Wo. 1584?. - X.mBS0H DAGBLAD, Wosaasdag- 18 October. Tweed© Blad. iLimo 15 M.
PERSOVERZICHT.
FEUILLETON.
Vergiffenis aan allen.
Tweede Kamer.
Over het ontwer p-A rmenwet
fcnwater inwordtgemist schrijft
önze vroegere stadgenoot de heer C. Los,
oud-diaken der Ned.-Herv. Gem., te Am-
pterdam, het volgende in het „H a n d e 1 s-
b 1 a d"
Hoewel zij nog niet in het „Staats
blad" prijkt, zijn we toch zooveT, dat een
nieuwe Armenwet, waarop reeds in 1862
door de afdeelingen der Tweede Kamer
werd aangedrongen, door de Begeering is
ingediend, ZQodat met de behandeling kan
worden aangevangen, zoodra deKamer
daartoe gelegenheid kan vinden.
Hat een spoedige behandeling ten zeerste
gewenscht is, zal wei door niemand worden
ontkend; allerminst door hen, die met de
Urmen geregeld in aanraking komen. Bijna
algemeen toch is men van oordeel, dat de
bestaande regeling sinds langen tijd o n-
voldoende werkt, en zich niet meer
kan aanpassen aan den huidigen gang van
zaken. Eenerzijda tooh valt er een toene
mende armoede waar te nemen, en
anderzijds blijken de kerkelijke en de par
ticuliere liefdadigheid niet meer opgewas
sen te zijn tegen het groote kwaad, zoodat
in meerdere plaatsen het „t ek o r t" door
bet Burgerlijk Armbestuur moest worden
aangevuld. Deze „dubbele bedeeling" vond
wel is waar geen algemeene instemming,
doch... nood breekt wet De toesband was
allengs dan ook van dien aard geworden,
dat in het vorig, door minister Borgesius
ingediend, ontwerp moest worden gespro
ken van een dee r lij k verwarden
[toestand.
Nu zal de nieuwe Armenwet zeer zeker
verbeteringen aanbrengen, doch... men
koestere in deze niet al te groote verwach
tingen.
Zeker, de armen zullen straks óók bij
hét Burgerlijk Armbestuur kunnen aan
kloppen, doch... welk karakter zal de hulp
van die zijde dragen?
Ik stel deze vraag, omdat men steeds
tnèer tot de overtuiging komt, dat de z.g.
geld-bedeeling den arme demorali
seert. Ook de Regeeiing keurt deze „ont
zielende bedeeling af, en acht het meer
noodig, dat de arme wordt geholpen
uit z ij n hulpbehoevendheid.
De bedoeling is dan ook, dat den arme ook"
i d e e 1 e hulp zal worden verstrekt, be
staande in toezicht, raad en bijstand. Dit
alles lijkt zeker een stap in de goede rich
ting, doch men bedenke hierbij, dat de Re-
gecring de uitvoering van een en an
der... overlaat aan de gemeente-besturen.
Of nu ten opzichte van dit laatste de
goede richting is gevolgd, meet worden af
gewacht; doch het feit, dat op de uitvoe
ring dezer wet geen Staatstoe
zicht werd voorgesteld, heeft zeker velen
verwonderd. Bij de uitvoering toch der
arbeidswet, visscherijwet, - boterwet, drank
wet, enz., werd liet Staatstoezicht b e-
paald noodig geacht, en zou hetzelve
nu achterwege kunnen blijven waar het be
treft de verzorging van hulpbehoe
vende menschen? Bovendien wekt
deze onthouding onze bevreemding, waar
we in het vorig ontwerp lezen „dat
R ij k s toezicht uitteraard
noodzakelijk zal zijn, opdat na
gegaan kunne worden of men
de weten haar bedoeling recht
doet wedervaren, enof de wet
telijke voorschriften overal
goed worden nageleefd."
