Ho» 1BB02. X.HIDSGH SSatdr&ag' 2@ Augustus. ISa^st© Blaft. Anno 1911» PERSOVERZICHT. Brieven van een Leidenaar. FEUILLETON. Gevolg van een proces. 1 Naato aanleiding van het drulc v&rs'preide ^rucht, dat in de Grondwetscommissie zou £ijn overwogen de ver gocding,. aan de leden der Tweede Kamer -uitgekeerd, jte brengen van f 2000 op f 2500, schrijft ,-,Onze Courant", dat zij die verhooging Jniet voldoende vindt. Het blad meent, dat ïnen in de tegenwoordige omstandigheden, of in 't geheel geen vergoeding geven moet óf een, waarvan een Kamerlid in zijn stand .behoorlijk leven kan. Voorheen was dit laatste niet noodig. Het lidmaatschap van de Kamer was dan toet als van den Raad -een zeer eervolle bijbetrekking, die men serieus waarna-ui;" On derwijl men zelf advocaat of dokter, koop- !man of reoder bleef, elders zijn eigenlijke zaken had en slechts af en toe naar de Re sidentie toog, om de vergaderingen bij te 'wonen. Thans is dit niet zoo. I Kamerlid zijn is hoofd zaak. •En daarbij zoekt dan een niet-gefortuncerd lid nog andeiro „haantjes" te krijgen, die zijn inkomen „vol" maken. "Waarbij dan nog komt, dat de eenvoudige kiezers, die geen persperticf in het leven zien en alles naar hun eigen huishoudinkje afmeten, van oord-ecl zijn, dat de heer afgevaardigde van „hun" oenten immers twee duizend pop per jaar een rijk leven leidt en dus voor allerlei districts-be- langen, die geld kosten, gerust mag aange sproken worden. Zulk een toestand, zegt het blad, moet yeranderfen. Niet s, dan weet ieder vooruit, dat alleen 'de „man. van geld" lid van de Kamer zijn kanof anders een voldoende vergoeding. Meent iemand, dat hierdoor - het peil der Kamer dalen zal en de jacht op een zetel bedenkelijk worden, ochook onder het te genwoordige régime is de teruggang al zeer gïcot geweest. En brengt m!en de vergoeding ineens flink naar boven, welnu, dan heeft men zooveel te meer kans, dat ook mannen van groot talent en flinke capaciteiten een po ging walgen, terwijl zij voor 2000 gld. hun hand niet verdraaien. „Allo waar is naar zijn geld"....: 1 't Komt met altijd uit. Maar hoe laag-bij-den.grond het s'preek- iwoord zij, er is een kern van waarheid in. De voorbeelden zijn er, dat talentvolle tóannen, die een sieraad van de Kamer zou den uitmaken, een andere, carrière zochten, omdat zij leven moesten en in het vrij be drijf hun onderhoud konden vinden, dat do Kamer hun niet gaf. Ds. P. J. van Melle schrijft ovér predi- kan tstr aktementen in „De Nieu we Kerkbode" aan zijn vriend, ds. O. Piloclèsius „Ik zou je nog willen-vertellen van de Vergadering in Deventer, waar de. vraag besproken werd, wat er toch gedaan moot worden met het oog op de schreiende ar- ïnoede en hot gebrek, waaraan tallooze pre- dikantsgezinnen ten prooi zijn. O, Eilo, ik heb er zulke droevige dingen gehoord I Ik zal je er een volgenden keer meer van vertellen. Wist gij wel, dat er ongeveer 225 predikanten zijn van de pl.m. 1600 in onze (do Ned.-Hetrv.) Kerk, die leven moeten van f 900 tot f 1050? Dat een overgroot aantal aangewezen is op 11, 12, 1300? Het aardige vrouwtje van onzen collega X. schreide on langs bitter tegenover een vriendin. We lij den nu al zoo'n armoede, zeide zij, met z'n vieren van onze f 1000; ik weet niet waarvan we den dokter en de baker moe ten betalen en hoe ik aan de aanvulling meet komen voor mijn luiermand tegen den winter. Een ander gefortuneerd collega zei mij pas een brief to' hebben ontvangen van zijn academiekennis, die hem smeekte om hem toch f 25 te zenden, daar hij niet wist, hoe hij het oinde van het kwartaal moest halen; met zijn zevenen moeten ze, ver van lalles verwijderd, leven van f 1200 per jaar! God bolpe de arme stakkerds, van wie velen als-Micawher eerst op hun blinkende broek een nieuwe jas