'S»o« 15790. IiBIDSCH DAG-BLAD, Zaterdag1 12 Au^istus. Berst© Blad. Anno 1911 Officieele Kennisgeving. FEUILLETON. Een ©aisijea PERSOVERZICHT. KEKKISGEVEXG. TREKHOMDENtHfET. Burgemeester en Wethouders van Lei den, Gezien de „Trekhondenwet" 1910 (Staats blad No. 203), houdende bepalingen ter bescherming van trekhonden; het Konink lijk Besluit van den 6den Februari 1911 (Staatsblad No. 44), bepalende het tijd stip van in werking treden van genoemde wet, en het Koninklijk Besluit van den 6den Februari 1911 (Staatsblad No. 45) ge wijzigd bij Koninklijk Besluit van 12 Juni 1911 (Staatsblad No. 143), tot uitvoering van de artikelen 1, 4 en 5 dier wet, Vestigen de aandacht van houders Tan hondenkarren in deze Ge meente op de bepalingen van bovenaange haalde, op 1 September 1911 in werking tre dende wet en op die van het vorengemeld Koninklijk Besluit van 6 Februari 1911 (Staatsblad No. 45) gewijzigd bij Konink lijk Besluit van 12 Juni 1911 (Staats blad No. 143), meer in het bijzonder op die van de artikelen 1, 2, eerste lid, en 4=, lo en 2o, van genoemde wet, luidende Artikel 1. Het is den houdeT van een hondenkar verboden die te gebruiken of te doen gebruiken: lo. anders dan met inachtneming van de voorschriften omtrent de lichamelijke ge steldheid en de maat der honden, het tuig, de hondenkar en het geleide bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld; 2o. tenzij hij als houder zij ingeschreven in een register, aangelegd door Burgemees ter en Wethouders der Gemeente, waarin hij woonplaats heeft. Deze wet verstaat onder hondenkar een voertuig, met één of meer honden bespan nen. Artikel 2, eerste lid. Burgemeester en Wethouders geven bij de inschrijving aan den houder een nummerbewijs af. Artikel 4, lo en 2o. Het is den geleider van een hondenkar verboden die te gebrui ken lo, anders dan met inachtneming van de voorschriften omtrent de bespanning, de be vrachting, en de snelheid bij algemeenen maatregel van bestuur gesteld; 2o. zonder voorzien te zijn van een num merbewijs als bedoeld in artikel 2; en op die van de artikelen 1, 2, 3 en 5 van laatstgemeld Koninklijk Besluit, luiden de Artikel 1. Het is verboden als tr khonden te gebruiken of te doen gebruiken lo. kreupele, schurftige, gewonde, zicht baar drachtige of zoogende honden; 2o. nog niet volwassen honden; 3o. onden met een geringere schouder hoogte dan zestig centimeter, indien zij na 1 Sept. 1914 vóór de kar worden gespan nen; vijftig centimeter, indien zij vóór 1 September 1914 voor <1© kar, of indien zij onder de kar worden gespannen. Artikel 2. Tot het tuig moeten behooren een borstriem van minstens vier centimeter breedte van zacht leder, reikende tot ach ter de voorpooten en met strengen verbon den aan een spoorstok, onder de honden kar vastgemaakt tusschen de twee uitein den van de hoornen, een draagriem van min stens zes centimeter breedte en een buik riem van minstens vier centimeter breedte. Artikel 3. De hondenkar moet voorzien zijn van steunsels, die vooiikomen, dat zij den hond drukt, wanneer hij in rust is en van een drinkbak. Op de kar moeten de naam van den hou der en van de gemeente, waarin hij woon plaats heeft, alsmede het nummer van de kar goed leesbaar voorkomen. Artikel 5. Indien de hondenkar met moer dan één hond is bespannen, moeten de hon den naast elkander worden gespannen. "Voor de kar mogen niet meer dan drie, onder de kar niet meer dan twee honden worden gespannen. Onder de kar mogen geen honden wor den gespannen, die, te rekenen naar de schouderhoogte, niet rechtop onder do kar kunnen staan. Brengen vooris ter kennis van houders van V ondenkarren in deze gemeente, dat zij zich voor de bij art. l, 2o. der vorenaan- gehaalde wet