No. 15856.
LÜI9SC/H DAGBLAD, Zaterdag* 28 Octobar. Barste Blad.
Anno Ï911.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
ïfirgiffenis aanaSien.
peling van belasting en recht. Zij, die in
het algemeen kiesrecht een proletarischen
machtseisck zien, een wapen in den klasse-
strijd, zij hebben het kiesrechVadres der
socialisten geteekend. Tien duizenden, die
dit niet zoo zien, deden het eveneens, ver
lokt door het zoet gefluit van den huisbe
zoeker-vogelaar, maar daarnaast zijn tien
duizenden, die hefc niet deden. Laten die
het adres van de burgerlijke groepen steu
nen, opdat eenerzijds de schadelijke indruk
worde weggenomen, dat de kiesrechteisch
specifiek „rood" is, en anderzijds de twee
petitionnementen samen een zoo groot ge
tal handteekeningen brengen onder de
oogen van de huidige regeerders, dat elke
„gematigde onverschilligheid" onmogelijk
wordt, dat veel en veel krachtiger nog dan
nu het besef wordt: de vraag om algemeen
kiesrecht voor mannen en VTouwen, zonder
bedervende correctieven, is de wilsuiting
van een zoo groot deel van het Neder-
landsche volk, dat" zij onder oogen moet
worden gezien! Zonder uitstel!"
Frederik van Eeden heeft thans ook rijn
meening gezegd over de Padvinders-
be weging.
Hij deed ciïfc in een Open Brief aan de
'Padvinders, (verschenen bij W. Vóreluys,
te Amsterdam), waarin hij 6. a. aantoont,
dat de voorschriften, waarnaar de Padvin
ders zich te gedragen hebben, met r 'kan-
der in strijd zijn of komen kunnen en dat
ook de beloften, die de Padvinders in vele
vereenigingen af te leggen hebben, zeer
licht met elkaar i i conflict kunnen gera
ken.
Verder wijst hij er op, hoe moeilijk het
in vele gevallen zal blijken, eerlijk en
vaderlandlievend te zijn. Immers, generaal
Baden-Powell zelf vocht tegen de Boeren
in Transvaal en streed, wij mogen dit wel
aannemen, uit vaderlandsliefde. Maar
Avas die strijd eerlijk'? Ziedaar een bol sing
ziedaar de moeilijkheid als twee voorschrif
ten ..tegen elkander indruischen. En Van
Eeden betoogt., dat alle voorechriften
waarnaar de Padvinders zich gedragen
moeten, in de practijk van het leven voort
durend tegen elkaar indniischen.
„Als ik mij niet bedrieg heeft men u uit-
genoodigd trouw te blijven aan Wet en
Gezag, aan uw Vaderland aan uw Vc ten-
huis, aan uw Geweten en aan God.
Ik geef gaarne toe, dat er voor "I die
loyaliteit veel te zeggen is. Maar ilk wil
u alleen dit vragen: Wat doet ge? als ieder
van die zes u iet6 anders zegt
Wat zult ge doen als die u A-ersohillende
kanten op wijzen?"
De schrijver haalt daar eenige A'Oorbeel-
den van aan en gaat dan verder:
„Uw voorgangers hadden geen ge ijk u zoo
veel te laten beloven. Want dingen belo
ven, die men tooh niet houden kan, is nog
erger dan beloften verbreken.
En het iB onmogelijk al uw beloften te
houden.
Niemand kan twee heeren dienen laat
staan zes, tenminste geen eerlijke Pad-
\under en men had u behooren te waar
schuwen, dat er volstrekt geen eendracht
heerscht tusschen deze zes heeren: Wet,
Gezag, Overheid, Vaderland, Geweten en
God, aan welka men u allen trouw beio
ven liet.
Dit is onzin, en geeft niets dan verwar
ring en draaierij.
Ik heb u nog maar een zeer klein zicht
gegeven in de vreeselijke verwarring waar
in ge, al opgroeiend', onvermijdelijk t: :cht
komt en uw pad zult moeten vinden.
