Ho» 1BB02.
X.HIDSGH SSatdr&ag' 2@ Augustus. ISa^st© Blaft.
Anno 1911»
PERSOVERZICHT.
Brieven van een Leidenaar.
FEUILLETON.
Gevolg van een proces.
1 Naato aanleiding van het drulc v&rs'preide
^rucht, dat in de Grondwetscommissie zou
£ijn overwogen de ver gocding,. aan de
leden der Tweede Kamer -uitgekeerd,
jte brengen van f 2000 op f 2500, schrijft
,-,Onze Courant", dat zij die verhooging
Jniet voldoende vindt. Het blad meent, dat
ïnen in de tegenwoordige omstandigheden,
of in 't geheel geen vergoeding geven moet
óf een, waarvan een Kamerlid in zijn stand
.behoorlijk leven kan. Voorheen was dit
laatste niet noodig.
Het lidmaatschap van de Kamer was dan
toet als van den Raad -een zeer eervolle
bijbetrekking, die men serieus waarna-ui;" On
derwijl men zelf advocaat of dokter, koop-
!man of reoder bleef, elders zijn eigenlijke
zaken had en slechts af en toe naar de Re
sidentie toog, om de vergaderingen bij te
'wonen.
Thans is dit niet zoo. I
Kamerlid zijn is hoofd zaak.
•En daarbij zoekt dan een niet-gefortuncerd
lid nog andeiro „haantjes" te krijgen, die zijn
inkomen „vol" maken.
"Waarbij dan nog komt, dat de eenvoudige
kiezers, die geen persperticf in het leven
zien en alles naar hun eigen huishoudinkje
afmeten, van oord-ecl zijn, dat de heer
afgevaardigde van „hun" oenten immers
twee duizend pop per jaar een rijk
leven leidt en dus voor allerlei districts-be-
langen, die geld kosten, gerust mag aange
sproken worden.
Zulk een toestand, zegt het blad, moet
yeranderfen.
Niet s, dan weet ieder vooruit, dat alleen
'de „man. van geld" lid van de Kamer zijn
kanof anders een voldoende vergoeding.
Meent iemand, dat hierdoor - het peil der
Kamer dalen zal en de jacht op een zetel
bedenkelijk worden, ochook onder het te
genwoordige régime is de teruggang al zeer
gïcot geweest.
En brengt m!en de vergoeding ineens
flink naar boven, welnu, dan heeft men
zooveel te meer kans, dat ook mannen van
groot talent en flinke capaciteiten een po
ging walgen, terwijl zij voor 2000 gld. hun
hand niet verdraaien.
„Allo waar is naar zijn geld"....: 1
't Komt met altijd uit.
Maar hoe laag-bij-den.grond het s'preek-
iwoord zij, er is een kern van waarheid in.
De voorbeelden zijn er, dat talentvolle
tóannen, die een sieraad van de Kamer zou
den uitmaken, een andere, carrière zochten,
omdat zij leven moesten en in het vrij be
drijf hun onderhoud konden vinden, dat do
Kamer hun niet gaf.
Ds. P. J. van Melle schrijft ovér predi-
kan tstr aktementen in „De Nieu
we Kerkbode" aan zijn vriend, ds. O.
Piloclèsius
„Ik zou je nog willen-vertellen van de
Vergadering in Deventer, waar de. vraag
besproken werd, wat er toch gedaan moot
worden met het oog op de schreiende ar-
ïnoede en hot gebrek, waaraan tallooze pre-
dikantsgezinnen ten prooi zijn. O, Eilo,
ik heb er zulke droevige dingen gehoord I
Ik zal je er een volgenden keer meer van
vertellen. Wist gij wel, dat er ongeveer 225
predikanten zijn van de pl.m. 1600 in onze
(do Ned.-Hetrv.) Kerk, die leven moeten van
f 900 tot f 1050? Dat een overgroot aantal
aangewezen is op 11, 12, 1300? Het aardige
vrouwtje van onzen collega X. schreide on
langs bitter tegenover een vriendin. We lij
den nu al zoo'n armoede, zeide zij, met
z'n vieren van onze f 1000; ik weet niet
waarvan we den dokter en de baker moe
ten betalen en hoe ik aan de aanvulling
meet komen voor mijn luiermand tegen den
winter. Een ander gefortuneerd collega zei
mij pas een brief to' hebben ontvangen van
zijn academiekennis, die hem smeekte om
hem toch f 25 te zenden, daar hij niet wist,
hoe hij het oinde van het kwartaal moest
halen; met zijn zevenen moeten ze, ver van
lalles verwijderd, leven van f 1200 per jaar!