Inderdaad, bij deze wet kan toezicht
van Rijkswege niet worden gemist; een ont
houding daarvan zal het belang van den
arme zeker schaden. Wie toch zal
nagaan of 't noodzakelijk onderhoud werke-
üijk wordt verstrekt? Wie zal nagaan
of voldoende toezicht, raad en bijstand
worden verleend? Wie zal de armen
voorlichten in verband met art. 31? Wie zal
nagaan of behoorlijk de hand wordt gehou
den aan art. 20, 5de lid en art. 28?
En, bovonal, wie zal de noodige voorlich
ting geven en de helpende hand reiken aan
de zwervers en dakloozen, die men gedurig
ontmoet Met ditlaatstediene
47)
„Het p'eisterbeeld
„Ja, om lief te vernietigen, samen, vóór
wy een nieuw leven beginnen.
Een oogonbbk bleef'hy zwijgen. Toen zyn
oogen de hare ontmoetten, wist hy, dat baar
besluit onwankelbaar was en dat de nacht
haar slechts zou sterken in haar voornemen
een nieuw leven met hein te beginnen.
„Je hebt gelijk," zei hy. „ïk zal het mee
brengen en jy moet het vernietigen."
„Jii vindt het toch ook gied, Michael, dat
wi) liet nu uit den weg ruimen?"
Hy knikte toestemmend. De aandoenlijke
klank in haar stem, toen zy dat „nu" uit
sprak, maakte hem het spreken onmogelijk.
Stilzwijgend en zonder om te kjjken ging hi)
heen. Tóphany keek hem na, terwyi zjjn
gestalte verdween in de duisternis. Toen zij
hom mot moer kon zien, noch hooren, glim
lachte zij zegevierend, maar haar oogen waren
vochtig.
XVI.
Dien nacht lag Tóphany geruimen tyd
wakker; maar tegen den morgen viel zij in
een diepon, gezonden slaap, waaruit zy niet
ontwaakte voordat de zon hoog aan den
hemel stond. Door de halfgesloten blinden
drongen de zonnestralen en de geuren van
rozen en kamperfoelie naar binnen. En toen
zU de oogen opende, zag zjj een broeden licht
bundel, waarin myriaden stofje» dansten. Zj
wipte liet bed uit en ging naar het raam,
hoeeerderhoebeterteworden
begonnen. Ik weet zeer goed, dat hier
veel „kaf onder het koren" is, doch ook in
deze mag men niet generaliseeren. Wie za.l
zeggen of een arme, die uw hulp inroept,
u bedriegt of werkelijk broodsgebrek heeft?
Veel wordt in onzen tijd gecontroleerd,
maar wie onderzoekt dit laatste? Wordt het
geen tijd om dit alles te onderzoeken, of
verdienen deze belangen onze aandacht
niet Zou de Regeering geen t ij -
delijke maatregel en kunnen
nemen in afwachting van de
nieuwe Armenwet?
Zeker, men kan over dit alles de schou
ders optrekken en praten van „onbegon
nen werk", doch men klage dan ook niet
over de algemeene verwildering en de ster
ke toename der inlandsche heide-
n e n.
Zeker, men kan de zwervers en dakloo
zen aan hun lot overlaten, doch' dan han
delt men onchristelijk.
Waar van bevoegde zijde Teeds vroeger
van een noodstand werd gesproken,
worde de „veronachtzaming," waarop mi
nister Borgesius doelde, spoedig vervangen
door de in de Grondwet bedoelde „aanhou
dende Regeeringszorg." Dit laatste is z e-
keT-hoog noodig, niet alleen met het
oog op de armen, doch evenzeer in het be
lang der gemeenschap De aanvulling van
het „tekort", waarover minister Heems
kerk spreekt in zijn ontwerp-Armenwet,
worde niet langer uitgesteld.