Alleen over de ontAvikkeling in het gezag
zou ik u nog vele brieven kunnen schrijven.
Welk gezag is rechtmatig? Welk gezag is
het hoogste? Welk gezag is „uit God"?
De Koningin zegt, evenals de Duitsche
Keizer, dat het koninklijk gezag „uit God"
is, maar de Katholiek zegt, dat het ~e-
gezng van den Paus te Rome evenzeer „uit
God" is, en als de vrome Katholiek voor
de keuze zou staan tusschen gehoorzaam
heid aan de Koningin, of gehoorzaamheid
aan den Paus, dan moet hij de laatste kie
zen.
En vele Protestanten zullen daarentegen
weer zeggen, dat het gezag van den Paus
heelemaal niet uit God is. maar dat Gods
woord, de Bijbel, het hoogste gezag heeft,
terwijl weer anderen zullen beweren, rt
niet de Bijbel, ma-ar Gods ste in ons ó->
weten boven alles gehoorzaamd moet
worden, terwijl er nog anderen zijn, die
noch van Koninklijk, noch van Pauselijk,
noch van Bijbelsch noch van Go» 1 'ijk gezag
willen weten, maar aan niets willen ge
hoorzamen aan aan de waarheid, waaron
der zij dan de wetenschap en de mensche-
lijke rede verstaan."
Op deze wijze toont Van Eeden de con
flicten aan, waaronder de voorschriften der
padvinders in de levenspractijk zullen te
lijden hebben. Hoe moeten, de aanhangers
van de nieuAve ridderschap zioh volgens
Van Eeden dan gedragen?
„Wees allereerst bescheiden en eerbie
dig", aldus luidt zijn raad. „Beloof niets,
waarAfan je niet zeker weet dat je 't hou
den kunt. Oordeel niet over de meeningen
van anderen, zoolang het mogelijk is, dat je
hen niet reoht verstaat. Vorm niet al te
snel een A'aste 0Arertuiging over moeilijke,
diepzinnige en duistere zaken.
Maar heb je eenmaal een overtuiging, een
stellige, diepe, vaste, doe er dan niet ang
stig geheimzinnig mee, uit vrees voor stand
je of ruzie met wie oók.
Ben je zeker van je mecning, durf er dan
voor opkomen, al stond Wet, Gezag, Over
heid, Koningin en Vaderland op hun aoh-
terste beenen tegenover je.
Smoezel niet en draai niet en knoei niet,
maar zeg waar bet op staat-, ferm en hard
op, al gaat het om je vrijheid en je leven.
Vrede is goed, maar geen vrede ten kos
te van draaierij. Als er ge vochten, moet wor
den, dan maar vechten, hoe eer en hoe har
der hoe beter.
Dat is, dunkt mij ridderlijke Padvinders-
moraal."
Ten slotte bespreekt Van Eeden nog een
voorschrift: „De Padvinder mag door ar
beid geld verdienen, zegt uw handboek,
maar bij zou zioh schamen geld aan te ne
men voor dienstbetoon."
Hij meent, dat vooral dit voorschrift m
het'practisoh leven leidt tot wat zij, die
het voorschrijven, z. i. „Donquichotterie"
noemen, en dat het onmogelijk blijken zal
dit voorschrift vol te houden.
„Uw ouders en patroons zullen u bedui
den, dat men met ridderlijkheid en edel
moedigheid geen zaken doet, dat uw leiders
en voorgangers ook Avel zorgden hun
eigen koeien op het droge te halen, ecp ze
over ridderlijkheid en hulpvaardigheid be
gonnen, dat de beele wereld geld uitleent
(diensten betoont dus) voor geld en dat de
dokter en de dominee zich ook wel moeten
laten betalen voor hun liefdediensten",
enz., enz.
