FEUILLETON.
De hond van Sherlock Holmes.
Het sprookje vaa den watergeest.
eens had durven meenemen, uit vrees, dat
dit te druk zou zijn voor de oude vrouw.
Nu wisten ze wel, dat „Liefste" woonde
in de Voorstraat en dat iedereen je on
middellijk haar huis wist te wijzen, als je
maar even vroeg, waar Mevrouw Wallman
woonde.
Broer, zeulende met Willy in het mand
je en Elly met haar pop en haar doos sol
daatjes klampte dan ook den eersten den
besten brievenbesteller aan en vroeg hem
uitermate vriendelijk
„Mijnheer, Ikunt U ons ook zeggen,
waar het huis is van „Liefste" O neen
van Mevrouw Wallman bedoel ik."
Welzeker jongejuffrouwkom maar mee
ik moet daar juist een brief afgeven en een
heelen dikken ook Uit Indië Kijk maar 1"
„Ha, dat was een dubbele vreugde."
„Zeker van Pa," juichte het tweetaL
Op een drafje hielden de kinderen de
groote stappen van den brievenbesteller bij
en na het luiden aan de bel, gunden ze
zich haast den tijd niet, om eenige veront
schuldiging aan te bieden bij Grootma,
.voor hun onverwachte komst I
Die,was echter in de wolken; en tante
Lize ookZe knuffelde en pakte de klein
kinderen, dat het zoo een aard had maar
wel verwonderden er zich beide dames een
beetje over, hoe Broer en Elly zoo onge
merkt hadden kunnen ontsnappen: er
waren toch twee meiden en de tuinman en
in de eerste plaats Juf om op hen te let
ten? Broer sprong echter heel ridderlijk
in de bres voor die allen en zei, dat Juf
naar huis was met vacantie en dat zij het
er ook niet precies op aan gelegd hadden
om duidelijk gteziefl te worden door de
omgeving. „Liefste" zei verder niets meer,
maar in stilte tobde ze er toch wel over,
dat het toezicht toch zoo gering bleek. Nu
werd er echter niet Verder over gesprokén
en ö'e kinderen keken overal rond en had
den nog nooit zooveel aardige snuisterijen
bij elkaar gezien. Van alles wilden ze we
ten; waar of Oma het vandaan had, of va
der daar ook nog mee gespeeld had en of
tante Lize het 's morgens niet druk had
met stof afnemen.
En wat was nu het eind van dat alles?
Dat Broer en Elly althans den tijd, dat
de juf nog niet terug was, bij Oma zouden
logeeren, het kon ook heel best, want de
kinderen zouden zich wel wat kalm hou
den en de oude dame voelde zich werkelijk
den laatsten tijd nog al heel goed.
Ja, dat waren nu met recht de Heuvelen
der Belofte, en Papa had dien naam alreeds
als kleine jongen zoo verzonnen. I'k weet
niet wie er wel 7t meest genoot: óf „lief
ste" van haar kleinkinderen óf de kleinkin
deren van hun grootmoeder en tante. Zeker
20)
HOOFDSTUK X.
Punch7 Triomf.
Na hun inhechtenisneming was er geen
woord te krijgen uit Tommy Sharp en Bi-
ribi. Was La Couleuvre nu ook gesnapt,
dan had die met zijn gewone rederijkheid
zeker niet den mond kunnen houden, maar
La Couleuvre was veilig en wel ontvlucht
op uiterst gevaarlijke en avonturierlijke
wijzehij had eerst in het duister een
wandeling over de daken gemaakt, totdat
hij zich eindelijk zoo 'lang verstopt had in
een ruimte tusschen twee groote schoor
steenpijpen, waar hij, voor het oogenblik
althans zioh wel veilig had mogen achten.
Hier wachtte hij den dag af. Tegen zeven
uren maakte hij gebruik van de gelegen
heid, dat een dienstbode op haar zolder
kamertje het raam open had gelaten,
kwam daar binnen, liep zoo voorzichtig
naar beneden, deed de huisdeur open, en
marcheerde zoo kalm en wel naar buiten;
f^ng verder met den „Metropolitannaar
is het, dat die tijd hun veel goed deed en
hiermee was nu ook meteen het ijs ge
broken voor alle verdere bezoeken, zoodat
Broer en Elly nu eiken vrijen Woensdag en
Zaterdagmiddag bij grootma kwamen door
brengen en het liefste neg zaten ze
7s avonds te luisteren naar den onuitput-
telijken voorraad sprookjes, die Oma wist
te vertellen. Het liefst van alles hadden
ze echter nog, dat de goede oude vrouw
vertelde van toen Papa nog een kleine
jongen was en vooral van de gelegenheid
toen hij ineens zoo mooi dien naam van de
Heuvelen der Belofte bedacht.
