Wo. 1584?. - X.mBS0H DAGBLAD, Wosaasdag- 18 October. Tweed© Blad. iLimo 15 M. PERSOVERZICHT. FEUILLETON. Vergiffenis aan allen. Tweede Kamer. Over het ontwer p-A rmenwet fcnwater inwordtgemist schrijft önze vroegere stadgenoot de heer C. Los, oud-diaken der Ned.-Herv. Gem., te Am- pterdam, het volgende in het „H a n d e 1 s- b 1 a d" Hoewel zij nog niet in het „Staats blad" prijkt, zijn we toch zooveT, dat een nieuwe Armenwet, waarop reeds in 1862 door de afdeelingen der Tweede Kamer werd aangedrongen, door de Begeering is ingediend, ZQodat met de behandeling kan worden aangevangen, zoodra deKamer daartoe gelegenheid kan vinden. Hat een spoedige behandeling ten zeerste gewenscht is, zal wei door niemand worden ontkend; allerminst door hen, die met de Urmen geregeld in aanraking komen. Bijna algemeen toch is men van oordeel, dat de bestaande regeling sinds langen tijd o n- voldoende werkt, en zich niet meer kan aanpassen aan den huidigen gang van zaken. Eenerzijda tooh valt er een toene mende armoede waar te nemen, en anderzijds blijken de kerkelijke en de par ticuliere liefdadigheid niet meer opgewas sen te zijn tegen het groote kwaad, zoodat in meerdere plaatsen het „t ek o r t" door bet Burgerlijk Armbestuur moest worden aangevuld. Deze „dubbele bedeeling" vond wel is waar geen algemeene instemming, doch... nood breekt wet De toesband was allengs dan ook van dien aard geworden, dat in het vorig, door minister Borgesius ingediend, ontwerp moest worden gespro ken van een dee r lij k verwarden [toestand. Nu zal de nieuwe Armenwet zeer zeker verbeteringen aanbrengen, doch... men koestere in deze niet al te groote verwach tingen. Zeker, de armen zullen straks óók bij hét Burgerlijk Armbestuur kunnen aan kloppen, doch... welk karakter zal de hulp van die zijde dragen? Ik stel deze vraag, omdat men steeds tnèer tot de overtuiging komt, dat de z.g. geld-bedeeling den arme demorali seert. Ook de Regeeiing keurt deze „ont zielende bedeeling af, en acht het meer noodig, dat de arme wordt geholpen uit z ij n hulpbehoevendheid. De bedoeling is dan ook, dat den arme ook" i d e e 1 e hulp zal worden verstrekt, be staande in toezicht, raad en bijstand. Dit alles lijkt zeker een stap in de goede rich ting, doch men bedenke hierbij, dat de Re- gecring de uitvoering van een en an der... overlaat aan de gemeente-besturen. Of nu ten opzichte van dit laatste de goede richting is gevolgd, meet worden af gewacht; doch het feit, dat op de uitvoe ring dezer wet geen Staatstoe zicht werd voorgesteld, heeft zeker velen verwonderd. Bij de uitvoering toch der arbeidswet, visscherijwet, - boterwet, drank wet, enz., werd liet Staatstoezicht b e- paald noodig geacht, en zou hetzelve nu achterwege kunnen blijven waar het be treft de verzorging van hulpbehoe vende menschen? Bovendien wekt deze onthouding onze bevreemding, waar we in het vorig ontwerp lezen „dat R ij k s toezicht uitteraard noodzakelijk zal zijn, opdat na gegaan kunne worden of men de weten haar bedoeling recht doet wedervaren, enof de wet telijke voorschriften overal goed worden nageleefd." Inderdaad, bij deze wet kan toezicht van Rijkswege niet worden gemist; een ont houding daarvan zal het belang van den arme zeker schaden. Wie toch zal nagaan of 't noodzakelijk onderhoud werke- üijk wordt verstrekt? Wie zal nagaan of voldoende toezicht, raad en bijstand worden verleend? Wie zal de armen voorlichten in verband met art. 31? Wie zal nagaan of behoorlijk de hand wordt gehou den aan art. 20, 5de lid en art. 28? En, bovonal, wie zal de noodige voorlich ting geven en de helpende hand reiken aan de zwervers en dakloozen, die men gedurig ontmoet Met ditlaatstediene 