Toch acht Van Eeden de mogelijkheid niet
uitgesloten, dat in deze padvindersorganisa»-
tie, ondanks den naïcven opzet, enkelen
zich vormen zullen tot jonge menschen, die
ATa.n de schetterende leuzen levenskrachtigen
en weilkdadigen ernst makendie het pad
vinden zullen, „dat uit cle maatschappe
lijk" ellende voert
„Het is heuglijk te b?merken, dat het
geloof daaraan bij oud en jong nog bestaat".
Een artikel in „De N e d e r I a n d e r"
van I. J. B., 't hierboven vermelde bespre
kend, zegt:
Eenigen tijd geleden schreven wij voor
„De Nederlander" een serie artike
len over de Britsche Boy-Scout-beweging,
Avelke sedert ook hier te lande inheem-vch
werd en gesierd is met de Duitsche bena
ming Aran „Padvinderij" (waarom zijn wij
Nederlanders tooh zoo zelden oorspronke
lijk?) of met mondjes-vol als „Jonge Ver
kenners" en dergelijke. Ondertusschen be
staat er óver deze aangelegenheid bij lange
na geen „communis consensus". Wij waren
en zijn nog steeds van meening, dat de
Voortrekkersbeweging zich zeer goed met
een Christelijk-Nationale wereldbeschou
wing verdraagt, ja, schier aan een Christe-
lijk-Historisch volksbesef ontsproten soheen
En in deze onze meening worden wij
slechts versterkt, nu wij bespeuren, hoe wei
nig instemming de beweging vindt bij onze
meesfc zuivere antipoden en m st conse
quente tegenstanders, de anarchisten.
Inderdaad hadden wij van anarchistische
•zijde geen ander oordeel verwacht. Eer re
kenen wij er evenzeer op van den kant van
minder consequent atomistische individua
listen, als bijvoorbeeld onze Liberalistische
medeburgers. Voor den heer Van Eeden
kunnen God en Geweten, Gezag en Over
heid niet anders dan onderscheidene en ge-
scheidene heeren zijn, daar juist 't revolu
tiebeginsel uit deze scheiding bestaat. Wij,
Christenen, evenwel, denken daar anders
over, en vóór allen, wij C hri s tel ij k - Hi st or i -
schen, die gaarne met Paulus in de Hooge
Overheid Gods dienaresse zien. Des heeren
Van Eedens later ontwikkeld bezwaar
tegen bet „beloven" achten wij schijn.
Is het dan niet roekeloos te beloven aller*
bande schoone en edele daden te zullen
doen, terwijl men uit ervaring weet hoe
zwak wij zijn van krachten? Geenszins, naar.
ons voorkomt. Een dergelijk bezAvaar toch
zou e\rongoed gelden voor de beloften, ge
loften en eeden, door volwassenen afgelegd
bij bet aanvaarden van ambten, zoo wereld
lijke als geestelijke. De Christen althans
doet geen belofte don in Gods kracht en
onder stilzwijgend, doch' voor ieder vanzelf
sprekend voorbehoud van onverhoopt falen.
Zijn beloften zijn niet dan uitgesproken
idealen. Nog een enkele opmerking rest ons.
In een gesprek met een onzer Christelijk-
Historische letterkundigen werd ons tegen
geworpen: Hoo kunnen wij, die in den
schoolstrijd van den beginne aan tegen het
algemeene openbare en vóór het bijzondere
hebben gekozen, nu op eenmaal omgekeerd
vóór het algemeene te velde trekken?
Ons antAvoord hierop is, dat onze parti
cularistische allures gedurende den school
strijd geenszins onze eigen keuze waren,
doch dat wij er Avel toe gedwongen werden
door de onA'erdraagzaamheid en bekrom
penheid der tegenpartij. Ook wij, of beter
gezegd juist wij, zijn vurige voorstanders
van nationale eenheid en samenwerking.
