No. 15856. LÜI9SC/H DAGBLAD, Zaterdag* 28 Octobar. Barste Blad. Anno Ï911. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. ïfirgiffenis aanaSien. peling van belasting en recht. Zij, die in het algemeen kiesrecht een proletarischen machtseisck zien, een wapen in den klasse- strijd, zij hebben het kiesrechVadres der socialisten geteekend. Tien duizenden, die dit niet zoo zien, deden het eveneens, ver lokt door het zoet gefluit van den huisbe zoeker-vogelaar, maar daarnaast zijn tien duizenden, die hefc niet deden. Laten die het adres van de burgerlijke groepen steu nen, opdat eenerzijds de schadelijke indruk worde weggenomen, dat de kiesrechteisch specifiek „rood" is, en anderzijds de twee petitionnementen samen een zoo groot ge tal handteekeningen brengen onder de oogen van de huidige regeerders, dat elke „gematigde onverschilligheid" onmogelijk wordt, dat veel en veel krachtiger nog dan nu het besef wordt: de vraag om algemeen kiesrecht voor mannen en VTouwen, zonder bedervende correctieven, is de wilsuiting van een zoo groot deel van het Neder- landsche volk, dat" zij onder oogen moet worden gezien! Zonder uitstel!" Frederik van Eeden heeft thans ook rijn meening gezegd over de Padvinders- be weging. Hij deed ciïfc in een Open Brief aan de 'Padvinders, (verschenen bij W. Vóreluys, te Amsterdam), waarin hij 6. a. aantoont, dat de voorschriften, waarnaar de Padvin ders zich te gedragen hebben, met r 'kan- der in strijd zijn of komen kunnen en dat ook de beloften, die de Padvinders in vele vereenigingen af te leggen hebben, zeer licht met elkaar i i conflict kunnen gera ken. Verder wijst hij er op, hoe moeilijk het in vele gevallen zal blijken, eerlijk en vaderlandlievend te zijn. Immers, generaal Baden-Powell zelf vocht tegen de Boeren in Transvaal en streed, wij mogen dit wel aannemen, uit vaderlandsliefde. Maar Avas die strijd eerlijk'? Ziedaar een bol sing ziedaar de moeilijkheid als twee voorschrif ten ..tegen elkander indruischen. En Van Eeden betoogt., dat alle voorechriften waarnaar de Padvinders zich gedragen moeten, in de practijk van het leven voort durend tegen elkaar indniischen. „Als ik mij niet bedrieg heeft men u uit- genoodigd trouw te blijven aan Wet en Gezag, aan uw Vaderland aan uw Vc ten- huis, aan uw Geweten en aan God. Ik geef gaarne toe, dat er voor "I die loyaliteit veel te zeggen is. Maar ilk wil u alleen dit vragen: Wat doet ge? als ieder van die zes u iet6 anders zegt Wat zult ge doen als die u A-ersohillende kanten op wijzen?" De schrijver haalt daar eenige A'Oorbeel- den van aan en gaat dan verder: „Uw voorgangers hadden geen ge ijk u zoo veel te laten beloven. Want dingen belo ven, die men tooh niet houden kan, is nog erger dan beloften verbreken. En het iB onmogelijk al uw beloften te houden. Niemand kan twee heeren dienen laat staan zes, tenminste geen eerlijke Pad- \under en men had u behooren te waar schuwen, dat er volstrekt geen eendracht heerscht tusschen deze zes heeren: Wet, Gezag, Overheid, Vaderland, Geweten en God, aan welka men u allen trouw beio ven liet. Dit is onzin, en geeft niets dan verwar ring en draaierij. Ik heb u nog maar een zeer klein zicht gegeven in de vreeselijke verwarring waar in ge, al opgroeiend', onvermijdelijk t: :cht komt en uw pad zult moeten vinden. Alleen over de ontAvikkeling in het gezag zou ik u nog vele brieven kunnen schrijven. Welk gezag is rechtmatig? Welk gezag is het hoogste? Welk gezag is „uit God"? De Koningin zegt, evenals de Duitsche Keizer, dat het koninklijk gezag „uit God" is, maar de Katholiek zegt, dat het ~e- gezng van den Paus te Rome evenzeer „uit God" is, en als de vrome Katholiek voor de keuze zou staan tusschen gehoorzaam heid aan de Koningin, of