47) „Het p'eisterbeeld „Ja, om lief te vernietigen, samen, vóór wy een nieuw leven beginnen. Een oogonbbk bleef'hy zwijgen. Toen zyn oogen de hare ontmoetten, wist hy, dat baar besluit onwankelbaar was en dat de nacht haar slechts zou sterken in haar voornemen een nieuw leven met hein te beginnen. „Je hebt gelijk," zei hy. „ïk zal het mee brengen en jy moet het vernietigen." „Jii vindt het toch ook gied, Michael, dat wi) liet nu uit den weg ruimen?" Hy knikte toestemmend. De aandoenlijke klank in haar stem, toen zy dat „nu" uit sprak, maakte hem het spreken onmogelijk. Stilzwijgend en zonder om te kjjken ging hi) heen. Tóphany keek hem na, terwyi zjjn gestalte verdween in de duisternis. Toen zij hom mot moer kon zien, noch hooren, glim lachte zij zegevierend, maar haar oogen waren vochtig. XVI. Dien nacht lag Tóphany geruimen tyd wakker; maar tegen den morgen viel zij in een diepon, gezonden slaap, waaruit zy niet ontwaakte voordat de zon hoog aan den hemel stond. Door de halfgesloten blinden drongen de zonnestralen en de geuren van rozen en kamperfoelie naar binnen. En toen zU de oogen opende, zag zjj een broeden licht bundel, waarin myriaden stofje» dansten. Zj wipte liet bed uit en ging naar het raam, hoeeerderhoebeterteworden begonnen. Ik weet zeer goed, dat hier veel „kaf onder het koren" is, doch ook in deze mag men niet generaliseeren. Wie za.l zeggen of een arme, die uw hulp inroept, u bedriegt of werkelijk broodsgebrek heeft? Veel wordt in onzen tijd gecontroleerd, maar wie onderzoekt dit laatste? Wordt het geen tijd om dit alles te onderzoeken, of verdienen deze belangen onze aandacht niet Zou de Regeering geen t ij - delijke maatregel en kunnen nemen in afwachting van de nieuwe Armenwet? Zeker, men kan over dit alles de schou ders optrekken en praten van „onbegon nen werk", doch men klage dan ook niet over de algemeene verwildering en de ster ke toename der inlandsche heide- n e n. Zeker, men kan de zwervers en dakloo zen aan hun lot overlaten, doch' dan han delt men onchristelijk. Waar van bevoegde zijde Teeds vroeger van een noodstand werd gesproken, worde de „veronachtzaming," waarop mi nister Borgesius doelde, spoedig vervangen door de in de Grondwet bedoelde „aanhou dende Regeeringszorg." Dit laatste is z e- keT-hoog noodig, niet alleen met het oog op de armen, doch evenzeer in het be lang der gemeenschap De aanvulling van het „tekort", waarover minister Heems kerk spreekt in zijn ontwerp-Armenwet, worde niet langer uitgesteld. ï.D c Nederfandcr" schrijft Minister Colijn heeft een verhooging der officieren traktementen voor gesteld, doch t egelijk snellere bevordering, het vergemakkelijken van het verlaten van den dienst door de pensioenen te vér- hoogen. „De Standaard" doet nadrukkelijk uitkomen, dat zij door dit voorstel in het gelijk Wordt gesteld tegenover diegenen, die de houding hebben afgekeurd van dat deel der rechterzijde, dat tot het heengaan van minister Cool heeft meegewerkt; de pensionneering was, zoo betoogde ze "des tijds, binnen betrekkelijk korten tijd, bin nen een maand of drie, te regelen. En om dat de Minister dit niet beloven kon. wei gerde men hem wat hij verklaarde niet te kunnen missen. Die voorstelling schijnt ons onjuist". Im mers, had de minister Cool niet geweigerd om tot betere pensïormeering mee te wer ken; hij beloofde zelfs van dc verhooging der traktementen een vierde deel te zullen inhouden, en de rest te zullen reservecren voor korting, ten behoeve van het verhoogd pensioen. Door deze regeling bond hij zich- zelven tot het maken van grooten spoed met de nadere regeling. Hij voegde er aan toe, dat een wijziging dier wet, alleen op deze