Van de Prinses, die slechts
vlindertjes wilde eten.
maal hier. Ilk ga daar in den hoek op hem
zitten wachten. Tast goed toe, jongen. In
een hotel mag men alles opeten voor zijn
geld. Hat- heeft de kellner zelf gezegd/'
Toen de kellner het eerste gerecht neer
zette, nam Jan een portie voor twee per
sonen op zijn bord en zette zich dadelijk aan
het werk.
De kellner dacht bij zichzelf:
„Als die jongen dat alles op heeft, zal
zijn honger, dunkt mij, wel gestild zijn."
Maar tot zijn gfoote verwondering nam
de kleine gulzigaard van het volgende ge
recht eenselfde groote portie. C fa he-t ge
braden vleesoh werd duchtig aangesproken.
Van de vruchten en de kaas bleef niet veel
over, terwijl hij ook een glaasje wijn nu
en dan niet versmaad had. Met hetzelfde
onverstoorbare gezicht, .waarmee hij zijn
maaltijd begonnen was, legde hij zijn servet
neer en stond op. Vrouw Walem had met
een guitig gezichtje naar haar neefje en
den hotelhouder zitten kijken en stond nu
ook op, zij wenkte Jan haar te volgen en
legde een gulden en vijftig cents bij de cas-
sa neer.
„Neem mij niet kwalijk, juffrouw", zei
de hotelhouder, ,,het is driemaal zooveel en
dan verlies iik er nog op, want die jongen
heeft voor meer dan drie personen gegeten/?
Vrouw Walem zei echter:
„Jan zat aan de open tafel en heeft ge
geten zooveel als hem goed dacht en de prijs
is voor iedereen dezelfde. Dat hebt gij mij
zelf verleden week gezegd.
„Zeker, dat is ook zoo. Maar dan reke
nen wij niet op zoo'n reuzen-honger."
„Ik wist ook niet, dat deze radijsjes en
boter mij aoo duur te staan zouden komen.
Wij hebben elkaar dus niets te verwijten.
Goeden avond samen. Zie je, jongenlief, o-p
deze manier behartigt men zijn zaken. Ik
hoop, dat je nut zult trekken uit deze les."
„Zeker, tante, clat zal ik", riep Jan met
overtuiging uit. „En als u nu voortaan wilt
dat ik als een paard zal werken, moet u
mij maar altijd zoo laten eten."
Vrouw Walem vond op eens, dat haar
plannetje toch niet zoo heel uitstekend was
geweest.
Er was eens een mooi prinsesje, die al
tijd even. lief en vriendelijk was, als ze er
mooi uitzagvoor alles en met iedereen
had ze altijd even veel meedelijden: zag
zo bijvoorbeeld een worm of een slaik mid
den op het pad zitten, dan pakte ze die
op en zette het diertje in het gras. En
ieder en dag speelde ze hockey of tennis
met de andere prinsessen van het land en
allen, zonder uitzonderingen, hadden ze
dan evenveel plevier. Na het spel ging de
prinses weer terug naar het. koninklijk slot.
en had dan ergen honger, want dat spe
len in de ppen, lucht wekt den eetlust op!
Nu rpoet je echter niet dénken, dat het
prinsesje dan een paar flinke boterhammen
at of een stukje vleesab, of een bordje soep:
ze begeerde slechts krentenbollen met die
lekkere suiker er buiten op; van andere
dingen hield ze haast niet.
En op een goeden dag gaf de koningin
een tennisp^rtij, waarop heel het land bijna
genoodigA was£( Het prinsesje was als
altijd heel eenvoudig gekleed, ze droeg een
wit jurkje, zonder eenige versiering, maar
ze speeld© het best van alle genoodig-
den.