God bolpe de arme stakkerds, van wie velen
als-Micawher eerst op hun blinkende broek
een nieuwe jas kunnen krijgen; is die weer
ver over het beste heen, dan kan er pas een
toieuwe pantalon aangeschaft worden. De
roode hoed, tot op het vilt versleten, komt
het laatst aan de "beurt, maar liet ergste is
het met de schoenen, die zoo gauw dóór
zijn! Yan vleesch, zelfs van Hollandsch!
spek, is bij velen hunner geen sprake, even
min a-ls van boeken. Als de gemeente, die
in heel veel gevallen öf niets óf zoo goed
als niets bijdraagt tot het traktement, niet
ontwaakt tot het besef, dat zij een einde
moet maken aan dezen noodstand, dan
voorzie ik binnen enkele jaren een gansch'
anderen noodstand, dan waarover dr. Krom-
sigt klaagt. O, als do confessioneele broe
ders, oen 12-tal jaren geleden, in plaats
van te struikelen over den zeker niet ge
lukkigen vorm, waarin de Synode toen de
Generale Kas wilde invoeren, eens het be
ginsel, dat er aan ten grondslag lag, had
den bepleit, dan zou de Kerk nu reeds over
een schat hebben te beschikken, waaruit
op ©enigszins afdoende manier arme ge
meenten en noodlijdende predikanten had
den kunnen worden geholpen. Ik wtou, dat
dr. Kromsigt in „De Gereformeerde
Kerk" eens duidelijk en ridderlijk wilde
zeggen, met een stem als een bazuin: „Broe
ders! wij hebben gezondigd! Laten wij nog
doen, wat wij 12 jaren geleden hadden moe
ten doen en onze schouders eendrachtig zet
ten onder do „Generale Kas". Dat zou heel
wat beter zijn, dan altijd dat hunkerend
oog te slaan op den Staat, die cr niet aan
denkt en terecht om te doen, wat
de Kerk zelve moet en kan doen!"
„Het Nieuwsblad voor Ne
derland" wijst op heb enorme ver
schil van rechtspraak tussohen
Engeland en ons land, naar aan
leiding van de berechting van stakingsonlus
ten.
Den. 3den Juli pleegden een drietal sta
kende zeelieden te Amsterdam gewelddadig
heden tegen een verlofhouder, dien zij ver
dachten hen te dwarsboomen. Als barbaren
gingen zij, volgens de akte van beschuldi
ging, tegen hem te keer, doch gelukkig
slaagde de politie er in hen in te rekenen,
zij werden in preventieve hechtenis geno
men en zes weken later, den löden Augus
tus, hoorden zij negen maanden gevangenis
straf tegen zich eischen. Over 14 dagen zal
uitspraak geschieden, doch in de gevange
nis wachten zij hun vonnis af.
Den 14den Augustus werden bij- de onlus
ten te Liverpool een aantal der ergste
belhamels gearresteerd, den löden versche
nen zij voor den politierechter en zij waren
misschien nog geen 24 uur in arrest, of zij
hadden hun straf beet, werden weggevoerd
om deze te ondergaan.
Wie deze beide feiten naast elkander leest,
slaat de handen ineen over het verschil in
behandeling van twe© zoo sterk gelijksoor
tige misdrijven.