kunnen krijgen; is die weer ver over het beste heen, dan kan er pas een toieuwe pantalon aangeschaft worden. De roode hoed, tot op het vilt versleten, komt het laatst aan de "beurt, maar liet ergste is het met de schoenen, die zoo gauw dóór zijn! Yan vleesch, zelfs van Hollandsch! spek, is bij velen hunner geen sprake, even min a-ls van boeken. Als de gemeente, die in heel veel gevallen öf niets óf zoo goed als niets bijdraagt tot het traktement, niet ontwaakt tot het besef, dat zij een einde moet maken aan dezen noodstand, dan voorzie ik binnen enkele jaren een gansch' anderen noodstand, dan waarover dr. Krom- sigt klaagt. O, als do confessioneele broe ders, oen 12-tal jaren geleden, in plaats van te struikelen over den zeker niet ge lukkigen vorm, waarin de Synode toen de Generale Kas wilde invoeren, eens het be ginsel, dat er aan ten grondslag lag, had den bepleit, dan zou de Kerk nu reeds over een schat hebben te beschikken, waaruit op ©enigszins afdoende manier arme ge meenten en noodlijdende predikanten had den kunnen worden geholpen. Ik wtou, dat dr. Kromsigt in „De Gereformeerde Kerk" eens duidelijk en ridderlijk wilde zeggen, met een stem als een bazuin: „Broe ders! wij hebben gezondigd! Laten wij nog doen, wat wij 12 jaren geleden hadden moe ten doen en onze schouders eendrachtig zet ten onder do „Generale Kas". Dat zou heel wat beter zijn, dan altijd dat hunkerend oog te slaan op den Staat, die cr niet aan denkt en terecht om te doen, wat de Kerk zelve moet en kan doen!" „Het Nieuwsblad voor Ne derland" wijst op heb enorme ver schil van rechtspraak tussohen Engeland en ons land, naar aan leiding van de berechting van stakingsonlus ten. Den. 3den Juli pleegden een drietal sta kende zeelieden te Amsterdam gewelddadig heden tegen een verlofhouder, dien zij ver dachten hen te dwarsboomen. Als barbaren gingen zij, volgens de akte van beschuldi ging, tegen hem te keer, doch gelukkig slaagde de politie er in hen in te rekenen, zij werden in preventieve hechtenis geno men en zes weken later, den löden Augus tus, hoorden zij negen maanden gevangenis straf tegen zich eischen. Over 14 dagen zal uitspraak geschieden, doch in de gevange nis wachten zij hun vonnis af. Den 14den Augustus werden bij- de onlus ten te Liverpool een aantal der ergste belhamels gearresteerd, den löden versche nen zij voor den politierechter en zij waren misschien nog geen 24 uur in arrest, of zij hadden hun straf beet, werden weggevoerd om deze te ondergaan. Wie deze beide feiten naast elkander leest, slaat de handen ineen over het verschil in behandeling van twe© zoo sterk gelijksoor tige misdrijven. Hier duurt het acht weken eer de be klaagden weten, wat hun lot is. Al dien tijd zitten zij preventief, telkens verhoord door den officier van justitie, en als deze ein delijk zijn oordeel gevormd, de rechter ein delijk Jtijd heeft gevonden om hun zaak te behandelen, dan heeft deze nog 14 dagen noodig om tot de conclusie te komen, of de opvatting van het Openbaar Ministerie juist is, te overwegen, welke straf hij hun zal opleggen, nauwkeurig de bewoordingen van bet door hem uit te spreken vonnis te wikken en te wegen. Te Liverpool worden de deelnemers aan de onlusten ingerekend, brengen een nacht in het cachot door, verschijnen den anderen drg voor den magistraat. Deze on lervraagt hen, ondervraagt de agenten, die "aan cro arrestatie hebben medegewerkt, onder vraagt ook de intusschen opgeroepen oog getuigen en na aldus zijn oordeel te hebben vastgesteld, beslist hij kort en bondig welke straffen zullen worden opgelegd. Dit-verschil van behandeling van analoge zaken is zoo groet, dat het echter niet enkel doet verbazen, doch ook tot nadenken brengt. In beschaving, intellectueele ontwikkeling, menschenkennis, juridische