Linnengoed aan boord. DE WILDEMAN. Theatersubsidies iu het bnitcaland. Raadgctiugen aan hotelhouders. êerveermiddelen belemmeren echter slechts weinig de ontwikkeling der bacteriën, maar doen het vleesch een fraai Toode kleur be houden, zoodat de slechte kwaliteit bedekt blijft. Tegenover de specifieke vleeschveT- giften als de paratyphusbacillen zijn de conserveermiddelen zelfs geheel werkeloos. Het i9 om deze reden, dat Trautmann de toevoeging van bederfwerende middelen van gehakt verboden wil zien. Tevens eischt hij, dat geen gehakt in voorraad gemaakt wordt ten einde de bacteriën-woekering zooveel mogelijk te belemmeren. Voorts wenscht hij, dat de medici er bij het publiek op zul len aandringen, dat dit zooveel mogelijk het gebruik van gehakt beperkt, en in allen gevalle geen rauw gehakt gebruikt. Het beheer en het toezicht over haar wascbgoed heeft sedert ongeveer acht jaar de HamburgAm eri ka-lijn toevertrouwd aan één van haar vrouwelijke beambten. Mevrouw Von der Burchard, de weduwe van een officier, heeft zich in den loop van den tijd zoodoende een zelfstandige, ver antwoordelijke positie kunnen scheppen- Dat haar werk voor de scheepvaartmaat schappij zeer belangrijk is, blijkt uit een opsomming van het gebruik van iinnengoed op een groot passagiersstoomschip. Onder het linnengoed, dat het schip bij de heenreis uit Hamburg in 1500 geplom beerde zakken meegegeven werd, bevond zich een voorraad servetten op lange rei- zen wordt natuurlijk het tafellinnen met dagelijks vernieuwd, doch de servetring met een tafelplaatsnummer komt dan in gebruik van 45,000 stuks van grooten en kleinen omvang. Daarbij had men, daar op deze reizen ook onderweg gewasschen wordt, slechts 3000 tafellakens meegeno men. Natuurlijk kwamen daarbij nog een aantal gekleurde tafelkleeden, die bestemd zijn voor het rooksalon, enz. Bij de 2500 groote en 22,000 kussensloopen behoorden 18,000 beddelakens en 13,000 de- kenovertrekken; 1200 badlakens, 8000 bad doeken en 60,000 handdoeken waren voor het persoonlijk gebruik der 900 passagiers aan boord bestemd. Wat het keukenlinnen betreft, beschikte men over 1500 glas- en 1500 droogdoeken, 4000 wTijfdoeken, 11,000 bordendoeken, 14,000 doeken voor de W. C.'s en 20,000 serveerdoeken. In de geplombeerde zakken, die ook tij dens de reis en op den terugtocht voor ber ging van het gebruikte linnengoed dienen, komen alleen de volkomen ongeschonden stukken, die in doorsnede twee derden van het gewasschen linnen vormen, terwijl de rest, in manden gepakt, naar de sorteerka- mer der waschinrichting gaat en daar na gezien wordt, of er ook scheuren, gaten of vlekken in zijn. Wat versteld kan worden, gaat naar de naast de sorteerkamer gelegen naaikamer, waarin jaaT in jaar uit 18 tot 30 naaisters, die in dagloon werken, op naai machines de reparaties verrichten en stop pen. Met haar werken aan eenige electrisch gedreven naaimachines bovendien eenige zoomsters voor gladde stukken, als bedde lakens en handdoeken. In het laatste tijdperk van de regeering van Lodewijk XVI reisden twee kunstenma kers de kermissen en jaarmarkten van Bre- tagne af, een grooten aap met zich voerend. Toen Aj het dier naar Parijs wilden bren gen, stierf het. Het was een groote scha depost voor de beide fortuinzoekers en treurig begaven zij zich dan ook met de le dige kooi op weg, en waren druk aan bet overleggen, door welke merkwaardigheid zij het verloren dier zouden vervangen, toen zij aan den rand van den weg een boer za- e:en liggen, die waarschijnlijk wat veel aaD Bacchus geofferd had. Stellig had hij een bruiloft bezocht en was allerbespottelijkst toegetakeld, wat de geestige Bretagners da delijk op een idee bracht, dat, als