FEUILLETON. De hond van Sherlock Holmes. Hoe zij veranderden van Houding. De Banneling. kelde en viel en een oogenblik later lag hi) gebonden naast zijn broeders. De rooverhoofdman riep spottend uit! „Dat is een goede vangst. Laten wij ge regeld te werk gaan en hun zakken na snuffelen. De degen van dien held, die ons in stukjes wilde hakken, neem ik in beslag. En nu zullen wij het geld deelen." „Wij hebben niets meer," zei Omar be- yend. „Dat is niet waar. Wij hebben er juist in de herberg op gelet, toen je je schatten ten toon spreidde. Je bent zelf de Oorzaak van je ongeluk." „Man,'' zei Selim, „nu wjj van alles be roofd zijn, kunt ge ons dus loslaten." „U loslaten? Gij zult ons juist veel geld opbrengen, want ik ben van plan u als sla- Ven te verkoopen." De roovers brachten hun gevangenen onder een rotsblok, dat een soort van af dak vormde. „O," stamelde Omar, ,,o vader, ik zal u niet meer terugzien. Dat vervloekte geld heeft mij in het 'ongeluk gestort." „Heb ik mij ook niet vergist?" zei Ali. „Dacht ik niet, dat niets mijn degen zou kunnen weerstaan? Wat een dwaas was ik toch 1" „Beste vrienden," zeide Selim, „waarom Eouden wij voortgaan met ons te beklagen. Laten wij den moed niet verliezen. Zal ik •en spreuk uit den Koran voorlezen?" „Goed, doe dat!" zeiden de broeders. En Selim begon bij toortslicht eenige hoofdstukken uit den Koran voor te lezen. Toen hij zweeg en het boek sloot, hadden de broeders weer eenige hoop gekregen. En wat het zonderlinge was, de Toovers sche nen ook getroffen door hetgeen ze uit den Koran hadden hooren voorlezen. Zij hadden eerbiedig geluisterd en er stond op hun ge zicht een geheime angst te lezen. „Kind," zei het opperhoofd, „je hebt Voor je-zolf en je broeders gelezen. Lees nu eens iets dat betrekking heeft op mijn ka meraden en op mij." „Dat wil ik doen," antwoordde Selim. „Doe zelf den Koran open en ik beloof u, dat ik ajlles zal lezen zonder er één letter aan te veranderen. Maar weet wel, dat Allah zelf op deze wijze tot u spreekt." „Het zij zoo," hernam de roover. En op goed geluk sloeg hij den Koran Open. „Ik luister," zei hij. „Denkt niet, dat God niet let op de da den der slechtaards," las Selim voor. „De dag zal komen, waarop zij voor Hem zul len verschijnen en dan zal Hij tot de bewa- k©T8 van de hel zeggen: Belaadt deze boos- 18) Nu die iemand was gauw genoeg gevon den „dat zou natuurlijk Filoselle zijn, de Voetsier, die allereerst ook Lizzie Holmes had weggereden, na haar ontvoering door den patroon zelve a Dit lukte: Brisquet raakte letterlijk ver- Blaafd aan die partijtjes met Filoselle, die er natuurlij wel voor zorgde, dat liij den ouden man zooveel mogelijk winnen liet, vandaar dat die dubbel gesteld werd op dezen partner. Dit alles wa9 d'us al zoo voor- oereid, en nu had de patroon zioh nog van de hulp van Biribi en La Couleuvre ver zekerd, die hem beiden uitermate van dienst konden zijn: de een door zijn kracht en zijn behendigheid in het muursmelten en de ander door zijn slankheid 1 Dus, Zondagochtend tegen vijf uur, ver lieten Biribi en La Couleuvre het h...s van La Torte, vergezeld van Punch en begaven zich per auto naar 't aangegeve adres rue de Yaugirard nummer 446. Daar, in de werkplaats, die zoo lang gehuurd was door Sharp vonden ze ó'en patroon, reeds ge heel in behangerscostuum, terwijl er ook ▼oor hen beiden soortgelijke pakken klaar aards met zware ijzeren ketenen en werpt hen in het vuur, dat