VOOR DE JEUGD
t lEIDSCH DAGB1AD
Woensdag: 13 September.
Een sonvenir, dat zeker bedachtzaamheid
schonk aan een jong mcnsehenleren.
De zoon van den veerman.
4 I I t ,4 4 4 4 4 -
In de vacantia gingen Jan en Nellie na
tuurlijk dikwijls de duinen in* maar ze
mochten nooit alleen gaan en in het eerst
was vader nog al eens van de partij ge
weest. Maar nu waren beide ouders nog
een dag of veertien uit de stad: heelemaal
naar het frissohe Noorwegen, dus niet zoo
heel dicht bij huisEn tante Dora zou zoo
lang bij hen logeeren. Ons tweetal vond'
die schikking uitstekend, want tante Dora
was hun lievelingstante; ze was jong en
vroolijk, wist altijd van allerlei spelletjes
te bedenken en verhaaltjes te vertellen: in
een woord geen van de tantes zou het dan
de kinderen zoo naar den zin kunnen ma
ken als tante Dora Tegelijkertijd was ze
behoorlijk streng; als zé iets zei, dan moest
hét ook gebeuren.
Nu waren ze weer eens .op een ochtend in
de duinen en Jan had een hagedisje ge-
YAngen, een alleraardigst, vlug mooi beest
je. Hij zou het mee naar huis nemen, maar
daar wilde tante niets van weten: vooreerst
zou het een vreeselijke kwelling zijn voor
het beestje zelf* maar niet minder voor
Nellie, want die vond het zoo griezelig, o!at
ze het telkens uitgilde van den schrik als
Jan haar wat al te dicht naderde met het
vlugge kruipertje. Broer scheen er nu ech
ter al bijzonder zijn zinnen op gezet te heb
ben en het kostte hem veel bij het verlaten
der duinen ook het mooie, bonte hagedis
je daar achter te laten. Hij had het neerge
zet op een stukje duingrond, dat hij mee
wou nemen in zijn botaniseertrommel en
had het zoo in de ruime goudvisschenkom
willen zetten, die toch niet meer dienst
deed, daar de goudvischjes dood waren.
Nu deed het tante wel leed* dat ze Jan
zoo moest teleurstellen, maar toch stond
ze er op, dat het beestje zijn vrijheid had.
Onderweg zag tante in een winkel net
een opgezet hagedisje, zoo natuurlijk
van kleur en vorm*, dat het haar met recht
trofZe zei echter niet, wat ze daar binnen
zag en de kinderen schenen wat moe, zoo
dat ze niet zoo goed meer opletten en tan-
te ongemerkt even den winkel binnenstapte
en het souvenirtje daar kocht.
Jan was nog steeds onder den indruk
der teleurstelling; tenminste hij ging on-
middelijk naar zijn eigen kamertje om zich
wat op te knappen voor het eten, want
tante was met de kinder zoo lang ,,en
pension" en ook zdjzelve en Nellie volgden
dit voorbeeld. Nellie zat nog wat bij tante
op de kamer toen tante Dora nog even bij
Jan binnenging en hem verraste met het
opgezette hagedischje.
Eerst dacht Jan, dat het toch de echte
was, die tante stilletjes had meegevoerd;
maar toen hij hét beestje aanraakte, merk
te hij dat het niet zoo was en weg was toen
ook zijn vreugde I Niet hëel beleefd dus,
bedankte hij tante niet eensA maar zei wel
op half boozen toon:
„Hoe zou U het vinden tante, als U eens
nagemaakte aardbeien kreeg? dan zou U,
toch ook niet zoo'n vriendelijk gezicht zet
ten."
En daarmee stopte hij ,,het prul" in zijn
lade en ging naar beneden.
Nellie had van dit heele geval niets ge
merkt want zij was zeker erg moe en had
stilletjes bij tante op de kamer met haar
pop in de armen gezeten. Het was anders
zóó ingericht, dat de kinderen op één ka
mer sliepen en tante op de balkonkamer.
Toen ze naar bed gingen, was Jan weer
veel vroolijker; dat komt, hij had een leuk
vlannetje bedacht: hij zou met 't hagedisje
nog een aardigheid hebben, wacht maar I
Den volgenden echtend, klokke zes, wreef
hij zich met geweld de oogen uit stond
doodstil op en ging eens bij zijn zusje kijken
die heerlijk lau te slapen er allerliefst
uitzag. Daar lette Jan echter minder op
want het was hem meer te doen om zijn
plan uit te voerén. Geruischloos trok hij
dus de lade open van de kast, waar de
kinderen zoolang hun schatten in bewaar
den, haalde het hagedisje te voorschijn en
prikte het bij zijn zusje op het dekl
Toon kroop hij weer even stil in bed en
had een pret voor zes. Toch sliep hij weer
in^ maar werd om zeven uur gewekt dóór
een waar angstgeschreeuw. Onmiddellijk
kwam tante Dora nu ook naderbij gevlogen
en Nellie lag toen te slaan en te trappen
van angst! Geen wonder, dat tante heel
boos op Jan was èh het allesbehalve aardig
vond, dat hij zijn zusje zoo had doen schrik
ken. In den loop van den dag werd Nellie
ziek en het liet zich niet eens zoo heel
goedaardig aanzienDe dokter werd ge
haald,, en deze sprak d'an ook van oorontste
king en dp armekleine Nel had hard' de
koorts.