bedoelde inschrijving ten spoedigste ter secretarie (kamer No. 10) Zy had niemand ooit kwaad gedaan, en er kon haar niets bepaalds verweten worden; haar ten miDSte niet. Zy was zoo'n gotde vrouw als een ander, heel oud den geest versuft door de jaren, erg dooi en bijna blind. Zy liep met wankelende passen door de steeg jes, leunend op baar groote, groenkatoenen parspluie, die zy altijd droeg, in alle weer. Wonneer hot regonde en zij de parapluie moeat opzetten, om haar muts te beschermen, leek zy nog ouder en minder vast op haar beenen; en meermalen had men haar op straat moeten oprapen, als zy omvergeworpen was door den wiüd, die voorzeker heel veel sterker was dan zy I zy „dronk" echter niet. Neen, maar zy was zoo vervallen I Zy was orer de negentig. Twee en negentig, zei ze niet zonder trots tegen de menschen, die er naar vroegen. Men wist haar leeftyd niet precies. Men kende haar minstens zestig jaar. De oude .menschen herinnerden zich, dat zy haar op een lente avond in die streek hadden zien komen, mot een jongetje aan haar hand, en met eon koffer, dien een man op zyn schou- moeten aanmelden. Verdere inlicbtiitgen omtrent de keuring van honden enz. zullen aldaar worden verstrekt. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. A. VAN HAMEL, Weth. Loco-Burgemeester. J. H. W. VEBZIJL^ Loco-Secretaris. Leiden, 2 Augustus 1911k ders droeg. Hot was een jongetje van vyf of zes jaar, blond, met een baret op, en een zwart-linnon buisje, dat aan de ollebogen was versteld. De oude koffer was van zwart ge schilderd hout, en met touwen vastgemaakt. Maar dat waren allemaal oude histories, waar van de jongelui nista af konden weten. Zy kwam ver weg, uit de stad Brest, en heette Frangoiss Madec. Zy was een volla Dicht van Cathérine Bertaud, de vrouw van den metselaar. Die Cathérine Bertaud woonde toen op den weg naar Port-Goulphar, by den ingang van het dorp, vlak by de smederij van Quilbert. Wat zyn die allen allang dood! De jaren gaan voorby en men weet niet hoe. Hoeveel menschen, die men gekend heeft, zyn ver trokken op hun laatste reis. Frangois® was een weduwe en geheel zonder inkomsten. Haar man, een arsenaal arbeider, een slachtoffer van den drank, de arme man was vóór hy oud was versleten, ver lamd, verschroeid, en was elndeiyk in het hospitaal overleden. En toen was zy alleen achtergebleven, zonder geld, zonder iets om van te leven; alleen met den kleine en met schulden. Gelukkig had zy haar nicht Bertaud en haar man ontmoet. Dat waren brave men schen en hoewel zy bijna even arm waren als zy zelf, waren zy toch te hulp gekomen, en hadden haar by zich in huis genomen. Zy woonden samen in dat huisje by den zoo zou men over tién smaak met hem kun nen twisten, fD&ar had bij voor zichzelf de kwestie overgebracht op particulier terrein. Mogelijk ware dan echter nog de tegenwer ping, dat bij de feestelijkheid, waaraan hij deelnam, zijn tegenwoordigheid althans in den geest der autoriteiten een minder pri vaat karakter droeg, dan in de gevallen, die ik noemde. Het geval-Duys is dan ook in zekeren zin een grensgeval en niet op te vatten als het begin eener nieuwe tactiek in dezen. ingang van het dorp, en probeerden zich zoo fatsoeniyk mogeiyk er door te slaan, zonder af te hangen van hun buren. Frangoise kou vry goed naaien en ging uit verstellen by de menschen ln het dorp en op boerderyen, en verdiende zoo een beetje als haar aandeel in de uitgaven, om niet heelemaal ton laste van haar bloedverwanten te zyn. De kleine Frangois zoo heette het jonge tje, dat zy mee naar Madec had gobracht speelde op den weg met de andere kinderen, liep buiten door de velden, zocht vogelnestjes in de struiken, of plaste aan het strand. Hy was een