'S»o« 15790.
IiBIDSCH DAG-BLAD, Zaterdag1 12 Au^istus. Berst© Blad.
Anno 1911
Officieele Kennisgeving.
FEUILLETON.
Een ©aisijea
PERSOVERZICHT.
KEKKISGEVEXG.
TREKHOMDENtHfET.
Burgemeester en Wethouders van Lei
den,
Gezien de „Trekhondenwet" 1910 (Staats
blad No. 203), houdende bepalingen ter
bescherming van trekhonden; het Konink
lijk Besluit van den 6den Februari 1911
(Staatsblad No. 44), bepalende het tijd
stip van in werking treden van genoemde
wet, en het Koninklijk Besluit van den
6den Februari 1911 (Staatsblad No. 45) ge
wijzigd bij Koninklijk Besluit van 12 Juni
1911 (Staatsblad No. 143), tot uitvoering
van de artikelen 1, 4 en 5 dier wet,
Vestigen de aandacht van houders
Tan hondenkarren in deze Ge
meente op de bepalingen van bovenaange
haalde, op 1 September 1911 in werking tre
dende wet en op die van het vorengemeld
Koninklijk Besluit van 6 Februari 1911
(Staatsblad No. 45) gewijzigd bij Konink
lijk Besluit van 12 Juni 1911 (Staats
blad No. 143), meer in het bijzonder op die
van de artikelen 1, 2, eerste lid, en 4=,
lo en 2o, van genoemde wet, luidende
Artikel 1. Het is den houdeT van een
hondenkar verboden die te gebruiken of te
doen gebruiken:
lo. anders dan met inachtneming van de
voorschriften omtrent de lichamelijke ge
steldheid en de maat der honden, het tuig,
de hondenkar en het geleide bij algemeenen
maatregel van bestuur gesteld;
2o. tenzij hij als houder zij ingeschreven
in een register, aangelegd door Burgemees
ter en Wethouders der Gemeente, waarin
hij woonplaats heeft.
Deze wet verstaat onder hondenkar een
voertuig, met één of meer honden bespan
nen.
Artikel 2, eerste lid. Burgemeester en
Wethouders geven bij de inschrijving aan
den houder een nummerbewijs af.
Artikel 4, lo en 2o. Het is den geleider
van een hondenkar verboden die te gebrui
ken
lo, anders dan met inachtneming van de
voorschriften omtrent de bespanning, de be
vrachting, en de snelheid bij algemeenen
maatregel van bestuur gesteld;
2o. zonder voorzien te zijn van een num
merbewijs als bedoeld in artikel 2;
en op die van de artikelen 1, 2, 3 en 5
van laatstgemeld Koninklijk Besluit, luiden
de
Artikel 1. Het is verboden als tr khonden
te gebruiken of te doen gebruiken
lo. kreupele, schurftige, gewonde, zicht
baar drachtige of zoogende honden;
2o. nog niet volwassen honden;
3o. onden met een geringere schouder
hoogte dan zestig centimeter, indien zij na
1 Sept. 1914 vóór de kar worden gespan
nen; vijftig centimeter, indien zij vóór 1
September 1914 voor <1© kar, of indien zij
onder de kar worden gespannen.
Artikel 2. Tot het tuig moeten behooren
een borstriem van minstens vier centimeter
breedte van zacht leder, reikende tot ach
ter de voorpooten en met strengen verbon
den aan een spoorstok, onder de honden
kar vastgemaakt tusschen de twee uitein
den van de hoornen, een draagriem van min
stens zes centimeter breedte en een buik
riem van minstens vier centimeter breedte.
Artikel 3. De hondenkar moet voorzien
zijn van steunsels, die vooiikomen, dat zij
den hond drukt, wanneer hij in rust is en
van een drinkbak.
Op de kar moeten de naam van den hou
der en van de gemeente, waarin hij woon
plaats heeft, alsmede het nummer van de
kar goed leesbaar voorkomen.
Artikel 5. Indien de hondenkar met moer
dan één hond is bespannen, moeten de hon
den naast elkander worden gespannen.
"Voor de kar mogen niet meer dan drie,
onder de kar niet meer dan twee honden
worden gespannen.
Onder de kar mogen geen honden wor
den gespannen, die, te rekenen naar de
schouderhoogte, niet rechtop onder do kar
kunnen staan.