ï.D c Nederfandcr" schrijft
Minister Colijn heeft een verhooging
der officieren traktementen voor
gesteld, doch t egelijk snellere bevordering,
het vergemakkelijken van het verlaten van
den dienst door de pensioenen te vér-
hoogen.
„De Standaard" doet nadrukkelijk
uitkomen, dat zij door dit voorstel in het
gelijk Wordt gesteld tegenover diegenen,
die de houding hebben afgekeurd van dat
deel der rechterzijde, dat tot het heengaan
van minister Cool heeft meegewerkt; de
pensionneering was, zoo betoogde ze "des
tijds, binnen betrekkelijk korten tijd, bin
nen een maand of drie, te regelen. En om
dat de Minister dit niet beloven kon. wei
gerde men hem wat hij verklaarde niet te
kunnen missen.
Die voorstelling schijnt ons onjuist". Im
mers, had de minister Cool niet geweigerd
om tot betere pensïormeering mee te wer
ken; hij beloofde zelfs van dc verhooging
der traktementen een vierde deel te zullen
inhouden, en de rest te zullen reservecren
voor korting, ten behoeve van het verhoogd
pensioen. Door deze regeling bond hij zich-
zelven tot het maken van grooten spoed
met de nadere regeling. Hij voegde er aan
toe, dat een wijziging dier wet, alleen op
deze zaak betrekkinghebbende, wel niet
heel lang zou durenmaar dat zij toch
geruimen tijd zou moeten vorderen, zoodat
traktementsverhooging daarop niet behoor
de te wachten.
Ons komt hef vcor, 'dat de minister
Cool door zijn opvolger in het gelijk
wordt gesteld, al ontkennen wij niet, dat
zijn ontwerp beter uitgewerkt is dan dat
van 'den afgetreden minister. Daarvoor
heeft hij dan ook den tijd gehad, dien
men den minister Cool niet gegund heeft.
Ook de nieuwe minister stelt eerst thans,
dus na maanden daarvoor gebezigd te heb
ben. een verhooging voor, en wel ongeveer
dezelfde als die minister Cool vroeg, na
dat deze, ter dekking der reserve, l/i van
de eerste aanvraag had laten vallen.
Daarvoor heeft hij niet een paar maan
den, maar ongeveer zeven maanden noodig
gehad. Daarbij deelt hij mede ook een
wijziging der pensioenwet te hebben ont
worpen, maar hij voegt er bij, dat met de
traktementsverhooging niet zoolang mag
worden gewacht, totdat ook die wijziging
wet is geworden.
Dit alles komt dus vrijwel overeen met
wat 's Ministers voorganger heeft voorge-
gesteld en verdedigd. De minister Colijn
wil niet den officieren de betaling cener
premie opleggen, maar daarentegen be
draagt de traktementsverhooging dan ook
slechts ruim drie vierden van die, welke
zijn voorganger had voorgesteld. Dat komt
van waar men een hooriyk uitzicht had. Of
schoon de zon scheen, had het dien nacht
geregend, en boven de rivier en het lage land
daar omheen dreef nog een lichte nevel.
Terwyl Tóphany naar buiten keek, keer
den haar gedachten vanzelf weer terug tot
Michael. Z\j begreep hein nog niet en toch
had zy hem lief. Alios in haar jubelde, om
dat zy naar hem toe zou gaan; zy telde de
minuten, die nog moesten verloopen eer z\\
hem zou terugzien. In den slapeloozen nacht
was ha*r besluit, om den blik af to wenden
van het verleden, tot rjjpheid gekomen. Zon
der te vreezen of te aarzelen zag zy het tegen
woordige en de toekomst onder de oogen.