kleine, stevige jongen, bruin, ondeugend, altyd klaar om te vechten of om met stsenen te gooien; altyd zyn buis ge scheurd, zyn hemd uit zyn broek, en de anderen bedreigend, schreeuwend en iedereen bevelend. Men hield niet veel van hem. Hy was al twaalf jaar vóór hy zyn eerste communie deed, want hy was achterlUk voor zyn leeftyd. Men had in de kerk een inzame ling gehouden om hem een kaars te koopen, en een zwart lakensch jasje en een armband van witte zyde als de andoren. En Frangoise zag er dien dag heel tevreden en trotsch uit} toen zy door de straten liep met haar zoon, die net gekamde en gepommadeerde haren had, en een mooi wit lint op zyn nieuw lakensch jasje droeg. Daarna was hy als scheepsjongen gaan varen op een vissoheroschuit ven DonaUeu vrouwelijke predikant het best zal kunnen werken in een grootere gemeente, die be halve haar ook nog één of meer manlijke predikanten heeft. Wij stellen ons namelijk voor, dat in het algemeen, krachtens bet verschil tusschen het mannelijk en het vrouwelijk karakter, sommige werkzaamheden beter door man nen en andero beter door vrou- den kunnen worden waargenomen ook enkele door beiden even goed en dat daarom in de groote gemeenten door Ba- menwerking en verdeeling van arbeid de meest gewenschte toestand te verkrijgen zou zijn. In onze groote Hervormde Ge meenten zouden, naar wij meenen, eenige vrouwen alleruitnemendst werk kunnen verrichten. Maar zooverre men in de zaak eeniger- mate een proef neming" wil zien, is het misschien goed ook voor de te maken ge volgtrekkingen dat mej. Zernicke, even als haar mannelijke collega's, begint met een dorpsgemeente, waar zij alleen is en dus alle onderdeelen van het werk te ver richten heeft. De ,,R ij n 1 a n d s o h e Courant" heeft betoogd, dat, al kan het treinver keer op Zondag niet geheel gemist worden en volledige Zondagsrust aan het spoor onmogelijk is, noch de Regeering, noch' ons Christenvolk vrede mag hebben met den tegenwoordigen toestand. Het blad zegt o. m. Het buitengewone Zondagsverkeer, waar bij zich de duizenden verplaatsen, concen treert zich om dat voorop te schuiven op bepaalde lijnen. Men vindt dat tusschen Botterdam en Amsterdam. Yan Rotterdam naar Scheveningen. Van Amsterdam naar Zandvoort En voorts van de grootere plaatsen in Holland en Utrecht naar de boschrijke streken, die op één dag kunnen worden be zocht. Dat zijn dus enkele lijnen. En dè,n nog in den zomertijd. Zelfs al wil men aan dat verkeer voorloo- pig niets in den weg 'leggen, dan nóg staat men voor een sterk verminderd verkeer op vele andere lijnen, waar met wat goeden wil tal van treinen zouden kunnen ver vallen. Zeker tal van protesten zouden komen. En de groote dagbladen zouden met graagte hun kolommen openzetten om het klachten te laten regenen. Maar men moet die niet tellen. Men moet ze wegen. En dan zou men zien, dat tal van perso nen zich aanmelden zouden, die hoogst zelden op Zondag reizen, maar eenvoudig de treinen begeeren, voor het mogelijke ge val, dat zij op Zondag eens ergens naar toe willen. De werkelijkheid leert het genoeg. Naar de Beurs behoeft op Zondag nie mand. Zijn zaken gaat niemand op Zondag afreizen. Geen markt wordt op Zondag ge houden. Op de lijnen, waaraan geen gezochte ont spanningsplaatsen liggen, zijn het. grooten- deels reizigers, die evengoed des Zaterdags kunnen gaan en des Maandags terugreizen. Maar zelfs dat behoeft nog niet dadelijk gevraagd; het publiek went eerst langza merhand aan Zondagsrust. Doch als op tal van lijnen des morgens tremen liepen om de één-dags-mensohen weg le brengen en 's avonds, om ze naar huis te voeren, dan zou op het midden van den dag de spoor dienst kunnen stil 'liggen of zeer worden beperkt. „Het