Brengen vooris ter kennis van houders
van V ondenkarren in deze gemeente, dat
zij zich voor de bij art. l, 2o. der vorenaan-
gehaalde wet bedoelde inschrijving ten
spoedigste ter secretarie (kamer No. 10)
Zy had niemand ooit kwaad gedaan, en er
kon haar niets bepaalds verweten worden;
haar ten miDSte niet. Zy was zoo'n gotde
vrouw als een ander, heel oud den geest
versuft door de jaren, erg dooi en bijna blind.
Zy liep met wankelende passen door de steeg
jes, leunend op baar groote, groenkatoenen
parspluie, die zy altijd droeg, in alle weer.
Wonneer hot regonde en zij de parapluie
moeat opzetten, om haar muts te beschermen,
leek zy nog ouder en minder vast op haar
beenen; en meermalen had men haar op
straat moeten oprapen, als zy omvergeworpen
was door den wiüd, die voorzeker heel veel
sterker was dan zy I zy „dronk" echter niet.
Neen, maar zy was zoo vervallen I
Zy was orer de negentig. Twee en negentig,
zei ze niet zonder trots tegen de menschen,
die er naar vroegen.
Men wist haar leeftyd niet precies. Men
kende haar minstens zestig jaar. De oude
.menschen herinnerden zich, dat zy haar op
een lente avond in die streek hadden zien
komen, mot een jongetje aan haar hand, en
met eon koffer, dien een man op zyn schou-
moeten aanmelden. Verdere inlicbtiitgen
omtrent de keuring van honden enz. zullen
aldaar worden verstrekt.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. VAN HAMEL,
Weth. Loco-Burgemeester.
J. H. W. VEBZIJL^
Loco-Secretaris.
Leiden, 2 Augustus 1911k
ders droeg. Hot was een jongetje van vyf of
zes jaar, blond, met een baret op, en een
zwart-linnon buisje, dat aan de ollebogen was
versteld. De oude koffer was van zwart ge
schilderd hout, en met touwen vastgemaakt.
Maar dat waren allemaal oude histories, waar
van de jongelui nista af konden weten.
Zy kwam ver weg, uit de stad Brest, en
heette Frangoiss Madec. Zy was een volla
Dicht van Cathérine Bertaud, de vrouw van
den metselaar. Die Cathérine Bertaud woonde
toen op den weg naar Port-Goulphar, by den
ingang van het dorp, vlak by de smederij
van Quilbert.
Wat zyn die allen allang dood! De jaren
gaan voorby en men weet niet hoe. Hoeveel
menschen, die men gekend heeft, zyn ver
trokken op hun laatste reis.
Frangois® was een weduwe en geheel zonder
inkomsten. Haar man, een arsenaal arbeider,
een slachtoffer van den drank, de arme
man was vóór hy oud was versleten, ver
lamd, verschroeid, en was elndeiyk in het
hospitaal overleden. En toen was zy alleen
achtergebleven, zonder geld, zonder iets om
van te leven; alleen met den kleine en met
schulden. Gelukkig had zy haar nicht Bertaud
en haar man ontmoet. Dat waren brave men
schen en hoewel zy bijna even arm waren
als zy zelf, waren zy toch te hulp gekomen, en
hadden haar by zich in huis genomen.
Zy woonden samen in dat huisje by den
zoo zou men over tién smaak met hem kun
nen twisten, fD&ar had bij voor zichzelf de
kwestie overgebracht op particulier terrein.
Mogelijk ware dan echter nog de tegenwer
ping, dat bij de feestelijkheid, waaraan hij
deelnam, zijn tegenwoordigheid althans in
den geest der autoriteiten een minder pri
vaat karakter droeg, dan in de gevallen,
die ik noemde.
Het geval-Duys is dan ook in zekeren zin
een grensgeval en niet op te vatten als het
begin eener nieuwe tactiek in dezen.
ingang van het dorp, en probeerden zich zoo
fatsoeniyk mogeiyk er door te slaan, zonder
af te hangen van hun buren. Frangoise kou
vry goed naaien en ging uit verstellen by
de menschen ln het dorp en op boerderyen,
en verdiende zoo een beetje als haar aandeel
in de uitgaven, om niet heelemaal ton laste
van haar bloedverwanten te zyn.
De kleine Frangois zoo heette het jonge
tje, dat zy mee naar Madec had gobracht
speelde op den weg met de andere kinderen,
liep buiten door de velden, zocht vogelnestjes
in de struiken, of plaste aan het strand.