En wat ons Gewijzigd -Unierapport verlangt
is dat ook, dat eenmaal de Staat waarlijk
neutraal zal wezen, allen gelijkelijk in het
onderwijs hunner kinderen zal steunen, en
de overheid niet het voortrekken van de
eene school boven de andere toelaten zal,
Avaarna niets ons meer kan letten met alle
richting en inrichting van onderwijs samen
te werken, voor zoover het gemeenschap
pelijke belangen geldt. Dit nu is bet schoo
ne in de VoortrekkersbeAveging, dat zij onS
op zijn minst neutraal is. Indien iets, is zij
te Christelijk en te Christelijk-Historisch,
en derhalve, voor anarchisten wellicht on
bruikbaar. De Yoortrekkersbewegiug laab
baar plaatselijken afdeeïngen de grootst
noodige vrijheid. Zij is, zoo men wil, een
federatief verband, bestaande enkel om der
wille van gemeenschappelijke idealen. Heeft
een onzer C'hristelijk-Historischen dan be
zwaren, welke, hoe ernstig ook, niet het
wezen zelf der beweging raken, het staat
hem vrij te trachten zijn plaatselijke afdee-
ling met deze rekening te doen houden, ja,
het staat hem vrij, in liet ergste geval een
eigen afdeeling te stichten zonder iemand
hierdoor te ergeren, en zich met deze op
voet van volkomen gelijkheid bij de groots
beweging aan te sluiten. Tn Britonnie gaan
dergelijke afdeelingen dikAvijls uit van de
onderscheidene Kerken en godsdienstige
genootschappen.
Lichfinj Nationale Militie 1912.
Bij Kon. besluit is'bepaald, dat van de
lichting der militie van het jaar 1912, die
17,500 man bedraagt, 12,3C0 man ter volle
dige oefening en 5200 tot kortere oefening
zullen Avorden ingelijfd'. Van de ter.volle
dige oefening in te lijven manschappen
worden 400 bestemd voor "Ten dienst ter
zee.
SPORT.
Sportagenda.
Zondag 29 October.
V o e t b a L
Nedcrlandsche Voetbal-Bond.
Deventer: DistrictswedstrUdon.
11 uur: A. West—Noord.
B. Zuid Oost.
1 uur: Verliezer A.—Verliezer B.
2 uur: Winner A. Winner B.
Westelijke ÏAveede Klasse B.
Amsterdam-: A. F. C.Ajax.
Westelijke Derde Klasse B.
Leiden: De Sportman Zeist.
Reserve Tweede Klasse B.
Leiden: Ajax IIV. F. C. II.
Leidsche Voetbal-Bond.
Eerste Klasse.
Leiden: L. V. V.-D. L. V.
Tweede Klasse.
Leiden: Leidsch Hercules Ajax IV.
Alfen: D. V. S. II-L. V. V. IL
Vierde Klasse.
Leiden: L. V. C. E. IIDe Sportman IV.
Hockey.
Nedcrlandsche Hockey- en Bandy-Bond.
ÏAveedc Klasse A.
Den Haag: H. D. M. Leiden.
Reeds meermalen heeft het „H a n d e 1 s-
b 1 a. d" den wensoh uitgesproken, dat onze
rechterlijke colleges meer door
drongen mochten zijn van het groote belang
van zonder uitstel uitgespro
ken beslissingen in strafza
ken. Tegenover de geldende practijk, dat
na het sluiten van het onderzoek de rech
ter mededeelt: „Uitspraak over veertien
dagen" en de stukken ter zijde legt, zou
het blad deze willen stellen, dat de rech
ters zioh terst-ond, zonder dat de zitting
overigens onderbreken wordt, ter beraad
slaging terugtrekken en, tenzij' blijkt, dat
een' veel uitvoeriger en omstandiger be
raadslaging noodig mocht zijn, vervolgens
terugkeeren, om van het gevelde vonnis
kond te doen.