het ge lukte, hun ruimschoots voor het geleden verlies schadeloos zou stellen. Wat betee- kent immers een aap, bij een wildeman, die in de bosscben der Nieuwe Wereld is ge vonden en nu door geen menschelijke kunst te beschaven valt! Zij gaan onmiddellijtk over tot de uitvoe ring van bun plan: de ongelukkige bc9chon- kene wor:lt potsierlijk uitgedost in de le dige kooi van den aap gesloten, en het; duurde heel lang eer hij tot het besef kwam van zijn onaangenamen toestand. De woe de en wanhoop van den nieuwbakken „Iro- kus", in zijn berenhuid, en met zijn hoed met pluimen was onbesoh rijf lijk, maar de ijzeren t.'alies der kooi schenen wel weer stand te kunnen bieden aan de kraebt van een Hercules. Te Parijs was de toeloop ontzettend, om de>zen natuurmensoh van nabij te zien. Wat vooral de verwondering der toeschouwers gaande maakte, was zijn vreemde taal, die met geen anderen bekenden tongval over eenkwam. Op zekeren dag kwam de ongelukkige ge vangene op de gedachte een der liederen van zijn eigen geboorteland te zingen, eu de verbazing klom nog hooger. Na verloop van een maand sprak men te Parijs van niets anders dan van den wildeman en zijn liederen, zoodat ook Lenoir, de toenmalige chef van politie, dit vreemde schouwspel eens wilde zien. De kunstenmakers kregen bevel, hun wilde aan den gestrengen heer te vertoonen, die een talrijk en schitterend gezelschap bad genoodigd. Zij gehoorzaamden niet zonder eenigen angst. De man in de kooi werd in een rijke zaal vol heeren en dames gebracht, die zich om hem verdrongen, en door hun deelne ming wat week gestemd, begon hij plotse ling een t.eurig en klagend lied uit zijn ge boorteland te zingen, al koesterde hij dan ook weinig hoop, om nu beter dan vroeger verstaan te worden. Maar nu bevond zich onder de toeschouwers ook de hertog d'Ar- guilton, die vroeger gouverneur van Bre- tagne was geweest, en die herinnerde zich onmiddellijk, dat hij dit lied menigmaal ge hoord had. Het heele gezelschap was even wel niet weinig verwonderd, toen zich zoo spoedig en zoo gemakkelijk een gesprek ontspon tüsschen den gewaanden wilde en den voornamen hertog. Alles helderde zich echter op; de kunstenmakers werden naar verdienste gestraft en de B guer aan de dierbare heidevelden van zijn geboorteland teruggegeven, nadat bij zelfs aan den Ko ning was voorgesteld, wiens weldaden hem misschien zijn korte gevangenschap deden zegenon. Interessant is het, naar aanleiding van de toestanden in onze tooneelwereld, na te gaan, hoe het met de theatersubsidies in het buitenland gesteld is. Engeland is het eenige land, waar geen steun van Staats- of gemeentewege aan den schouwburg wordt verleend. Het hoopt echter in het op te richten nationale Sha kespeare-theater een schouwburg te zien verrijzen, die jaarlijks uit particuliere beur zen gesubsidieerd wordt. New-York verheugt zich als eerste stad van Amerika den laatsten tijd in een too- neelgezelschap, dat door vermogende geld mannen wordt gesteund. In Frankrijk en Duitschland daarentegen bestaan in de groote steden maar weinig schouwburgen, die niet op een geregelde bij drage van stad of Kijk kunnen rekenen. In Frankrijk worden o.a. Rijkssubsidies ver leend aan de Comédie fran$aise, de Groo te Opera, het Odéon en het Conservatoir©. De subsidie van de Comédie bedraagt f 120,000, die van het Odéon f 50,000. De Comédie fran^aise met haar uitgebreid re glement, waardoor de acteurs na een be paalden tijd sociétaires worden en deelen in de winst van het theater, wordt nog steeds bestuurd volgens Napoleons Moskou-de creet, dat in de 19de eeuw (1850) kleine wijzigingen onderging. Terwijl de Comédie een nationale instelling is, die op het