V olk" beantwoordde de beschou wingen van „D e Nieuwe Courant" over het wetsontwer p-S c h a p e r. Het blad sohreef o. m. Of deze Kamer, in den koTten tijd, dien zij nog te leven heeft, zelfs indien zij op normale wijze aan haar eind komt, het ontwerp nog zal behandelen, is een vraag van geringe waarde. Waar het op aankomt is, dat de wettelijke tien-uren-dag, in Maart 1909 door de motie-Aalberse geëischt, door de Kamer van de Regeering verlangd, en thans door den vader der motie verloo chend, met meer aandrang dan te voren door het wetsontwerp-Schaper weder aan de orde wordt gesteld, en haar verwezen lijking een belangrijke sohrede nader ge bracht. Yan ieder wetsontwerp, uit het initiatief Garel Hy kon ternauwernood de letters in een boek opnoemen, on hy was erg lui; het eenigo, waar hy plezier in had, was het wrik ken in een boot, het opzoeken van mosselon op de rotsen, om ze op te eten, het languit liggen slapen in het veld, of hot afloopeu van de herbergen met de grooten. Iiy bedronk zich al als een man, liep struikelend over de wegen, wankelend op zyn zwakke beenenhy xocht twist met ledereen over alles, vooral wanneer hy gedronken had; hy wilde altyd geiyk hebben, was nayverlg op ledereen, en schreeuwde en twistte over den wind, den vloed, de vischhet weer, dat er morgen zou zynhet geld, dat hy als zyn aandeel in de opbrengst van de vangst moest hebben. Daarna had len langzamerhand velen uit het dorp zich om andere, ernstiger redenen van hem afgewend en deden slechte geruchten over hem de ronde. Men zei, dat hy niet heel eeriyk was; dat hy twintig atuivers gestolen had uit den zak van Jean Lebris;dathy niet schroomde om zich alles toe te eigenen, wat hy in *yn handen kreeg: eon tabaksdoos, een mes, onverschillig wat. Men moet altyd op passen met dieven, en sommigen keken hem met een wantrouwend oog aan, en beschuldig den hem d&deiyk van alle misdaden, die ln de buurt gepleegd werden. Wanneer er een hek vaa «en omheining was vernield; wanneer er 'b nachts peren waren gepluktwanneor er een mand of vischiynen uit een schuit warenge-^ der Kamer voortgekomen, kam hetzelfde worden gezegd, wat „D eNieuweOou- rant" hier de clerical© kleine pers na bauwt. Dit geldt alleen dan niet, wanneer de zaak, in het ontwerp behandeld, van zeer ondergeschikte beteekenis is, of wan neer het initiatief is genomen om aan een bevriend minister een dienst te bewijzen. Een initiatief-ontwerp van eenigszins in grijpende strekking is echter steeds een demonstratie tegen de Regeering, tegen haar onwil, om een zaak te regelen, die, naar het oordeel der voorstellers, aan rege ling dringend behoefte heeft. De indiening is de uiting van de overtuiging der voon stellers, dat de Regeering geen gevolg geeft aan den wil van een zeer groot deel van het volk; zij is een demonstratie, waar* over het oordeel der kiezers aan de voor* stellers allerminst onwelkom is. Het is sen zeer klemmende demonstratie, omdat, m\a/r het oordeel der voorstellers, de zaak, ('ie' zij aan de orde stellen, voor afdoening zrió rijp is, dat zij zich niet door de talrijke technische bezwaren, aan de indiening van een wetsontwerp door Kamerleden verbom den, laten weerhouden; maar aan het volW het bewijs pogen te leveren, dat Biecht' toevallige en onwezenlijke machtsverhou» drngen de hervorming, die zij verlangen, in den weg staan. De geschiedenis van het soc.