gehoorzaamheid aan den Paus, dan moet hij de laatste kie zen. En vele Protestanten zullen daarentegen weer zeggen, dat het gezag van den Paus heelemaal niet uit God is. maar dat Gods woord, de Bijbel, het hoogste gezag heeft, terwijl weer anderen zullen beweren, rt niet de Bijbel, ma-ar Gods ste in ons ó-> weten boven alles gehoorzaamd moet worden, terwijl er nog anderen zijn, die noch van Koninklijk, noch van Pauselijk, noch van Bijbelsch noch van Go» 1 'ijk gezag willen weten, maar aan niets willen ge hoorzamen aan aan de waarheid, waaron der zij dan de wetenschap en de mensche- lijke rede verstaan." Op deze wijze toont Van Eeden de con flicten aan, waaronder de voorschriften der padvinders in de levenspractijk zullen te lijden hebben. Hoe moeten, de aanhangers van de nieuAve ridderschap zioh volgens Van Eeden dan gedragen? „Wees allereerst bescheiden en eerbie dig", aldus luidt zijn raad. „Beloof niets, waarAfan je niet zeker weet dat je 't hou den kunt. Oordeel niet over de meeningen van anderen, zoolang het mogelijk is, dat je hen niet reoht verstaat. Vorm niet al te snel een A'aste 0Arertuiging over moeilijke, diepzinnige en duistere zaken. Maar heb je eenmaal een overtuiging, een stellige, diepe, vaste, doe er dan niet ang stig geheimzinnig mee, uit vrees voor stand je of ruzie met wie oók. Ben je zeker van je mecning, durf er dan voor opkomen, al stond Wet, Gezag, Over heid, Koningin en Vaderland op hun aoh- terste beenen tegenover je. Smoezel niet en draai niet en knoei niet, maar zeg waar bet op staat-, ferm en hard op, al gaat het om je vrijheid en je leven. Vrede is goed, maar geen vrede ten kos te van draaierij. Als er ge vochten, moet wor den, dan maar vechten, hoe eer en hoe har der hoe beter. Dat is, dunkt mij ridderlijke Padvinders- moraal." Ten slotte bespreekt Van Eeden nog een voorschrift: „De Padvinder mag door ar beid geld verdienen, zegt uw handboek, maar bij zou zioh schamen geld aan te ne men voor dienstbetoon." Hij meent, dat vooral dit voorschrift m het'practisoh leven leidt tot wat zij, die het voorschrijven, z. i. „Donquichotterie" noemen, en dat het onmogelijk blijken zal dit voorschrift vol te houden. „Uw ouders en patroons zullen u bedui den, dat men met ridderlijkheid en edel moedigheid geen zaken doet, dat uw leiders en voorgangers ook Avel zorgden hun eigen koeien op het droge te halen, ecp ze over ridderlijkheid en hulpvaardigheid be gonnen, dat de beele wereld geld uitleent (diensten betoont dus) voor geld en dat de dokter en de dominee zich ook wel moeten laten betalen voor hun liefdediensten", enz., enz. Toch acht Van Eeden de mogelijkheid niet uitgesloten, dat in deze padvindersorganisa»- tie, ondanks den naïcven opzet, enkelen zich vormen zullen tot jonge menschen, die ATa.n de schetterende leuzen levenskrachtigen en weilkdadigen ernst makendie het pad vinden zullen, „dat uit cle maatschappe lijk" ellende voert „Het is heuglijk te b?merken, dat het geloof daaraan bij oud en jong nog bestaat". Een artikel in „De N e d e r I a n d e r" van I. J. B., 't hierboven vermelde bespre kend, zegt: Eenigen tijd geleden schreven wij voor „De Nederlander" een serie artike len over de Britsche Boy-Scout-beweging, Avelke sedert ook hier te lande inheem-vch werd en gesierd is met de Duitsche bena ming Aran „Padvinderij" (waarom zijn wij Nederlanders tooh zoo zelden oorspronke lijk?) of met mondjes-vol als „Jonge Ver kenners" en dergelijke. Ondertusschen be staat er óver deze aangelegenheid bij lange na geen „communis consensus". Wij waren en zijn nog steeds van meening, dat de Voortrekkersbeweging zich zeer goed met een Christelijk-Nationale wereldbeschou wing verdraagt, ja, schier aan een Christe- lijk-Historisch