door
gaan met waken, Strobile."
„Ik zal er mee doorgaan, meester."
Twintig nachten achtereen kwam het
meisje terug. En twintig nachten achtereen
nam Strobile een gedeélte van zijn spaar
penningen af om het ontbrekende aan te
vullen. Maar het geld van den armen slaaf
verminderde zienderoogenhet was het be
spaarde geweest van drie jaar hard wer-
Btonden, die dus niet veel goeds beloofden I
Aan het hoofd der tafel zat een man van
middelbaren leeftijd, met een sluw en ge
slepen uiterlijk en die dan ook den leider
scheen van den geheelen troep. Dit moest
dus Issakoff zijn, de eigenaar van den
zaagmolen. Zijn handlangers hadden ook
allemaal een ongunstig uiterlijk en met
recht was er niet veel goeds te verwachten
van een dergelijk gezelschap, te meer daar
er zoo slecht gewaakt wordt voor de veilig
heid in de afgelegen streken van het Rus
sische rijk; de politie is echaarsch en wordt
bovendien nog zoo slecht gesalarieerd, dat
er niet zelden, door nood gedwongen een
verrader onder haar schuilt die zich gemak
kelijk laat omkoopen voor een goeden som.
Samuel begreep, hoeveel er ajfhing van
zijn meer of minder energiek optreden en
hij deed zijn best, dus geen woord of geen
gebaar voor zich verloren te doen gaan
van de ruwe mannen, die nu hun drinkgelag
begonnen. „Nou jongens! we hebben daar
vanmiddag een goeden slag geslagen be
gon Issakoff. Jullie hebt je taai gehou
den, dat moet ik zeggen en daarom zal je
dus het deel in de buit niet ontgaan, dat
beloof ik je
,,.Ja, nou een stout stukje was het!
vooral dat in het water vallen van mij
merkte de man met het litteeken op.
„Waar hebben jullie dat kind gelaten,
dien jongen?" viel Issakoff hem op een
maal in de rede.
Bij die vraag liep den jongen in kwestie
een rilling over den rug en toch wilde hij
op dat kritieke oogenblik niet wegloopen,
want hij wilde vcór alles weten wat er om
trent zijn vlucht gedacht werd.
(Wordt vervolgd.)