scherpzinnig heid en welke andere goe.de hoedanigheden een rechtsgeleerde moet bezitten, staan de Engelsche en de Nederlandsche rechters on getwijfeld op één lijn met elkaar. Aan de persoonlijkheid der rechters ligt dan ook niet het verschil in de wijze van behande ling van strafzaken; men heeft het enkel en uitsluitend te zoeken in de inrichting van ons strafproces. Het voorbeeld, dat Engeland ons bij deze gelegenheid weer eens beeft gegeven, be sluit het blad, is "werkelijk in zoo hooge mate beschamend voor ons eigen vaderland dat we meenden goed te doen nog eens de belangstelling te vragen voor het kwaad, waarover reeds zoo lang geklaagd wordt en waarvan we ons, naar 'het schijnt, maar niet kunnen bevrijden. Schrijvende over wetten, die geen wetten z jj n en herinnerend, dat niet lang geleden bijna een wetsontwerp door de Tweede Kamer was aangenomen zonder dat een voldoend getal leden voor een hoofdelijke stemming aanwezig was, brengt ,,D e Standaard" dit in verband met de onlangs uit anderen hoofde behandelde vraag betreffende het recht tot onderzoek naar de wettigheid van wetten. Het blad acht de zaak actueel, wegens het steeds toenemend absenteïsme in de Kamer, zoo dat het thans nog tijdig voorkomen geval zich in de toekomst niet kan herhalen. Betoogd wordt dan, dat een wet, welke tot stand gekomen is zonder dat voldaan werd aan al de bij de Grondwet omschre ven voorwaarden, niet als wet is te be schouwen. Dit is iets anders dan het erken nen van een toetsingsrecht naar den inhoud der wet, hetwelk door „D e Stand aard" is bestredenhet geldt hier for- meele eischen, duidelijk in de grondwet ge steld en waarover geen twijfel kan bestaan. De jurisprudentie van den Hoogen Raad geeft steun aan deze opvatting. Wel is da kwestie in den bovenbedoelden vorm nog nooit bij den Hoogen Raad voorgekomen; maar datzelfde Hoogste Rechtscollege heeft eens een tractaat onwettig verklaard, omdat het de grondwettelijk vereischte goedkeuring der Staten-Generaal miste. Natuurlijk mag de wettigheid eener wet alleen bestreden worden, wanneer de on- rechtsgeldigheid der Kamerbeslissing te bewijzen is. „Moeilijk" aldus gaat ,,D e Stand aard" voort „kan intusschen worden aangenomen, dat liet de bedoeling van de Grondwet is, dat zoodra iemand vermoedt, dat de helft der leden eener Kamer niet meer aanwezig is, hij een stemming uit- lokke, die eventueel het sluiten der verga dering ten gevolge heeft. Wie 's morgens bij den aanvang eener vergadering de pre sentielijst geteekend heeft, mag geacht worden te weten wat aan de orde komt, zoodat het aangenomen worden eener wet zonder hoofdelijke stemming door een slecht bezette Kamer mag gerekend worden te willen zeggen, dat ook die leden, die de presentielijst teekendeu, maar daarna in den loop der vergadering heengingen, geen bedenking hadden tegen het aanhangig wetsontwerp. Het ontbreken van het quo rum kan in geen enkel opzicht tegen de rechtskracht eener wet worden aangevoerd, zoolang het niet geconstateerd is, en niet wel is in te zien, dat het aanbeve ling zou kunnen verdienen, 't ontbreken er van zoo spoedig mogelijk te constateeren, daar dit een onnoodig veelvuldige stokking in de werkzaamheden der Kamer zou te weegbrengen; een stokking, welke niet door de Grondwet kan zijn bedoeld." Het onderwerp Christel ij ke on- derwijzersen de politiek is aan de orde. Het „O h ri s t e 1 ij k Schoolblad" schreef reeds dienaangaande, in welk schrijven de onderwijzers werden aange spoord om zich in den verkiezingsstrijd niet achteraf te houden. Een dergelijke op wekking wordt gegeven in „D e School metdenBijbe 1." Daarin lezen wij o.a. „Gij onderwijzer geniet de vruch ten, geurig en saprijk en voedzaam, van hun strijd, hun vaak zoo bange worsteling; de worsteling der