Wat is hier het groote verschil? vraagt
het blad. En het antwoordt:
„Het groote verschil is, dat alleen op dus
danige wijze de strafrechtspraak haar vol
len- indruk maken kan. Het oordeel van
'den. strafrechter behoort zoowel tegenover
den beklaagde als tegenover 't publiek een
ikrachtigen indruk to wekkenaf- of goed
keuring, de beteekenis van recht en onrecht
te doen gevoelen. Op de individuen moge
die indruk niet immer een blijvende zijn,
in het algemeen, steeds weder in de veel
heid der zaken gewekt, zal zij van groote
beteekenis blijven. Mede hierin is een die
pere oorzaak te A'inden van het belang der
openbaarheid van de strafrechtspraak, in
stede van de administratieve afdoening uit
vroegere tijden. Door die openbaarheid is
het recht veel meer als iets voor het A'olk
levends erkend.
Dit levende nu kan alleen worden behou
den-, het gewicht van 's rechters oordeel ten
volle beseft, indien het valt dadelijk na de
behandeling der zaak, als alle betrokkenen
nog in de zittingzaal aanwezig zijn: de be
klaagde, de aanklagers of benadeelden of
belanghebbenden, alle getuigen, het pu
bliek. de persindien de stemn.g, die de
zaak heeft gebracht, niet reeds weer is te
loor gegaan. De geldende practijk schiet daar
in geheel te kort. Veeltijds komt de beklaag
de zelf niet hooren, anderen nog minder, de
publieke belangstelling, ook van den cou
rantenlezer, is reeds weer afgeleid en de
klap op den vuurpijl komt het lijkt zelfs
komisch als allen reeds weer naar buis
toe zijn.
Zoo ligt er ook inderdaad in deze practijk
iets verlagend* voor het aanzien der rechts
pleging. Het wordt een stamelende, stotte
rende gerechtigheidof wel, zij lijkt er een,
die geen hart. heeft voor de" taak, haar toe
vertrouwd. Zou men immers niet denken,
dat de rechters, dienaren van het recht, er
gretig op moesten zijn,""na 'hun onderzoek
zoo: spoedig mogelijk dat rechtsoord eel, het-
weiik in hun binnenste geboren wordt, tot
uiting te brengen? Maar neen, instede
daarvan schuift men zijn stoel even wat
naar den anderen kant en zegt: „Daar zul
len wij later wel eens wat van hooren;
deurwaarder, de volgende zaak". Viel nog
te meenen, dat gedurende die veertien da
gen uitstel de zaak den magistraat geheel
vervullen bleef en zij hem onmisbaar waren
om zijn oordeel te doen rijpen, maar
dit stelt waarlijk niemand ziah- voor.
Wie dan ook veel onder het publiek het
oor te luisteren heeft gelegd, kon steed's
bemerken, dat de bestaande methode het
zedelijke aanzien der rechtspleging aller
minst bevorderde en het onbegrijpelijke
van den eigenlijken gang van het recht
sleetts vermeerderde. De menschen gaan
weg als lieden, die den dageraad hebben
zien uitA'liegen, waar nu van de zon bericht
krijgen, dat men op haar maar niet wach
ten. moet.
In andere landen is de beteekenis der
onmiddellijke uitspraken dan ook zoc alge
meen erkend, dat men ze vrijwel overal
hoort geven. Wij staan in dit opzicht page-
noeg alleen. En het eigenaardige 's dat
ook de bedoeling van onze wetgeving zeer
stellig is geweest, al heeft men heb er
kortheidshalve niet met zooAreel woorden
in gehandhaafd' zooals vroeger het geval
was, de rechter moet dadelijk beraadsla
gen en uitspraak doen" dit ngel on
het uitstel uitzondering te doen zijn. De
„eenvoudige regel, door het belang de'*
justitie en der waarheid, door hei, gezond
verstand en door de wet voorgeschreven,"
zeide een voorman als De Pinto er van.