volksbesef ontsproten soheen En in deze onze meening worden wij slechts versterkt, nu wij bespeuren, hoe wei nig instemming de beweging vindt bij onze meesfc zuivere antipoden en m st conse quente tegenstanders, de anarchisten. Inderdaad hadden wij van anarchistische •zijde geen ander oordeel verwacht. Eer re kenen wij er evenzeer op van den kant van minder consequent atomistische individua listen, als bijvoorbeeld onze Liberalistische medeburgers. Voor den heer Van Eeden kunnen God en Geweten, Gezag en Over heid niet anders dan onderscheidene en ge- scheidene heeren zijn, daar juist 't revolu tiebeginsel uit deze scheiding bestaat. Wij, Christenen, evenwel, denken daar anders over, en vóór allen, wij C hri s tel ij k - Hi st or i - schen, die gaarne met Paulus in de Hooge Overheid Gods dienaresse zien. Des heeren Van Eedens later ontwikkeld bezwaar tegen bet „beloven" achten wij schijn. Is het dan niet roekeloos te beloven aller* bande schoone en edele daden te zullen doen, terwijl men uit ervaring weet hoe zwak wij zijn van krachten? Geenszins, naar. ons voorkomt. Een dergelijk bezAvaar toch zou e\rongoed gelden voor de beloften, ge loften en eeden, door volwassenen afgelegd bij bet aanvaarden van ambten, zoo wereld lijke als geestelijke. De Christen althans doet geen belofte don in Gods kracht en onder stilzwijgend, doch' voor ieder vanzelf sprekend voorbehoud van onverhoopt falen. Zijn beloften zijn niet dan uitgesproken idealen. Nog een enkele opmerking rest ons. In een gesprek met een onzer Christelijk- Historische letterkundigen werd ons tegen geworpen: Hoo kunnen wij, die in den schoolstrijd van den beginne aan tegen het algemeene openbare en vóór het bijzondere hebben gekozen, nu op eenmaal omgekeerd vóór het algemeene te velde trekken? Ons antAvoord hierop is, dat onze parti cularistische allures gedurende den school strijd geenszins onze eigen keuze waren, doch dat wij er Avel toe gedwongen werden door de onA'erdraagzaamheid en bekrom penheid der tegenpartij. Ook wij, of beter gezegd juist wij, zijn vurige voorstanders van nationale eenheid en samenwerking. En wat ons Gewijzigd -Unierapport verlangt is dat ook, dat eenmaal de Staat waarlijk neutraal zal wezen, allen gelijkelijk in het onderwijs hunner kinderen zal steunen, en de overheid niet het voortrekken van de eene school boven de andere toelaten zal, Avaarna niets ons meer kan letten met alle richting en inrichting van onderwijs samen te werken, voor zoover het gemeenschap pelijke belangen geldt. Dit nu is bet schoo ne in de VoortrekkersbeAveging, dat zij onS op zijn minst neutraal is. Indien iets, is zij te Christelijk en te Christelijk-Historisch, en derhalve, voor anarchisten wellicht on bruikbaar. De Yoortrekkersbewegiug laab baar plaatselijken afdeeïngen de grootst noodige vrijheid. Zij is, zoo men wil, een federatief verband, bestaande enkel om der wille van gemeenschappelijke idealen. Heeft een onzer C'hristelijk-Historischen dan be zwaren, welke, hoe ernstig ook, niet het wezen zelf der beweging raken, het staat hem vrij te trachten zijn plaatselijke afdee- ling met deze rekening te doen houden, ja, het staat hem vrij, in liet ergste geval een eigen afdeeling te stichten zonder iemand hierdoor te ergeren, en zich met deze op voet van volkomen gelijkheid bij de groots beweging aan te sluiten. Tn Britonnie gaan dergelijke afdeelingen dikAvijls uit van de onderscheidene Kerken en godsdienstige genootschappen. Lichfinj Nationale Militie 1912. Bij Kon. besluit is'bepaald, dat van de lichting der militie van het jaar 1912, die 17,500 man bedraagt, 12,3C0 man ter volle dige oefening en 5200 tot kortere oefening zullen Avorden ingelijfd'. Van de ter.volle dige oefening in te lijven manschappen worden 400 bestemd voor "Ten dienst ter zee. SPORT. Sportagenda. Zondag 29 October. V o e t b a L Nedcrlandsche Voetbal-Bond. Deventer: DistrictswedstrUdon. 