Hoe ea w:\arcm Fietje op reis gins. „Ja. dat begrijp ik nu wel; maar dat neemt niet weg, dat je vader er vreeselijk door geschokt was en hij •beelemaai geen lust meer voelde, om naar Engeland terug te gaan! Arme man; hij was zoo bedroefd!... En vertel jij me nu eens iets, hoe heb je je er door geslagen den tijd dat je hier waart1? Deed je vader je niet bij een schoenmaker in de leer?*' „jawel, bij Bright; maar daar heb ik niet veel geleerd, want die was de helft van den tijd dronken en dan sloeg hij mij en zijn. vrouw, zoodat ids ten laatste daar dan ook maar Wegtrok en ais schoenpoetser dienst deed, zooals u mij hier nu ziet!" „En 'b nachts? waar bleef je dan?" „Och, meestal onder eon brug; en een enkelen (keer als het heel erg koud was wei eens in den „mierenhoop"; dat is een arm zalig logementje, moet U weten; maar meestal beviel ihet mij in de frissche lucht dan ook beter's Morgens moest ik alweer vroeg maken, dat ik. wegkwam, want anders zou de politie mij te pakken krijgen wegens landlooperij, ïk kocht dan ergens een oud broodje en een warm glas melk en begon dan maar weer den dag met schoenpoetsen., maar hoera! Nu zal er gauw een eind zijn aan dat levert,*' „jawel; maar hoe (kan je mij nu volgen?" stelde ik hem nogmaals op de pröef, „Heb je dan reisgeld?" ,,Ja, ik heb wel een spaarpotje gemaakt, ifiet U," en Jack trok een vuil beursje uit en begon te tellen. Nu, gelijk te begrijpen is, bracht hij het niet ver, maar de rest leg de ik er wel bij even r! zijn uitrusting. En toen die dankbaarheid van vader en zoon bij het weerzien in Kopenhagen 1I I Ik had Jadk's vader geschreven, dat hij mij van de boot zou komen halen, en had heele- maal niet gesprokén Van eenig reisgezel schap zoodat dit onverwachte weerzien met recht roerend was. Uit Jack was er ook geen schoenpoetser meer te herkennenhet was een net jonge- heertje geworden en dien avönd brachten Wij gezamenlijk door en nooit heb ik mij zoo gelukkig gevoeld Nu leert jack op de machinistenschiool en belooft eens een knap monteur te wór den, die zijn weg wel vinden zal door het levenAls ik kan, geef ik hem ook een plaats op mijn fabriek en als hij dan door zijn examen komt, mag hij nog eens een uitstapje maken naar Engeland om de stad eens weer te zien waar hij als schoenpoetser begon. De trein hield stil aan het station te X. maar het zou een halfuur duren eer hij zich V-eer in beweging zou zetten. Het was een warme zomerdag, net op het middaguur, en geen mensch was er nage noeg te zien op het heete perron. Daar gaat de deur van een der wachtka mers-open en een klein meisje, enkel met een pakje onder den arm, schiet zoo gauw als haar korte, dikke beentjes het haar toe laten, de zaal uit en den trein in. Het is Fietje, het vijfjarig dochtertje van den stationschef. Haar moeder is twee dagen geleden naar A, vertrokken, om daar een zieke vriendin-te,bezoeken en verder eem- gen tijd op te passen. Den eersten dkg had Fietje haar moeder nog niet 3ü&-45\|£gemi&t. Maar den volgen den ochtend vroeg begon het al reeds: Fietjè's krullen moesten ontward worden, v en moederleed dat altijd met het grootste geduld, maar nu zou Clara, het meisje, haar helpen. I)ie ging echter veel ruwer te werk, en Fiétje schreeuwde moord en brand, zopdat'Clara de kameniersdiensten ten laatste'moe werd en wegliep 1 Daar stond Fietje nu alleen, met liet weerbarstjgp'haar nog niet half uitgekamd, en zonder lint er'in. Dat ging toch niet! Weet je wat? ze zou maar korte metten maken en het regelrecht afknippen I Met een ras besluit