zaak betrekkinghebbende, wel niet heel lang zou durenmaar dat zij toch geruimen tijd zou moeten vorderen, zoodat traktementsverhooging daarop niet behoor de te wachten. Ons komt hef vcor, 'dat de minister Cool door zijn opvolger in het gelijk wordt gesteld, al ontkennen wij niet, dat zijn ontwerp beter uitgewerkt is dan dat van 'den afgetreden minister. Daarvoor heeft hij dan ook den tijd gehad, dien men den minister Cool niet gegund heeft. Ook de nieuwe minister stelt eerst thans, dus na maanden daarvoor gebezigd te heb ben. een verhooging voor, en wel ongeveer dezelfde als die minister Cool vroeg, na dat deze, ter dekking der reserve, l/i van de eerste aanvraag had laten vallen. Daarvoor heeft hij niet een paar maan den, maar ongeveer zeven maanden noodig gehad. Daarbij deelt hij mede ook een wijziging der pensioenwet te hebben ont worpen, maar hij voegt er bij, dat met de traktementsverhooging niet zoolang mag worden gewacht, totdat ook die wijziging wet is geworden. Dit alles komt dus vrijwel overeen met wat 's Ministers voorganger heeft voorge- gesteld en verdedigd. De minister Colijn wil niet den officieren de betaling cener premie opleggen, maar daarentegen be draagt de traktementsverhooging dan ook slechts ruim drie vierden van die, welke zijn voorganger had voorgesteld. Dat komt van waar men een hooriyk uitzicht had. Of schoon de zon scheen, had het dien nacht geregend, en boven de rivier en het lage land daar omheen dreef nog een lichte nevel. Terwyl Tóphany naar buiten keek, keer den haar gedachten vanzelf weer terug tot Michael. Z\j begreep hein nog niet en toch had zy hem lief. Alios in haar jubelde, om dat zy naar hem toe zou gaan; zy telde de minuten, die nog moesten verloopen eer z\\ hem zou terugzien. In den slapeloozen nacht was ha*r besluit, om den blik af to wenden van het verleden, tot rjjpheid gekomen. Zon der te vreezen of te aarzelen zag zy het tegen woordige en de toekomst onder de oogen. Toen Tóphany by het slaan van tien uur Trimour bereikte, was de mist opgetrokken en de opkomende vloed deed het water in do kreek stijgen. Zachte, grys rose wolkjes dreven aan den hemel en temperden den gloed der zon. De mist hai een lichten nevel achter gelaten. Do heuvelen tusschen Ros Braz en PonLAven geleken, door dien nevel gezien, teer en vaag als een droom en hun omtrek ken vloeiden samen met den horizon, zoodat het onmogeiyk was te onderscheiden, waar do aarde ophield en de lucht begon. Een ge voel van bljjdschap on yerteedoring kwam in Tóphany op by het zien van die wonderliefe- lyke wereld om haar heen. Dit plekje was haar en Michael zoo dierbaar. Samen hadden zy door al die kronkelende laantjes gewandeld en er bloemen geplukt. lederen boom, lederen steon, ieder hutje kenden zy. Na een poosje bereikte zy het boschje van esschen, kastanjes en populieren, waarin de kapel verscholen was. Door het gebladerte heen zag zy de grys granieten muren, het Gothische raam, de lage deur, waar zy als kind zoo vaak door was gegaan, om er met feitelijk zoowat op hetzelfde uit, en zou ook door minister Cool tot stand hebben kunnen worden gebracht, indien men de zen de destijds gevraagde gelden had toe gestaan. Met groote instemming neemt dc ,.M i d- delburgsche Courant" het volgen de over, dat onder het opschrift Konink- lijke onderscheiding in „D e V a- der lander" voorkomt: De ontzettende ramp, die Nederland -in den laatsten storm getroffen heeft, heeft opnieuw doen kennen, wat schat van hulp vaardigheid, met verachting van alle doods gevaar, in het hart van den Holïandsclien zeeman huist. Zeeman wordt hier door ons genomen in dc meest uitgestrekte be- teekenis van het woord, van man