edelsten van ons geslacht nu minstens driekwart eeuw. Vruchten, in uw geestelijke vorming, uw verstandelijko ontwikkeling, uw physick bestaan, uw vrij heid, uw zelfstandigheid, uw rechtspositie, uw financiën, voor nu, voor uw ouden dag, voor uw kroost. Geef u daarvan rekenschap, ten volle, in allo lengte, breedte en diepte." Laat nu, vermaant de schrijver, de cri- tiek eens rusten. Maar zie eens Gods werk in der menschen werk. Ga honderd, ga tachtig, ga vijftig, ga vijf en twintig jaar terug, en vergelijk wat toen was met het n u. Enkel maar op het gebied van het onder wijs, u w gebied. Ge kent Kuipers „Geschiedenis van het Christelijk Onderwijs," Ge laast „Yan Strijd en Zegen." Maar immers, dan gloeit uw liart van dank jegens God. Dan denkt ge ook met piëteit aan de geestelijke helden van het vorige geslacht. Dan ziet ge met eerbied op naar de grijze staatslieden Lohman en Kuyper. Dan gevoelt ge u één met de heirschaTe strijders, die aan Christelijke politiek, aan de Chr. „Schoolpolitiek" hebben geofferd hun tijd, hun geld, hun kracht, hun eere. En zie nu even de laatste nummers van „D e Bode" in, hoe afdeeling naast af- deeling van den „Bond van Nederlandsche Onderwijzers" de maanden Juni en Juli zich spande voor de zegekar der sociaal democraten en der vrijzinnig-democraten. Hoor aan het triumflied, dat gezongen werd na de victorie, hier en ginds. Denk u de toekomst van stad en land on der het tiranniek bewind der revolution- nairen. Zie ook eens naar uw belasting-biljet in dien ge woont in een groot© gemeente. En zeg dan: „j a!" als u gevraagd wordt: „Kom, ga met ons en doe als wij Ze komt, de roepstem. Ze klinkt reeds langs veld en wegen. Laat gemobiliseerd worden, van Schelde tot Eems, het- leger der Christelijke onder wijzers tegen dat van den Bond van Neder landsche Onderwijzers En dan den strijd gevoerd met het wapen des Geloofs Met ingenomenheid maakt „D e Standaard" van deze opwekking ge wag. Men leide er niet uit af, dat niet velen, die het Christelijk Onderwijs in ons land dienen, zouden meedoen in den poli- tieken strijd. Neen, daarover valt niet te klagen. Maar als alle man onzer Christe lijke onderwijzers meedeed, als we eens konden beschikken over de hulp van alle onze Christelijke onderwijzers, zooals de tegenpartij beschikt over de hulp van de heeren en dames der openbare school, geen kwestie van, of er zouden heel andere ver- lciezingscijfers voor den dag komen; die hulp alleen reeds zou ongetwijfeld invloed hebben op de samenstelling van Raad, Sta ten en Kamer, en zeker niet minder ten goede komen aan de zaak van het Christe lijk Onderwijs zelf. CCCLXVIII. Hoe dikwijls is mij al gevraagd naar den dag en datum, waarop de Electrische tram zou rijden, d. w. z. zoo rijden, dat ook de passagiers er gebruik van kunnen makèn. In het eerst heb ik, afgaande op min of meer officieele inededcelingen, wel eens een datum genoemd, doch door de ervaring ge leerd, heb ik later mij voorzichtiger uitge drukt. Nu is Donderdagnamiddag door den vooratter van den gemeenteraad medege deeld officieeier kan het wel niet dat de datum is bepaald op 1 September bui tengewone omstandigheden buitengesloten. Een spotvogel onder de raadsleden vroeg of bedoeld werd 1 September 1911, maar de voorzitter heeft geen nader expMcatie ge geven, wij zullen dus maar aannemen, dat werkelijk 1 September a.s. is bedoeld. Uit deze officieele mededeeling zou men haast opmaken, dat de raadsleden daarbij wor den uitgenoodigd. Daarover is echter niet gesproken. Misschien worden ze persoonlijk door de directie geïnviteerd. De eerste diensttram met de Leidsche vroedschap door de stad, dat zou aardig wezen. Zoo zal het eindelijk met c ze paarden tram gedaan zijn, waarmede in de laatste dagen nog de nieuwigheid is