Hier duurt het acht weken eer de be
klaagden weten, wat hun lot is. Al dien tijd
zitten zij preventief, telkens verhoord door
den officier van justitie, en als deze ein
delijk zijn oordeel gevormd, de rechter ein
delijk Jtijd heeft gevonden om hun zaak te
behandelen, dan heeft deze nog 14 dagen
noodig om tot de conclusie te komen, of
de opvatting van het Openbaar Ministerie
juist is, te overwegen, welke straf hij hun
zal opleggen, nauwkeurig de bewoordingen
van bet door hem uit te spreken vonnis te
wikken en te wegen.
Te Liverpool worden de deelnemers aan
de onlusten ingerekend, brengen een nacht
in het cachot door, verschijnen den anderen
drg voor den magistraat. Deze on lervraagt
hen, ondervraagt de agenten, die "aan cro
arrestatie hebben medegewerkt, onder
vraagt ook de intusschen opgeroepen oog
getuigen en na aldus zijn oordeel te hebben
vastgesteld, beslist hij kort en bondig welke
straffen zullen worden opgelegd.
Dit-verschil van behandeling van analoge
zaken is zoo groet, dat het echter niet enkel
doet verbazen, doch ook tot nadenken
brengt.
In beschaving, intellectueele ontwikkeling,
menschenkennis, juridische scherpzinnig
heid en welke andere goe.de hoedanigheden
een rechtsgeleerde moet bezitten, staan de
Engelsche en de Nederlandsche rechters on
getwijfeld op één lijn met elkaar. Aan de
persoonlijkheid der rechters ligt dan ook
niet het verschil in de wijze van behande
ling van strafzaken; men heeft het enkel
en uitsluitend te zoeken in de inrichting
van ons strafproces.
Het voorbeeld, dat Engeland ons bij deze
gelegenheid weer eens beeft gegeven, be
sluit het blad, is "werkelijk in zoo hooge
mate beschamend voor ons eigen vaderland
dat we meenden goed te doen nog eens de
belangstelling te vragen voor het kwaad,
waarover reeds zoo lang geklaagd wordt
en waarvan we ons, naar 'het schijnt, maar
niet kunnen bevrijden.
Schrijvende over wetten, die geen
wetten z jj n en herinnerend, dat niet
lang geleden bijna een wetsontwerp door
de Tweede Kamer was aangenomen zonder
dat een voldoend getal leden voor een
hoofdelijke stemming aanwezig was, brengt
,,D e Standaard" dit in verband met
de onlangs uit anderen hoofde behandelde
vraag betreffende het recht tot onderzoek
naar de wettigheid van wetten. Het blad
acht de zaak actueel, wegens het steeds
toenemend absenteïsme in de Kamer, zoo
dat het thans nog tijdig voorkomen geval
zich in de toekomst niet kan herhalen.
Betoogd wordt dan, dat een wet, welke
tot stand gekomen is zonder dat voldaan
werd aan al de bij de Grondwet omschre
ven voorwaarden, niet als wet is te be
schouwen. Dit is iets anders dan het erken
nen van een toetsingsrecht naar den inhoud
der wet, hetwelk door „D e Stand
aard" is bestredenhet geldt hier for-
meele eischen, duidelijk in de grondwet ge
steld en waarover geen twijfel kan bestaan.
De jurisprudentie van den Hoogen Raad
geeft steun aan deze opvatting. Wel is da
kwestie in den bovenbedoelden vorm nog
nooit bij den Hoogen Raad voorgekomen;
maar datzelfde Hoogste Rechtscollege
heeft eens een tractaat onwettig verklaard,
omdat het de grondwettelijk vereischte
goedkeuring der Staten-Generaal miste.
Natuurlijk mag de wettigheid eener wet
alleen bestreden worden, wanneer de on-
rechtsgeldigheid der Kamerbeslissing te
bewijzen is.