-dem. ont werp voor Grondwetsherziening heeft ge leerd, welke groote waarde voor de berei* king van het doel zulk een initiatief-ont werp kan hebben. Het brengt het debat van het altijd min of meer vage gebied defl bespiegeling over op den beganen grond. Het roept de voorstanders bijeen om een concreet doel en versterkt daardoor den aandrang, de machtsvorming in .de betrok* ken volkskringen. Dat is de propaganda, die er door wordt gemaakt; het is tevens de bevordering van de verwezenlijking van bet d<~>el. Tegen minister T a 1 m a is door den heer1 Patijn aangevoeld, dat zijn werk heel wat minderwaardig was dan dat van den Engelschen minister, wiens v e r z e k e- rings-ontwerp vriend en tegenstan der bevredigde. Minister Talma heeft daarop dadelijk ge antwoord, dat deze voorstelling onjuist was en dat met name in de Engelsche arbei derskringen de tegenstand tegen de verze keringswet met den dag klom. Nu de bedoelde wet in het Lagerhuis wordt behandeld, blijkt, zegt ,,De Maas bod e," dat de moeilijkheden zeer groot zijn; het Rotterdamsche blad vertaalt uit de „Time s" het volgend oordeel De verwarring en de twijfels, die bij de behandeling van ieder onderdeel van het plan oprijzen, zijn verbazend. Zij zijn geen uitvindsel van partijcritiek, maar hangen samen met de natuur van een samengesteld onderwerp, dat heel wat meer studie eischt, dan het tot nu toe vond. Mr. Lloyd George heeft ontzaglijke besla genheid getoond bij de stuksgewijze behan deling van bepaalde onderwerpen. Maar, wanneer de verschillende deelen van zijn plan moeten saamgesteld worden en be schouwd als een geheel, dan bevindt men, dat zij niet aan elkaar passen. Een opwer ping, op één plaats weggewerkt, brengt een tweede opwerping voort, even lastig, bij een ander deel der wet. Dit is geen verkleining van Lloyd Geor ge's vernuft en bekwaamheid. Het wil alleen zeggen, dat hij in de volheid van zijn optimisme een taak op zich genomen heeft, die geen menschelijk wezen bevredigend zou kunnen uitvoeren in den gegeven tijd en omstandigheden. Hij heeft een zeer merkwaardige benadering van de oplossing van een groot vraagstuk tot stand ge bracht en er is geen reden, waarom hij niet zou voortgaan tot een bepaald punt met de behandeling van zijn plan Maar men meT- ke op, dat de eerste benadering een heel eind verwijderd is van een bruikbare op lossing en slechts van waarde is als de lijnen aangevend, waarlangs een tweede pogen zich zal moeten bewegen. Na zooveel als mogelijk is van de grond slagen te hebben behandeld, deed hij goed dit ontwerp geheel terug te nemen en zijn krachten te wijden aan de taak een ander ter tafel te brengen onder het licht van de ondervinding en de kennis, die hij nu heeft verkregen. Anders zullen wij krijgen een uitgebreide en kostbare proeve van wetge ving, die jaren van smartelijke en moeilijke amendeering moet na zich sleepen, bij stolen; wanneer er uit boosaardigheid netten waren stuk gesneden, dadeiyk word Frangola vordacht. Hg voelde wel, dat men hom beschul digde, en dat men niet van hem hield. En hy verachtte ook de meeste menschen. En dat liep vaak mis; op booze blikken volgden woorden, twi9ten en vuistslagen, op den drempel van de kroegen en op den weg, en ver8chrlkkolyke vochtpartyen, waarin zy elkaar als wilden half worgden, over den grond rollend, elkaar bytend en kneuzond mot woe* donde slagen. Het was een dóór en dóór slechte jongent die Frangois Madec. Frangoise had veel verdriet over die twisteü en die vechtpartyen, waaruit haar zoon altyd bebloed thuis kwam met gescheurde plunje, heb gezicht gemarmerd met groote plekken rood. Maar zy noemde hem toch: dien armoD Frangois. Want zy verontschuldigde hem altyd. YeU moeders zyn blind, en zy nam zyn verdediging op tegen iedereen, had herhaaldeiyk twist ter wille van hem, haatte daarom sommige per sonen en wendde hot hoofd pm, wanneer zy ze op den weg herkende, of wel, zy deed by het uitgaan van de kerk of zy niet zag, dat men haar wy water toereikte, of dat men haar goeden dag zei. Zy zette dan een