had Fie al reeds de grooté schaar van moeder in handen, toen vader opeens har kamertje intrad, en nog net die roekelooze daad kon verhoeden. Zelf ging hij toen het haar uitkammen, en zóó-geduldig en voorzichtig, dat moeder liet hem niet verbeterd zou hebben. Maar 's middags was Fietje gevallen in den tum, en had zich heel erg bezeerd, maar geen moeder was er toen om haar meisje te troosten en de pijnlijke plekken af te kus sen. Toen had Fietje dan. maar besloten, zelve moeder te gaan halen, dat zou voor vader meteen een verrassing zijn, en stil wa9 ze dus in een coupé tweede klasse gekropen, had het gcyrdijntje dicht getrokken en ge lukkig het heele rijk voor zich alleen be houden, waarna de trein dus op den be paalden tijd afreed. De conducteur, die kaartjes kwam knip pen kende ons klein meisje heel goed en was niet weinig verwonderd, haar hier def tig als reizigster te vinden. Zij was zeker bij ongeluk blijven zitten, dacht hij, zooals ze wel eens meer deed, als er een trein óp het perron stond. Maar neenZe wilde moeder gaan halen. „Maar je moeder komt vandaag thuis, klem ding," sprak de conducteur, „vader heeft het me zelf verteld, maar hij wil liet jouw nog niet zeggen, omdat het een ver rassing moest wezen Neen maar 1 Dat was toch wat al te erg, voor liet kleine moedige ding De tranen biggelden haar langs de wangen, maar de goedige conducteur troostte haar en sprak bemoedigend „Hoor eens Fietje, wees maar niet bang: alles zal nog best terecht komen, op het volgend station zal ik je er uit halen, daar zal ik dan telegrafeeren naar jé vader, en die kan je dan op de fiets komen halen 1" Nu, dit gebeurde ook zoo, maar je be grijpt, dat vader al heel wat angst had uit gestaan,. eer hij zijn dochtertje weer goed en wel thuis had. Moeder nam zich voor, nooit meer op reis te gaan, zoolang Fietje nog 2ulke dwaze plannetjes smeedde. Fietje zelf, had nog al zoo verklaard, dat ze nu toch groot genoeg was, maar och heden, als je pas vijf jaar bent, wat heb je dan moeders zor gen en moeders hulp nog noodigl De koning van Spanje en de messenfabrikant. Philippus II, koning van Spanje, bevond zich op zekeren dag geheel alleen in een galerij van zijn paleis, toen er iemand op hem afschoot^ die hem wel zeer beleefd, maar toch natuurlijk zonder eenig flauw vermoeden tot wien hij de \raag richtte, Verzocht, of hij hem eenige inlichtingen wilde verstrekken betreffende de schilde rijen en andere artistieke schatten, die de galerijen versierden, „Met genoegen", antwoordde de koniDg vriendelijk in zijn vuistje lachend, om dit strenge incognito 1 De vreemdeling genoot zeer van den de- gelijken uitleg en had zoo langzamerhand al een aardig eindje het paleis doorge wandeld, toen de vreemdeling zijn hooge tevredenheid betuigde over al het genot-ene en zijn gids een kaartje overhandigde, waarop zijn adres stond: hij bleek messen maker te zijn te Segoria op het marktplein en heette Meester Pedro Pacheco. Hij voeg de er nog de gulle uitnoodiging bij: „Als u ooit eens op die hoogte komt, mijnheer de gids? loopt u dan eens even aan bij mij: dan kunt n mijn wijn eens proeven, die u wel smaken jzall" „Welnu, ditzelfde denk ik van den mij nen te kunnen zeggen: maar komt u zich dan ook maar eens dadelijk overtuigen, want ik ben koning Philippus II in eigen persoon I" in den ochtend werd het vlot vastgemeerd aan de werf te Krosnoï-Pablok. Hier ging Ivan nu met Samuel naar een dokter, die de wonden nauwkeurig bekeek en er met zoo heel licht over scheen te den ken. In ieder geval