ver trouwd met de zee. Daar zijn schoone red dingen verricht; daar zijn honderden, die met innige dankbaarheid gedenken, hoe zij als vader voor hun gezin behouden zijn gebleven, doordat andere huisvaders, enkel met den, plicht rekenende, dien de mensche- lijkheid oplegt, hun leven hebben gewaagd. Helaas, het is niet bij wagen gebleven, meer dan één van die helden vond den dood in de golven, en weduwen en weezen kunnen slechts snikkende stamelen, dat vader met eere isgestorven. Wij hopen, dat voor deze laatsten iets van Regeeringswege zal gedaan worden; dat ze zal voorkomen, dat dé weduwen van hen, die bij deze ramp van hun afgeheele zelfverloochening het slachtoffer werden, hun verlies nog verzwaard zullen zien door broodsgebrek. En voor hen, die den zegen ondervonden bij anderer redding eigen le ven te behouden, vragen wij een koninklijke onderscheiding, die slechts in waarde win nen kan, als ze zulke borsten siert, en die te meer gewaardeerd zal-worden, waar heel de omgeving ze zoo van harte als verdiend zal aanmerken. .Wat niet altijd het geval is. Wij herinneren dat indertijd Schroevers te Vlissingen de gouden medaille van de ,,Oranje-Nassau"-orde ontving. De vrij ongunstige ontvangst van het ontwerp tot heffing van een de biet- recht op tabak door de afdeelingen conslateerende, knoopt „H et H u i s g e- z i n" daaraan de volgende beschouwing vast Schoon er vermoedelijk geen belasting- object is, dat verder buiten de politiek staat dan de tabak, schijnt toch de politiek aan dc oppositie niet vreemd te zijn ge bleven. Wij lezen immers in het Voor- loopig Verslag „De oppositie, welke in én buiten de Ka mer tegen dit wetsvoorstel Fwordt gevoerd, had verschillende andere leden bevreemd. Een debietrecht op tabak ^och vond vroe ger voorstanders bij de njieeste politieke partijen; inderdaad lag het! dan ook reeds m het voornemen der vorige_.Regeermg eeav zoodanige belasting in te voeren." Indien hieruit moet worden opgemaakt, dat de geheele, of nagenoeg ge hoe le linker zijde zich tegen de tabaksbelasting ver klaard heeft, dan spreekt het vanzelf, dat daardoor de zakelijkheid der behandeling niet zal worden gebaat. En toch komt het vooral bij dit ontwerp op zakelijkheid aan, moet men zich hier enkel door zakelijke overwegingen laten lei den en door overleg en goede samenwer king tot het bereiken van het grootst mo gelijke resultaat pogen te geraken. Laat men de politiek meespreken, dan voert men feitelijk obstructie, wel in een anderen vorm dan door dc sociaal-demo craten werd gebezigd, maar toch obstructie. Terwijl het vertroebelen door de 'eene helft der Kamer van een belastingvoorstel door de politiek tot onuitblijfbaar gevolg heeft, dat de andere helft tegenover dit voorstel niet meer zoo onbevangen staat als in normale omstandigheden het geval zou zijn. „D-e V a de r 1 a n de r" maakt deze op merking De „Staatscourant" meldde wei- i ge dagen geleden, dat genera al-ma joor Neeteson, commandant der 1ste divisie, op verzoek met 1 Nov. a.s. op p e n- sioen wordt gesteld. Dit was in militaire andere kinderen neer te knielen by het Pardon der Kinderen. Maar Michael zag zy nist op het welbekende plekje. Een oogonblik beving haar do vrees, dat hy de afspraak had vergeten. Toon opeens kreeg zy een lichten schok; zy zag een man onder het raam aan den oostkajit Btaan juist op dozelfde plek, waar Yannik den hei lige om hulp on bescherming had gesmeekt. Ofschoon haar voet geruischloos neerkwam op het dikke taf>yt van mos, scheen hy toch haar nadering to voelen. Zy zag hem snel het hoofd oprichten. Het was Furie; niet Michael. Hy trad op haar toe. In de hand hield hy iets wits: een briefje van