ingevoerd, dat de menschen alleen bij de halten in en uit stappen mochten. Deze maatregel is inge voerd, naar men mij zeide, om de conduc teurs aan het afroepen der haltes te wen nen. Daarbij moeten nog al eens vermake lijke vergissingen hebben plaats gehad. Do conducteurs vergeten het wel eens en het publiek op bet afroepen vertrouwend, rijdt te ver mee. Een oude dame o.a, dio in het Noordeinde moest wezen, kwam eerst oij het Stadhuis tot de ontdekking, dat do conducteur haar gefopt had. Het zal chi.kt mij ook een heele toer voor de conduc teurs wezen om voor elke der vele.üalvn een passende aanwijzing te geven, tenzij men den naam van de bewoner van het huis noemt waarvoor de halte geplaatst wordt. Yreeselijk groot zal de belangstelling in het nieuwe moderne vervoermiddel op 1 September wel niet meer zijn, nu men de gele gevaarten al zoo dikwijls door de straten heeft zien gaan. Een groote verbe tering zal het tooh wel wezen, en het treft nu wel aardig dat althans tijdens de land- bouwfeesten de tram rijdt. De menschen, dis liefst de dingen van den donkersten kant bezien, maken zich nu al beangst over de ongelukken, die er door het rijden der veel vluggere electrische tram zullen gebeuren. Met de ondervinding, elders opgedaan, voor oogen, vertrouw ik, dat dit wel mee^ vallen zal. Toch zou ik ook nog om andere reden wel graag zien, dat op de Breestraat de oude stoepen met ketting-afsluitingen kwamen te vervallen, en vervangen worden door een breed trottoir, zooaïs door een aantal bewoners dier straat aan den Raad is gevTaagd. Dit zou ook meer passen bij het veran derd karakter, dat de Breestraat hoo lan ger hoe meer aanneemt. Het is bekend dat de Wethouder van Fabricage, de heer Korevaar, een voorstander is van trottoir aanleg, 't Is vooral aan hem te danken dat successievelijk aan de Haarlemmer- en Hoogstraat en aan het Noo<rdeinde trot toirs zijn aangebracht. Het plan schijnt te zijn om elk jaar wat te doen, want op iedere begrooting der laatste jaren vond men een post daarvoor uitgetrokken. Trot toir-aanleg is echter duur werk, en ik denk wel niet dat de Raad er toe besluiten zal om de geheele Breestraat daarvan ineen te voorzien. Als het gebeuren moet, zal het wel naar den gevolgden regel in eenige tempo's plaats hebben. Van straat naar de huisnummers is niet zoo'n groote sprong. En daarover heb ik ook nog wat te zeggen. Men zal zich her inneren dat er van B. en Ws. eens een uit- noodiging tot de burgerij is uitgegaan,- om.de nummers der huizen met groote duidelijke cijfers op een zichtbare plaats aan te brengen. Dat is een groot gemak bij het zoeken naar iemands adres, niet alleen voor brieven- of telegrambestellers en der gelijke personen, maar ook voor het gewone publiek en met name voor vreemdelingen In het iPlantsoen en aan de Singels met de voortuintjes of slooten voor het huis is het vaak een heele toer de nummers te lezen. De aansporing van hooger hand heeft evenwel nog niet veel uitgewerkt. Iemand die er een onderzoek naar scheen te hebben ingesteld, vertelde dat de gemeente ook slecht was voorgegaan. De nummering der gemeentegebouwen moet al niet beter zijn dan de rest. Mij dunkt daarin meest nu to-h eens ver botering komen. Het is tegen ordig voor de ambachtslieden een slappe tijd. Laat men zijn schilder nu r eens even laten komen, opdat weldra in het algemeen ge nomen het huisnummer althans niet een beletsel behoeft te wezen om iemands adres te vinden. Dat is ons oude en verouderd adresboek op het oogenblik wel, en de menschen, die niet de weelde zich hebben veroorloofd hot laatste inkomstenhoekje of een nieuwe kio- Slot) De redenaar ging voort: „Sta my toe, ge- achle aanwezigen, aat ik, met het oog op de feestelijke stemming,- waarin wy ons bevinden, en de verhevenheid