nooit uitdooft." Bleek en somber hoorden de roovers deze woorden aan en gingen heen zonder een woord te zeggen. Zij legden zich te slapen en weldra was alles in rust. Toen de dag aanbrak, ontwaakten de ge vangenen. Tot hun groote verbazing be merkten zij, dat zij niet meer gebonden waren. Zij keken rond naar de roovers. Er was niemand te zien. Zij waren verdwenen en hadden op de mantels der jonge lieden den degen van Ali, en het geld van Omar "hehter gelaten. Zij waren getroffen gewor den door de woorden uit den Koran en hadden berouw getoond over hun slechte daad. De reizigers keerden zoo gauw mogelijk naar Bagdad terug en zoodra zij hun vader begroet hadden, vertelden zij hem hun avontuur. Ten slotte "riepen Ali en Omar als uit cénen mond „Selim heeft de beste keuze gedaan. Niets is in het leven van meer nut, dan de regelen der wijsheid en Allah's woord." „Kinderen, dat wist ik wel, maar ik wil de dat de ervaring het jullie leerde, en niet ik. De beurs behoort jou toe, Selim. Selim antwoordde glimlachend: „Ik neem ze aan, maar, daar u weet, dat ik volstrekt niet begeerig ben naar rijkdommen, zult u het wel goed vinden, vader, dat ik deze som met mijn broeders deel." René kwam thuis van school, met zijn pet achter op het hoofd, zooals dat zoo zijn gewoonte was, als hij erg i.i zijn schik placht te zijn, en alles aan hem was even vroolijk en opgewekt. En geen wonder: hij had op school het hoogste cijfer gekregen voor een geschiedenisopstel, iets wat haast nooit voorkwam, en dat dan ook met recht een „gebeurtenis" was op school. „Wat zal moeder blij zijn!" dacht onze held en een heerlijk weldadig gevoel door- fltroomde zijn aderen bij deze -' dachte. Op den hoek der straat stonden drie ka meraden van hem te schudden van het lachen. „Wat hebben jullie?" vroeg hij. En midden in den groep zag hij de nieu we staan, een jongen van een jaar of veer tien met een flink gezicht, maar die mank liep en wiens linkerhand langs het lichaam afhing. Een der jongens had nu de pet van den „nieuwe" afgenomen en liet die op een stok boven zijn hoofd duisen, ter wijl de arme jongen wanhopige pogingen deed om zijn hoofddeksel terug te krijgen. lagen, die ze voor het gemak maar over hun kleeTen aantrokken. In die werkplaats stond nu ook een handkar gereed, met al wat de „behangers" noodig zouden hebben: groote potten stijf sel, rollen behangselpapier, een ladder enz. enz. en daarmee begaven de drie mannen zich naar de verdieping boven de „Kaap- sclie Diamanten". Punoh werd daar zoo lang achtergelaten, omdat hij nu toch niet van dienst kon zijn, maar hen eerder in den weg zou loopen. Zoo begaf het drietal zioh dus op weg en de concierge van de rue du-quatre-septem- bre, vond er natuurlijk niets vreemds in, dat er werklui kwamen in het leegstaande huis, want hij wist, dat dit zoo gauw mo gelijk betrokken zou worden. „De behan gers" laadden dus af en sloten zich toen op in het bewuste vertrek, waar ze hun eigen werk beginnen wilden, dat bestond in een gat boren in het plafond, groot ge noeg, dat La Couleuvre er door kon gaan naar het magazijn daaronder. Het tweede deel der operatie zou dus eerst veel later in don nacht plaats hebben. Tommy Sharp en Biribi zouden dan zoo lang het apartement verlaten hebben en kwamen eerst veel later terug, waarna zij beiden 't magazijn zouden binnen gelaten worden door La Couleuvre. Nu goldt 't dus, dit gat te boren en dat was nog niet zoo „Dat is al heel