Michael. Tó phany nam het aan en scheurde de enveloppe open. „Als ge nog In dezelfde stemming zyt als gieteravond, kom dan op het atelier." Het briofje was niet onderteekend en had ook geen adres. Tóphany keek op en zag Furie haar aanzien met dien starenden blik, waaronder zy altyd eenigszins angstig werd. Ook nu bedankte zy hem op gejaagden toon voor het bezorgen van den brief. Toen zei Furie met zyn zware stem: „Mynheer Ossory is nu met my klaar. Hebt u soms een model noodig, juffrouw?" „Ik?... Neen." „Uw vriendin misschien?" Om van hem af te komen knikte Tóphany. 't Was mogeiyk, dat juffrouw Machin of mynheer Keats hem wel voor model zouden willen gebruiken. Als Furie hen wilde spreken, moest hy maar naar Roa Braz gaan. Daar waren zy nu. „Maar u, juffrouw, u gaat toch naar Pont- Aren?" kringen geen nieuws; men wist, dat deze opp-er-ofticier weldra den dienst zou vcr^ laten. .Wat echter wel verwondering mag wek ken is. dat bij de plaats gehad hebbende groote manoeuvres aan genoemden ge neraal het oppercommando over één der oorlogvoerende partijen is toevertrouwd. Waar dergelijke manoeuvres toch de leer school zijn en moeten zijn voor de hoo- gere bevelvoering, mag het zonderling be leid genoemd worden, dat men die leer school heeft laten dienen tot bekwaming van iemand, van wien het vaststond, dat hij het leger ging verlaten, en waarvan het vaderland dus geen dienst meer zou heb ben, welke bekwaamheden hij ook bij de manoeuvres had opgedaan. Waarom wor den dergelijke oppercommando's niet toe vertrouwd aan die mannen, die pas gene raal geworden zijn of die het weldra wor den zullen? De manoeuvres kosten waar lijk genoeg, om den eisch te stellen, dat ze'van het hoogst mogelijke profijt voor ons leger zijn zullen. We spreken den wensch uit, dat op dit „zonderling beleid" bij de behandeling der Oorlogsbegrooting de aandacht zal geves tigd worden." *De aanneming* van de Ar-bei dsw e t eti de S t e e ii h o u vv e r s we tr door de Eerste Kamer 'begroet' „P at rimoni u m" mét vreugde. Zij vormen een onderdeel van het groo te hervormingswerk, dat minister Talma zich heeft voorgesteld cn waaraan hij met groote volharding zich blijft wijden. De aanneming van de Arbeidswet en de Steenhouwerswet door de Eerste Kamer moet hem groote voldoening gegeven heb ben en we verblijden ons niet hem van ganscher harte in dit succes. Wij behoeven het niet' meer te herhalen dat de sociale wetgeving in ons vader land, gedrukt door allerlei bezwaren en tegenwerking, moeilijk voortgaat. Naast politieleen tegenstand komen ver meende of werkelijke praciische en prin- cipieele bezwaren den weg versperren, en de Minister had daarvan in de Tweede Kamer zijn deel gehad. Toch was dc eind stemming over de Arbeidswet en de Steen houwerswet in de Tweede Kamer niet on gunstig geweest. Wij kunnen deze wetten dus spoedig in het „S t a a t s b 1 a d" verwachten en spre ken daarbij de hoop uit, dat deze eerstelin gen van minister Talma door een rijken oogst van andere belangrijke sociale wet ten gevolgd moge worden. Die ontwerpen daartoe zijn ingediend. Het is aan de volksvertegenwoordiging om ze af te doen. „De Standaard" rekent uit, dat de B a k-lcer s w e t in de Tweede Kamer goe de kansen heeftmaar oppert, de mogelijk heid, dat het in de Eerste Kamer wel eens kon haperen. En dan leed het ontwerp, althans in dezen vorm, voorshands schip breuk. Het blad acht het noodig met deze mo- gelijkheid rekening te houden, en schrijft daarom Dit leidde reeds lang tot de vraag, wat beter is, het ontwerp toch nu reeds door zetten, of het op lange glijbaan schuiven? En dan zouden we blijven bij ons ad vies Zet door, heer minister, zoodra do Kamer