van het onderwerp, geen beschouwing boud over de woorden: Eero zy God in de hoogste hemelen; woorden, welke bovendien immers voor ziebzeive spreken. Veroorloof my dus, dadeiyk op het tweede gedeelte over te gaan, hvtwelk over den vrede op aaide handelt. En daarty bevind ik mg in een eigenaardige positie. Want onder vrede op aarde moet men niet alleen den politleken vrede verstaan, de rust der wapenen, maar ook, en daarop wyst onze spreuk in de eerste plaats, den vrede onder de bewoners van het zelfde land, dus don burgerlijken vrede. Geen •tryri, geen twist, slechts eensgezindheid en overeens'emming. Waar wat, m\jn geachte toehoorders, biyft by zulk een toestand voor den rechter over?" Wen Jachte, in de hoop, dat men nu het emsligo gedeelte der redevoering had gehad, en LuistertI" hooide de spreker roepen, die voortging: „Waar blyft, zeg ik, de rechter, die ten slotte toch ook oen mensch is en wil leven? Nu is er wel, Ion opzichte van de eenheid, voor ge zorgd, dat de boomen niet in den hemel groeien, want zoolang de wereld bestaat, zal de stryd om het myn en d\jn niet ophoudén. Waar daar toch al» yd de een geiyk en de ander ongelyk zal hebben, zoo zijn wij men- echeii, d.o daarover beslissen moeten, er waar- lyk slecht aan toe. Want hoe ons oordeel ook moge luiden, altyd zullen wij van don eenen kant, welke het onderspit delft, beschimpt 6n veroordeeld worden." Warie Simmel trok oen plooi aan haar mouw terecht. Zy had ond6r de redevoering niet van haar bord opgekeken. Zonder dat hy haar aan keek, voelde h(J haar nabyheid. „Dat laat zich," ging hy voort, „zoolang verdragen als men onverschillig is ten op zichte van de betreffende zakon en porsonen. Er doen zich echter gevallen voor, waarin men monschclyk voelt en een harden ^trijd in zijn binnenste moot voeren om de onpartydigheid te bewaren. Ja, geachte damos en heeren, er zyn zulke gevallen, terwyi men overtuigd is van do onrechtvaardigheid van het vonnis, hetwelk men geveld heeft, en waar men daar wonden moet slaan, waar men zoo gaarne balsem had willen aanbrengen. 1)* groote Frederik he9ft eens zyn raadslieden uit hun betrekking ont- s'agon, wyi zy volgens do letter der wet 6en vonnis uitspraken, waar hy om biliykheids- redenen een vrijstelling had verwacht, Onze tyd is vooruitstrevender. Nu brengen wy, rechters, ln zulk een geval ons zelf de slagen toe, de geo8elslagen der moraal." Wen schudde aan tafel de hoofden en wist niet, waar hy heen wilde, vond ook, dat hy te veel over zichzófven sprak. Marie Simmel alleen was van een andere meening en had het gevoel alsof zy aan de kaak werd gesteld. By elk zyner woorden voelde zy hsur hart luider kloppen. Zy zag er tegen op opzien te baren, anders zou zij opgesprongen en wegge sneld zyn om nooit teiug te keeren. Iiy liet zich echter niet storen, maar ging voort: eEn toch gelukt het ons zelden, weer by hen ln de gunst te komen, die wy met bloe dend hart moesten b^leedigen. Vergeef my," viol hy zichzölvon in de rode, toen het hoold- Bchudcisn dor dischgonooten hem opviel, „dit afdwalen op persoonlijk gebied, maar het staat met mijn ihoma van vrede op aarde in ver band. Ik bedoel, dat de vrede op aarde, daar de stryd nu eonmaal mot te verbaunen is, slechts dan een waarheid kan worden', als de vergeving do ondervonden krenking op den voet volgt. En evenals de genade den veroor deelde, zoo moet ook do vergeving don voroor- dceler ton goede koraon, dat zou de ware vrede op aarde zijn I En damos en heeren 1 Als de warme adoui dar vergeving over de dreven van dan vrode wo9i, zou daaruit ont spruiten. wat, stil vorborgon, slechte wacht om te ontkiemen, waarvan de wortel reeds aanwezig is, wat door do vorst van den trots slechts verhinderd wordt zich te ontplooien; en zou daaruit opbloeien het mooisto