mooi van jullieJullie met z'n drieën tegen één, die maar één arm heeft." barstte René verontwaardigd uit. „Waar bemoeit hij zich toch mee?" riep er een. „Moet hij ons soms surveilleeren, nou hij toch zoo knap is?" En een kruisvuur van spottende uitroe pen volgde, terwijl de bewuste pet eensklaps midden op straat vloog. Pats. Daar vloog die en de dader er bij. Dat was Renc geweest die 'm dat zoo handig geleverd had en die gooide nu zijn schooltasdhi neer en maakte zich al gorc-cd een „robbertje te boksen" met dien „laf aard I" Maar op eons, daar voelde hij zich vast gegrepen door een stevige hand, en omkij kend zag hij een van zijn leeraren. Je kent tooh het schoolreglement aan gaande straatgevechten?" vroeg die, op strengen toon. „Hij is begonnen!' riep er e op René wijzend. Met een enlkele blik legde de leeraar dien ongevraagden mededeeler het zwijgen op en sprak „Ik vraag niet, wie er hier begonnen ;s nodb wat er gebeurd is, alleen -ril ik jul lie maar eens vertellen, wat er een twee jaar geleden niet ver hier vandaan is voorgevallen buiten op het platteland. „Er was brand uitgebroken in een wo ning die eenigszins afgelegen was van de andere, en hoe dat weet men niet, er wa ren enkel maar een lamme grootmoeder en twee kleine kindertjes in huis: één baby van een paar maanden in de *rieg en één allerliefst meisje, van een jaar of drie. De vlammen hadden reeds snel om zich heen gegrepen, toen gelukkig een der voor bijgangers het merkte, en dadelijk alarm sloeg, waarop de Grootmoeder en het klein- tje in de wieg gauw genoeg buitenshuis wa ren gedragen. Maar zusje, de kleine meid van drie jaar? Was die soms met de ouders mee op het land? De grootmoeder hield toch vol dat zij in huis moest jn en toch kreeg ze geen antwoord op al haar roepen en vragen. Opeens daar komt de moeder aangevlo gen. Met één oogopslag overziet zij den toestand. Grootmoeder en baby gered, maar zusje? „Moeder, moeder! Gauw toch, of ik stik", klinkt daar een benauwd stemmetje van boven en daar ziet men voor één der ven stertjes van het dakkamertje het kleine meisje handenwringend staan. Net op dit hachelijk oogenblik komt er een jongen van een jaar of twaalf aange vlogen die door de menigte 'heendringt en zonder bedenken de trap opvliegt.... waar- makkelijk; tenminste om het ongemerkt te doen, zóó dat het geluid hen niet verraad de, behangers toch maken een heel ander leven. Daar kwam nog bij, dat d'e concierg6, zelf, dicht naast de kamer huisdev waarin' het karwei plaats had! Ze legden het echter zeer wijs en voor zichtig aan en gingen op z'n tijd buitenshuis eten, zooals dat de gewoonte is bij de Pa- rijsche arbeiders. Nadat de werktijd om was, verlieten dus twee van de drie „be, hangers" het huis, waar alles intusschen voorbereid was voor het boevenstuk: vlak bij het gat was een touwladder bevestigd, waarlangs La Couleuvre zich maar had laten afglijden, op den afgesproken tijd. Zijn eerste werk zou dan zijn, do draden af te snijden, die de electrisohe schelletjes in be weging moesten brengen. Tommy Sharp en Biribi waren weer terug gegaan naar de werkplaats, waar ze de gewenschte gedaan teverwisseling zouden ondergaan; en toen begaven ze zioh weer naar het tooneel hun ner werkzaamheid, ditmaal vergezeld van Punch Precies om elf uur waren beide vrienden terug en liepen de rue du Quatre septem- bre af, die op dit uur geheel verlaten is. Want aan weerszijden zijn tal van maga zijnen en in de week