Hy was een kleine, stevige jongen, bruin,
ondeugend, altyd klaar om te vechten of om
met stsenen te gooien; altyd zyn buis ge
scheurd, zyn hemd uit zyn broek, en de anderen
bedreigend, schreeuwend en iedereen bevelend.
Men hield niet veel van hem.
Hy was al twaalf jaar vóór hy zyn eerste
communie deed, want hy was achterlUk voor
zyn leeftyd. Men had in de kerk een inzame
ling gehouden om hem een kaars te koopen,
en een zwart lakensch jasje en een armband
van witte zyde als de andoren. En Frangoise
zag er dien dag heel tevreden en trotsch uit}
toen zy door de straten liep met haar zoon,
die net gekamde en gepommadeerde haren had,
en een mooi wit lint op zyn nieuw lakensch
jasje droeg.
Daarna was hy als scheepsjongen gaan
varen op een vissoheroschuit ven DonaUeu
vrouwelijke predikant het best zal kunnen
werken in een grootere gemeente, die be
halve haar ook nog één of meer manlijke
predikanten heeft.
Wij stellen ons namelijk voor, dat in het
algemeen, krachtens bet verschil tusschen
het mannelijk en het vrouwelijk karakter,
sommige werkzaamheden beter door man
nen en andero beter door vrou-
den kunnen worden waargenomen ook
enkele door beiden even goed en dat
daarom in de groote gemeenten door Ba-
menwerking en verdeeling van arbeid de
meest gewenschte toestand te verkrijgen
zou zijn. In onze groote Hervormde Ge
meenten zouden, naar wij meenen, eenige
vrouwen alleruitnemendst werk kunnen
verrichten.
Maar zooverre men in de zaak eeniger-
mate een proef neming" wil zien, is het
misschien goed ook voor de te maken ge
volgtrekkingen dat mej. Zernicke, even
als haar mannelijke collega's, begint met
een dorpsgemeente, waar zij alleen is en
dus alle onderdeelen van het werk te ver
richten heeft.
De ,,R ij n 1 a n d s o h e Courant"
heeft betoogd, dat, al kan het treinver
keer op Zondag niet geheel gemist
worden en volledige Zondagsrust aan het
spoor onmogelijk is, noch de Regeering,
noch' ons Christenvolk vrede mag hebben
met den tegenwoordigen toestand.
Het blad zegt o. m.
Het buitengewone Zondagsverkeer, waar
bij zich de duizenden verplaatsen, concen
treert zich om dat voorop te schuiven
op bepaalde lijnen.
Men vindt dat tusschen Botterdam en
Amsterdam.
Yan Rotterdam naar Scheveningen.
Van Amsterdam naar Zandvoort
En voorts van de grootere plaatsen in
Holland en Utrecht naar de boschrijke
streken, die op één dag kunnen worden be
zocht.
Dat zijn dus enkele lijnen.
En dè,n nog in den zomertijd.
Zelfs al wil men aan dat verkeer voorloo-
pig niets in den weg 'leggen, dan nóg staat
men voor een sterk verminderd verkeer op
vele andere lijnen, waar met wat goeden
wil tal van treinen zouden kunnen ver
vallen.
Zeker tal van protesten zouden komen.
En de groote dagbladen zouden met
graagte hun kolommen openzetten om het
klachten te laten regenen.
Maar men moet die niet tellen.
Men moet ze wegen.
En dan zou men zien, dat tal van perso
nen zich aanmelden zouden, die hoogst
zelden op Zondag reizen, maar eenvoudig
de treinen begeeren, voor het mogelijke ge
val, dat zij op Zondag eens ergens naar
toe willen.
De werkelijkheid leert het genoeg.
Naar de Beurs behoeft op Zondag nie
mand. Zijn zaken gaat niemand op Zondag
afreizen. Geen markt wordt op Zondag ge
houden.
Op de lijnen, waaraan geen gezochte ont
spanningsplaatsen liggen, zijn het. grooten-
deels reizigers, die evengoed des Zaterdags
kunnen gaan en des Maandags terugreizen.
Maar zelfs dat behoeft nog niet dadelijk
gevraagd; het publiek went eerst langza
merhand aan Zondagsrust. Doch als op tal
van lijnen des morgens tremen liepen om
de één-dags-mensohen weg le brengen en
's avonds, om ze naar huis te voeren, dan
zou op het midden van den dag de spoor
dienst kunnen stil 'liggen of zeer worden
beperkt.
