-ZONDAGSBLAD* lEIDSCh DAGBIAD •v VAN HET r No. 15820. 16 September. jk. J MilO 1911. J&l ^ofcsirl Ti: Ï?T Ti; Yi7\»7ÏTÏ til M S5Iv2 I i «»>SI»« il *i i <ljm i> jli til ill ijSlIlüSsiS ill ft étftftftftftftftftft***** Ill Zm IDEAAL. S!V •- Ik was reeds dertig jaren en had nog nooit een huwelijksaanzoek gedaan Daardoor vierde ik mijn verjaardag niet met een minnende eega, maar in onzen kunstkring „Lueina". Deze telde onder zijn leden slechts twee gehuwde mannen, die tot ons aller groote vreugd steeds vóór mid dernacht wegslopen. Tooh kon ik op den langen duur geen behagen meer vinden in dit vrijgezellen- leven. Als de vroolijke zonnestralen door de hooge vensters van mijn atelier binnen- huppelden en al dat meer of minder kost bare rommeltje, dat ik zoo in den loop van het jaar aan de muren had opgehangen, op eigenaardige wijze en soms met veel ef fect deden uitkomen, dan bekroop mij me nigmaal de gedachte: Het zou tooh niet onaardig zijn, wanneer een liev© vrouwen hand a'e hand van mijn eigen vrouw te midden van al dat brocaat,. die pronk stukken, die oude tapijten, wapenen, zijden gewaden en draperieën, zoo nu en dan eens wat in orde brachtDat zou ongetwijfeld een heel nieuwe stemming in mijn atelier brengen 1 Kort na mijn verjaardag besloot ik mij de weelde van een zomeruitstapje te ver oorloven. Ik had twee nieuwe schilderijen zeer goed verkocht, schafte mij een rondreiabiljet aan en begon mijn koffers in te pakken. Hier en daar zou ik namelijk wel bij ken nissen en vrienden aanlanden. Op het programma der bezoeken, welke ik mij voorgenomen had, stond onder ande ren ook mijn vriend dr. Felix Moll, die er gens in Thuringen was weggekropen en een jaar geleden gehuwd was. Hij had mij geschreven, dat hij den hemel op aarde en een' engel tot vrouw had'. Dit voorbeelde loos huwelijk wilde ik wel eens van nader bij beschouwen. Het allereerste traject in den trein aou niet bijzonder lang duren, maar de onver mijdelijke verveling, gepaard aan de uit sluitende tegenwoordigheid van een boven mate zenuwachtige bejaarde d'ame, deed mij met het hoogste ongeduld verlangen naar het eindstation en het oogenblik, waarop ik de gezellige gastvrijheid zou genieten van mijn ouden studie makker. Nog een paar uren slechts 1 Maar zie, op het oogenblik, dat ik den wagon weder binnenstap, na even op bet eenzame perron op en neer gewandeld en mij wat reislectuur aangeschaft te hebben, bemerk ik, dat bet oude perkamenten dametje plaats gemaakt heeft voor den bloeienden rozeknop eener meisjesgestalte! Hoe verheugd ik was! En boe mooi zij wasEen prachtexemplaartjeZij was juist bezig haar bagage te rangschikken, boven in bet rek een reiskoffertj e, naast haar twee handtaschjes en plaid, drie hoedendoozen} in den boek bij het portier «en parasol en te midden van dat alles rondslingerend een zakdoek, een paar oude tramkaartjes, een odeur flaconnetje, een portemonnaie, een voile, handschoenen, en- zoovoort, enzoovoort. Een ware verhuizing Maarmooi dat zij waal Overvloedige, bruine lokken, die in twee zware vlechten om haar hoofd gerold waren; twee vroolijke, schalksche oogen, een gelaatskleur, die op het oogenblik moeilijk te bepalen was; een kuiltje in de kin en in de wangen Mijn sohoone reisgezellin had tegenover mij plaats genomen. Aanstonds knoopte ik een gesprek aan en het gekeuvel werd' al leraangenaamst. Ik gaf haar mijn naam kaartje. „Ach, mijnheer Frits Rohrbach 1" glim lachte zij. „Ik heb reeds heel wat waardee- rends over uw schilderstukken gelezen En daarbij reikte zij mij, na haar hand schoenen te hebben uitgetrokken, haar sier lijk handje, dat ik haastig, maar onge dwongen wilde kussen. Zij echter trok het snel terug en bloosde tot over de ooren, waardoor haar gelaat een ongewone be koorlijkheid aannam. Ik wilde haar naar het doel van haar reis vragen, maar kon et maar niet toe komen. Ik zou mij te ongelukkig hebben gevoeld', als zij mij een der eerstvolgende stations genoemd had. Ik gaf er verreweg de voor keur aan mij te verschalken met de illusie, dat deze rit op zulk een schoonen, helderen, zonnigen dag