De uitzondering zal natuurlijk ieder, in het
belang van grondige beoordeeling gaarne
Slot)
„De man was natuurlijk niet heelemaal b\j
zijn verstand; daar twijfel ik niet aan. Van
nacht zou hy u vermoord hebben, als hy het
pleisterbeeld niet had gezien. Mademoiselle,
er drilde aandoening in zyn stem u is door
niet veel minder dan een wonder aan den
dood ontsnapt. En gy," vervolgde hy, zich tot
Michael wendende, „als geesteiyke zeg ik u,
dat ik geloof, dat God een grooten last van
u heelt willen afwentelen. Gy hebt gezondigd,
maar God is barmhartig. Ik zeg u dus: begin
een nieuw leven."
Michael nam do hem toegestoken hand aan,
maar hy morapeldo:
„'t Is te laat, myn vader."
„'t Is noclt te laat," zei de pastoor.
„Uw verhaal verandert niets aan wat ik
heb gedaan. Ik heb twee levens verwoest in
plaats van óón."
„Zorg er dan voor, dat ge geen derde
verwoest," fluisterde hy. Mary Machin ver
stond wat hy zei, glimlachte en keek, toen
hy de kamer verliet, de vierkante, krachtige
gestalte na.
aanvaarden. Maar ook niemand zal bewe
ren, dat dit niet bij uitzonderingen blij
ven kan. Het is inderdaad een typische
fout onzer practijk, dat zij dU uitzondering
tot regel heeft verheven."
Met buitengemeen groot genoegen ver
nam het blad' dan ook uit een mededeeling
in het „W eekblad van hetRecht"
van den vice-president der Rotterdamsche
rechtbank, mr. L. E. Visser, dat dit college
in de laatste weken is begonnen met het
uitspreken van vonnissen, zoowel veroor-
deelende als vrijsprekende, terstond na d'e
behandeling ter terechtzitting, in een aan
tal zaken, Avaarin dit wegens de niet moei
lijke bewijsvoering mogelijk en wegens het
karakter der z&ak of de persoonlijkheid der
beklaagden nuttig was.
In cle „M iddelburgsche Cou-
r a n t" prijst V. D. de poging cler v r ij-
z n n i g-d e m o c r a t e 11, om naast het
soc.-dem. petitionnement een
eigen adresbeweging te stellen.
De beteekenis Aran het soc.-dem. petition
nement erkennend, betreurt de schrijver
liet, dat de adresbeweging geen algemeene
is geAveest, dat ze niet los van partijpoli
tiek was.
„Hoeveel grooter zou dan het aantal
mannen en vrouwen zijn geweest, die mede
hun stem verhieven, vragende om recht,
maar bovenal, welk een geheel anderen in
druk zou de beweging in den lande hebben
gewekt. Waar nu door opzet en gedeeltelijk
ook door uitvoering der actie een specifiek
„rood" stempel is gedrukt op dit kies
recht-adres en als gevolg bij velen een soms
beredeneerde, maar vaker instinctmatige
afkeer i9 gegroeid tegen algemeen kies
recht, daar zou dan belangstelling en warm
te zijn gewekt bij de vele on\rerschilligen en
lauwen, zou de geheele beAveging een mid
del zijn geweest om de groote massa duide
lijk te maken, dat het kiesrechtvraagstuk
staat ver boven alle partijpolitiek, dat het
hier geldt in den mooisten zin van liet
Avoord een vraag van recht \roor allen. Zoo
opgevat had de beweging kunnen worden
een machtig, ja, een beslissend wapen in
den kiesrechtstrijd.
■Nu is het petitionnement geworden een
middel om. de S-D. A.-P. groot te maken
met behulp van heb algemeen kiesrecht.
Het bracht als eerste gevolg uifcerlijken
groei, zonder daaraan evenredige innerlijke
kracht voor deze partij, die kiezers en leden
wint, welke het economisch program zoo
min kennen als onderschrijven en als tAvee-
de een aangroeiende onwil om mede te
Averken aan het bereiken A*an algemeen
kiesrecht bij zeer groote groepen van ons
volk, die wèl \roelen A'oor de rechtsvraag,
maar niet A'oor den socialistischen machts-
eisc'n. Welke onwil even betreurenswaard
als onbegrijpelijk is.