Ja, papa wist het toch wel, dit was het
beloofde land en eerst recht gezellig zou
het worden, als hij over een paar jaar zelf
uit Indië teruggekeerd was en dan de op
voeding zijner kinderen met kracht ter
hand kon nemen. Broer schreef nu al lange
brieven, maar Elly kon het nog zoo ver
niet brengen. Papa was echter al tevre>-
den, als zij maar een fraaie teekening zette
met een extra dikke krul aan de E, ten be
wijze hoeveel ze toch voor hem over had.
En nooit gelukkiger waren de kinderen dan
wanneer ze een briefkaart uit Indië kregen
en vol glorie vertoonden ze die dan op
school aan de kameradenA die ze in de
vreugde van hun taart er dan ook wat van
meedeelden,, in den vorm van een paar In
dische postzegels.
Lange, lange jaren geleden woonde er een
gelukkig koningspaar in een prachtig slot,
omgeven door een reusachtig park. Midden
in dat park lag een vijver, beschaduwd
door ware woudreuzen: eiken en beuken,
iepen en esschen, en de koning kende dan
ook geen ander genot, dan 's avonds in de»
maneschijn op den gladden waterspiegel te
drijven, en de schoon© leliën te plukken, die
daar bloeiden langs den vijverkant.
Zoo bukte hij zich nu ook weer voorover,
om een lieflijke waterroos te grijpen, toen
ineens zijn kroon bem van het liooFd viel,
diep naar beneden in den vijver. Dit was
nu niets geen goed voorteeken volgens de
begrippen van dien tijd, want t03n haersch-
te nog de strenge wet, dat een kening die
zijn kroon verloor, ook onverbiddelijk
moest ophouden koning te zijn: hij moest
dan slot en land verlaten en ais bedelaar
de wijde wereld intrekken. Daarom was
het dus geen wonder, dat de koning ver
bijsterd de handen wrong. Hij riep de v:s-
schen aan in het water en de kikvprschen
en padden tusschen het riet, maar geen
van die alle scheen iets te kunnen do3n,
tot redding van den ongelukkigen vorst.
de remise, waar de auto klaar stond en
tufte toen met overgroote snelheid naar
moeder La Torte, waar hij zich voorloopig
maar liever schuil zou houden.
Fi'loselle had bij den eersten den besten
hoek der straat zijn „vracht" gewaar
schuwd, dat hij even terug moest, om zijn
pijp te gaan halen in het café, waar hij. zoo
lang gewacht had; maar in plaats daarvan
had hij. natuurlijk Tommy en de kameraden
willen warschuwen, dat hij echter weer on
middellijk had moeten opgeven, toen hij
den agent daar op post zag staan vooir de
deur van den winkel. Hij maakte dus, dat
hij maar zoo gauw mogelijk uit Parijs
kwamdan was hij buiten schotten minste
dit dacht hij.
Als Punch nu maar had kunnen spreken,
dan zou hij zeker heel wat licht hebben
kunnen werpen over de duistere zaak, maar
toch zou hij de politie nog van grooten
dienst zijn bij hun onderzoek. Hij was nu
weer van baas veranderd, en behoorde aan
een agent, die ook mee gedaan had aan
het arresteeren, en erg goed zorgde voor
het verstandige dier, toch had hij zijn
kleine vriendin Lizzie nog niet vergeten,
en wel is het dus verwonderlijk dat hij niet
terugliep naar de woning van moeder La
Torte: daaruit blijkt allemaal wel, dat hij
zeker iets anders voor had. Hij deed dan
Eindelijk riep koning Goedhart ook de -va-
tergeesten aan, want dat die zich in groote
menigte moesten bevinden in zoo'n prach-
tigen, ruimen vijver, was boven allen twijfel
verheven. En ziet: nauwelijks had hij dan
ook zijn stem laten hooren, of daar stak
het afzichtelijk hoofd yan een leelijken,
ouden watergeest tusschen het spiegelvlak.