11 uur: A. West—Noord. B. Zuid Oost. 1 uur: Verliezer A.—Verliezer B. 2 uur: Winner A. Winner B. Westelijke ÏAveede Klasse B. Amsterdam-: A. F. C.Ajax. Westelijke Derde Klasse B. Leiden: De Sportman Zeist. Reserve Tweede Klasse B. Leiden: Ajax IIV. F. C. II. Leidsche Voetbal-Bond. Eerste Klasse. Leiden: L. V. V.-D. L. V. Tweede Klasse. Leiden: Leidsch Hercules Ajax IV. Alfen: D. V. S. II-L. V. V. IL Vierde Klasse. Leiden: L. V. C. E. IIDe Sportman IV. Hockey. Nedcrlandsche Hockey- en Bandy-Bond. ÏAveedc Klasse A. Den Haag: H. D. M. Leiden. Reeds meermalen heeft het „H a n d e 1 s- b 1 a. d" den wensoh uitgesproken, dat onze rechterlijke colleges meer door drongen mochten zijn van het groote belang van zonder uitstel uitgespro ken beslissingen in strafza ken. Tegenover de geldende practijk, dat na het sluiten van het onderzoek de rech ter mededeelt: „Uitspraak over veertien dagen" en de stukken ter zijde legt, zou het blad deze willen stellen, dat de rech ters zioh terst-ond, zonder dat de zitting overigens onderbreken wordt, ter beraad slaging terugtrekken en, tenzij' blijkt, dat een' veel uitvoeriger en omstandiger be raadslaging noodig mocht zijn, vervolgens terugkeeren, om van het gevelde vonnis kond te doen. Wat is hier het groote verschil? vraagt het blad. En het antwoordt: „Het groote verschil is, dat alleen op dus danige wijze de strafrechtspraak haar vol len- indruk maken kan. Het oordeel van 'den. strafrechter behoort zoowel tegenover den beklaagde als tegenover 't publiek een ikrachtigen indruk to wekkenaf- of goed keuring, de beteekenis van recht en onrecht te doen gevoelen. Op de individuen moge die indruk niet immer een blijvende zijn, in het algemeen, steeds weder in de veel heid der zaken gewekt, zal zij van groote beteekenis blijven. Mede hierin is een die pere oorzaak te A'inden van het belang der openbaarheid van de strafrechtspraak, in stede van de administratieve afdoening uit vroegere tijden. Door die openbaarheid is het recht veel meer als iets voor het A'olk levends erkend. Dit levende nu kan alleen worden behou den-, het gewicht van 's rechters oordeel ten volle beseft, indien het valt dadelijk na de behandeling der zaak, als alle betrokkenen nog in de zittingzaal aanwezig zijn: de be klaagde, de aanklagers of benadeelden of belanghebbenden, alle getuigen, het pu bliek. de persindien de stemn.g, die de zaak heeft gebracht, niet reeds weer is te loor gegaan. De geldende practijk schiet daar in geheel te kort. Veeltijds komt de beklaag de zelf niet hooren, anderen nog minder, de publieke belangstelling, ook van den cou rantenlezer, is reeds weer afgeleid en de klap op den vuurpijl komt het lijkt zelfs komisch als allen reeds weer naar buis toe zijn. Zoo ligt er ook inderdaad in deze practijk iets verlagend* voor het aanzien der rechts pleging. Het wordt een stamelende, stotte rende gerechtigheidof wel, zij lijkt er een, die geen hart. heeft voor de" taak, haar toe vertrouwd. Zou men immers niet denken, dat de rechters, dienaren van het recht, er gretig op moesten zijn,""na 'hun onderzoek zoo: spoedig mogelijk dat rechtsoord eel, het- weiik in hun binnenste geboren wordt, tot uiting te brengen? Maar neen, instede daarvan schuift men zijn stoel even wat naar den anderen kant en zegt: „Daar zul len wij later wel eens wat van hooren; deurwaarder, de volgende zaak". Viel nog te meenen, dat gedurende die veertien da gen uitstel de zaak den magistraat geheel vervullen bleef en zij hem onmisbaar waren om zijn oordeel te doen rijpen, maar