„Moeilijk" aldus gaat ,,D e Stand
aard" voort „kan intusschen worden
aangenomen, dat liet de bedoeling van de
Grondwet is, dat zoodra iemand vermoedt,
dat de helft der leden eener Kamer niet
meer aanwezig is, hij een stemming uit-
lokke, die eventueel het sluiten der verga
dering ten gevolge heeft. Wie 's morgens
bij den aanvang eener vergadering de pre
sentielijst geteekend heeft, mag geacht
worden te weten wat aan de orde komt,
zoodat het aangenomen worden eener wet
zonder hoofdelijke stemming door een slecht
bezette Kamer mag gerekend worden te
willen zeggen, dat ook die leden, die de
presentielijst teekendeu, maar daarna in
den loop der vergadering heengingen, geen
bedenking hadden tegen het aanhangig
wetsontwerp. Het ontbreken van het quo
rum kan in geen enkel opzicht tegen de
rechtskracht eener wet worden aangevoerd,
zoolang het niet geconstateerd is,
en niet wel is in te zien, dat het aanbeve
ling zou kunnen verdienen, 't ontbreken er
van zoo spoedig mogelijk te constateeren,
daar dit een onnoodig veelvuldige stokking
in de werkzaamheden der Kamer zou te
weegbrengen; een stokking, welke niet door
de Grondwet kan zijn bedoeld."
Het onderwerp Christel ij ke on-
derwijzersen de politiek is aan
de orde.
Het „O h ri s t e 1 ij k Schoolblad"
schreef reeds dienaangaande, in welk
schrijven de onderwijzers werden aange
spoord om zich in den verkiezingsstrijd
niet achteraf te houden. Een dergelijke op
wekking wordt gegeven in „D e School
metdenBijbe 1." Daarin lezen wij o.a.
„Gij onderwijzer geniet de vruch
ten, geurig en saprijk en voedzaam, van
hun strijd, hun vaak zoo bange worsteling;
de worsteling der edelsten van ons geslacht
nu minstens driekwart eeuw. Vruchten, in
uw geestelijke vorming, uw verstandelijko
ontwikkeling, uw physick bestaan, uw vrij
heid, uw zelfstandigheid, uw rechtspositie,
uw financiën, voor nu, voor uw ouden dag,
voor uw kroost.
Geef u daarvan rekenschap, ten volle, in
allo lengte, breedte en diepte."
Laat nu, vermaant de schrijver, de cri-
tiek eens rusten.
Maar zie eens Gods werk in der
menschen werk.
Ga honderd, ga tachtig, ga vijftig, ga
vijf en twintig jaar terug, en vergelijk wat
toen was met het n u.
Enkel maar op het gebied van het onder
wijs, u w gebied.
Ge kent Kuipers „Geschiedenis van het
Christelijk Onderwijs," Ge laast „Yan
Strijd en Zegen."
Maar immers, dan gloeit uw liart van
dank jegens God.
Dan denkt ge ook met piëteit aan de
geestelijke helden van het vorige geslacht.
Dan ziet ge met eerbied op naar de grijze
staatslieden Lohman en Kuyper.
Dan gevoelt ge u één met de heirschaTe
strijders, die aan Christelijke politiek, aan
de Chr. „Schoolpolitiek" hebben geofferd
hun tijd, hun geld, hun kracht, hun eere.
En zie nu even de laatste nummers van
„D e Bode" in, hoe afdeeling naast af-
deeling van den „Bond van Nederlandsche
Onderwijzers" de maanden Juni en Juli
zich spande voor de zegekar der sociaal
democraten en der vrijzinnig-democraten.
Hoor aan het triumflied, dat gezongen
werd na de victorie, hier en ginds.
Denk u de toekomst van stad en land on
der het tiranniek bewind der revolution-
nairen.
Zie ook eens naar uw belasting-biljet in
dien ge woont in een groot© gemeente.
En zeg dan: „j a!" als u gevraagd wordt:
„Kom, ga met ons en doe als wij
Ze komt, de roepstem.
Ze klinkt reeds langs veld en wegen.