op aarde, ia de menschen oen welbehagen: de liefdel En op deze liefde, hooggeachte vrienden, drink ik, dat zy ons deel wordo, waar wy die zoo vurig verlangen, die wy van ganscher harte beantwoorden. Op de liefde, de zalig makende, onuitgesproken, nooit verminderende liefdel Dat zy levol" Hy boog tegen het gezelschap, daarmede hot teoken tot opstaan gevend. Men rees van zyn zitplaatsen op, alles klonk mot elkaar en in de algemeens opschudding wendde Rudorf zich het eerst tot haar, die al zyn woorden hadd9ii gegolden. Z;J bevond zich niet meer op haar plaats. Zonder dat hy het gemerkt had, was zy verdwenen. Hy keek naar zijn moeder, om wie zich all98 verdrong, of Marie wellicht daarheen was gegaan, ten einde te klinken; hy keek naar de vriendin Clémentine, die nog in het on zekere ov8r zyn rede seinen te zyn, zóó ver- bysterd stond zy midden in de zaalhy keek overal heen: Marie Simmel was nergens to ontdekken, hoe hij zyn oogen ook inspande. Waar kon zy zyn? Hy had haar toch, terwyi hy sprak, aan zyn zjde gevoeld; waar kon zy z(jn? Zouden zijn woorden de tegenover gestelde uitwerking gehad hebben, als hy had bedoeld, haar uit zyn huis verdreven hebben? Een onuitsprekelijke angst maakte zich van hem meester dat do nauwoiyks teruggevondene nogmaals en ditmaal voor altyd voor hem ver loren was. Als zy zyn woorden eens verkeerd uitgelogd en voor spot gehouden had 1 Hy ver- won8chte zyn redevoering en het geheele ge zelschap om zich hsenhy kon het nlot langer op zyn plaats uithouden. Zonder zich to storen «aan degenen, die om hem heen stonden en hem de hand drukien, liep hy, als door eon onzichtbare macht ge dreven, weg, de leege kamers door, weike door do half neergodraaide lampen in een schemerlicht waren gehuld. Alleen de boom verspreidde nog zyn stralend licht, maar niet voor hem, want ook hier was Marie niet te ontdekken. Hij stiet de deur naar de zykamer open: Alles was donker en slil. Slechts achter het gordyn, waar het levend beeld hem in ver rukking had gebracht, schemerde nog een licht. Wat was dat? Een geluid liet zich van daar vernemen; het klonk als oen gesmoord weenen. Met oen greep had hy h9t gordyn ter zyde geschoven; daar zat zy, de vermiste, op een lagen stoel ineengedoken, haar kopje in haar handen verborgen te onikken, xoodat het ge heel® lichaam beefde. Door haar eigen weenon had zy hem niet hooron komen on liet aan haar tranen den vryen loop. Een oogenblik 6tond hij stil en durfde zich niet verroeren. Toen riep hij zacht, heel zachi, haar naam. Zy schrikte on keek op. Doch nanwelyks had zy hem gezien, of zy wendde haar hoofd af en verborg het opnieuw in baar handen. Nu hield hy liet niet langer uit. Hy boog zich naar haar toe, sloeg zyn arm om haar schouders, trok zacht d handen vari haar gelaat en drukto een kus op haar mond. Wil loos, alsof alle kracht haar hai verlaten, liet zy dat toe. Hy vroeg: „Vrede op aarde?" Zy knikte byna onmerkbaar met het hoofd. „En in menschen een welbehagen?" „Ja!" fluisterden de halfgeopendo lippen. „Eq de liefde?" Nu sloeg zy haar armen om zyn liala en beantwoordde den kus, dien zij hal ontvangen. Toen Marie Simmel eonige maanden later, tegen den zomer, de akte onderleekende, welke haar tot mevrouw Rudorf maakte, vond zy, dat de letter der wet toch volstrekt niotzulk oen kwaad ding was. Maar Clémentine, die het jonge paar, dat met de moeder terugkeerde, in de feestoiyk vorsierde woning had opgewacht, zeide na de eerste golukwenschingen „Maar, Marie, gy moet my het proces b(J gelegenheid toch nog eens goed uitloggen, want zoo geheel begrepen heb ik dat toch nog altyd niet." Waarop Marie van vreugde stralend mot een blik op haar man antwoordde: „Wond je tot dien daar; de kan alles 1"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5