zijn die natuurlijk vrij laat open, maar 's Zondags lijkt de straatj geheel uitgestorven; alleen de electrisch© na hij binnen enkele minuten met het klei ne meisje in de armen terugkeert. De moe der heeft nog geen woorden van dank maar ze ontrukt hem den kostbaren rchat en tegelijkertijd valt er een balk naar bene den die den moedigen jongen als verplet tert. Zóó wordt hij naar huis gedragen* voor dood, naar men meende maar d* or de lief derijke verpleging zijner moeder is hij weer geheel bijgekomen en mist nu alleen nog het gebruik van den linkerarm en .trekt ook nog wat met het linkerbeen, maar dit alles zal wel terecht komen. Toen de leeraar klaar was met spreken heerschte er een oogenblik doodelijke stilte, daarop keerden allen zidh tot den „nieu we", schudden hem hartelijk de hand en degeen, die hem de pet van het hoofd ge slagen had, ging naar hem toe en zei: „Het spijt me erg, dat ik zoo laf was. Vergeef het mij". De anderen volgden zijn voorbeeld. „Nou, ik weet wel, het was zoo erg niet gemeend, antwoordde Nico; „maar dit be loof ik jullie, als ik weer goed en wel het gebruik van mijn linkerarm heb, dan zullen jullie er van lusten" „Zoo, gaat die arm dan al zoo goed voor uit?" Toen ging het groepje uiteen en alleen René en August, de belhamel, zetten hun weg samen voort. „Dat is een leelijke geschiedenis, man. Pat kost ons voor vandaag al onze goede cijfers, want dat worden nou nullen. Ja, voor mij is dat niets. Ik had hot verdiend. Maar voor jou, zie je, met je prachtcijfer voor je opstel Dat gaat toch niet aan. Daar moet ik iets op verzinnensprak August. „Want de schuld was heelemaal aan mij. Niet aan jou." „Jawel, maar denk je nou, dat ze voor mij een uitzondering zullen makenik voebt op straat, dus daar staat de gewone straf op'*, zei René getroost. Toen hij het heele geval aan moeder ver telde vond die ook, dat haar zoon niet anders had kunnen doen en dus kreeg hij nog een complimentje toe voor zijn flinke houding in de heele zaak. En 's midda_ werd het heele viertal bij den directeur in do kamer geroepen en die sprak toen: „Jullie weet de straf, die je verdiend hebt; alleen moet ik René nog mededeelen dat de kameraden gevraagd hebben f zij liever 2 nullen mochten hebben en jij jouw buitengewoon mooi cijfer zou behouden. „Neen meneer, dat kan ik niet aanne men," luidde René's antwoord. „Nu jongens, Ik zal jullie eens iets zeg- tram en eenige omnibussen die er voorbij gaan, brengen wat leven in de brouwerij Brisquet zou tot twee uur in den oohtend in beslag genomen worden, daar zou Filo selle wel voor zorgen. Alles was dus heel goed berekend en bei de mannen liepen kalm de straat af, toen Biribi zoowat op de hoogte van nummer 21 gekomen, drie keeren achtereen, een scherp doordringend g'fluit deed hooren; daarop liepen de patroon en hij even voor bij het huis, zooals ook afspraak was en deed zich van de binnenkant een geklop hooren, wat hun een teeken was, dat ze zonder gevaar konden binnentreden. Dit deden ze dan ook, vergezeld van Punch. Onmiddellijk begaven ze zich nu aan den arbeid* bijgelicht «.oor de elec- trische geleiding. Maar toch vorderden ze niet zoo gauw, als ze wel gewensoht had den; want de vitrines plunderen, dat ging gauw genoeg, maar toen ze de bewuste brandkast in den muur moesten open bre ken, gaf dit alweer een lang oponthoud. Een paar keeren toonde de hond ook al eenig ongeduld, dat was, toen er een paar agenten den stoep langs