„Het V olk" beantwoordde de beschou
wingen van „D e Nieuwe Courant"
over het wetsontwer p-S c h a p e r.
Het blad sohreef o. m.
Of deze Kamer, in den koTten tijd, dien
zij nog te leven heeft, zelfs indien zij op
normale wijze aan haar eind komt, het
ontwerp nog zal behandelen, is een vraag
van geringe waarde. Waar het op aankomt
is, dat de wettelijke tien-uren-dag, in Maart
1909 door de motie-Aalberse geëischt, door
de Kamer van de Regeering verlangd, en
thans door den vader der motie verloo
chend, met meer aandrang dan te voren
door het wetsontwerp-Schaper weder aan
de orde wordt gesteld, en haar verwezen
lijking een belangrijke sohrede nader ge
bracht.
Yan ieder wetsontwerp, uit het initiatief
Garel Hy kon ternauwernood de letters in
een boek opnoemen, on hy was erg lui; het
eenigo, waar hy plezier in had, was het wrik
ken in een boot, het opzoeken van mosselon
op de rotsen, om ze op te eten, het languit
liggen slapen in het veld, of hot afloopeu van
de herbergen met de grooten. Iiy bedronk zich
al als een man, liep struikelend over de
wegen, wankelend op zyn zwakke beenenhy
xocht twist met ledereen over alles, vooral
wanneer hy gedronken had; hy wilde altyd
geiyk hebben, was nayverlg op ledereen, en
schreeuwde en twistte over den wind, den
vloed, de vischhet weer, dat er morgen zou
zynhet geld, dat hy als zyn aandeel in de
opbrengst van de vangst moest hebben.
Daarna had len langzamerhand velen uit het
dorp zich om andere, ernstiger redenen van
hem afgewend en deden slechte geruchten
over hem de ronde. Men zei, dat hy niet heel
eeriyk was; dat hy twintig atuivers gestolen
had uit den zak van Jean Lebris;dathy niet
schroomde om zich alles toe te eigenen, wat
hy in *yn handen kreeg: eon tabaksdoos, een
mes, onverschillig wat. Men moet altyd op
passen met dieven, en sommigen keken hem
met een wantrouwend oog aan, en beschuldig
den hem d&deiyk van alle misdaden, die ln de
buurt gepleegd werden. Wanneer er een hek
vaa «en omheining was vernield; wanneer er
'b nachts peren waren gepluktwanneor er een
mand of vischiynen uit een schuit warenge-^
der Kamer voortgekomen, kam hetzelfde
worden gezegd, wat „D eNieuweOou-
rant" hier de clerical© kleine pers na
bauwt. Dit geldt alleen dan niet, wanneer
de zaak, in het ontwerp behandeld, van
zeer ondergeschikte beteekenis is, of wan
neer het initiatief is genomen om aan een
bevriend minister een dienst te bewijzen.
Een initiatief-ontwerp van eenigszins in
grijpende strekking is echter steeds een
demonstratie tegen de Regeering, tegen
haar onwil, om een zaak te regelen, die,
naar het oordeel der voorstellers, aan rege
ling dringend behoefte heeft. De indiening
is de uiting van de overtuiging der voon
stellers, dat de Regeering geen gevolg
geeft aan den wil van een zeer groot deel
van het volk; zij is een demonstratie, waar*
over het oordeel der kiezers aan de voor*
stellers allerminst onwelkom is. Het is sen
zeer klemmende demonstratie, omdat, m\a/r
het oordeel der voorstellers, de zaak, ('ie'
zij aan de orde stellen, voor afdoening zrió
rijp is, dat zij zich niet door de talrijke
technische bezwaren, aan de indiening van
een wetsontwerp door Kamerleden verbom
den, laten weerhouden; maar aan het volW
het bewijs pogen te leveren, dat Biecht'
toevallige en onwezenlijke machtsverhou»
drngen de hervorming, die zij verlangen, in
den weg staan.
De geschiedenis van het soc.-dem. ont
werp voor Grondwetsherziening heeft ge
leerd, welke groote waarde voor de berei*
king van het doel zulk een initiatief-ont
werp kan hebben. Het brengt het debat
van het altijd min of meer vage gebied defl
bespiegeling over op den beganen grond.