een vrije week krijgt. Mits, en hierop leggen we nadruk, mits ge bij mogelijke verwerping, niet loopen gaat, maar rustig doorwerkt. Een minister, die zoo gewichtige, groo te, uiterst belangrijke wetsontwerpen aan de markt heeft, als minister Talma, mag niet dit alles in de waagschaal stellen, omdat hij tegenspoed had met één klein ontwerp, dat, hoe gewichtig ook, toch slechts een betrekkelijk klein deel van de voor loon arbeidende bevolking bedoelt te helpen. Al waren we dus tegen het politieke voorstel, om door de Bakkerswet de Mi- litiewet te laten opzij duwen, onder het gestelde beding blijven we voor afdoen. En dit in weerwil van onze eigen grief tegen de nachtrust voor patioons. -^Weer voelde zy, dat de oogen van don-man op -haar rustten mót die >rageude, spottende uitdrukking, waarvan- ry .zich geen reken schap kon geven. „Naar mynheer Ossory, met wien u gaat trouwen, is het niet zoo, jaffrouw?" Een oogenblik had Tóphany lust om den man op z'Jn plaats te zetten om die vry- po8tige vraag Maar toch was de wyze, waar op hy de woorden uitsprak, argeloos en niet kwetsend. Zy richtte zich op en antwoordje ontwykend „Ik ga naar mynheer Ossory." „Ik maak u w»l myn compliment, made moiselle." Tóphany knikte even, by wijze van groet, en ging toon met een kloppend hart weer heen. Naarmate zy Pont Aven naderde, begon zy langzamer te loopen. Zy meende nu te be* grypen, waarom Michael haar had gevraagd op het atelier te komen. Daar, waar hy zoo veel had geleden, wilde hy nu ook oogen- blikken van geluk doorleven. In de kapel van Trimour hadden zy ook licht gestoord kunnen worden door een voorb'Jgaanden boer of door een toerist uit het hotel. Michael had verstandig gedaan met haar een briefje te schyven. Opeens hoorde zy stemmen achter zich: twee vrooiyke, lachende stemmen van een man en een jong meisje. Omkykonde zag zy Yannik en Lóón achter haar aankomen, met vlugge, veerkrachtige stappen. Zy waren in hun Zondagscho kleeren. Waarschyniyk gingen zy naar de bruiloft van een vriend of familielid. fZoo, Yannik, ben jy het?" „Ja, juffrouw. Marie Jaenne Penker trouwt vandaag. Zy heeft zóó lang moeten wachten, Militie wet. De heer Ter Laan zeide in cle gisteren gehouden zitting het tijdstip voor behande ling dezer wet sleoht gekozen te achten, let. tendo op het feit, dat aan verscheidene de partementen zooveel andere zaken, die veel nuttiger kunnen geoordeeld worden, moe ten blijven rusten wegens geldgebrek. Hij ikwam er uitvoerig tegen op, dat een Ro- geering, die onwillig of onmachtig i3 om sociale hervormingen tot stand to brengen, bij dit ontwerp veer een forschen greep in de schatkist doet en duizenden mannen méér in het veld brengt. Spr. constateerde, dat bij dit wetsontwerp gebroken wordt met het stelsel der Militie wet-1901 en noemde dit een politiek spel. Wc-t de sociaal-democraten willen is band- having van de meest strikte neutraliteit met de meest beperkte middelen. De Re geering moet nu aantoonen, dat haar plan nen in die richting gaan. Doch spr. meent, dat m. n. de 4000 man voor het blijvend gedeelte niet noodig zijn voor dekking van onze mobilisatie. In dit verband wees hij op het klasse karakter van het leger. Tegen de groote mogendheden zal ons leger wel niet hebben op te trökken, en het is merkwaardig, dat als ons leger eens gebruikt wordt, dit steeds is, zooals te Amsterdam. Rotterdam en Dordrecht, tegen de arbeidende klasse. Als hij het voorgevallene op Kattenburg bespreken wil, zegt de Voorzitter, dat dit thans niet aan de orde is. De heer Ter Laan zal er dan thans niet op ingaan; het komt later wel aan do orde. In de namiddagvergadcring zette do heer Ter Laan zijn rede voort, er