gingen. Ook moes ten ze aldoor even wachten, terwijl er een paar voorbijgangers stonden te praten voor de deur: het licht moest dan immers uit en in de duisternis konden ze natuurlijk niet vorderen! te meer daar ze dan allicht gen, voor vandaag zal ik het heele *egie- ment opheffen. En jullie zullen geen van allen de vastgestelde straf hebben. Luide weerklonk toen het geroep van „O, dank u wel, mijnheer 1 Dank u wel, mijnheer de directeur 1" En het was of hun allen een pak van het hart gerold was, zoo blij waren ze. Ik ge loof haast, Nico nog het meest, Het Angelus luidde in het kerkje te Anti- guano, een dorpje in de buurt van Napels. In een der armoedigste huisjes woonde een jonge man met zijn vrouw. Zij zaten aan tafel om hun avondmaal te gebruiken, maar de een noch de ander kon iets eten en zij schenen erg treurig te zijn. Zij waren vier jaar getrouwd en eerst was alles hun meegeloopen, maar de beide laatste jaren waren zij door allerlei rampen getroffen: hun oogst was gedeeltelijk door den hagel verwoest, hun kudde door do veeziekte ver minderd in aantail; ook hadden zij te lijden gehad van de onlusten in Napels. Door den nood gedwongen, hadden zij zich tot een woekeraar gewend, die hun ge leend had togen een hooge winst, maar roïn zij op den afgesproken tijd het geld niet konden teruggeven, hadden zij opnieuw moeten leenen, zoodat zij op het oogenblik, waarop wij in dit verhaal kennis met hen maken, geen raad wisten wat te doen. Het was al geheel donker geworden; de jonge lui, die met hun dochtertje van drie jaar tuschen zioh aan tafel zaten, wilden juist aan hun armoedig avondeten begin nen, toen de buitendeur plotseling geopend werd en een vreemdeling, geheel met stof overdekt, haastig de hut binnentrad. Dit binnenkomen ging zoo vlug in zijn werk dat de jonge vrouw een kreet van sehrik uitte. „Wees kaJm, Assumta," zei de man en wendde zich tot den onbekende met de woorden: „Wat wenscht u van ons. mijnheer?" „Ik ben een banneling uit Napels," zei deze, „ik zoek een ondetkomen." Assumta stond haastig op en keek den vreemde eerbiedig en toch ook medelijdend aanhaar echtgenoot' wees hem een plaats aan tafel aan en zeide eenvoudig: „Wees welkom hier." In dien tijd in het midden der 16de eeuw verwoestten burgeroorlogen Italië; de burgors boJen vooridu end schuilplaat sen aan aan personen, die den wraaknH.ujn- gen van den laitsten overwinnaar ont vluchtten. De boeren versohaften beuite- meer geruisch zouden maken, vandaar dat dit oponthoud hun een eeuwigheid' scheen. „Al half één," bromde Sharp, terwijl hij zijn horloge liet slaan, een prachtige chro nometer, die hem echter niet veel gekost had, naar men kon begrijpen. We hebben nooit tijd genoeg, om alles te doen „Tot hoe lang hebben we nog?" vroeg Biribi. „Ja, Filoselle heeft beloofd, dat hij Bris quet net zoo lang bezig zou houden, tot de cafés gesloten werden, dus tot twee uur ongeveer." Ja, dan stonden ze er ook niet mooi voor: ze waren nog niét eens begonnen met het smolten van den eenen wand der brand kast. Maar dat begon de patroon nu en hij maakte een gat, groot genoeg om er den arm door heen te kunnen steken. Terwijl dit alles plaats had', zat de oud gendarme in het cafétje in de rue des Petits Champs, en snorkte, dat het een aard had. Filoselle had met hem gegeten en hem toen een kop koffie aangeboden, waarna ze onder het genot van dien drank aan het piket spelen gega..n waren. Br squet was zoo