moesten hand en arm .lederen dag zorgvuldig gewasschen en ver- bonden worden, en dan toch nog, had de schipper zeer veel kans, hard ziek te wor den Dit vooruitzicht was dus al weinig be moedigend voor een man, die vooruit wil, en we] wat teleurgesteld sprak de schipper dan ook: „Maar dokter, u kunt toch met van mij verlangen, dat ik mijn pas begonnen reis onderbreek? Ik ben belast met de leiding der „Zwaan", en mijn zoons heb ik bij mij en die zijn ook gewillig genoeg, maar na tuurlijk zijn dat nog onervaren jongens, die toch niet alleen de zorg op zich kunnen nemen voor het vlotBovendien ben ik ver antwoordelijk voor dezen jongen, die mij toevertrouwd werd, en ik kan toch mijn plichten zoo maar niet verzaken?" „Maar, is dat dan je plichten verzaken," rroeg de verstandige dokter, „tegen ziekte kan immers niemand, en wie zegt, of het niet honderdmaal meer je.plicht is, te zor gen dat je hier blijft en eerst beter wordt, ser je je misschien een gevaarlijke ziekte op den hals h^ialt, waardoor je dan voor goed zou weg zijn van degenen, die je van dienst bent."- „U hebt gelijk, dokter!" sprak Ivan ins nig overtuigd, dat de dokter verre boven hem stond in verstandAlleen wou hij zich nog even verantwoorden tegenover den dokter, dat hij niet onmiddellijk had toe gegeven, want makkelijk was zijn geval dan ook niet, de zaken stonden n.l. zóó, dat hij natuurlijk wel blijven kon, op de plaats van oponthoud, als dat niet anders kon, maar de „Zwaan" moest in ieder geval door gaan. „Nu, zie dan hoe je dat het best schikt, schipper; je weet nu, waar het op staat," eindigde de dokter. „Luister een9, Ivan," zei Samuel nu zachtjes, als ik nu ook meega met het vlot, dan helpt dat toch in ieder geval weer iets Bovendien is Kostia ferm en sterk genoeg, om eenigen tijd de plaats van schipper in te nemen. Blijf nu eerst hier je herstel af wachten en haal dan naderhand, per trein, de „Zwaan" weer in." Ivan dacht een paar minuten kalm na. Toen sprak hij: „Ja Sam, je hebt gelijk! Dat is verreweg de beste manier van doenen zoo zij het dan ook 1" Nu zou de „Zwaan" eerst laat in den na middag vertrekken, en nu liep Samuel de stad nog even Tond, want er was daar ge noeg te kijk voor heml Net was hij verdiept in de aanschouwing van een élégant paar, dat stil hield voor een juwelierswinkel, in een mooi eigen r.'.'tuig je. „Kom mee Helena, dan zullen we in ieder geval trachten je verliezen weer zoo goed mogelijk aan te vullen,*' sprak de jonge man, die uit het rijtuig stapte. Het schijnt wel, dat die bandieten het voorname lijk op jouw kleinooden schenen voorzien te hebben! Ik geloof niet, dat ik ooit nog zoo ongelukkig ben geweest op een rijtoer!" „Ja, één ding was er bij, dat ik zal blij ven missen. Dien mooien ring dien je nuj gaf op onzen huwelijksdag. O, dat ia over verschrikkelijk! Daar moet ik dan ook maar nooit meer aan denkenDit was het antwoord der dame, en reeds waren zij op het punt den winkel binnen te gaan, toen ze zich oven voelde aanstooten, en een ernstige jongensstem sprak; „Dat schijnt een beschikking van het lot zoo te zijn, mevrouw I Stond er niet in den ring gegraveerd: Yevgen aan Helena „Ja, ja!... Maar kind, wie ben je en hoe weet je dat?" Toen verstrekte Samuel de noodige in lichtingen; d. w. z. wat hij er van wist en in wiens bezit de ring op het oogenbiik was, waarom hij dus ook Malvey's adres opgaf, en allen het er over eens waren, dat deze ontmoeting met recht een beschikking van het lot moest zijn. <Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 13