Maar, hoe ontsteld de koning ook was, toch
kwam hij1 onmiddellijk met zijn verzoek voor
den dag, waarop de sluwe geest in de eer
ste plaats wilde weten, wat zijn loon zou
zijn. En in zijn sterk verlangen om hulp
uit den nood, riep de koning:
„Tot loon zult gij hebben al wat uw hart
maar begeert 1"
„Zoo, zoo !77 was het gretige antwoord,
„dan verlang ik uw beeldschoon dochtertje
eens tot gemalin voor mijn zoon!"
Dit had Koning Goedhart toch niet ver
wacht, en een ijskoude rilling liep hem
over den rug. Hij bood den geest goud en
edelsteenen aan in plaats van dit men-
schenoffer, kan men haast zeggen, maar;
dat hielp alles niets.
„Belofte maakt schuld',77 grijnsde het;
monster, en dus moest de koning zijn woord
wel geven. De watergeest dook nu onder
en kwam even daarna terug met den kroon.
Koning Goedhart kon intusschen heel den
komenden nacht niet slapen, zoozeer kwel-'
de hem de afgeperste belofte. Het eenige
wat hem troostte was, dat het nog heel
lang duurde eer zijn dochtertje dien leef
tijd had bereikt, daar ze nu nog in de wieg
lag! In dien tijd kon er dus nog heel -wat
gebeurd zijn! Ook had hij een schitteren
den inval, terwijl hij daar zoo wakend lag
te peinzen. Den volgenden ochtend riep hij
alle metselaars en timmerlui uit zijn rijk
bijeen en droeg hun op, een Loog en muur
te bouwen om den vijver. Hoe liooger die
muu'r nu maar opgetrokken werd, des te
geruster voelde zich de koning, tot hij ten
laatste zijn belofte geheel vergeten had.
Het prinsesje was intusschen prachtig
mooi opgegroeid, en op zekeren dag, dat
hij weer eens in het park aan het wande
len was, reed daar een rijke statiekoets
voorbij, die blonk van goud en edelgesteen
ten. Er zat een beeldschoon jongeling in,
die de prinses allerhoffelijkst groette, het
kon niet anders, of dit moest wel een prins
zijn! dacht het prinsesje.
En alle dagen, op hetzelfde uur, reed
voortaan die koets het park voorbij, en
steeds groette de prins vriendelijker. Toen
de koning op een goeden keer mee in den
tuin was, kwam hij toevallig den Prins te
spreken, en noodigde hem uit voor den
volgenden dag. Op het afgesproken uur
reed de koets de oprijlaan in, en twee
dienaren droegen den Prins op een gouden
ook alle mogelijke moeite zich verstaan
baar te maken voor zijn nieuwen baas, en
de agent van zijn kant spande zich genoeg
in om het beest te verstaan, en peinsde
zich suf, wat de hond. toch eigenlijk wel
begeerde als hij zoo ongedpldig met de
pooten stond te krabben en voor niets
oogen of oor en scheen te hebben; ja zelfs
bedankte voor het lekkere stuk suiker, dat
'de baas hem aanbood!
De hond scheen hem altijd dezelfde rich
ting uit te willen trekken, en op een dag,
dat de man eens volkomen vrij af had, zou
hij dan ook maar eens gevolg geven aan de
uitnoodiging van „Rigolet', zoo
heette Punch nu weer en liet zich mee
voeren, den kant dien het beest verlangde,
hoor maair eens welken weg zij gingen
Eerst de Hue de la Michaudère uit, waar
de agent woonde, toen de „Pont Neuf
over, en den „Boulevard St.-Michel" op,
en steeds maar wilde heb beest verder.