hartstochtelijk verdiept in het spel dat hij niet eens merkte, hoe zijn partner den inhoud van een flaconnetje had leeg gegooid in zijn koffie I De oude man won lings gastvrijheid aan de overwonnenen vaa gisteren en aan die van morgen. Zij vroegen niet naar de politieke over tuiging van den vluchteling; maar naar het gevaar, dat hij liep. Nadat de vreemdeling het eenvoudige avondeten gedeeld had, maakte Assumta een bed voor hem gereed. In den uitersten hoek der hut was een schuilplaats, die vol strekt niet in het oog viel, daarheen brach ten zij den vreemdeling. Angelo zoo heette de boer bracht een heel onrustigen nacht doorelk oogen blik luisterde hij naar geluiden buitenshuis; hij vreesde, dat iemand den vreemdeling bij hem had zien binnengaan en het zou ver raden. Ge kunt u dus zijn schrik voorstelleJ** toen hij merkte, dat er dien nacht soldaten in het dorp waren gekomen. Hij waarschuwde zijn gast en gaf hem den raad zioh zoo goed mogelijk te verbergen, totdat de troepen het dorp zouden verlaten hebben, wat waarschijnlijk dienzelfden dag nog gebeuren zou. Maar de soldaten gingen niet heen en weldra begrepen de dorpelin gen, dat zij Antiguano als middenpunt had den uitgekozen om de bannelingen gevan gen te nemen. Angelo moest dus den vreem deling bij zich houden; dit veroorzaakte hem dus meerdere uitgaven, maar hij zou er niét aan gedacht hebben hem weg te zenden. De vreemdeling was een in zichzelf ge* keerde man; zijn dankbaarheid uitte zich slechts door een blik of een gebaar. Hij bracht den heelen dag in zijn schuilplaats door en zat alleen bij de maaltijden aan tafel. Op zekeren avond zaten zij weer alleen aan tafel, toen er aan de deur geklopt werd; Angelo keek door het luikje en zei: „Dat is Giordano; ga gauw naar uw schuilplaats. Het is een gierigaard en een slecht mensch; als hij u zag, zou u ver loren zijn." De vreemdeling stond haastig op en Assumta ging vlug de deur open doen. „Ik dacht, dat ge mij niet wildet binnen laten,'' zei Giordano. „Waarom niet, meester Giordano?" „Dat weet ik niet. Maar zijt ge alleent Ik dacht, dat er hier zachtjes gefluisterd werd." „Wij spraken met het kind," zei de jonge vrouw. „Komt het jelui nu gelegen mij te beta len?" „Ik kan het op dit oogenblik nog niet doen,' antwoordde Angelo treurig. „Dan zal je huis en je meubilair er aan gclooven moeten, want ik ben niet van voortdurend, dus was het niet aan ge brek aan belangstelling in het spel} maar hij was binnen korten tijd in slaap en een der andere bezoekers zei meelijdend, och, kijk eens, die arme Brisquet is zeker ziek „Ziek?" antwoordde Filoselle, „neen maar: hoor jullie dan niet tijn rustige ademhaling?" ,,Nu} dat was ook 7.00; de oude man sliep zoo gerust als iets. „Arme stakkersprak Filoselle alweer, we zullen hem maar stil laten slapen, want niemand zal er zich aan ergeren als hij nou niet precies op tijd in het magazijn ia. Gisternacht heeft hij immers dubbel ge waakt, want toen meende hij in het begin van den nacht het een of ander verdacht geluid te hooren en heeft toen al die uren verder geen oog meer dichtgedaan! We zullen nu maar kalm wachten, met hem te wekken, tot het huis gesloten wordt." Iedereen was het hier mee eens en men bemoeide zich verder niet met den ouden man. Filoselle ging expres door met een ander kaartspelletje, om ook zijn eigen verblijf maar zoo veel mogelijk te rekken. (Wordt vervolgd)*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 8