kre diet van den Staat rekenen kan, is het Odéon een particuliere onderneming, die door het gouvernement gesteund wordt. In de voornaamste groote Fransohe ste den worden de theaters van gemeentewege gesubsidieerd. Zoo schenkt Marseille f 125,000 aan haar dramatische kunst, ter wijl Bordeaux, Toulouse, Rouaan, Nantes, Toulon, Rene es en Rijs el eveneens groote sommen storten. In Duitschland is de toestand nog betér en het aantal gesubsidieerde schouwburgen grooter. Uit eigen beurs steunt de Duitsche keizer d; Groote Opera en bet Schauspiel- haus te Berlijn, terwijl ook de koninklijke theaters te Hannover, Kassei Wiesba den jaarlijks door hem gesteund worden. De koning van Wurtemberg dekt jaarlijks het deficit, hoe groot dit ook moge zijn, van het Hoftheater te Stuttgart, terwijl na mens den koning van Beieren aan vier thea ters te Münohen uitkeeringen gedaan wor den. De koning van Saksen steunt de Dresde- ner Opera en 't Schauspielhaus, terwijl de Schouwburgen van Karlsruhe, Darr-stadt en Oldenburg, dank zij d« regeerende vorste lijke personen er evengoed aan toe zijn. Behalve de z.g. hofschouwburgen, bezit Duitschland een aantal theaters, die van ge meentewege gesubsidieerd worden, waar onder de schouwburg te Frankfort a/M. de voornaamste is. Deze stad keert èn aan de opera èn aan het gewone theater een som uit van pl.m. f 250,000. De Weener Opera en het theater worden gesteund door den Keizer zelf, terwijl de schouwburgen te Praag, Linz en Boedapest van gemeentewege gesubsidieerd worden. Cijfers en toestanden, die menig hardwer kende tooneeldirectie ten onzen' tot wee moedige overpeinzingen zullen breng--. Aan een Engelscb blad zijn de volger raadgevingen' aan hotelhouders ontleend, ton r*^de het den logés aangenaam te ma- ken*. 1. De thee of koffie, 's mot ons warm opgediend, wordt meer gewaardeerd dan het beöt menu. De waterketel, de theepot en de k j moeten verwarmd Kokend water in een kouden theeketel gieten, ver volgens óverschenken in een kouden trek pot, daarna in een koud kopje, bederft c!e thee. De beste thee wordt bedorv n, als men ze met reeds kokend water begiet. 2. Te gelijk met de thee mix m de eieren opdienen; eerst de thee brengen en vervolgens de eieren is ongewensebt, omdat men het een^ koud laat worden, terwijl men op het andere wacht. 3. Fvenveel zorg wende men aan, om de cc' alen en schotels warm op te dienen; dit geldt vooral voor soepborden. 4. Yoó. de bedden verlangen Engelsche gr.-ten breede lakens, wel'-" weerskan ten onder de matras kunnen worden ge stopt; hoofdkussens, met paardenhaar ge vuld, zijn altijd welkom. 5. Men bevestig© do krank i niet dadelijk op leesstckkende izigers lezen soms gaarne hun kranten onder het ontbijt en zullen deze op verzoek na het gebruik wel op de leestafel neerleggen en niet naar hun kamer medenemen. 6. Wordt een table d'hote gehouden, dan dient de oberkellner al zijn tact aan te wen den, om de bijeen passende personen te za- men te plaatsen. Hij plaatse de gasten zoo veel mogelijk naar hun wenschen, ook met het oog op luchtverversobdng er tocht. 7. De kamermeisjes zullen goed doen den gasten te vragen, of zij ver.angen, dat, behalve het schoonmaken, de rsohiUende gebruiksvoorwerpen en toiletartikelen ge ordend zullen worden. In 99 van de 100 ge vallen zal het antwoord ontkenne1 d 1 'Jen. Er is niets onaangenamer dan zijn pantof fels 51 c^n verborgen hoek te moeten gaan zoeken, of zijn bed om te halen om het nachthemd te vinden. 8. De liftjongens, piccolo's c-f grooms mogen hun diensten niet opdringen; bet ge. voel, dat elke bap bestudeerd wwdt, is voor een zelfstandig mensch hinderlijk.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 21