„Waar wil je toch eigenlijk heen, Rigo
let?" vroeg de agent. Nu was Punch zeker
bang, dat de agent aarzelde hem verder te
volgen, en hij trok hem dus bij den mouw'
om zijn invitatie kracht bij te zeggen
„Wel, wel! dat schijnt dus iets heel in
teressants te zijn, dat je mij wilt laten
zien, nu, ik beloof je, ik zal je volgen,
baasje; alleen maar zou ik niet graag heb-
draagstoel het slot in. Hij was ook zeer
eigenaardig gekleed, een lange mantel be
dekte zijn voeten, en bij wijze van ver
klaring sprak de Prins dan ook, dat hij
erg ziek was geweest en dat zijn voeten
nog te zwak waren om hem te dragen
Zoo langzamerhand werd hij de dagelijk-
sche gast in het koninklijk slot, en er werd
weldra besloten, dat de Prinses hem tot
gemaal zou nemen, waarna er bruiloft ge
houden werd. Dat de Prins nog altijd niet
liep, och, daar was men nu al lang aan
gewend geraakt in het paleis, maar nu zij
eenmaal getrouwd waren, wilde-de Prinses
,wel eens weten, wat er toch eigenlijk scheel
de aan de voeten van haar man. En dus
bespiedde zij tem heimelijk, van achter
een gordijn, toen hij te bed gebracht werd,
en daar zag zij toen... dat hij een staart
had in plaats van voeten.
Ze was zoozeer ontsteld, dat ze den hee
len nacht weenende doorbracht, en dat ze
het 's morgens onmiddellijk aan haar vader
ging vertellen, die niet minder heftig ont
stelde, want op eens herinnerde hij zich
nu zijn belofte en 't hee-le voorval indertijd
met den watergeest! Hij gebood de Prin
ses echter, over alles het zwijgen te bewa
ren, en ook den Prins niet te laten mer
ken, dat zij zijn geheim kende. Hijzelf ech
ter zou niet eerder rusten, voor hij de
zaak tot een goed ©inde had gebracht, en
daarvoor wilde hij eens een toovenaar raad
plegen, die toentertijd een grooten naam
had. Ofschoon deze waarheidvorscher al
zijn boeken nasloeg, kon hij toch niets te
weten komen van dit geval, en de arme
Koning was 'letterlijk wanhopend I
Gelukkig bedacht de toovenaar op het
laatste moment nog, dat hij een heel oud
en antiek kastje had, dat een menigte boe
ken bevatte van zijn geleerdevoor
ouders, die him zienersgaven daarin had
den opgeteekend, en ook de feiten die zij
hadden waargenomen gedurende hun
lange loopbaan. Daaruit bleek nu, dat op
de plaats van den vijver vroeger een
prachtig marmeren slot had gestaan. Door
den wraak van een vijand was de too ver
ban uitgesproken over de toenmalige ko
ninklijke familie: het slot was voor goed
in de diepte verdwenen en de Koning en
zijn zoon zwommen voortaan als water
geesten in den vijver!
Maar er was wel een middel op: den
eerstvolgenden nacht, als het volle maan
was, moest de Koning in het water sprin
gen. Hij zou dan trachten, den Koning
watergeest den staart af te slaan met zijn
zwaard, en gelukte hem dat, dan was de
toovenarij gebannen, maar het werk moest
in driemaal vier en twintig uren volbracht
eijn, anders bleef de vloek er op rusten
ben, dat je mij in zoo'n wespennest haaldet,
waar ik alleen toch niet tegen bestand was,
en waair ik alleen maar het slachtoffer van
zou zijn, doordat ik dan natuurlijk het
loodje moest leggen, terwijl van de heele
zaak toch niets verder bekend werd.77
Voor alle securiteit zou hij Punch dus
maar aan den halsband houden, iets wat
Punch anders lang nie beviel
Zoo gingen baas en Rigolet samen de ga
rage van de Vache Noire langs en den weg
tTan Choisy-le Hoi af, tot ze ten laatste
liet smalle paadje naar de woning van
La Torte insloegen.