Het roept de voorstanders bijeen om een
concreet doel en versterkt daardoor den
aandrang, de machtsvorming in .de betrok*
ken volkskringen. Dat is de propaganda,
die er door wordt gemaakt; het is tevens
de bevordering van de verwezenlijking van
bet d<~>el.
Tegen minister T a 1 m a is door den heer1
Patijn aangevoeld, dat zijn werk heel
wat minderwaardig was dan dat van den
Engelschen minister, wiens v e r z e k e-
rings-ontwerp vriend en tegenstan
der bevredigde.
Minister Talma heeft daarop dadelijk ge
antwoord, dat deze voorstelling onjuist was
en dat met name in de Engelsche arbei
derskringen de tegenstand tegen de verze
keringswet met den dag klom.
Nu de bedoelde wet in het Lagerhuis
wordt behandeld, blijkt, zegt ,,De Maas
bod e," dat de moeilijkheden zeer groot
zijn; het Rotterdamsche blad vertaalt uit
de „Time s" het volgend oordeel
De verwarring en de twijfels, die bij de
behandeling van ieder onderdeel van het
plan oprijzen, zijn verbazend. Zij zijn geen
uitvindsel van partijcritiek, maar hangen
samen met de natuur van een samengesteld
onderwerp, dat heel wat meer studie eischt,
dan het tot nu toe vond.
Mr. Lloyd George heeft ontzaglijke besla
genheid getoond bij de stuksgewijze behan
deling van bepaalde onderwerpen. Maar,
wanneer de verschillende deelen van zijn
plan moeten saamgesteld worden en be
schouwd als een geheel, dan bevindt men,
dat zij niet aan elkaar passen. Een opwer
ping, op één plaats weggewerkt, brengt
een tweede opwerping voort, even lastig,
bij een ander deel der wet.
Dit is geen verkleining van Lloyd Geor
ge's vernuft en bekwaamheid. Het wil
alleen zeggen, dat hij in de volheid van zijn
optimisme een taak op zich genomen heeft,
die geen menschelijk wezen bevredigend
zou kunnen uitvoeren in den gegeven tijd
en omstandigheden. Hij heeft een zeer
merkwaardige benadering van de oplossing
van een groot vraagstuk tot stand ge
bracht en er is geen reden, waarom hij niet
zou voortgaan tot een bepaald punt met de
behandeling van zijn plan Maar men meT-
ke op, dat de eerste benadering een heel
eind verwijderd is van een bruikbare op
lossing en slechts van waarde is als de lijnen
aangevend, waarlangs een tweede pogen
zich zal moeten bewegen.
Na zooveel als mogelijk is van de grond
slagen te hebben behandeld, deed hij goed
dit ontwerp geheel terug te nemen en zijn
krachten te wijden aan de taak een ander
ter tafel te brengen onder het licht van de
ondervinding en de kennis, die hij nu heeft
verkregen. Anders zullen wij krijgen een
uitgebreide en kostbare proeve van wetge
ving, die jaren van smartelijke en moeilijke
amendeering moet na zich sleepen, bij
stolen; wanneer er uit boosaardigheid netten
waren stuk gesneden, dadeiyk word Frangola
vordacht. Hg voelde wel, dat men hom beschul
digde, en dat men niet van hem hield. En hy
verachtte ook de meeste menschen.
En dat liep vaak mis; op booze blikken
volgden woorden, twi9ten en vuistslagen, op
den drempel van de kroegen en op den weg,
en ver8chrlkkolyke vochtpartyen, waarin zy
elkaar als wilden half worgden, over den grond
rollend, elkaar bytend en kneuzond mot woe*
donde slagen.
Het was een dóór en dóór slechte jongent
die Frangois Madec.
Frangoise had veel verdriet over die twisteü
en die vechtpartyen, waaruit haar zoon altyd
bebloed thuis kwam met gescheurde plunje,
heb gezicht gemarmerd met groote plekken
rood. Maar zy noemde hem toch: dien armoD
Frangois.
Want zy verontschuldigde hem altyd. YeU
moeders zyn blind, en zy nam zyn verdediging
op tegen iedereen, had herhaaldeiyk twist ter
wille van hem, haatte daarom sommige per
sonen en wendde hot hoofd pm, wanneer zy
ze op den weg herkende, of wel, zy deed by
het uitgaan van de kerk of zy niet zag, dat
men haar wy water toereikte, of dat men haar
goeden dag zei. Zy zette dan een stuursch
gezicht, en langzamerhand kreeg zy ook een
slechte reputatie.