Toen Tóphany by het slaan van tien uur
Trimour bereikte, was de mist opgetrokken
en de opkomende vloed deed het water in do
kreek stijgen. Zachte, grys rose wolkjes dreven
aan den hemel en temperden den gloed der
zon. De mist hai een lichten nevel achter
gelaten. Do heuvelen tusschen Ros Braz en
PonLAven geleken, door dien nevel gezien,
teer en vaag als een droom en hun omtrek
ken vloeiden samen met den horizon, zoodat
het onmogeiyk was te onderscheiden, waar
do aarde ophield en de lucht begon. Een ge
voel van bljjdschap on yerteedoring kwam in
Tóphany op by het zien van die wonderliefe-
lyke wereld om haar heen. Dit plekje was
haar en Michael zoo dierbaar. Samen hadden
zy door al die kronkelende laantjes gewandeld
en er bloemen geplukt. lederen boom, lederen
steon, ieder hutje kenden zy.
Na een poosje bereikte zy het boschje van
esschen, kastanjes en populieren, waarin de
kapel verscholen was. Door het gebladerte
heen zag zy de grys granieten muren, het
Gothische raam, de lage deur, waar zy als
kind zoo vaak door was gegaan, om er met
feitelijk zoowat op hetzelfde uit, en zou
ook door minister Cool tot stand hebben
kunnen worden gebracht, indien men de
zen de destijds gevraagde gelden had toe
gestaan.
Met groote instemming neemt dc ,.M i d-
delburgsche Courant" het volgen
de over, dat onder het opschrift Konink-
lijke onderscheiding in „D e V a-
der lander" voorkomt:
De ontzettende ramp, die Nederland -in
den laatsten storm getroffen heeft, heeft
opnieuw doen kennen, wat schat van hulp
vaardigheid, met verachting van alle doods
gevaar, in het hart van den Holïandsclien
zeeman huist. Zeeman wordt hier door
ons genomen in dc meest uitgestrekte be-
teekenis van het woord, van man ver
trouwd met de zee. Daar zijn schoone red
dingen verricht; daar zijn honderden, die
met innige dankbaarheid gedenken, hoe zij
als vader voor hun gezin behouden zijn
gebleven, doordat andere huisvaders, enkel
met den, plicht rekenende, dien de mensche-
lijkheid oplegt, hun leven hebben gewaagd.
Helaas, het is niet bij wagen gebleven,
meer dan één van die helden vond den
dood in de golven, en weduwen en weezen
kunnen slechts snikkende stamelen, dat
vader met eere isgestorven.
Wij hopen, dat voor deze laatsten iets
van Regeeringswege zal gedaan worden;
dat ze zal voorkomen, dat dé weduwen van
hen, die bij deze ramp van hun afgeheele
zelfverloochening het slachtoffer werden,
hun verlies nog verzwaard zullen zien door
broodsgebrek. En voor hen, die den zegen
ondervonden bij anderer redding eigen le
ven te behouden, vragen wij een koninklijke
onderscheiding, die slechts in waarde win
nen kan, als ze zulke borsten siert, en
die te meer gewaardeerd zal-worden, waar
heel de omgeving ze zoo van harte als
verdiend zal aanmerken. .Wat niet altijd
het geval is.
Wij herinneren dat indertijd Schroevers
te Vlissingen de gouden medaille van de
,,Oranje-Nassau"-orde ontving.
De vrij ongunstige ontvangst van het
ontwerp tot heffing van een de biet-
recht op tabak door de afdeelingen
conslateerende, knoopt „H et H u i s g e-
z i n" daaraan de volgende beschouwing
vast
Schoon er vermoedelijk geen belasting-
object is, dat verder buiten de politiek
staat dan de tabak, schijnt toch de politiek
aan dc oppositie niet vreemd te zijn ge
bleven. Wij lezen immers in het Voor-
loopig Verslag
„De oppositie, welke in én buiten de Ka
mer tegen dit wetsvoorstel Fwordt gevoerd,
had verschillende andere leden bevreemd.
Een debietrecht op tabak ^och vond vroe
ger voorstanders bij de njieeste politieke
partijen; inderdaad lag het! dan ook reeds
m het voornemen der vorige_.Regeermg eeav
zoodanige belasting in te voeren."