Laat gemobiliseerd worden, van Schelde
tot Eems, het- leger der Christelijke onder
wijzers tegen dat van den Bond van Neder
landsche Onderwijzers
En dan den strijd gevoerd met het wapen
des Geloofs
Met ingenomenheid maakt „D e
Standaard" van deze opwekking ge
wag. Men leide er niet uit af, dat niet
velen, die het Christelijk Onderwijs in ons
land dienen, zouden meedoen in den poli-
tieken strijd. Neen, daarover valt niet te
klagen. Maar als alle man onzer Christe
lijke onderwijzers meedeed, als we eens
konden beschikken over de hulp van alle
onze Christelijke onderwijzers, zooals de
tegenpartij beschikt over de hulp van de
heeren en dames der openbare school, geen
kwestie van, of er zouden heel andere ver-
lciezingscijfers voor den dag komen; die
hulp alleen reeds zou ongetwijfeld invloed
hebben op de samenstelling van Raad, Sta
ten en Kamer, en zeker niet minder ten
goede komen aan de zaak van het Christe
lijk Onderwijs zelf.
CCCLXVIII.
Hoe dikwijls is mij al gevraagd naar den
dag en datum, waarop de Electrische tram
zou rijden, d. w. z. zoo rijden, dat ook de
passagiers er gebruik van kunnen makèn.
In het eerst heb ik, afgaande op min of
meer officieele inededcelingen, wel eens een
datum genoemd, doch door de ervaring ge
leerd, heb ik later mij voorzichtiger uitge
drukt. Nu is Donderdagnamiddag door den
vooratter van den gemeenteraad medege
deeld officieeier kan het wel niet dat
de datum is bepaald op 1 September bui
tengewone omstandigheden buitengesloten.
Een spotvogel onder de raadsleden vroeg
of bedoeld werd 1 September 1911, maar de
voorzitter heeft geen nader expMcatie ge
geven, wij zullen dus maar aannemen, dat
werkelijk 1 September a.s. is bedoeld. Uit
deze officieele mededeeling zou men haast
opmaken, dat de raadsleden daarbij wor
den uitgenoodigd. Daarover is echter niet
gesproken. Misschien worden ze persoonlijk
door de directie geïnviteerd. De eerste
diensttram met de Leidsche vroedschap
door de stad, dat zou aardig wezen.
Zoo zal het eindelijk met c ze paarden
tram gedaan zijn, waarmede in de laatste
dagen nog de nieuwigheid is ingevoerd, dat
de menschen alleen bij de halten in en uit
stappen mochten. Deze maatregel is inge
voerd, naar men mij zeide, om de conduc
teurs aan het afroepen der haltes te wen
nen. Daarbij moeten nog al eens vermake
lijke vergissingen hebben plaats gehad. Do
conducteurs vergeten het wel eens en het
publiek op bet afroepen vertrouwend, rijdt
te ver mee. Een oude dame o.a, dio in het
Noordeinde moest wezen, kwam eerst oij
het Stadhuis tot de ontdekking, dat do
conducteur haar gefopt had. Het zal chi.kt
mij ook een heele toer voor de conduc
teurs wezen om voor elke der vele.üalvn
een passende aanwijzing te geven, tenzij
men den naam van de bewoner van het
huis noemt waarvoor de halte geplaatst
wordt.
Yreeselijk groot zal de belangstelling in
het nieuwe moderne vervoermiddel op 1
September wel niet meer zijn, nu men de
gele gevaarten al zoo dikwijls door de
straten heeft zien gaan. Een groote verbe
tering zal het tooh wel wezen, en het treft
nu wel aardig dat althans tijdens de land-
bouwfeesten de tram rijdt.
De menschen, dis liefst de dingen van
den donkersten kant bezien, maken zich nu
al beangst over de ongelukken, die er door
het rijden der veel vluggere electrische
tram zullen gebeuren.
Met de ondervinding, elders opgedaan,
voor oogen, vertrouw ik, dat dit wel mee^
vallen zal. Toch zou ik ook nog om andere
reden wel graag zien, dat op de Breestraat
de oude stoepen met ketting-afsluitingen
kwamen te vervallen, en vervangen worden
door een breed trottoir, zooaïs door een
aantal bewoners dier straat aan den Raad
is gevTaagd.