Toch wachte men er zich voor te meenen,
dat het volkspetitionnement is geworden,
wat het blijkbaar bedoelde te zijn: een
uiting van het klassebewuste proletariaat.
Wie plaatselijk heeft nagegaan op welke
wijze Araak de handteekeningen zijn verkre
gen, lioe \*ele huisbezoekers van de S.-D.
A.-P. den oogst binnen haalden, zal dit
weten."
Er is geen aanleiding, meent de schrij-
Arer, dat de „burgerlijke" voorstanders va-n
algemeen kiesrecht bij de pakken gaan
neerzitten. De kiesrechtactie, welke de
Vrijz.-Dem. Bond te zamen met het Algem.
Ned. Werkliedenverbond gaat opzetten, kan
op medewerking en steun aanspraak ma
ken.
„Trouw aan het beginsel, hebben de lei
ders A'an deze actie den strijd vrij weten te
houden A'an alle vermenging met de vakbe
weging, waardoor zeker het getal handtee
keningen onder het adres minder groot zal
worden, maar waardoor even zeker menigen
vakbond inwendige verdeeldheid en daar
mee gepaard gaande verzwakking naar bui
ten is bespaard.
Evenzeer is deze actie vrij gehouden A'an
elk streven naar partijA'oordcel, is steeds
het organiseerendè lichaam naar achter ge
treden, om het volle licht te doen vallen op
de zaak, Avaar het om gaat, op bet alge
meen kiesrecht.
Juist daarom moet de-ze adresbeweging
gesteund worden door ieder niet-socialis
tisch voorstander A'an algemeen kiesrecht
A'oor mannen en vrouwen; door ieder, die
verzet in zich voelt groeien tegen cle wille
keurige uitsluitingen A'an veie mannen en
alle vrouwen door de huidige kieswet-Van
Houten, tegen de onrechtmatige samenkop-
Michael en Téphany waren nu alleen. Mi
cliael trad op haar toe.
„Spreek niet!" smeekte hy. „Ik Ra heen.
Téphany. Denk je, dat ik het niet begryp?
Als ik minder van je hield, zou ik my mis
schion kunnen v rgissen. Maar nu west ik,
dat je me alles hadt kunnen vergeven, behal\re
de laagheid van alles van zoo'n bind aan te
nemen en haar niets terug fe geven."
„Haal... het... beeld," zei Téphany.
Haar keel was nu zoo uiterst gevoelig, dat
ieder woord haar brandende pyja deed. Mi
chael zag haar vragend aan, maar gehoofd
zaamde haar toen zwijgend. In de gang ont-
moette by Mary Machin.
„Gy verlaat haar toch niet?" vroeg Mary.
„Neen, zy vraagt om het pleisterbeeld."
„0, ik zal het wel halen. Wacht maar even 1"
Zij snelde heen en liet Michael boven aan
de trap wachten. Na oonige oogenblikken
kwam zy terug en zei, terwyl zy hem het
beeld aangaf, waarschuwend: „Ge moet haar
vooral niet laten praton, hoor."
„Zg is heel schor."
„Alles, wat we in de laatste twee maanden
gewonnen hadden, is weer verloren. De dokter
denkt, dat zy nooit meer in 't publiek zal
kunnen zingen, maar..."
„Maar wat?"
„Dat kan haar niet schelen, als zy thuis
maar zal mogen zingen voor den man, dien
zy liefheeft."
Toen wipte Mary Machin weei vlug de
trappen af Michael ging weer r.aar Téphany
terug.
Zy stak de banden uit om het beeld van
hem aan te nemen. Toen zjj het had aan
genomen, ging Michael naar het raam.
De zon had eindeiyk de overwinning be
haald op de nu wegdryvonde wolken. Gp de
rotsen dichtbij de landingsp:aa;s hadden zich
kleine waterplassen gevormd, Avaarin zich
het lichte blauw van den hemel, dac in een
steeds dieper azuur overging, weerkaatste.