stuursch gezicht, en langzamerhand kreeg zy ook een slechte reputatie. (.Slot volgt). In „H e t Y o 1 k" besprak mr. Troelstra de deelneming van den heer D u y s aan de officieele opening van de Zaandamsche haven. Het volgende is er aan ontleend: Is het geval-Duys op zichzelf van weinig beteekenis, het vestigt de aandacht op het ontbreken eener vaste uitspraak'der Partij omtrent het standpunt, door haaT verte genwoordigers in dergelijke gevallen in te nemen. De gedragslijn, tot heden door onze Ka merfractie en, voor zoover mij bekend, door de andere vertegenwoordigers der Partij gevolgd ten opzichte der koninklijke personen, berust op het beginsel: voor zoo ver wij voor de richtige behartiging der ons toevertrouwde belangen met deze per sonen in contact moeten komen, hebben wij dat contact niet te ontwijken; maar vooral, waar dat contact daarvoor niet noo- dig is en ons betrekken zou in demonstra ties der bourgeoisie met het koningschap, hebben wij op een afstand te blijven. Toen in 1897 Yan Kol en ik waren wegge bleven van de eedsaflegging ten paleize en het bleek, dat wij, door het uitblijven van het Koninklijk besluit tot machtiging van den president der Kamer om ons te be- eedigen, enkele dagen niet konden deelne men aan den arbeid der Kamer, hebben wij later den eed afgelegd in handen der Ko ningin ten paleize. De plechtige opening der Staten-Gene- raal, die aan het slot telken jare ontaart in een hoer a-geroep voor de Koningin, den Prins en de verdere familie, wordt alleen reeds om dat feit door ons niet bijgewoond. In overeenstemming hiermede schitteren onze soc.dem. gemeenteraadsleden bij ko ninklijke bezoeken steeds door hun afwe zigheid. Een zelfde gedragslijn volgt tot heden onze Partij bij bezoeken van buitenlandsche zoowel „gekroonde'7 als van een „hooge zijen" voorziene staatshoofden, die in hun eigen land de idee der burgerlijke heer- schappij tegenover onze broeders en mede strijders belichamen en door hun beschik king over het burgerlijk geweld in feiten omzetten. Uitnoodigingen tot bals, recepties, diners zoowel van het Hof als van ministers en Kamerpresidenten worden door onze Ka merleden steeds afgeslagen. Door dit een maal als vasten regel te hebben vooropge steld, wordt, ook waar de weigering men schelijk sympathieke personen mocht tref fen, daaraan elk onheusch kaTakter ont nomen. Bij de eerste inbreuk op dezen regel zou dit niet meer het geval zijn. Naar ik meen wordt door onze Staten- en ge meenteraadsleden een zelfde gedragslijn gevolgd. Het geval-Duys behoort niet tot een de zer genoemde rubrieken. Het komt veel meer overeen met die gevallen, waarin aan de leden van publieke lichamen toegangs kaarten worden verstrekt tot feestelijkhe den, uitgaande van die lichamen. Het is een feit, dat van zulke kaarten door partij- genooten, op wier naam zij staan, wel eens gebruik wordt gemaakt; maar dan als het gelegenheden geldt (vuurwerk, wedstrijden, enz.) waar, ook al mogen zij door de vor stelijke personen worden bijgewoond, van een eigenlijke demonstratie geen sprake is, terwijl de deelneming van een enkele partij genoot aan de zaak zelve geen cachet geeft, daar hij, hoewel in kwaliteit uitgenoodigd, toch slechts als particulier bezoeker wordt beschouwd en behandeld. Deelneming van dien aard wordt dan ook steeds als een private zaak beschouwd; niemand merkt ze op en ze wordt gemotiveerd met een be roep niet op groote algemeen© of partijbe langen, maar op de liefhebberij voor vuur werk, paarden of andere gewone dingen bij den deelnemer zeiven. Had Duys zijn deelneming aan den boot tocht ook op doze wijze gemotiveerd, in plaats van met een beroep op de groot© beteekenis van de haven voor de arbeiders, In