Het was nu halfacht, en blijkbaar had de
agent toch weinig lust, zich heel alleen en
ongewapend hier binnen te begevenHij
was nl. in politiek, omdat hij vrij was van
dienst op dit oogenblik. Aan het zenuwach
tige trekken en rukken van den hond aan
zijn halsband merkte hij wel, dat het doel
nu' nabij moest zijn. Het huisje van La
Torte vertoonde zich dan ook al Tas en
nu trok Punch met zulk een geweld, dat
hij wel heel voorzichtig geremd moest wor
den wilde hij geen alarm 6laan
Hijzelf ging heelemaal gebukt de in dit
jaargetijde uitgedroogde sloót door, die
daar vlak bij was, en den hond had hij te
verstaan gegeven, dat die rustig aan zijn
voeten moest blijven voortkruipen. Zoo
tot in eeuwigheid. Je begrijpt, dat die raad
den Koning ook weer heel wat kostte,
maar daar gaf hij niet om, als het maar
hielp
Dien eerstvolgenden nacht, toen het volle
maan was, beklom hij dus met veel moeite
den hoogen muur en sprong van daar af in
den vijver. Zijn taak was nu niet licht, daar
de Koning-water geest als een visch rond
zwom in het water, en de oude Koning zich
slechts met moeite voortbewoog! Nu eens
struikelde hij over de scherpe koralen, dan
weer bezeerde hij zich aan de snijdende
kanten van „de groote bladeren der water
planten. Toch lukte het hem ten slotte, en
precies op hetzelfde oogenblik, dat hij den
watergeest den staart had afgeslagen, werd
ér een donderend geraas vernomen, waar
door de Koning zijn bewustzijn verloor,
en... toen hij ontwaakte, lag hij op een
zijden divan in het oude eens gezonken
slot, met al dë zijnen om hem heen; ook
den watergeest-Koning en diens zoon, zijn
schoonzoon natuurlijk en zijn geliefde
dochter als gelukkige echtgenoote.
De prins was nu weer in het bezit van
een paar normale voeten, en ik weet niet
wie er wel het meest verheugd was
e
Het spe2 op mijn hond?
„Kom Jan, het is jouw beurt,7' roepen
eenige jongens, „laat dien hond staan en
kom met ons spelen."
Jan ging zitten en omhelsde Turk, maar
hij deed graag mee, hij stond daarom vlug
op en zei:
„Blijf daar zitten, oude jongen 1"
En hij ging naar zijn makkers.
Hij dacht, dat Turk hem zou gehoorza
men, maar 't lieve dier hield er dol van om
de ballen na te loepen en als het spel goed
aan den gang was, holde het voortdurend
heen en weer. Daar werd hij opeens door
een bal getroffen. Jan hoorde een gejank
en zonder een oogenblik te aarzelen, liet hij
alles in den steek om naar zijn lieveling te
gaan. Hij nam hem op, ging op een stoep
zitten en onderzocht hem, om te zien, of
hij ernstig gekwetst was.
„Kom, Jan, laat dien hond toch liggen."
riepen de andere jongens hem toe, „je
bederft het spel."
Maar Jan luisterde niet naar hen, niet
tegenstaande zijn groote liefde voor het
spel, waren nu zijn gedachten geheel met
zijn hond vervuld.
Hij onderzocht hem zorgvuldig en ont
dekte boven aan zijn poot. een bloedende
wond. Het was gelukkig geen diepe snede,
maar Jan ging dadelijk aan het werk om ze
naderden zij steeds meer de woning, die
wel als uitgestorven leek, ten minste geen
menschelijk wezen scheen er zich in te
•bewegen.
„We komen zeker te laat!77 dacht de
agent bij zichzelve. Net op dit oogenblik
hoorde hij een grove stem zeggen:
„Daar heeft me dat ondeugende wurm
vergeten olie te doen in de lamp Wacht:
dat zal ik je eens even betaald zetten, jou
leelijk nest!" En een zware tred werd nu
gehoord, gevolgd door een loopen zoo licht
als van een hinde, dat scheen weg te vluch
ten, zeer oveThaast.
„Houd haar tegen, La Couleuvre, toe,
stevighet wordt meer dan tijd, dat ik
haar eindelijk eens te pakken krijg!"
Daar weerklonk het geluid van een oor
vijg, en Punch begon woedend te knorren
of hij zoo meteen het huis wilde binnen
dringen.
„Voorzichtig, Rigolet! Je zoudt ons daar
leelijk kunnen verraden, en hij hield den
hond bij den bek vast, om hem het blaffen
te beletten. De agent zelf boog zich zoo ver
mogelijk voorover, want hij was bang, dat
het gegrom van den hond daar binnen in
de hut vernomen was. In werkelijkheid
hoorde men dan ook het geluid van een
deur, die voorzichtig open ging, waar blijk
baar de omtrek verkend werd;
te verbinden. Hij was geen bekwaam ge
neesheer; hij begon de wonde met zijn'
zakdoek te verbinden, terwijl hij zijn lieve»'
ling liefkoozende woordjes toevoegde, ter
wijl Turk hem vol dankbaarheid de han
den likte.