Eenige kinderen uit het gehuchtje, die door
den storm naar huis waren gedreven en
doodsbang waren geweest voor het onweer,
stonden nu by de plassen. Michael hoorde
hun onschuldige, zilveren stemmetjes, die
stoeds luider en biyder klonken, omdat de
vreeselijke storm was overgedreven en zy nu
weer ongestoord konden lachen en pret
maken.
Michael zag en hoorde hen. 't as hem
alsof die biyde kinderstemmen, alsof heel die
door den storm gezuiverde natuur, en die
frissclie wouden en velden, en de rivier, zich
voortstuwende naar de zee, en de lucht, zoo
oneindig teer eu fijn van tint, hem een bood
schap brachten.
Zou het beter zyn geweest voor hem en
Téphany, als Furie hem had gedood?
Waarom was hy gespaard gebleven?
Téphany staarde naar het masker, dat haar
leven had gered. En zy dacht aan Furie.
Maar op dit oogenblik stelde zy zich hom
lovend voor, niet (lood. In haar verbeelding
zag zy hein in de zilto, gryze navelen van
de noordelyke zeeön by middernacht aan het
stuurrad staan, terwyi hy zyn blik over hot
watervlak liet waren, om de duisternis te
doorboren en er datzelfde gelaat te zoeken,
dat 2y nu in de handen hield. Of zy zag hem
juist vóór het gloren van den dageraad, dat
geheimzinnige schemeruur, waarop do geesten
wegvlieden voor hot nachtelijk duister en zich
in het stralende daglicht verliezen, wachten
op den geest van haar, die hy lief gehad en
gedood had; wachten met kloppendo polsen
en een bonzend hart. Ot zy zag hem na een
afwezigheid van jaren terugkeeren naar zyn
eigen land, naar Morbihannaar het gehuchtje,
waar hy en zy samen hadden gespeeld op
het strand; naar de koele lanen, glinsterend
van dauw, waardoor zy sameiw hadden ge
zworven; naar de ateenen grafkruisen, op
wier granieten voetstukken zy naast elkander
waren neergeknield om er te bidden, en waar
hy telkens terugkeerde met de steeds on
wrikbare overtuiging, dat Elizo Morvózen hem
vroeg of laat zou verscbynen? Het wa» niet
gebeurd.
Maar haar stem had hy gehoord, de kla
gende stem van de ziel, die veroordeeld is te
biyveo waren om de aarde, tot welke zy niet
meer behoort. De bulderende stormen hadden
dit geluid niet overstemd. Het trilde boven
don storm wi id uit, en weende door de toppen
der pynboomen heen eu streek op zomer
avonden zuchtend over de kalme zoe.
En eindelyk had hy gemeend, de vrouw,
die hy had liefgehad, weer in levenden lijve
terug te zien, en hadden z'Jn oogen slechts
gerust op een pleisterbeeld.
Was het werkelyk slechts oon pleister
beeld?
Terwyl Téphany zich deze vraag stelle,
scheen het masker haar te antwoorden. Al,
wat er raadselachtig en onbegrypeiyk was
geweest op dat gelaat, was weggevaagd. Spot,
verwondering, smart, triomf, het had alles
plaats gemaakt voor een uitdrukking, die zy
slechts op óón wyze kon verklaren.
„Michael I"
Zy fluisterde zyn naam, maar toch kwam
hy zoo snel, alsof hy geroepen werd door een
stem, zoo luid als een klaroen. Wat hy in
haar oogen zag deed hem neerknielen. Het
beeld nog steeds in de eene hand houdende,
sloeg zy den andoren arm om zijn hals en
bracht haar mond tot vlak aan zyn oor. Toen
zeide zy met gedempte stem:
„Ik heb een boodschap gelezen op haar
gelaat."
„Welke boodschap dan, Téphany?"
„Dat aan ons allen vergiffenis zal worden
geschonken."