Indien hieruit moet worden opgemaakt,
dat de geheele, of nagenoeg ge hoe le linker
zijde zich tegen de tabaksbelasting ver
klaard heeft, dan spreekt het vanzelf, dat
daardoor de zakelijkheid der behandeling
niet zal worden gebaat.
En toch komt het vooral bij dit ontwerp
op zakelijkheid aan, moet men zich hier
enkel door zakelijke overwegingen laten lei
den en door overleg en goede samenwer
king tot het bereiken van het grootst mo
gelijke resultaat pogen te geraken.
Laat men de politiek meespreken, dan
voert men feitelijk obstructie, wel in een
anderen vorm dan door dc sociaal-demo
craten werd gebezigd, maar toch obstructie.
Terwijl het vertroebelen door de 'eene
helft der Kamer van een belastingvoorstel
door de politiek tot onuitblijfbaar gevolg
heeft, dat de andere helft tegenover dit
voorstel niet meer zoo onbevangen staat
als in normale omstandigheden het geval
zou zijn.
„D-e V a de r 1 a n de r" maakt deze op
merking
De „Staatscourant" meldde wei-
i ge dagen geleden, dat genera al-ma
joor Neeteson, commandant der 1ste
divisie, op verzoek met 1 Nov. a.s. op p e n-
sioen wordt gesteld. Dit was in militaire
andere kinderen neer te knielen by het Pardon
der Kinderen.
Maar Michael zag zy nist op het welbekende
plekje.
Een oogonblik beving haar do vrees, dat
hy de afspraak had vergeten. Toon opeens
kreeg zy een lichten schok; zy zag een man
onder het raam aan den oostkajit Btaan
juist op dozelfde plek, waar Yannik den hei
lige om hulp on bescherming had gesmeekt.
Ofschoon haar voet geruischloos neerkwam
op het dikke taf>yt van mos, scheen hy toch
haar nadering to voelen. Zy zag hem snel
het hoofd oprichten.
Het was Furie; niet Michael.
Hy trad op haar toe. In de hand hield
hy iets wits: een briefje van Michael. Tó
phany nam het aan en scheurde de enveloppe
open.
„Als ge nog In dezelfde stemming zyt als
gieteravond, kom dan op het atelier."
Het briofje was niet onderteekend en had
ook geen adres. Tóphany keek op en zag
Furie haar aanzien met dien starenden blik,
waaronder zy altyd eenigszins angstig werd.
Ook nu bedankte zy hem op gejaagden toon
voor het bezorgen van den brief. Toen zei
Furie met zyn zware stem:
„Mynheer Ossory is nu met my klaar. Hebt
u soms een model noodig, juffrouw?"
„Ik?... Neen."
„Uw vriendin misschien?"
Om van hem af te komen knikte Tóphany.
't Was mogeiyk, dat juffrouw Machin of
mynheer Keats hem wel voor model zouden
willen gebruiken. Als Furie hen wilde spreken,
moest hy maar naar Roa Braz gaan. Daar
waren zy nu.
„Maar u, juffrouw, u gaat toch naar Pont-
Aren?"
kringen geen nieuws; men wist, dat deze
opp-er-ofticier weldra den dienst zou vcr^
laten.
.Wat echter wel verwondering mag wek
ken is. dat bij de plaats gehad hebbende
groote manoeuvres aan genoemden ge
neraal het oppercommando over één der
oorlogvoerende partijen is toevertrouwd.
Waar dergelijke manoeuvres toch de leer
school zijn en moeten zijn voor de hoo-
gere bevelvoering, mag het zonderling be
leid genoemd worden, dat men die leer
school heeft laten dienen tot bekwaming
van iemand, van wien het vaststond, dat
hij het leger ging verlaten, en waarvan het
vaderland dus geen dienst meer zou heb
ben, welke bekwaamheden hij ook bij de
manoeuvres had opgedaan. Waarom wor
den dergelijke oppercommando's niet toe
vertrouwd aan die mannen, die pas gene
raal geworden zijn of die het weldra wor
den zullen? De manoeuvres kosten waar
lijk genoeg, om den eisch te stellen, dat
ze'van het hoogst mogelijke profijt voor
ons leger zijn zullen.