Tot de gasten beboorde ook een groote
fee, die heel graag tennis speelde en z' h
dan ook verbeeldde dat ze het mooi kende,
maar doordat ze zoo'n lange, japon droeg,
viel ze elk oogenblik over haar rok. Do
prinses kon niet helpen, dat zo er om
lachen moest, want het was ook. een aller
dwaast gezicht 1 Maar de fee werd daar heel
boos om en vroeg of het prinsesje tegen
haar spelen wilde. Die nam heel beleefd het
voorstel aan en had ze het al erg te kwaad
onder het spelen, ze beet zich dan maar
eens flink op de lip, zoodat ze gelukkig nog
geen enkelen keer gelachen had. Toch
merkte de fee, dat het prinsesje, was het
dan ook in stilte, zich vroolijk maakte over
haar en ten laatste werd ze daar zoo drif
tig om, dat ze net den racket de prinses
in het gezicht wilde gooien, toen ze op dat
moment struikelde. Het prinsesje werd dus
niet getroffen, maar toch werd er een slacht
offer gemaakt namelijk een prachtigen geel
en roode vlinder, die vlak aan de voetjes
der prinses neerviel. Nu had ons meisje on
middellijk alle lachlust verloren, knielde
neer in het gras en trachtte den vlinder
weer bij te brengen. En zóó boos was zij
toen op haar beurt op de fee, dat ze haar
uitschold voor een naar, wreed mensch, en
nog wat minder moois; en toen veranderde
de fee in eens van 1-ouding, glimlachte heel
vriendelijk, ofsdhoon ze inwendig kookte
van drift en sprak langzaam en plechtig:
Van dezen dag af o prinses, zult gij, die
toch zooveel van vlinders schijnt te houden,
ook niets meer eten dan van dit gevleügel-
teOp die manier zult gij wel afleeren, u
vroolijk te maken over mij, machtige fee,
die beslissen kan over het geluk van mensch
en dier.
Daarop liet de fee haar koots weer voor
komen en verdween, nadat zij eer&t de Ko
ningin, haar gastvrouw, vriendelijk be
dankt had voor de invitatie.
Alle gasten waren onder den indruk der
uitgesproken tooverformule en de aardig
heid van het feest was er af, zoodat in kor
ten tijd de tennisvelden verlaten waren en
ioder huiswaarts keerde, ten zeerste begaan
met het lot van het arme, mooie prinsesje.
En het was waar: het prinsesje kon niete
andere meer naar binnen krijgen dan vlin
ders. Ze probeerde met alles wat maar
zacht was: met kalfsvleescb, met kip, en met!
chocolade en met gestoofde vruchten; niets-
van dit alles, zelfs haar geliefkoosde fijne
krentenbroodjes kon ze nu niet meer naar
binnen krijgen.
Dadelijk zond de Koningin nu heel wat
personeel uit, om vlinders te gaan vangen,
want er moest een behoorlijke portie bij el-,
kaar aijn, om een klein bordje gestoofde
of gebakken of gekookte vlinderspijs van
te hebben. Nog smaakte het fijnste schotel-j
tje niets lekker en hef. printesje begon er
heel, héél slecht uit te zien. Geen enkelen
keer weerklonk nu ook meer haar
vroolijikcn lach en ae speelde geen
hockey meer, ze werd kleek en mager
en verdrietig en kwijnde weg zienderoogen.
Tot ze op een goeden dag het tennissen
der hofdames zat aan te kijken cn de ver
zuchting deed hooren: had ik nu maar niet
zoo gelachen, toen die fee telkens viel'over
haar langen rok.
En ziet.... onmiddellijk kwam daar weer
een rood met gele vlinder aangevlogen en
die sprak: „Gered zijt gij, o schoone prin
ses, door deze uiting van berouw. Van be
den af zult ge weer alle voedsel kunnen
gebruiken en weldra zult ge weer bloeiende
en vroolijk en verlicht over de velden kop
pelen.
Niemand dan prinsesje had de woorden
van den vlinder vernomen, maar 's middags
aan tafel verraste ze de heele hofhouding
door haar gewoon mee eten van alle spij-
zen 1
De Koningin ga-f nu een groot, groot
volksfeest, waarbij de prinses in persoon
met schalen krentenbol1 etj es en krenten-
koekjes en krententaartjes rond' ging en
zichzelve ook ruim bediende, nu nog eens
zooveel smullend van die lang ontbeerde
lekkernij 1
De tooverban was dus verbroken en
prinses Vlinder, gelijk ze nu voortaan 'heet-
En de rivier vas 200 diep en ik kon niet
tegen den kant op
„Was dat je man, die je in het water
good de, vrouwtje V' vroeg Vassia.