Dit zou ook meer passen bij het veran
derd karakter, dat de Breestraat hoo lan
ger hoe meer aanneemt. Het is bekend dat
de Wethouder van Fabricage, de heer
Korevaar, een voorstander is van trottoir
aanleg, 't Is vooral aan hem te danken dat
successievelijk aan de Haarlemmer- en
Hoogstraat en aan het Noo<rdeinde trot
toirs zijn aangebracht. Het plan schijnt te
zijn om elk jaar wat te doen, want op
iedere begrooting der laatste jaren vond
men een post daarvoor uitgetrokken. Trot
toir-aanleg is echter duur werk, en ik denk
wel niet dat de Raad er toe besluiten zal
om de geheele Breestraat daarvan ineen
te voorzien. Als het gebeuren moet, zal het
wel naar den gevolgden regel in eenige
tempo's plaats hebben.
Van straat naar de huisnummers is niet
zoo'n groote sprong. En daarover heb ik
ook nog wat te zeggen. Men zal zich her
inneren dat er van B. en Ws. eens een uit-
noodiging tot de burgerij is uitgegaan,-
om.de nummers der huizen met groote
duidelijke cijfers op een zichtbare plaats
aan te brengen. Dat is een groot gemak bij
het zoeken naar iemands adres, niet alleen
voor brieven- of telegrambestellers en der
gelijke personen, maar ook voor het gewone
publiek en met name voor vreemdelingen
In het iPlantsoen en aan de Singels met de
voortuintjes of slooten voor het huis is het
vaak een heele toer de nummers te lezen.
De aansporing van hooger hand heeft
evenwel nog niet veel uitgewerkt. Iemand
die er een onderzoek naar scheen te hebben
ingesteld, vertelde dat de gemeente ook
slecht was voorgegaan. De nummering der
gemeentegebouwen moet al niet beter zijn
dan de rest.
Mij dunkt daarin meest nu to-h eens ver
botering komen. Het is tegen ordig voor
de ambachtslieden een slappe tijd. Laat
men zijn schilder nu r eens even laten
komen, opdat weldra in het algemeen ge
nomen het huisnummer althans niet een
beletsel behoeft te wezen om iemands
adres te vinden.
Dat is ons oude en verouderd adresboek
op het oogenblik wel, en de menschen, die
niet de weelde zich hebben veroorloofd hot
laatste inkomstenhoekje of een nieuwe kio-
Slot)
De redenaar ging voort: „Sta my toe, ge-
achle aanwezigen, aat ik, met het oog op de
feestelijke stemming,- waarin wy ons bevinden,
en de verhevenheid van het onderwerp, geen
beschouwing boud over de woorden: Eero zy
God in de hoogste hemelen; woorden, welke
bovendien immers voor ziebzeive spreken.
Veroorloof my dus, dadeiyk op het tweede
gedeelte over te gaan, hvtwelk over den vrede
op aaide handelt. En daarty bevind ik mg in
een eigenaardige positie. Want onder vrede
op aarde moet men niet alleen den politleken
vrede verstaan, de rust der wapenen, maar
ook, en daarop wyst onze spreuk in de eerste
plaats, den vrede onder de bewoners van het
zelfde land, dus don burgerlijken vrede. Geen
•tryri, geen twist, slechts eensgezindheid en
overeens'emming. Waar wat, m\jn geachte
toehoorders, biyft by zulk een toestand voor
den rechter over?"
Wen Jachte, in de hoop, dat men nu het
emsligo gedeelte der redevoering had gehad,
en LuistertI" hooide de spreker roepen, die
voortging:
„Waar blyft, zeg ik, de rechter, die ten slotte
toch ook oen mensch is en wil leven? Nu is
er wel, Ion opzichte van de eenheid, voor ge
zorgd, dat de boomen niet in den hemel
groeien, want zoolang de wereld bestaat, zal
de stryd om het myn en d\jn niet ophoudén.