(.Slot volgt).
In „H e t Y o 1 k" besprak mr. Troelstra
de deelneming van den heer D u y s aan de
officieele opening van de Zaandamsche
haven. Het volgende is er aan ontleend:
Is het geval-Duys op zichzelf van weinig
beteekenis, het vestigt de aandacht op het
ontbreken eener vaste uitspraak'der Partij
omtrent het standpunt, door haaT verte
genwoordigers in dergelijke gevallen in te
nemen.
De gedragslijn, tot heden door onze Ka
merfractie en, voor zoover mij bekend,
door de andere vertegenwoordigers der
Partij gevolgd ten opzichte der koninklijke
personen, berust op het beginsel: voor zoo
ver wij voor de richtige behartiging der
ons toevertrouwde belangen met deze per
sonen in contact moeten komen, hebben
wij dat contact niet te ontwijken; maar
vooral, waar dat contact daarvoor niet noo-
dig is en ons betrekken zou in demonstra
ties der bourgeoisie met het koningschap,
hebben wij op een afstand te blijven.
Toen in 1897 Yan Kol en ik waren wegge
bleven van de eedsaflegging ten paleize en
het bleek, dat wij, door het uitblijven van
het Koninklijk besluit tot machtiging van
den president der Kamer om ons te be-
eedigen, enkele dagen niet konden deelne
men aan den arbeid der Kamer, hebben wij
later den eed afgelegd in handen der Ko
ningin ten paleize.
De plechtige opening der Staten-Gene-
raal, die aan het slot telken jare ontaart
in een hoer a-geroep voor de Koningin, den
Prins en de verdere familie, wordt alleen
reeds om dat feit door ons niet bijgewoond.
In overeenstemming hiermede schitteren
onze soc.dem. gemeenteraadsleden bij ko
ninklijke bezoeken steeds door hun afwe
zigheid.
Een zelfde gedragslijn volgt tot heden
onze Partij bij bezoeken van buitenlandsche
zoowel „gekroonde'7 als van een „hooge
zijen" voorziene staatshoofden, die in hun
eigen land de idee der burgerlijke heer-
schappij tegenover onze broeders en mede
strijders belichamen en door hun beschik
king over het burgerlijk geweld in feiten
omzetten.
Uitnoodigingen tot bals, recepties, diners
zoowel van het Hof als van ministers en
Kamerpresidenten worden door onze Ka
merleden steeds afgeslagen. Door dit een
maal als vasten regel te hebben vooropge
steld, wordt, ook waar de weigering men
schelijk sympathieke personen mocht tref
fen, daaraan elk onheusch kaTakter ont
nomen. Bij de eerste inbreuk op dezen
regel zou dit niet meer het geval zijn. Naar
ik meen wordt door onze Staten- en ge
meenteraadsleden een zelfde gedragslijn
gevolgd.
Het geval-Duys behoort niet tot een de
zer genoemde rubrieken. Het komt veel
meer overeen met die gevallen, waarin aan
de leden van publieke lichamen toegangs
kaarten worden verstrekt tot feestelijkhe
den, uitgaande van die lichamen. Het is
een feit, dat van zulke kaarten door partij-
genooten, op wier naam zij staan, wel eens
gebruik wordt gemaakt; maar dan als het
gelegenheden geldt (vuurwerk, wedstrijden,
enz.) waar, ook al mogen zij door de vor
stelijke personen worden bijgewoond, van
een eigenlijke demonstratie geen sprake is,
terwijl de deelneming van een enkele partij
genoot aan de zaak zelve geen cachet geeft,
daar hij, hoewel in kwaliteit uitgenoodigd,
toch slechts als particulier bezoeker wordt
beschouwd en behandeld. Deelneming van
dien aard wordt dan ook steeds als een
private zaak beschouwd; niemand merkt
ze op en ze wordt gemotiveerd met een be
roep niet op groote algemeen© of partijbe
langen, maar op de liefhebberij voor vuur
werk, paarden of andere gewone dingen
bij den deelnemer zeiven.