We spreken den wensch uit, dat op dit
„zonderling beleid" bij de behandeling der
Oorlogsbegrooting de aandacht zal geves
tigd worden."
*De aanneming* van de Ar-bei dsw e t
eti de S t e e ii h o u vv e r s we tr door de
Eerste Kamer 'begroet' „P at rimoni u m"
mét vreugde.
Zij vormen een onderdeel van het groo
te hervormingswerk, dat minister Talma
zich heeft voorgesteld cn waaraan hij met
groote volharding zich blijft wijden.
De aanneming van de Arbeidswet en de
Steenhouwerswet door de Eerste Kamer
moet hem groote voldoening gegeven heb
ben en we verblijden ons niet hem van
ganscher harte in dit succes.
Wij behoeven het niet' meer te herhalen
dat de sociale wetgeving in ons vader
land, gedrukt door allerlei bezwaren en
tegenwerking, moeilijk voortgaat.
Naast politieleen tegenstand komen ver
meende of werkelijke praciische en prin-
cipieele bezwaren den weg versperren, en
de Minister had daarvan in de Tweede
Kamer zijn deel gehad. Toch was dc eind
stemming over de Arbeidswet en de Steen
houwerswet in de Tweede Kamer niet on
gunstig geweest.
Wij kunnen deze wetten dus spoedig in
het „S t a a t s b 1 a d" verwachten en spre
ken daarbij de hoop uit, dat deze eerstelin
gen van minister Talma door een rijken
oogst van andere belangrijke sociale wet
ten gevolgd moge worden.
Die ontwerpen daartoe zijn ingediend.
Het is aan de volksvertegenwoordiging
om ze af te doen.
„De Standaard" rekent uit, dat de
B a k-lcer s w e t in de Tweede Kamer goe
de kansen heeftmaar oppert, de mogelijk
heid, dat het in de Eerste Kamer wel eens
kon haperen. En dan leed het ontwerp,
althans in dezen vorm, voorshands schip
breuk.
Het blad acht het noodig met deze mo-
gelijkheid rekening te houden, en schrijft
daarom
Dit leidde reeds lang tot de vraag, wat
beter is, het ontwerp toch nu reeds door
zetten, of het op lange glijbaan schuiven?
En dan zouden we blijven bij ons ad
vies Zet door, heer minister, zoodra do
Kamer een vrije week krijgt. Mits, en
hierop leggen we nadruk, mits ge bij
mogelijke verwerping, niet loopen
gaat, maar rustig doorwerkt.
Een minister, die zoo gewichtige, groo
te, uiterst belangrijke wetsontwerpen aan
de markt heeft, als minister Talma, mag
niet dit alles in de waagschaal stellen,
omdat hij tegenspoed had met één klein
ontwerp, dat, hoe gewichtig ook, toch
slechts een betrekkelijk klein deel van de
voor loon arbeidende bevolking bedoelt
te helpen.
Al waren we dus tegen het politieke
voorstel, om door de Bakkerswet de Mi-
litiewet te laten opzij duwen, onder het
gestelde beding blijven we voor afdoen.
En dit in weerwil van onze eigen grief
tegen de nachtrust voor patioons.
-^Weer voelde zy, dat de oogen van don-man
op -haar rustten mót die >rageude, spottende
uitdrukking, waarvan- ry .zich geen reken
schap kon geven.
„Naar mynheer Ossory, met wien u gaat
trouwen, is het niet zoo, jaffrouw?"