Waar daar toch al» yd de een geiyk en de
ander ongelyk zal hebben, zoo zijn wij men-
echeii, d.o daarover beslissen moeten, er waar-
lyk slecht aan toe. Want hoe ons oordeel ook
moge luiden, altyd zullen wij van don eenen
kant, welke het onderspit delft, beschimpt 6n
veroordeeld worden."
Warie Simmel trok oen plooi aan haar mouw
terecht. Zy had ond6r de redevoering niet van
haar bord opgekeken. Zonder dat hy haar aan
keek, voelde h(J haar nabyheid.
„Dat laat zich," ging hy voort, „zoolang
verdragen als men onverschillig is ten op
zichte van de betreffende zakon en porsonen.
Er doen zich echter gevallen voor, waarin men
monschclyk voelt en een harden ^trijd in zijn
binnenste moot voeren om de onpartydigheid
te bewaren.
Ja, geachte damos en heeren, er zyn zulke
gevallen, terwyi men overtuigd is van do
onrechtvaardigheid van het vonnis, hetwelk
men geveld heeft, en waar men daar wonden
moet slaan, waar men zoo gaarne balsem had
willen aanbrengen. 1)* groote Frederik he9ft
eens zyn raadslieden uit hun betrekking ont-
s'agon, wyi zy volgens do letter der wet 6en
vonnis uitspraken, waar hy om biliykheids-
redenen een vrijstelling had verwacht, Onze
tyd is vooruitstrevender. Nu brengen wy,
rechters, ln zulk een geval ons zelf de slagen
toe, de geo8elslagen der moraal."
Wen schudde aan tafel de hoofden en wist
niet, waar hy heen wilde, vond ook, dat hy
te veel over zichzófven sprak. Marie Simmel
alleen was van een andere meening en had
het gevoel alsof zy aan de kaak werd gesteld.
By elk zyner woorden voelde zy hsur hart
luider kloppen. Zy zag er tegen op opzien te
baren, anders zou zij opgesprongen en wegge
sneld zyn om nooit teiug te keeren.
Iiy liet zich echter niet storen, maar ging
voort:
eEn toch gelukt het ons zelden, weer by
hen ln de gunst te komen, die wy met bloe
dend hart moesten b^leedigen. Vergeef my,"
viol hy zichzölvon in de rode, toen het hoold-
Bchudcisn dor dischgonooten hem opviel, „dit
afdwalen op persoonlijk gebied, maar het staat
met mijn ihoma van vrede op aarde in ver
band. Ik bedoel, dat de vrede op aarde, daar
de stryd nu eonmaal mot te verbaunen is,
slechts dan een waarheid kan worden', als de
vergeving do ondervonden krenking op den
voet volgt. En evenals de genade den veroor
deelde, zoo moet ook do vergeving don voroor-
dceler ton goede koraon, dat zou de ware
vrede op aarde zijn I En damos en heeren 1
Als de warme adoui dar vergeving over de
dreven van dan vrode wo9i, zou daaruit ont
spruiten. wat, stil vorborgon, slechte wacht
om te ontkiemen, waarvan de wortel reeds
aanwezig is, wat door do vorst van den trots
slechts verhinderd wordt zich te ontplooien;
en zou daaruit opbloeien het mooisto op
aarde, ia de menschen oen welbehagen: de
liefdel
En op deze liefde, hooggeachte vrienden,
drink ik, dat zy ons deel wordo, waar wy die
zoo vurig verlangen, die wy van ganscher
harte beantwoorden. Op de liefde, de zalig
makende, onuitgesproken, nooit verminderende
liefdel Dat zy levol"
Hy boog tegen het gezelschap, daarmede
hot teoken tot opstaan gevend. Men rees van
zyn zitplaatsen op, alles klonk mot elkaar en
in de algemeens opschudding wendde Rudorf
zich het eerst tot haar, die al zyn woorden
hadd9ii gegolden. Z;J bevond zich niet meer
op haar plaats. Zonder dat hy het gemerkt
had, was zy verdwenen.