dit stelt waarlijk niemand ziah- voor. Wie dan ook veel onder het publiek het oor te luisteren heeft gelegd, kon steed's bemerken, dat de bestaande methode het zedelijke aanzien der rechtspleging aller minst bevorderde en het onbegrijpelijke van den eigenlijken gang van het recht sleetts vermeerderde. De menschen gaan weg als lieden, die den dageraad hebben zien uitA'liegen, waar nu van de zon bericht krijgen, dat men op haar maar niet wach ten. moet. In andere landen is de beteekenis der onmiddellijke uitspraken dan ook zoc alge meen erkend, dat men ze vrijwel overal hoort geven. Wij staan in dit opzicht page- noeg alleen. En het eigenaardige 's dat ook de bedoeling van onze wetgeving zeer stellig is geweest, al heeft men heb er kortheidshalve niet met zooAreel woorden in gehandhaafd' zooals vroeger het geval was, de rechter moet dadelijk beraadsla gen en uitspraak doen" dit ngel on het uitstel uitzondering te doen zijn. De „eenvoudige regel, door het belang de'* justitie en der waarheid, door hei, gezond verstand en door de wet voorgeschreven," zeide een voorman als De Pinto er van. De uitzondering zal natuurlijk ieder, in het belang van grondige beoordeeling gaarne Slot) „De man was natuurlijk niet heelemaal b\j zijn verstand; daar twijfel ik niet aan. Van nacht zou hy u vermoord hebben, als hy het pleisterbeeld niet had gezien. Mademoiselle, er drilde aandoening in zyn stem u is door niet veel minder dan een wonder aan den dood ontsnapt. En gy," vervolgde hy, zich tot Michael wendende, „als geesteiyke zeg ik u, dat ik geloof, dat God een grooten last van u heelt willen afwentelen. Gy hebt gezondigd, maar God is barmhartig. Ik zeg u dus: begin een nieuw leven." Michael nam do hem toegestoken hand aan, maar hy morapeldo: „'t Is te laat, myn vader." „'t Is noclt te laat," zei de pastoor. „Uw verhaal verandert niets aan wat ik heb gedaan. Ik heb twee levens verwoest in plaats van óón." „Zorg er dan voor, dat ge geen derde verwoest," fluisterde hy. Mary Machin ver stond wat hy zei, glimlachte en keek, toen hy de kamer verliet, de vierkante, krachtige gestalte na. aanvaarden. Maar ook niemand zal bewe ren, dat dit niet bij uitzonderingen blij ven kan. Het is inderdaad een typische fout onzer practijk, dat zij dU uitzondering tot regel heeft verheven." Met buitengemeen groot genoegen ver nam het blad' dan ook uit een mededeeling in het „W eekblad van hetRecht" van den vice-president der Rotterdamsche rechtbank, mr. L. E. Visser, dat dit college in de laatste weken is begonnen met het uitspreken van vonnissen, zoowel veroor- deelende als vrijsprekende, terstond na d'e behandeling ter terechtzitting, in een aan tal zaken, Avaarin dit wegens de niet moei lijke bewijsvoering mogelijk en wegens het karakter der z&ak of de persoonlijkheid der beklaagden nuttig was. In cle „M iddelburgsche Cou- r a n t" prijst V. D. de poging cler v r ij- z n n i g-d e m o c r a t e 11, om naast het soc.-dem. petitionnement een eigen adresbeweging te stellen. De beteekenis Aran het soc.-dem. petition nement erkennend, betreurt de schrijver liet, dat de adresbeweging geen algemeene is geAveest, dat ze niet los van partijpoli tiek was. „Hoeveel grooter zou dan het aantal mannen en vrouwen zijn geweest, die mede hun stem verhieven, vragende om recht, maar bovenal, welk een geheel anderen in druk zou de beweging in den lande hebben gewekt. Waar nu door opzet en gedeeltelijk ook door uitvoering der actie een specifiek „rood" stempel is gedrukt op dit kies recht-adres en als gevolg bij velen een soms beredeneerde, maar vaker instinctmatige afkeer i9 gegroeid tegen algemeen kies recht, daar zou dan belangstelling en warm te zijn gewekt bij de vele on\rerschilligen en lauwen, zou de geheele beAveging een mid del zijn geweest om de groote massa duide lijk te maken, dat het kiesrechtvraagstuk staat ver boven alle partijpolitiek, dat het hier geldt in den mooisten zin van liet Avoord een vraag van recht \roor allen. Zoo opgevat had de beweging kunnen worden een machtig, ja, een beslissend wapen in den kiesrechtstrijd. ■Nu is het petitionnement geworden een middel om. de S-D. A.