Een oogenblik had Tóphany lust om den
man op z'Jn plaats te zetten om die vry-
po8tige vraag Maar toch was de wyze, waar
op hy de woorden uitsprak, argeloos en niet
kwetsend. Zy richtte zich op en antwoordje
ontwykend
„Ik ga naar mynheer Ossory."
„Ik maak u w»l myn compliment, made
moiselle."
Tóphany knikte even, by wijze van groet,
en ging toon met een kloppend hart weer heen.
Naarmate zy Pont Aven naderde, begon zy
langzamer te loopen. Zy meende nu te be*
grypen, waarom Michael haar had gevraagd
op het atelier te komen. Daar, waar hy zoo
veel had geleden, wilde hy nu ook oogen-
blikken van geluk doorleven. In de kapel van
Trimour hadden zy ook licht gestoord
kunnen worden door een voorb'Jgaanden boer
of door een toerist uit het hotel. Michael had
verstandig gedaan met haar een briefje te
schyven. Opeens hoorde zy stemmen achter
zich: twee vrooiyke, lachende stemmen van
een man en een jong meisje. Omkykonde
zag zy Yannik en Lóón achter haar aankomen,
met vlugge, veerkrachtige stappen. Zy waren
in hun Zondagscho kleeren. Waarschyniyk
gingen zy naar de bruiloft van een vriend of
familielid.
fZoo, Yannik, ben jy het?"
„Ja, juffrouw. Marie Jaenne Penker trouwt
vandaag. Zy heeft zóó lang moeten wachten,
Militie wet.
De heer Ter Laan zeide in cle gisteren
gehouden zitting het tijdstip voor behande
ling dezer wet sleoht gekozen te achten, let.
tendo op het feit, dat aan verscheidene de
partementen zooveel andere zaken, die veel
nuttiger kunnen geoordeeld worden, moe
ten blijven rusten wegens geldgebrek. Hij
ikwam er uitvoerig tegen op, dat een Ro-
geering, die onwillig of onmachtig i3 om
sociale hervormingen tot stand to brengen,
bij dit ontwerp veer een forschen greep in
de schatkist doet en duizenden mannen
méér in het veld brengt. Spr. constateerde,
dat bij dit wetsontwerp gebroken wordt met
het stelsel der Militie wet-1901 en noemde
dit een politiek spel.
Wc-t de sociaal-democraten willen is band-
having van de meest strikte neutraliteit
met de meest beperkte middelen. De Re
geering moet nu aantoonen, dat haar plan
nen in die richting gaan. Doch spr. meent,
dat m. n. de 4000 man voor het blijvend
gedeelte niet noodig zijn voor dekking van
onze mobilisatie.
In dit verband wees hij op het klasse
karakter van het leger. Tegen de groote
mogendheden zal ons leger wel niet hebben
op te trökken, en het is merkwaardig, dat
als ons leger eens gebruikt wordt, dit steeds
is, zooals te Amsterdam. Rotterdam en
Dordrecht, tegen de arbeidende klasse.
Als hij het voorgevallene op Kattenburg
bespreken wil, zegt de Voorzitter,
dat dit thans niet aan de orde is.
De heer Ter Laan zal er dan thans
niet op ingaan; het komt later wel aan do
orde.
In de namiddagvergadcring zette do
heer Ter Laan zijn rede voort, er op
wijzende, dat uit de stemming over de rege
ling van werkzaamheden bleek, dat de so
ciaal-democraten weder het houden van
een stemming mogelijk hebben gemaakt.
Zonder hen toch zou de Kamer onvoltallig
geweest zijn. Morgenavond, zeide hij, echter
zal het vereischte aantal leden er zonder
hen moeten zijn.
Spreker vervolgt daarna uitvoerig zijn
critiek op het militaire beleid zoowel van
rechts als van links. Uit alles blijkt, dat men
aan beide zijden de sociale hervormingen
wil ach te rstelle n bij het militairisme, en dat
niettegenstaande ons leger, blijkens ver
schillende uitspraken van mannen van ge
zag, waardeloos is en zelfs dc Raad van
Deionsie oordeelt, dat er eigenlijk niets
goed aan ons leger is.