met haar tot in het oneindige voortduurde. Vriend Felix was natuurlijk aanstonds vergeten. Ik besjoot zelfs mijn nestje voor bij- te vliegen, als mijn reisgezellin mij niet eer ontsnajitp, ijk was plotseling verliefd tot over dejoorep! Dat waren nu dat allerliefste gezichtje, die teederehand, die nadenkende en toch zoo levenslustige oogen, die zoete, melo dieuze stem en die kinderlijke, zilverhelde- re lach, welke ik mij zoo dikwijls gedroomd had, geheel de inhoud mijns levens! En dat alles zat daar nu tegenover mij 1 Ik behoefde er slechts de hand naar uit te steken. Ten minste, als.,.. Wat zou zij van mij denken, als ik nu eens plotseling met mijn huwelijksaanzoek voor den dag kwam? Met mijn eerste aan zoek? „U moet zeker nog ver reizen?" vroeg zij mij, na haar med'edeeling, dat zij een be zoek bij haar familie gebracht had. „Wat is vandaag het doel van uw reis?" „Ik heb, eigenlijk gezegd, heelemaal geen doel!" antwoordde ik. „Als men zich in zulk bekoorlijk gezelschap bevindt, treedt ieder ander doel op den achtergrond' tegen over dat eene, om namelijk zoolang moge lijk dit genot te smaken Zij begon opnieuw te blozen. „Maar u zult tooh wel eenig doel hebben? Waarom gaat u anders up reis?'' „Ik wilde vandaag een mijner oude vrien den bezoeken, of juister gezegd de nieuws gierigheid drijft mij naar zijn vrouw, de vrouw van mijn vriend Feliy MoH." „Zijn vrouw? Wat u zegtl Dat is nogal van belang r* „O, denkt u toch het ergste maax niet, juffrouw i Ik ken haar niet eens, m&a-f mijn vriend schreef mij^ dat hij zoo onuit» aprekelijk gelukkig is m zijn huwelijk, en dat wil ik wel eens van naderbij beschou wen, omdat ik zelf nog ongehuwd ben. Ik kan het echter moeilijk gelooven „Gelooft u dat niet?" vroeg zij op le- vendigen toon. „Mijn vriend Felix was altijd met wei nig tevreden. Zijn vrouw moet van het la-nf! zijn, daar ergens van Buxtehude; in ieder geval van bekrompen opvoeding l" „Dan zal u haar toch wel eenigszina ken aen?" vervolgde zij. „Volstrekt nietl Maar ik heb mij van de ze model-echtgenoote een juist denkbeeld gevormd. Zij zal wel tamelijk rond en vol gebouwd zijn. Kookt goed, schermt weke lijks met bezem en borstel; gezonde, volle wangen met zoo'n zweempje van rose er ~deor-j*-blauwe oogen; allerliefst in den om gang; waarschijnlijk een jaar op een pen-! sionnaat geweest, en overigens, een eigen aardigs keukenlucht bij haai*, een ouderwet., sche kleederdracht, een baby schortje, voor „U heeft inderdaad een levendige fanta sie! Gelooft u dan, dat alle meisjes, die van het lapd komen, bekrompen zijn?" „Dat wil ik volstrekt niet beweren!" Wie weet, was zij er ook wel een! „Maar ziet u, juffrouw, wij, kunstenaars, hebben heel andere idealen 1" „En mag ik u naar die idealen vragen?" vroeg zij. Nu moest ik zeker de kans wagen; dat was immers het juiste punt van aanknoo. ping. Zij was immers mijn ideaal! „Lieve juffrouw," begon ik een weinig treurig, „zooals soms plotseling een mach* tige lichtstraal van achter de wolken te voorschijn schiet, zoo gaat het ook dikwijls met de idealen onzer liefde. Opeens ont moet men een meisje, dat met één slag; ons hart gevangen neemt. Ook jfc ben va^ éen kunstenaarsnatuur, lieve juffrouw, eq zal dus wel niet langs den gewonen weg mijn geluk moeten vinden. Ik heb nogj nooit een huwelijksaanzoek gedaan. Ditl is dus het eerste. Denkt u over mij, zooali u wilt, maar wees er van overtuigd, dat hen mij ernst, heilige ernst is! Het is misschieii| drsvaas van mij, wie weet! U zijt het en- geen andere, met wie ik onuitsprekelijk ge^ lukflrig zal kunnen worden! Mag ik te!g minste hopen, dat deze ontmoeting nie^ de laatste zal zijn?" HèhèHet was uit, dat eerste aan» zoek Zij liet mij rustig uitpraten en sloeg verward haar oogen neer. Zij was dus niet verontwaardigd opgei sprongen, had niet aan den noodrem getroki ken 1 En ik wilde nnj voor haar op de knieëy werpen I „In vredesnaam, sta op, mijnbeerI" lik had niet bemerkt, dat de trein lang zaam een station binnenatoomde. Zij greef naar haar koffertje^

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 15