-P. groot te maken met behulp van heb algemeen kiesrecht. Het bracht als eerste gevolg uifcerlijken groei, zonder daaraan evenredige innerlijke kracht voor deze partij, die kiezers en leden wint, welke het economisch program zoo min kennen als onderschrijven en als tAvee- de een aangroeiende onwil om mede te Averken aan het bereiken A*an algemeen kiesrecht bij zeer groote groepen van ons volk, die wèl \roelen A'oor de rechtsvraag, maar niet A'oor den socialistischen machts- eisc'n. Welke onwil even betreurenswaard als onbegrijpelijk is. Toch wachte men er zich voor te meenen, dat het volkspetitionnement is geworden, wat het blijkbaar bedoelde te zijn: een uiting van het klassebewuste proletariaat. Wie plaatselijk heeft nagegaan op welke wijze Araak de handteekeningen zijn verkre gen, lioe \*ele huisbezoekers van de S.-D. A.-P. den oogst binnen haalden, zal dit weten." Er is geen aanleiding, meent de schrij- Arer, dat de „burgerlijke" voorstanders va-n algemeen kiesrecht bij de pakken gaan neerzitten. De kiesrechtactie, welke de Vrijz.-Dem. Bond te zamen met het Algem. Ned. Werkliedenverbond gaat opzetten, kan op medewerking en steun aanspraak ma ken. „Trouw aan het beginsel, hebben de lei ders A'an deze actie den strijd vrij weten te houden A'an alle vermenging met de vakbe weging, waardoor zeker het getal handtee keningen onder het adres minder groot zal worden, maar waardoor even zeker menigen vakbond inwendige verdeeldheid en daar mee gepaard gaande verzwakking naar bui ten is bespaard. Evenzeer is deze actie vrij gehouden A'an elk streven naar partijA'oordcel, is steeds het organiseerendè lichaam naar achter ge treden, om het volle licht te doen vallen op de zaak, Avaar het om gaat, op bet alge meen kiesrecht. Juist daarom moet de-ze adresbeweging gesteund worden door ieder niet-socialis tisch voorstander A'an algemeen kiesrecht A'oor mannen en vrouwen; door ieder, die verzet in zich voelt groeien tegen cle wille keurige uitsluitingen A'an veie mannen en alle vrouwen door de huidige kieswet-Van Houten, tegen de onrechtmatige samenkop- Michael en Téphany waren nu alleen. Mi cliael trad op haar toe. „Spreek niet!" smeekte hy. „Ik Ra heen. Téphany. Denk je, dat ik het niet begryp? Als ik minder van je hield, zou ik my mis schion kunnen v rgissen. Maar nu west ik, dat je me alles hadt kunnen vergeven, behal\re de laagheid van alles van zoo'n bind aan te nemen en haar niets terug fe geven." „Haal... het... beeld," zei Téphany. Haar keel was nu zoo uiterst gevoelig, dat ieder woord haar brandende pyja deed. Mi chael zag haar vragend aan, maar gehoofd zaamde haar toen zwijgend. In de gang ont- moette by Mary Machin. „Gy verlaat haar toch niet?" vroeg Mary. „Neen, zy vraagt om het pleisterbeeld." „0, ik zal het wel halen. Wacht maar even 1" Zij snelde heen en liet Michael boven aan de trap wachten. Na oonige oogenblikken kwam zy terug en zei, terwyl zy hem het beeld aangaf, waarschuwend: „Ge moet haar vooral niet laten praton, hoor." „Zg is heel schor." „Alles, wat we in de laatste twee maanden gewonnen hadden, is weer verloren. De dokter denkt, dat zy nooit meer in 't publiek zal kunnen zingen, maar..." „Maar wat?" „Dat kan haar niet schelen, als zy thuis maar zal mogen zingen voor den man, dien zy liefheeft." Toen wipte Mary Machin weei