Je begrijpt, hoe Jan zich onder al die
bedrijven voelde. Hij was maar bang dat
het zijn schuld was, dat zijn zusje zoo ziek
was, ofschoon oorontsteking natuurlijk iets
is, dat hoogstwaarschijnlijk door kou vat
ten was gekomen en dat Nellie ook al
lang onder de leden had, want ze was
toch de laatste dagen al wat hangerig. V.Tel
zal haar die schrik geen goed hebben ge
daan.
Tante zat er ook erg mee, want zij had
de verantwoordelijkheid voor de kinderen,
en de ouxfers waren heelemaal in Noorwe
gen op een voetreis gedeeltelijk^ zoodat zo
op het oogenblik niet eens goed zou kun
nen zeggen waar zé waren.
„Vandaag, of liever van nacht zou de cri
sis zijn, had de dokter gezegd en Jan had
rust noch duur in zijn bed'. Eindelijk om
halfdrie nog, ging hij aaar tante toe en
zei:
„Tante, waar hebt U die hagedis ge
laten
„Weggelegd jongen; ik vond het nu niets
geen aardig souvenir meer."
„Mag ik ze weer hebben, tante?"
„Waarom vent, wat wou je er dan mee
doen ?"-
„Ik wou 'm zorgvuldig bewaren, want
het zal me zéker goed doen, als ik zo af
toe eens in handen krjjg.1'
Tante vond het heel aardig van Jan, dat
zijn valsche schaamte hem tenminste niet
weerhield dit te vragen en zij gaf hem de
hagedis met een traan in het oog.
„Ja, hé vent, die zal je bedachtzaamheid
leeren," sprak tante nog.,
Nu, Nellie was gelukkig weer hersteld en
toen ze weer op krachten kwam, was er
geen broertje zeker aardiger dan broer Jan
in het bedenken van allerlei vertelsels en
raadsels waarmee ze zich in bed toch nog
wat kon bezig houden.En dat voor een jon
gen die een en al leven en beweeglijkheid
was 1 Nellie had hem wel honderdmaal moe
ten verzekeren, dat ze heusch weer heele
maal goed op hem was en dat ze eigenlijk
niet eens zoo erg geschrikt was, maar dat
ze alleen maar zoo gilde toen, omdat ze
zoo'n .érge oorpijn hadll
Nu, in ieder geval, dit souvernirtje zal
on6 jongmensch zeker voor zijn leven lang
bedachtzaamheid geleerd hebben en hem
zeker in het vervolg nog wel eens een paar
keer doen overleggen, eer hij tot zoo'n zoo-
genaamde guitenstreek overging. Want
verbeeldt je, dat het nu eens anders afge-
loopen was met Nellie, dan had hij altijd,,
dat verwijt met zich blijven omdragen, da,t.
hij misschien o zooveel de oorzaak was van
zijn zusje's doodl
Herinner je je nog wel laatst, dat ver*
haal van dien armen many die zoo ver*
éohrikt was van dien maskaradebeer
Dus: bedenk jullie je nog altijd nog eens
eer je dé een of andere geestigheid uit
haalt, want o dit kan dikwijls zoo droevig
afloop en.
Cratapel, meester Honoré Cratapel, do
oude apotheker van Hauterive in Gascogne,
stond met aandacht een geneesmiddel klaar
te maken, dat, zooals hij ten minste be
loofd had, de duldelooze pijnen, die de heer
wethouder leed, zou verzachten.
„Ik geloof heusch," zei meester Cratapel
in zichzelf, „dat de geachte heer wethouder
meer in zijn verbeelding dan in werkelijk
heid ziek is en dat mijn geneesmiddelen
niet veel zullen helpen. Maar hij is een
klant, die contant betaalt, en dat is ook
wat waard."
Ge moet weten, dat meester Cratapel be
halve de beste ook de gierigste apotheker
in geheel Gascogne was.
Terwijl hij druk bezig was, wérd de deur
van den winkel plotseling opengeworpen ©n
kwam er een man binnen.
„Wat wilt ge, vriend?" vroeg de apothe
ker.
„Ik ben de veerman van Hauterive aan
de Garonne. Mijn zoon Tiennet is ziek: hij
klaagt over een droge keel, zijn vooboofd
is gloeiend heet, zijn oogen staan hol. Ik