een driestar Staatsexpl oita- t i e zegt „D e Standaard": Zoo de spoorwegen gelijk de verkeerswegen in het algemeen al niet in taalkundigen zin tot de productiemidde len kunnen gerekend worden, zijn ze toch zóó nauw bij de productie, en is de produc tie zóó nauw bij hen geïnteresseerd, dat op het programma van diegenen, die den grond en de productiemiddelen aan de go meenschap willen brengen, de „Verstafc- lichung" der spoorwegen terecht één der eerste punten is; dat zélfs is overgenomen door velen, die in het algemeen geen voor standers van genoemde socialiseering zijn. Het valt trouwens niet wel te ontkennen, en vloeit ook voort uit wat dezer dagen in eenige hoofdartikelen in ons blad werd be toogd, dat ons beginsel zich niet tegen Staatsexploitatie van spoorwegen verzet, zoo deze noodig en goed blijkt. Met ter zijde-stelling van principieel© kwesties kan deze zaak op practisohe gronden op de een af andere wijze beslist worden. Zijn er altijd geweest, die zich op prae tisch© gronden tegen de „Yerstatlid'ung" verzet hebben, omdat zij meenden, dafc deze geen betere exploitatie zou kunnen opleveren dan die, welke we nu hebben, den laatsten tijd vooral is er alle reden, Staatsexploitatie niet als het eenig goede aan te grijpen, nu in een naburig land het bewijs geleverd wordt, dat met Yers«ab- lichung" niet zoo maar op eenmaal uit het moeras te komen is. Vergelijkt mon de spoorwegtoestanden in landen «net Staats exploitatie met de onze, en denkt men daarbij aan den omvang, dien hij Staats exploitatie de personeeikwestie zou aan nemen, dan is vooralsnog niet in te zien, dat wij in ons land met Staatsexploitatie beier af zouden zijn. Geruststellend is het dan ook, dat de Staatscommissie voor de spoorwegen zioh in haar overgroot© meerderheid t*-gen in voering van Staatsexploitatie heeft ver klaard. Op zichzelf zegt et reeds veel, dat slechts 6-leden waren voor Staatsexploitatie waarvan 2 voor voortzetting der particu liere exploitatie als overgangsvorm, en 9 leden voor blijvende particuliere exploita tie; maar deze uitspraak wordt nog meer beteekenend; zoo men in aanmerking neemt, dat van deze 9 leden er slechts 4 voor particuliere exploitatie door één maat schappij waren, terwijl ae overige 5, voor standers van het twee-maatsohapp ij en-stel sel, volgens het rapport der Staatscommis sie „de meest aaneengesloten groep" vorm den. Het is lang niet onmogelijk, en voor zoover we kunnen nagaan niet onwensche. lijk, dat dit resultaat welks beteekenis niet weggenomen wordt door de zeer o n- zuivere eindstemming, waarbij zioh 8 leden voor één maatschappij en 7 voor twee verklaarden de Regeering aanleiding zal geven, vooralsnog geen verandering in ons spoorwegsysteem te brengen. Het „W eekblad voor de Yrij- znnige Hervormden'7 schrijft over de eerste predikante in ons land Met groote belangstelling zullen wij haar arbeid gadeslaan. Wel zijn de resultaten daarvan niet beslissend voor de vraag, of de predikantsbetrekking geschikt is voor de vrouw en de vrouw voor de predikants betrekking zij zal, als eerste, moeilijk heden hebben te overwinnen, die voor late- ren niet meer behoeven te bestaan; het bezwaar van den jeugdigen leeftijd, dat door zoovele jonge mannen in de eerste ja ren van hun diensttijd wordt gevoeld, moet voor haar als eerste jonge vrouw, gelden in verhoogde mate, zoodat een vrouw van om streeks veertig jaren gemakktlijker sla gen zou maar hoogstwaarschijnlijk zal toch voor hetgeen in de toekomst in deze richting al of niet zal worden gedaan, veel afhangen van wat door haar wordt onder vonden en tot stand gebracht. Persoonlijk zijn wij van oordeel, dat de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1911 | | pagina 5