vlug de trappen af Michael ging weer r.aar Téphany terug. Zy stak de banden uit om het beeld van hem aan te nemen. Toen zjj het had aan genomen, ging Michael naar het raam. De zon had eindeiyk de overwinning be haald op de nu wegdryvonde wolken. Gp de rotsen dichtbij de landingsp:aa;s hadden zich kleine waterplassen gevormd, Avaarin zich het lichte blauw van den hemel, dac in een steeds dieper azuur overging, weerkaatste. Eenige kinderen uit het gehuchtje, die door den storm naar huis waren gedreven en doodsbang waren geweest voor het onweer, stonden nu by de plassen. Michael hoorde hun onschuldige, zilveren stemmetjes, die stoeds luider en biyder klonken, omdat de vreeselijke storm was overgedreven en zy nu weer ongestoord konden lachen en pret maken. Michael zag en hoorde hen. 't as hem alsof die biyde kinderstemmen, alsof heel die door den storm gezuiverde natuur, en die frissclie wouden en velden, en de rivier, zich voortstuwende naar de zee, en de lucht, zoo oneindig teer eu fijn van tint, hem een bood schap brachten. Zou het beter zyn geweest voor hem en Téphany, als Furie hem had gedood? Waarom was hy gespaard gebleven? Téphany staarde naar het masker, dat haar leven had gered. En zy dacht aan Furie. Maar op dit oogenblik stelde zy zich hom lovend voor, niet (lood. In haar verbeelding zag zy hein in de zilto, gryze navelen van de noordelyke zeeön by middernacht aan het stuurrad staan, terwyi hy zyn blik over hot watervlak liet waren, om de duisternis te doorboren en er datzelfde gelaat te zoeken, dat 2y nu in de handen hield. Of zy zag hem juist vóór het gloren van den dageraad, dat geheimzinnige schemeruur, waarop do geesten wegvlieden voor hot nachtelijk duister en zich in het stralende daglicht verliezen, wachten op den geest van haar, die hy lief gehad en gedood had; wachten met kloppendo polsen en een bonzend hart. Ot zy zag hem na een afwezigheid van jaren terugkeeren naar zyn eigen land, naar Morbihannaar het gehuchtje, waar hy en zy samen hadden gespeeld op het strand; naar de koele lanen, glinsterend van dauw, waardoor zy sameiw hadden ge zworven; naar de ateenen grafkruisen, op wier granieten voetstukken zy naast elkander waren neergeknield om er te bidden, en waar hy telkens terugkeerde met de steeds on wrikbare overtuiging, dat Elizo Morvózen hem vroeg of laat zou verscbynen? Het wa» niet gebeurd. Maar haar stem had hy gehoord, de kla gende stem van de ziel, die veroordeeld is te biyveo waren om de aarde, tot welke zy niet meer behoort. De bulderende stormen hadden dit geluid niet overstemd. Het trilde boven don storm wi id uit, en weende door de toppen der pynboomen heen eu streek op zomer avonden zuchtend over de kalme zoe. En eindelyk had hy gemeend, de vrouw, die hy had liefgehad, weer in levenden lijve terug te zien, en hadden z'Jn oogen slechts gerust op een pleisterbeeld. Was het werkelyk slechts oon pleister beeld? Terwyl Téphany zich deze vraag stelle, scheen het masker haar te antwoorden. Al, wat er raadselachtig en onbegrypeiyk was geweest op dat gelaat, was weggevaagd. Spot, verwondering, smart, triomf, het had alles plaats gemaakt voor een uitdrukking, die zy slechts op óón wyze kon verklaren. „Michael I" Zy fluisterde zyn naam, maar toch kwam hy zoo snel, alsof hy geroepen werd door een stem, zoo luid als een klaroen. Wat hy in haar oogen zag deed hem neerknielen. Het beeld nog steeds in de eene hand houdende, sloeg zy den andoren arm om zijn hals en bracht haar mond tot vlak aan zyn oor. Toen zeide zy met gedempte stem: „Ik heb een boodschap gelezen op haar gelaat." „Welke boodschap dan, Téphany?" „Dat aan ons allen vergiffenis zal worden geschonken."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5