Had Duys zijn deelneming aan den boot
tocht ook op doze wijze gemotiveerd, in
plaats van met een beroep op de groot©
beteekenis van de haven voor de arbeiders,
In een driestar Staatsexpl oita-
t i e zegt „D e Standaard":
Zoo de spoorwegen gelijk de
verkeerswegen in het algemeen al niet
in taalkundigen zin tot de productiemidde
len kunnen gerekend worden, zijn ze toch
zóó nauw bij de productie, en is de produc
tie zóó nauw bij hen geïnteresseerd, dat op
het programma van diegenen, die den
grond en de productiemiddelen aan de go
meenschap willen brengen, de „Verstafc-
lichung" der spoorwegen terecht één der
eerste punten is; dat zélfs is overgenomen
door velen, die in het algemeen geen voor
standers van genoemde socialiseering zijn.
Het valt trouwens niet wel te ontkennen,
en vloeit ook voort uit wat dezer dagen in
eenige hoofdartikelen in ons blad werd be
toogd, dat ons beginsel zich niet tegen
Staatsexploitatie van spoorwegen verzet,
zoo deze noodig en goed blijkt. Met ter
zijde-stelling van principieel© kwesties kan
deze zaak op practisohe gronden op de een
af andere wijze beslist worden.
Zijn er altijd geweest, die zich op prae
tisch© gronden tegen de „Yerstatlid'ung"
verzet hebben, omdat zij meenden, dafc
deze geen betere exploitatie zou kunnen
opleveren dan die, welke we nu hebben,
den laatsten tijd vooral is er alle reden,
Staatsexploitatie niet als het eenig goede
aan te grijpen, nu in een naburig land het
bewijs geleverd wordt, dat met Yers«ab-
lichung" niet zoo maar op eenmaal uit het
moeras te komen is. Vergelijkt mon de
spoorwegtoestanden in landen «net Staats
exploitatie met de onze, en denkt men
daarbij aan den omvang, dien hij Staats
exploitatie de personeeikwestie zou aan
nemen, dan is vooralsnog niet in te zien, dat
wij in ons land met Staatsexploitatie beier
af zouden zijn.
Geruststellend is het dan ook, dat de
Staatscommissie voor de spoorwegen zioh
in haar overgroot© meerderheid t*-gen in
voering van Staatsexploitatie heeft ver
klaard. Op zichzelf zegt et reeds veel, dat
slechts 6-leden waren voor Staatsexploitatie
waarvan 2 voor voortzetting der particu
liere exploitatie als overgangsvorm, en 9
leden voor blijvende particuliere exploita
tie; maar deze uitspraak wordt nog meer
beteekenend; zoo men in aanmerking
neemt, dat van deze 9 leden er slechts 4
voor particuliere exploitatie door één maat
schappij waren, terwijl ae overige 5, voor
standers van het twee-maatsohapp ij en-stel
sel, volgens het rapport der Staatscommis
sie „de meest aaneengesloten groep" vorm
den. Het is lang niet onmogelijk, en voor
zoover we kunnen nagaan niet onwensche.
lijk, dat dit resultaat welks beteekenis
niet weggenomen wordt door de zeer o n-
zuivere eindstemming, waarbij zioh 8
leden voor één maatschappij en 7 voor twee
verklaarden de Regeering aanleiding
zal geven, vooralsnog geen verandering in
ons spoorwegsysteem te brengen.
Het „W eekblad voor de Yrij-
znnige Hervormden'7 schrijft over
de eerste predikante in ons land
Met groote belangstelling zullen wij haar
arbeid gadeslaan. Wel zijn de resultaten
daarvan niet beslissend voor de vraag, of
de predikantsbetrekking geschikt is voor
de vrouw en de vrouw voor de predikants
betrekking zij zal, als eerste, moeilijk
heden hebben te overwinnen, die voor late-
ren niet meer behoeven te bestaan; het
bezwaar van den jeugdigen leeftijd, dat
door zoovele jonge mannen in de eerste ja
ren van hun diensttijd wordt gevoeld, moet
voor haar als eerste jonge vrouw, gelden in
verhoogde mate, zoodat een vrouw van om
streeks veertig jaren gemakktlijker sla
gen zou maar hoogstwaarschijnlijk zal
toch voor hetgeen in de toekomst in deze
richting al of niet zal worden gedaan, veel
afhangen van wat door haar wordt onder
vonden en tot stand gebracht.
Persoonlijk zijn wij van oordeel, dat de