op wijzende, dat uit de stemming over de rege ling van werkzaamheden bleek, dat de so ciaal-democraten weder het houden van een stemming mogelijk hebben gemaakt. Zonder hen toch zou de Kamer onvoltallig geweest zijn. Morgenavond, zeide hij, echter zal het vereischte aantal leden er zonder hen moeten zijn. Spreker vervolgt daarna uitvoerig zijn critiek op het militaire beleid zoowel van rechts als van links. Uit alles blijkt, dat men aan beide zijden de sociale hervormingen wil ach te rstelle n bij het militairisme, en dat niettegenstaande ons leger, blijkens ver schillende uitspraken van mannen van ge zag, waardeloos is en zelfs dc Raad van Deionsie oordeelt, dat er eigenlijk niets goed aan ons leger is. Thans komende tot het eigenlijke plan van minister Colijn, zette spreker uitvoerig uiteen, dat de regeling nu het zuivere type te aanschouwen zal geven van een klasse- leger, waarbij alles in klassen wordt inge deeld, onderaan de militaire werkers, dan volgt het blijvend -gedeelte, dc officieren, enz., en waarbij dus de minstgegoeden op de laagste trap staan. De geheele regeling draagt verder het kenmerk van schijnver- betering. In schijn vermindering, maar in werkelijkheid verzwaring van druk. Dit noemt spr. bedrog. Spreker kwam nadrukkelijk op tegen 's Ministers weigering om verkorting van eersten oefentijd te bevorderen. In den verderen loop van zijn betoog be pleitte spreker kostelooze opleiding van Staatswege, ter verkrijging van het diplo ma, recht gevende op verkorten diensttijd, omdat anders alleen de meergegocdcn zich dat voorrecht kunnen verwerven. Nog be toogde spreker, dat de legerorganiatie, wel ken Minister Colijn zich denkt, zal leiden tot vermeerdering "van het aantal officie ren. En zij is zoo ingericht, dat zij den Mi nister gelegenheid zal geven zijn positie verbetering der officieren er door te krij gen. Ten slotte bestreed spreker nog uitvoerig het behoud van het blijvend gedeelte. Noch voor mobilisatie-doeleinden, noch voor ka dervorming is het noodig- De Regeering ge bruikt het alleen voor herstel \an orde bij opstootjes. Ten slotte trad hij in beschouwingen over de groote kosten, welke cle onderhavi- de anne Marie-Jeanne, maar nu is zy zoo gelukkig als als „Als wy," vulde Ló>n aan. En hy bogon mot zulk een opgetogenheid te spreken over zijn eigen geluk, dat Yannik lachend do hanJ op zijn mond legio e:i zei: „Kom, schei nu eon* uit" „Waarom? Ik mag toch wei zoggen, dat ik van jo houd, myn hof. klein du Ijo." Zy gingen verder. Tóphany ho >rde hot go- luid van hun lachende, bljj Ie stommen lot haar overdryven als do weerkaatsing van al hot geluk dat hot lovo-i kan geven. Toon zy Michaels woning bereikte, stond hy boven aan da trap op haar te wachten. Maar hQ zei niets vóór zy het atelier bmnen was gegaan. Toen vroeg hy hoosch: „ÜU4 jo bout toch gekomen?'" „Dacht je dan, dat ik niet zo komm?" Zy glimlachte on trachtte de ontroering, die zyn uiterlyk by haar teweegbracht-, te ver borgen Op tafel lag het p'.eisie beald. „Tk heb je gevraagd om te komen," zei hy langzaam, „omdat ik je di vollo waarheid moet zeggen. Als je dan..." Hj voltooide den zin niet, maar vsrvojgdo snol en op heel anderen toon: „tk had niet go Jacht, dat liet mogelyk waa, dat ik het ja kon vertellen. Do overtuiging, dat ik het doen moest, heofl my onuitsprekeiyk doen ïyden." Zyn gelaat had zulk em smirteiyken trek, dat hat Tóphany door de ziel sneed. Zij keek naar den glimlachenden kop. „Eerst zal ik dat ding breken," zei zy. „Y/acht. even. Doze kop is mot eenlg; be grijp dat wel Men kan ham to -Parijs iq iedurou winkel san gipsafgietsels koopeu." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5