Eindelijk nam hij den hond mee naar
huis, vroeg linnen van zijn'moeder en een:
band en verbond zijn vriendje zoo goed
dat deze spoedig herstelde.
Zijn kameraden waren boos op hem,
maar hij zei:
„Je weet wel hoe ik van spelen houd,j
maar als ik kiezen moet, help ik liever den-
gene, die lijdt, dan dat ik zelf pleizier heb.'*;
Van een opschrift op een hondenhok.
Ik heb wel eens gelezen van: je moet de.
kat niet op het spek laten passen, maar!
laatst hoorde ik een variatie daarop
Er was eens een gierige man, die, zoo-;
als buiten de gewoonte was, te gelijk m»t{
zijn confraters ergens genoodigd was bij.
een der rijkste boeren uit den omtrek, die'
slachting had gehouden. Nu, het ging
daar heel gul toe, dat verzeker ik je; de,
gasten mochten spek en worst eten, zoo
veel als ze begeerden. En die gierigaard,"
zag gauw de gelegenheid schoon, om twee.
dikke worsten, aan weerskanten van zijn;
dikken duffel weg te moffelen!
Toen hij nu echter thuiskwam, wilde hij
niemand iets zeggen van zijn schat; maar,
vóór alles, wilde hij dien toch zóó bewaren,,
dat niemand er achter kwam in huis.
Nu was zijn woning niet zoo bijzonder;
ruim, zooals men natuurlijk verwachten'
kan van een gierigaard, die zich eenmaalj
altijd behelpt, al is het nu noodig of niet li
En hij wist dus geen beter vrij plekje te]
bedenken in het heele huis dan in het hon
denhok onder het strooi Bruno bewaak-,
te zóó trouw, al wat van zijn baas was, dat]
ihet niet eens bij' den goeden man opkwam,:
dat dit het arme, uitgeputte dier toch al
te sterk zou zijn, en dat hij daar natuurlijk'
dadelijk een koningsmaal aan deed
Toen de gierige baas 7s avonds nu d? jw>ü-(
de deed, om alles te sluiten en te verze
keren, voelde hij met den arm ook onder,
het stroo en, och, hé, daar waren de
worsten weg! En niemand kon Jurgen nu
zijn leed klagen, want niemand wist er van.
Tot eenige troost en voldoening schreef:
hij toen met krijt buiten op het hok: „Be
waar nooit je worst in het hondenhok;
geen slechter plaats is er denkbaar 1"
En in die streken geldt nog altijd de
spreekwijze van een gierigaard: „Nou, diei
bewaart zijn worst in het hondenhok 1"
„Neen, je vergiste je zeker, La Couleu
vre,7' klonk toen weer die zelfde grove
vrouwestem, die de agent al eens verno
men had; ik zie niks hoor!"
„Nou, toch ben ik zeker, dat ik daar zoo
even een onderdrukt hondengegrom hoor
de,, hoorde U zelf niks?"
„Och kom, malle jongen, dat was zeker
maar een spel van je verbeelding!77 klonk
het toen. half spottend, half troostend.
„Jawel: het was zeker ook een spel van
mijn verbeelding, toen ik juist op het oogen
blik, dat ik de zoldering had bereikt, dien
armen Tommy Sharp aangevallen zag
door Konijn, jongens wat had die hem
leelijk te pakken. Maar hij kreeg er anders,
zelf ook van langsAlleen tegen de over
macht ka-n je niets beginnen, en je zult
zien, dat dat leelijke Konijn ons ook nog
eens een kool stooft! Straks dient hij de po-!
litie nog tot gids, en dan komt die ons te;
lijf! Maar ik zal ten minste wel zorgen,!
dat ik morgen weg ben! Hierop werd de'
deur weer gesloten en heerschte er dezelfde
doodelijke stilte in het rond.
„Nu baasje, daar valt dus geen tijd te
verliezen Dat is aanpakken hoor, Rigolet,'7
waarschuwde de agent zijn viervoetigen
makker, die ook niets liever scheen te
wenschen, (Slot volgt).