„Neen, niet mijn man..,, ofschoon die
precies hetzelfde zou hebben gedaan in
2ijn dronkenschap!... Maar 't was de vader
van mijn man. Toen die mij verliet, heb
ik verder het huis-houden gedaan bij mijn
schoonvader; maar ach, daar valt niet mee
te leven, er schijnt een vloek te rusten op
de heele familie Kapostin!"
„Do Kapostin's riep Samuel.... „sprak
je daar van de Kapostin's?"
„Ja; die zijn allen even bedorven leuge
naars. dronkaards en van allerlei ondeug
den oezitten ze, die daar mee gepaard
gaan!.... Maar waarom vraag je dat zoo
kind?"
„Waarom?... wel, omdat mijn oom een
Kapostin is," antwoordde Samuel: ,.en
mijn moedep was zijn zuster,... óf, neen,
zijn halfzuster."
„Heet je oerm Abraham?"....
„Ja, hoe weet U dat?"
„Dat is gemakkelijk genoeg! Abraham
heette de man die mij verliet, nu jaren ge
leden."
„En niemand van ons wist ooit, dat hij
getrouwd was
„Neen?...... Ja hij kan goed een geheim
bewaren als hij dat noodig acht, de Leuge
naar 1"
HOOFDSTUK VIII.
Samuel's ontmoeting met
z ij n tante.
Juist op dat oogenblik kwam Kostia in
de kajuit.
..Ka&sia", zei hij „ga Sasha eens hel
pen! Ik wou eens even spreken met onze
drenkeling," voegde hij er met een glimlach
aan toe.
„Ik kom eens overleggen met U, goede
vrouw," sprak hij, toen zijn jongeren broer
de kajuit verlaten had, wat wij verder me»
U doen moeten? We zijn hier allemaal met
mannen aan boord en voor een vrouw heb
ben wij eigenlij1- geen plaats; zoodat we
U dan ook niet ver kunnen meenemen.
Zout U hier misschien ook al liever »an
land gaan?"
„Ik heb juist al zoo'n beetje van mijn
wedervaren 2itten vertellen aan dien jongen
en aan dien jongen man die U Kassia
noemt," antwoordde de vrouw. „Ik ver
telde daar net zooeven, dat ik in het wa
ter gegooid was door mijn dronken schoon
vader, voor wien ik het huishouden de«d
en die mij op die manier beloonde voor
mijn hard werken. En die jongen vertelt
mij nu, dat mijn man Abraham Kapostin
zijn oom is, van moeders zijde."
„Ja, dat is ook zooDat wist ik al lang",
antwoordde Kostia. „Wat een vreemden
loop van zaken tcoh, dat jij nu juist zijn
vrouw moest zijn! We dachten allen, dat
hij nooit getrouwd was. Maar vertel me nu
allereerst eens, wat we wel voor je kunnen
doen, vrouwtje; want nu gaan we ai ver
der en verder van je huis af. Is het je be
doeling dan niet, terug te gaan naar je
schoonvader
„Neen en nog eens neen! Ik denk er niet
aan," antwoordde de vrouw.
„Maar heb je dan vrienden of kennissen
in de buurt?"
„In de stad. waar we nu aankomen, heb
ik wel bekenden, waar ik zou kunnen aan
gaan; en bovendien kan ik er misschien
werk vinden
Kostia dacht een oogenblik na, toen,
sprak hij:
„De volgende stad is: Krasnoi-Pull;.
daar komen we om ongeveer negen uur vaij,
avond aan."
„Hè, ik heb nog nooit van te voren een
tante gehad", zei Samuel, „en nu zou ik
wel willen, dat fa haar wat langer bij mij
houden kon!"
„Je kunt har.r weerzien, Samuel, op je
terugreis. De paketbooten stoppen op alle
mogelijke plaatsen, waar ze l^ngs komvn,
en we zullen je tante dus wel weten uit te
vinden, als zij je het adres geeft van haan
kennissen."
„En uw naam dan, tante, hoe is die?"
vroeg Samuel.
„Ik heet: Olga;.... Olga Kapostin en
mijn kennissen, zijn de Kierayoffa, in de
Bekkerstraat 10.
(Wordt vervolgd).