Hy keek naar zijn moeder, om wie zich
all98 verdrong, of Marie wellicht daarheen was
gegaan, ten einde te klinken; hy keek naar
de vriendin Clémentine, die nog in het on
zekere ov8r zyn rede seinen te zyn, zóó ver-
bysterd stond zy midden in de zaalhy keek
overal heen: Marie Simmel was nergens to
ontdekken, hoe hij zyn oogen ook inspande.
Waar kon zy zyn? Hy had haar toch, terwyi
hy sprak, aan zyn zjde gevoeld; waar kon
zy z(jn? Zouden zijn woorden de tegenover
gestelde uitwerking gehad hebben, als hy
had bedoeld, haar uit zyn huis verdreven
hebben?
Een onuitsprekelijke angst maakte zich van
hem meester dat do nauwoiyks teruggevondene
nogmaals en ditmaal voor altyd voor hem ver
loren was. Als zy zyn woorden eens verkeerd
uitgelogd en voor spot gehouden had 1 Hy ver-
won8chte zyn redevoering en het geheele ge
zelschap om zich hsenhy kon het nlot langer
op zyn plaats uithouden.
Zonder zich to storen «aan degenen, die om
hem heen stonden en hem de hand drukien,
liep hy, als door eon onzichtbare macht ge
dreven, weg, de leege kamers door, weike
door do half neergodraaide lampen in een
schemerlicht waren gehuld.
Alleen de boom verspreidde nog zyn stralend
licht, maar niet voor hem, want ook hier was
Marie niet te ontdekken.
Hij stiet de deur naar de zykamer open:
Alles was donker en slil. Slechts achter het
gordyn, waar het levend beeld hem in ver
rukking had gebracht, schemerde nog een
licht.
Wat was dat? Een geluid liet zich van daar
vernemen; het klonk als oen gesmoord weenen.
Met oen greep had hy h9t gordyn ter zyde
geschoven; daar zat zy, de vermiste, op een
lagen stoel ineengedoken, haar kopje in haar
handen verborgen te onikken, xoodat het ge
heel® lichaam beefde. Door haar eigen weenon
had zy hem niet hooron komen on liet aan
haar tranen den vryen loop.
Een oogenblik 6tond hij stil en durfde zich
niet verroeren. Toen riep hij zacht, heel zachi,
haar naam. Zy schrikte on keek op. Doch
nanwelyks had zy hem gezien, of zy wendde
haar hoofd af en verborg het opnieuw in baar
handen. Nu hield hy liet niet langer uit. Hy
boog zich naar haar toe, sloeg zyn arm om
haar schouders, trok zacht d handen vari haar
gelaat en drukto een kus op haar mond. Wil
loos, alsof alle kracht haar hai verlaten, liet
zy dat toe. Hy vroeg:
„Vrede op aarde?"
Zy knikte byna onmerkbaar met het hoofd.
„En in menschen een welbehagen?"
„Ja!" fluisterden de halfgeopendo lippen.
„Eq de liefde?"
Nu sloeg zy haar armen om zyn liala en
beantwoordde den kus, dien zij hal ontvangen.
Toen Marie Simmel eonige maanden later,
tegen den zomer, de akte onderleekende, welke
haar tot mevrouw Rudorf maakte, vond zy,
dat de letter der wet toch volstrekt niotzulk
oen kwaad ding was.
Maar Clémentine, die het jonge paar, dat
met de moeder terugkeerde, in de feestoiyk
vorsierde woning had opgewacht, zeide na de
eerste golukwenschingen
„Maar, Marie, gy moet my het proces b(J
gelegenheid toch nog eens goed uitloggen,
want zoo geheel begrepen heb ik dat toch nog
altyd niet."
Waarop Marie van vreugde stralend mot een
blik op haar man antwoordde: „Wond je tot
dien daar; de kan alles 1"