Thans komende tot het eigenlijke plan
van minister Colijn, zette spreker uitvoerig
uiteen, dat de regeling nu het zuivere type
te aanschouwen zal geven van een klasse-
leger, waarbij alles in klassen wordt inge
deeld, onderaan de militaire werkers, dan
volgt het blijvend -gedeelte, dc officieren,
enz., en waarbij dus de minstgegoeden op
de laagste trap staan. De geheele regeling
draagt verder het kenmerk van schijnver-
betering. In schijn vermindering, maar in
werkelijkheid verzwaring van druk. Dit
noemt spr. bedrog.
Spreker kwam nadrukkelijk op tegen
's Ministers weigering om verkorting van
eersten oefentijd te bevorderen.
In den verderen loop van zijn betoog be
pleitte spreker kostelooze opleiding van
Staatswege, ter verkrijging van het diplo
ma, recht gevende op verkorten diensttijd,
omdat anders alleen de meergegocdcn zich
dat voorrecht kunnen verwerven. Nog be
toogde spreker, dat de legerorganiatie, wel
ken Minister Colijn zich denkt, zal leiden
tot vermeerdering "van het aantal officie
ren. En zij is zoo ingericht, dat zij den Mi
nister gelegenheid zal geven zijn positie
verbetering der officieren er door te krij
gen.
Ten slotte bestreed spreker nog uitvoerig
het behoud van het blijvend gedeelte. Noch
voor mobilisatie-doeleinden, noch voor ka
dervorming is het noodig- De Regeering ge
bruikt het alleen voor herstel \an orde bij
opstootjes.
Ten slotte trad hij in beschouwingen
over de groote kosten, welke cle onderhavi-
de anne Marie-Jeanne, maar nu is zy zoo
gelukkig als als
„Als wy," vulde Ló>n aan.
En hy bogon mot zulk een opgetogenheid
te spreken over zijn eigen geluk, dat Yannik
lachend do hanJ op zijn mond legio e:i zei:
„Kom, schei nu eon* uit"
„Waarom? Ik mag toch wei zoggen, dat ik
van jo houd, myn hof. klein du Ijo."
Zy gingen verder. Tóphany ho >rde hot go-
luid van hun lachende, bljj Ie stommen lot
haar overdryven als do weerkaatsing van al
hot geluk dat hot lovo-i kan geven.
Toon zy Michaels woning bereikte, stond
hy boven aan da trap op haar te wachten.
Maar hQ zei niets vóór zy het atelier bmnen
was gegaan. Toen vroeg hy hoosch:
„ÜU4 jo bout toch gekomen?'"
„Dacht je dan, dat ik niet zo komm?"
Zy glimlachte on trachtte de ontroering, die
zyn uiterlyk by haar teweegbracht-, te ver
borgen Op tafel lag het p'.eisie beald.
„Tk heb je gevraagd om te komen," zei
hy langzaam, „omdat ik je di vollo waarheid
moet zeggen. Als je dan..." Hj voltooide
den zin niet, maar vsrvojgdo snol en op heel
anderen toon: „tk had niet go Jacht, dat liet
mogelyk waa, dat ik het ja kon vertellen. Do
overtuiging, dat ik het doen moest, heofl my
onuitsprekeiyk doen ïyden."
Zyn gelaat had zulk em smirteiyken trek,
dat hat Tóphany door de ziel sneed. Zij keek
naar den glimlachenden kop.
„Eerst zal ik dat ding breken," zei zy.
„Y/acht. even. Doze kop is mot eenlg; be
grijp dat wel Men kan ham to -Parijs iq
iedurou winkel san gipsafgietsels koopeu."
(Wordt vervolgd).